Raad Noordscharwoude
Kameroverzicht
Nieuwsblad v. Holl. Noorderkwartier
No58™» DONDERDAG 26 MEI 1932
41e Jaargang
Uitgm: Firma I. H. KEIZER. - Redacteur I. H. KEIZER. Bureel Noordscfiarwoude.
Posthuma-Verschuur
NIEUWE
LANGEDUOR COURANT
DEZE COURANT VEIÉ1CHIJNT
DINSDAG DONDERDAG
en ZATERDAG. -
Abonnmentsprljs:
nar 3 maanden 1.15.
ADVERTENTIEN
Van 1—5 regels 75 cent;
elke regel meer 15 cent.
GROOTE LETTERS
NAAR PLAATSRUIMTE.
Er is een conflict gerezen tusschen den oud
minister Posthuma in zijn kwaliteit als voorzit
ter van het Comité van Economisch Verweer der
Land- en Tuinbouworganisaties en den huidigen
minister Verschuur. Om een objectief inzicht in
dat conflict te krijgen, moet men met, zijn ge-
daehtun even teruggaan tot in de oorlogsjaren.
Ook toen roerden de boeren zich en belegden
zo pro test vergaderingen, niet omdat ze nood
hadden, toaar omdat ze in de vrije uitoefening
var. hun bedrijf werden belemmerd. Het buiten
land wilde met goud betalen, wat het hier aan
levensmiddelen kon koopen en ook in het binnen
land boden degenen, die op geen geld behoefden
te zien, tegen elkaar op om aan lust tot ham
steren te voldoen. Om het volk te beschermen
en de voorraden zoo gelijk mogelijk te verdeelen
moesten deze laatste door de regeering worden
opgevorderd. Het verzet bij de boeren was aan
vankelijk groot, omdat ze de voordeden voor
den vrijen handel dreigden te verliezen. In dien
tijd leidde minister Posthuma het departement
dat zich met de requisities rantsoeneeringen en
prijsbepalingen belastte. Genoemde minister heeft
zich toen zeer verdienstelijk gemaakt voor de
gemeenschap, ook voor de boeren, die voor het
afstaan hunner voorraden in het algemeen gespro
ken, rijkelijk werden schadeloos gesteld, al kre-
gen ze niet. de prijzen welke ze in den vrijen han-
del hadden kunnen maken. Het volk immers i
moest tegen de uitwassen der bijzondere tijdsom
standigheden worden beschermd. In ieder ge-
val, er was toen een crisis, waarin een minister
populair kon worden, aan het volk, dat goed ver
diende, leverde hij de voorraden en tegenover de
boeren kon hij kwistig zijn met geld.
Heel anders staat minister Verschuur tegen
over de huidige crisis. Nu zijn er voorraden te
over, maar de boeren krijgen hun arbeid en kos
ten niet betaald. Het is nu tijd voor het volk
om te bedenken, dat thans de boeren als slacht
offers van de tijdsomstandigheden moeten wor
den geholpen. Maar het volk het spreekt van
zelf moppert over den meerprijs dien het
straks te betalen krijgt, terwijl het algemeen in
komen steeds dalende is, en aan den anderen kant
zijn de boeren met de toebedeelde beetjesi niet
of nauwelijks geholpen. In deze omstandigheden
kan een minister zich al heel moeilijk populair
maken.
Een en ander had voor den oud-minister Posr
thuma aanleiding kunnen zijn om met groote
welwillendheid en verontschuldigend tegenover
minister Verschuur te staan. Dat deed hij echter
niet geheel en al om het eens voorzichtig uit te
drukken. De heer Posthuma is voorzitter van
het Comité voor Economisch Verweer uit de
Land- en Tuinbouworganisaties, hetwelk den laat
sten tijd een bijzondere actie ontwikkelt tegen
over Duitschland in het bijzonder, dat aan on
zen uitvoer allerlei belemmeringen in den weg
legt en omgeke-erd aan ons \och de beste
klant heeft. Het Comité drong meermalen bij
de regiering aan op maatregelen ter verbetering
van de exportmogelijkheden en dreigde zelfs met
de organisatie van een boycot tegen D'Uitschland
Terwijl iedereen wee't, althans beseffen kan,
hoe moeilijk de onderhandelingen thans zijn met
het buitenland, waar men eigen landbouw en
industrie, in de huidige omstandigheden zoo
wenscht te beschermen, meende het Comité voor
noemd dat de regeering niet spoedig genoeg brie
ven met voorstellen, resp. van 29 Februari en
15 April jl. heeft beantwoord, en in een telegram
van den heer Posthuma, namens dat comité ver
zonden werd dat eens hartig aan den minister
gezegd' Daarin heette het o.m.: „Comité is van
oordeel, dat de regeering niet voldoende beseft,
hoe ernstig de toestand in den land- en tuinbouw
en de veehouderij is." Voorts „Het Comité
wenscht te weten of deze besprekingen (nieuwe
onderhandelingen te Berlijn) zullen gevoer wor
den al of niet op basis van....' enz. „Organisa
ties hebben nu lang genoeg gewacht op maatre
gelen der regeering" enz.
De minister antwoordde dat de toon van h
telegram grof was en zulke samenwerking me
de regeering dreigde te verstoren. In een ,Upen
Brief' 'heeft oud-minister 'Posthuma dat karak
ter van zijn telegram eigenlijk zelf toegegeve
door te verklaren, dat op voorstel van een der
Comite-Ieden besloten was, clat „aan ue regee
ring zoo grol mogelijk zal worden voorgehouden
dat 'de vertegenwooivTïgers van den georgamseer-
den landbouw zich niet kunnen laten welgeval
len, te worden behandeld als tot nu toe door
de regeering is geschied."
Het geruimen tijd Onbeantwoord laten v
Grieven moge in het burgerlijk verkeer als onbe
leefd worden aangemerkt, in de amblelqke orga
nisatie welke "toch odk door den heer Posthuma
wordt gekend is het niet vreemd. Uit de jongste
begrotingsstukken viel op 'te maken, dat de mi-
nisterieele departementen zelfs elkaar we
3 jaar op een antwoord lieten wach en
is ambtelijk gebruikelijk, om eerst nader te b -
richten wanneer concrete feiten of beslissingei
daartoe aanleiding geven. Zoolang geen resulta
ten zijn te vermeiden, geven „antwoorden" dl tijd
aanleiding tot nieuw geschrijf en op 'fiet De
partement voor Economische Zaken is op Tiet oo
gentfiTk waarlijk wel wat anders te doen dan
met allerlei organisaties een welwillende, maar
weinig vruchtdragende briefwisseling op touw
te zetten. De regeering moet bovendien voor
zichtig wezen mei haar antwoorden. Als het
Comité voor Economisch Verweer aan de regee
ring schrijft, dat het van plan is om desnoods een
boycot tegen Duitschland te organiseeren, dan
mag de minister in zijn kart meenen „daar nen-
ben ze geTijk in" als minister mag hij' zeker
niet officieel zijn Sanctie aan zoo'n voornemen
schenken.
We erkennen den groo'ten nood van land- en
tuinbouwers en veehouders, alsmede de noodzaak
van nog meerdere regeeringshulp, maar we heb
ben toch ook geen reden om aan de activiteit van
de regeering te twijeflen. Straks, als ook de Melk
wet door de Kamers zal zijn aanvaard, wordt
de steun aan het platteland rond 250 millioen
groot. Dat moet worden opgebracht door een
volk hetwelk over sterk verminderde inkomsten
heeft te beschikken, in tegenstelling met de
mobilisatiejaren, toen de maatregelen van minis
ter Posthuma uit gevulde beurzen 'konden wor
den betaald.
jSe plattelanders moe'ten worden geholpen, zul
len worden geholpen, maar zij hebben er rekening
mee te houden, dat het over'ige deel des volks
evenmin weelde kent en dat het nu voor "de re
geering moeilijk is om ons voordellen af te dwin
gen van een kuitenland, waar de nood misschien
nog groo'ter is dan hier. De plattelanders modten
'blijven vechten voor zelfbehoud, maar bedenken
dal strijders, die hun zélfbeheersching verfiezen
zich zelve in het nadeel plaatsen.
Dinsdag 24 Mei 1932, des avonds 8 uur, vergaderde
de Raad van bovengenoemde gemeente ten raad-
huize onder voorzitterschap van den Edelachtbaren
heer Jhr. A. L. van Spengler, burgemeester.
Secretaris, de heer K. G. Reinders.
Aanwezig alle leden.
De VOORZITTER opent de vergadering met een
woord van welkom.
Hierna worden de notulen der vorige vergadering
door den secretary voorgelezen, welke, onder dank
zegging aan den samensteller ongewijzigd worden
goedgekeurd en vastgesteld.
Ingekomen stukken en Mededeelingen.
Bericht van den Minister van Binnenlandsche
Zaken en Landbouw, houdende de goedkeuring van
de steunregeling voor werkeloozen.
Bericht van Mej. W. C. M. Denissen, dat zij hare
benoeming als lid van de commissie tot wering van
schoolverzuim aanvaardt.
Idem van den heer K. Boot Jz. dat hij zijne be
noeming als lid van de commissie van Toezicht op
het Lager onderwijs aanvaardt.
Deze stukken worden voor kennisgeving aangeno-
mingekomen is het verslag van den Cursus 1931
1932 voor de Leerplichtige jeugd.
Schrijven van Ged. Staten waarbij wordt mede
gedeeld, dat volgens mededeeling van den Minister
geen goedkeuring wordt verleend aan het geven
van toeslag op loon voor arbeiders bij tuinders
werkzaam.
Beide stukken worden voor kennisgevmg aange
nomen.
Missive van den Minister van Economische Zaken
en Arbeid inzake de tweede uitkeering der regee-
ringscredieten waarbij deze is gesteld op een be-
drag van f 6707.50, waaraan door de gemeente moet
worden toegevoegd een bedrag van f2874.65.
In verband hiermede is bericht ingekomen van
den secretaris der Centrale Commissie.
De heer KANSEN informeert of er iets bekend
is over de eventueele uitkeering van het tweede
millioen gulden.
De VOORZITTER antwoordt dat de Centr. Com
missie zich vereenigt met de Plaatselijke Commissie
om uitvoering te geven aan de werkzaamheden
om te komen tot de beschikbaarstelling van het
tweede millioen.
Voorts deelt Z.E.A. mede, dat het bedrag der
uitkeering verminderd is geworden, daar één dei-
opgaven niet juist was. Opgegeven was een bezit
van twee H.A. land, terwijl dit in werkelijkheid
5 H.A. was en de betrokken persoon er dus niet
voor in aanmerking komt.
Nu de tweede uitkeering heeft plaats gehad wil
Z.E.A. nog geen slotwoord van dank richten tot- de
plaatselijke Commissie en den Gemeente-secretaris
voor de vele werkzaamheden in deze verricht, om
dat spreker vurig hoopt, dat de commissie weer
snoedig haren arbeid zal hervatten opdat ook zeer
sDoedig het tweede millioen zal worden toegestaan
Hierbij zaldde commissie wederom hare diensten
kUInTekomenjZieSn' een schrijven van G0d. Staten
waarbii het gevoelen wordt gevraagd van den Raad
betreffende de uitlichting van de bepaling, dat pen-
sioensverhaal op de salarissen van burgemeester
secretaris en ontvanger niet te verhalen is.
In verband hiermede is nog ingekomen een adres
van B en W. van Enkhuizen, gericht aan Ged.
Staten' waarbij wordt gevraagd eene verlaging van
de iaa'rwedden van genoemde functionarissen
De VOORZITTER deelt mede, dat de meerderheid
van B en W. voorstelt het schrappen van de be-
Daling plaats vindt en voorts dat het adres van
Enkhuizen voor kennisgeving wordt aangenomen.
De heer KOOIJ zegt, dat er alreeds eerder over
verlaging is gesproken, doch zonder resultaat. Uit
het schrijven van Ged. Staten blijkt ten duidelijkste
dat Ged. Staten thans eene verlaging noodig achten
Spr. vereenigt zich met de meerderheid.
De heer SCHRIJVER vindt de kwestie eigenaardig
gesteld. Practisch komt het neer op eene loons
verlaging. Spreker had het veel sympathieker ge
vonden als er door Ged. Staten was gevraagd om
te kiezen tusschen loonsverlaging of niet. Als er
over loonsverlaging wordt gesproken, dan strekt
dit veel verder en spreker kan er niet in meegaan,
indien eene verlaging consequenties meebrengt.
De heer KWADIJK zegt, in principe tegen salaris
verlaging te zijn. Het gaat nu op een andere ma
nier, doch het komt op hetzelfde neer. Echter zal
het bij Ged. Staten toch zoo zijn, dat het zoo zal
moeten en anders niet, hoe ook de Raad zich zal
uitspreken. Spreker acht daarom beter om het over
te laten aan Ged. Staten, want destijds is het pen-
sioensverhaal, ondanks het advies, toch niet toe
gepast.
Weth. J. OOTJERS vindt het niet sympathiek
wat de heer Kwadijk zegt. Wij hebben de onder
vinding ervan, als wij iets overlaten aan Ged.
Staten.
Destijds is er door ons geadresseerd aan Ged.
Staten, echter met weinig succes omdat er maar
weinig gemeenten waren, die er iets voor gevoelden.
Spreker vindt de houding van Ged. Staten on
sympathiek. De slechte tijdsomstandigheden maken
helaas eene verlaging noodzakelijk, doch dan zullen
alle salarissen van degenen, die in gemeentedienst
zijn, verlaagd moeten worden. In geen geval
wenscht spreker deze zaak aan Ged. Staten over
te laten.
De VOORZITTER merkt op, dat de laatste spreker
aanleiding geeft, dat Z.E.A. zelf over dit punt moet
spreken. Allereerst merkt Z.E.A. op, dat de salaris
sen niet zijn opgelegd door Ged. Staten, want vóór
1929 zijn deze vastgesteld. Men kan niet in het
algemeen spreken, dat de salarissen verlaagd moe
ten worden. Het verzoek heeft consequenties ten
aanzien van alle ambtenaren en werklieden der
gemeente. Als de werkzaamheden voor den gemeen
te secretaris worden nagegaan, dan zijn deze in
deze zeer moeilijke tijden ten zeerste uitgebreid.
Daarom moet men in de allereerste plaats stilstaan
bij de arbeidsprestaties. Men kan gemakkelijk zeg-
gen dat de salarissen te hoog zijn, doch dat moet
worden aangetoond. In verschillende gemeenten
drukken de salarissen der ambtenaren op de ge-
meentebegrooting. Hier is dit niet het geval, want
1 voor den secretaris bedraagt het f1300.— en voor
den burgemeester f900.—, het overige wordt door
i het Rijk bijgedragen. Wat de arbeidsprestaties be-
treft is er geen sprake van vermindering. Juist
in deze tijden wordt er van de ambtenaren, wet-
houders en raadsleden veel meer geëischt.
Wethouder OOTJERS zegt, het niet eens te zijn
1 met den voorzitter, want het is steeds spreker's
bedoeling dat een ieder behoorlijk wordt gesalari
eerd. Nu haast geen mensch een behoorlijk inkomen
heeft, is de toestand van dien aard, dat de salaris-
sen noodgedwongen verlaagd moeten worden, want
anders zal het in de naaste toekomst niet zoo
kunnen blijven voortgaan.
De VOORZITTER merfct op, dat het geen onder
scheid maakt, dat de toestand thans zoo is. De da
ling van de levensstandaard is zeer abnormaal.
Als men nagaat dat b.v. de zuivelproducten zoo
abnormaal laag zijn en het is toch ook zeer zeker
obnormaal, dat men kool voor niets kon krijgen.
De levensstandaard is geen maatstaf, het gaat
om de arbeidsprestaties en mag niet zoo roekeloos
worden gezegd, dat de salarissen te hoog zijn. Men
moet daar goed overdenken.
De heer SCHRIJVER is van meeninig, dat, gezien
de regeeringsmaatregelen inzake de contingentee-
ring, de levensstandaard weer hooger zal worden.
Eene salarisverlaging beteekent minder koopkracht.
En waar de buitenlandsche regeeringen de invoer
van Nederlandsche artikelen steeds meer bemoei
lijken, is dit juist een reden destemeer om de koop
kracht van eigen volk te verhoogen. Als het zoo
doorgaat, zullen de aardappelen niet kunnen wor
den uitgevooerd en de verkoop aangewezen zijn op
eigen land.
Als het schrijven van Ged. Staten eene algemeene
salaris verlaging tengevolge kan hebben, kan spre
ker er niet in meegaan.
De heer DUYVES is het geheel eens dat de eco
nomische toestand eene verlaging noodzakelijk
maakt. Spreker verwondert er zich over, dat de
ambtenaren tegen deze kleine verlaging zoo stsrk
zijn gekant. Als dit kleine percentage niet zal door
gaan, dan ziet spreker in, dat er over een paar
Jaren een kwart gedeelte van het salaris zal worden
afgetrokken.
De VOORZITTER, van meening dat de zaak vol
doende is besproken, sluit de discussies en brengt
het voorstel der meerderheid in stemming.
Dit wordt hierna aangenomen met 5—2 stemmen.
Tegen stemden de heeren Kwadijk en Schrijver.
Ingekomen is een schrijven van den R. K. Volks
bond en den Langedijker Bestuurdersbond, houden
de een verzoek om den betrokken Minister te be
richten dat de Raad het standpunt van den Mi
nister inzake de steunregeling aan de bouwvak
arbeiders onjuist acht.
Het college van B. en W. is van gevoelens dat het
niet op den weg van den Raad ligt om zich in
deze aangelegenheid tusschen den Minister en de
Bouwvakorganisaties te mengen en over te laten
aan de betrokken lichamen.
De heer SCHRIJVER merkt op. dat er in het
adres wordt gevraagd om er bij den Minister op
aan te dringen om de crisismaatregelen ook van
toepassing te maken op de bouwvakarbeiders.
De VOORZITTER antwoordt dat dit op hetzelfde
neerkomt.
De heer KWADIJK zegt, dat de bouwvakarbei
ders, die uitgetrokken zijn, niet in de steunregelmg
vallen. Nu kan voor hen wel eene aparte steun
regeling gemaakt worden, doch die wordt toch niet
door den Minister goedgekeurd, daar volgens den
Minister de bouwvakarbeiders geen crisiswerkloozen
Spreker vraagt zich af of die arbeiders anders
zijn als de tuinbouwarbeiders.
De VOORZITTER memoreert dat de Raad des
tijds van meening was, dat het aantal te gering
was en het geen zin zou hebben om eene regeling
te treffen.
De heer KWADIJK zegt, dat er voor de tuinbou
wers toch ook aan den Minister is gevraagd en
waarom dan niet voor de bouwvakarbeiders, al is
hun getal hier zeer klein.
Spreker heeft vernomen, dat aan den Minister
van particuliere zijde is medegedeeld dat de bouw
vakarbeiders veel te veel verdienen, vandaar het
standpunt van den Minister. Nu is het zaak voor
den Raad om ook voor hen crisissteun te krijgen.
Na eenige discussies wordt het voorstel van B.
en W. verworpen met 43 stemmen.
Tegen stemden de heeren Kwadijk, Schrijver,
Kooy en Duyves.
Ingekomen is een schrijven van de Nationale com
missie tegen het alcoholisme waarin wordt gewezen
op de bepaling der nieuwe dranwet, dat niet al
leen het aantal vergunningen maar ook het aantal
verloven door den Raad kan worden vastgesteld.
Aan dit adres is adhaesie door het Langedijker
Drankweercomité betuigd.
B. en W. stellen voor, naar aanleiding van de
mededeeling van den Minister dat een wijziging van
het aantal verloven slechts om de 5 jaren plaats
vindt, dus nu in 1935, t. z. t. op dit adres terug te
komen.
Aldus wordt besloten.
Voorts deelt de voorzitter mede, dat in de vorige
vergadering, op voorstel van B. en W., besloten
is eene reductie te verleenen op de pacht van
bouwland, dat bij de laatste verhuring hooge prij
zen beraamde. Naar aanleiding van dit besluit is
ingekomen een verzoek van C. Pranger en A. de
Wet Az., pachters van gemeenteweiland, om eene
reductie toe te staan gelijk aan die aan de huur
ders van bouwland.
Bij nadere beschouwing hebben B. en W. gemeend
om dit verzoek te moeten inwilligen en stellen voor
een reductie van 25 procent voor den huur 1931
toe te staan.
De heer DUYVES vraagt hoe hoog de huren zijn.
De VOORZITTER deelt mede dat bij de verhu
ring in 1929 1 perceel, groot 1.12.60 H.A., voor f 100
is verhuurd en 2 perceelen, elk groot 0.57.45 H.A.
voor f 60.—.
De heer DUYVES acht deze prijzen, althans de
eerste, niet bijzonder hoog.
De VOORZITTER merkt op, dat men daarover
kan verschillen.
Weth. BARTEN deelt mede, dat het minderwaar
dig land is en niet kan worden gescheurd.
Ter verduidelijking noemt de voorzitter de na
men van het*land. Deze zijn ,,'t Gaarke" en „de
Vlas".
De heer DUYVES kan zich na deze uiteenzetting
met het vooorstel vereenigen.
De heer KANSEN meent, dat de huurders er
ook recht op hebben.
Overeenkomstig, ijpt voorstel wordt besloten.
RONDVRAAG.
Weth. OOTJERS deelt mede, dat het in de ver
gadering van B. en W. van spr. een verzuim is
geweest om het volgende, hetgeen hoogst noodza
kelijk is, naar voren te brengen en zal dit thans
doen. Spreker deelt mede, dat het Plaatselijk Crisis
comité zeer spoedig geen geld meer zal hebben en
waar de voorzitter bij de toekenning van de eerste
subsidie een zoo ruim staandpunt heeft ingenomen,
doet spreker thns het verzoek om dederom een sub
sidie toe te staan.
De VOORZITTER hoopt dat het geen prevceden-
ten zal scheppen, om bij de rondvraag subsidies te
vragen. In dit geval heeft Z.E.A. geen bewaar om
aan den Raad voor te stellen om eenen subsidie
te verleenen van f 500.
De heer KWADIJK vraagt hoe of het staat met
de particuliere gaven, want het is toch eene lief
dadigheidsinstelling en geen armbestuur. Ook wijst
spreker er op, dat er door het Rijk 10 cent per
inwoner wordt bijgedragen, indien de gemeente een
zelfdebedrag geeft.
De VOORZITTER antwoordt dat het crisiscomite
den menschen behoedt om verdere inzinking te voor
komen en geeft steun in natura. Spreker juicht
het toe dat dit Comité bij de gemeente aanklopt,
daaruit blijkt dat het eengroote taak heeft ver
richt en nog zal verrichten.
Z.E.A. stelt voor om de bepaling er aan te ver
binden, dat 10 cent per inwoner wordt verstrekt,
waardoor ook het Rijk zal subsidieeren, doch dit
is voor de tuinbouwarbeiders.
Voorts wijst spreker op de vele werkzaamheden
van het comité en merkt hierbij op, dat men ver
keerd doet als men het comité beschouwt als in
stelling van liefdadigheid.
De heer KWADIJK zegt, een missive te hebben
gelezen, waarin van 5 cent per inwoner wordt ge
sproken, waarvoor van het Nationaal Comité klee
ding en schoeisel wordt ontvangen.
De VOORZITER antwoordt, dat dit wat anders
is.
De heer DUYVES, penningmeester van het Cri
sis-comité, vindt het van weth. Ootjers eene zeer ge
lukkige gedachte om met dit verzoek te komen want
er is werkelijk gebrek aan geld. Spreker wijst erop,
dat het geld door het Comité uitgegeven door het
B. A. niet beter besteed kan worden.
I Hierna wordt het voorstel met allen voor aange-
nomen.
i De heer KWADIJK vraagt om meer politietoezicht
in de Oosterstraat, waar de jongens geregeld voet
ballen en de ruiten stuk gaan, hetgeen oneenig-
heid brengt tusschen de bewoners.
De VOORZITTER zal de aandacht van de politie
erop vestigen.
Hierna sluiting.
Fe artillerie op het Binnenhof. Con
tingent eeringsontwerpen aangenomen.
Steun aan kerkgenootschappen. De
crisis-zuivelwet. Dr. Posthuma ook
geen, wonderdokter. En Nederland
geen „Lamme Goedzak" tegenover het
I luitschland.
De. Lingbeek die al gauw genoeg had van de
politiek en nu op Urk zijn kerk en zijn rust
I verzorgt, is eindelijk op het Binnenhof vervan
gen, nadat meerdere lijstopvolgers voor de eer