Nieuwsblad v. Holl. Noorderkwartier DONDERDAG 2 JUNI 1932 41e Jaargang Hilim: firma 1.H. KIM Bedacleur I. H. ll\m. - Bid Msctiamlt. Naar het fascisme FEUILLETON De Twee Kleinzoons. Polder Geestmerambacht Oosterdijk en Molengeerzen De kwestie van de Mosselenbrug bij de Kroon No 01 telefoon INTERCOMMUNAAL NO. 33. MEI WE LANGEBIJKM COURANT DEZE COURANT VERSCHIJNT DINSDAG DONDERDAG en ZATERDAG. Abonnmentsprijs: per 3 maanden ƒ1.15. AD VERTENTIEN Van 1—5 regels 75 cent; elke regel meer 15 cent GROOTE LETTERS NAAR PLAATSRUIMTE. Als we de kansen van het fascisme willen af wegen, dan mogen we zeer zeker niet alleen lei ten op de verhoudingen in ons eigen land. Wij zijn nu eenmaal vrij nuchter en koelbloedig van aard. iWe loopen niet gauw warm voor iets nieuws, zijn behoudsgezind, kijken de kat liever eerst eens uit den boom en we zijn verschrikkelijk bang, dat we ons mal aanstellen. Concludeer uit I een en ander nu vooral niet, dat we het plan heb ben om hier een betoog voor het fascisme te gaan houden, want we zijn in alle opzichten zoo "echt Hollandsch als wat en zouden er een lief ding t voor over hebben om onze dierbare democratie I te kunnen 'redden en elke fascistische gedachte buiten de grenzen te kunnen houden. Men. moet tenslotte echter de oogen niet sluiten voor re aliteiten. Het schijnt dat het fascisme onder de huidige omstandigheden een kans maakt Onder I dat kans makende fascisme rekenen we dan ook het communisme, dat in wezen slechts weinig van het fascisme verschilt. Beide stroomingen [gaan uit naar persoonlijk gezag, dat of door'een volk in haar geheel in handen van éen raad en daarboven éen persoon wordt gelegd fascis me dair wel door de sterkste klasse der maat schappij aan éen zoo'n raad en daarbovert ook weer éen persoon wordt opgedragen commu nisme om naar beste inzicht dat. zelfde volk te besturen en voordeelen te verschaffen, dan wel om de gemeenschap ten behoeve van die eene [klasse te beheeren, zoo niet uit te buiten. In erschillende landen heeft de democratie zich I verward en onmachtig gemaakt in het eigen [geweven net van zelfzuchtige strevingen, be schermingen, belemmeringen, oogendienarij en an jdere noodlottige zaken, welke met de naweeën van den oorlog tot een wereldcrisis hebben geleid [waarin de volkeren niet langer op zich zelve en op eigen vertrouwensmannen bouwen, maar redding verwachten van den sterken mensch en den machtigen geest, welke uit tot puin vergane resten eener zich overleefde wereldordening iets nieuws en beters zal trachten te bouwen. In Ita- j lie., Rusland Turkije, Portugal, Servië en andere [landen won het nieuwe systeem. In Japan, Spanje, yOostenrijk en Engeland worstelt de de- I mocratie nog met het fascisme, welke richting er eigenlijk nog slechts wacht op de waarlijk ster ke ir.annen om er te regeeren. En in Iluitschland [trachtte de democratie zich tevergeefs te hanj.i- j haven met semi-fascistische en dictatoriale mid- I delen. Of we het al dan piet mooi en goed vinden, [de teekenen wijzen er op, dat de, ontwikkeling [der maatschappelijke verhoudingen er eene is, I w elke van de democratie af trekt tot een bestuur van boven, hetwelk echter in tegenstelling met [vroeger wat meer rekening zal hebben te houden [met de wenschen en inzichten van het volk, het jwtlk te geschoold en te bewust is geworden om jzieh als een volkomen willoos werktuig in han- |oen der regeerders te laten misbruiken. De jongste gebeurtenissen in Diuitschland, eens het, hechtete bolwerk van het socialisme, wijzen het uit, dat een geleidelijke wereldhervorming in bestuurlijken zin, als door ons aangegeven, «ze ker als een mogelijkheid moet worden aangemerkt i ,We juichen er geenszins om. Een autocratisch staatsbestuur, al is'het dan gemoderniseerd, mo ge goed wezen mooi en aantrekkelijk lijkt liet ons volstrekt niet. De vrijheid van geest, en de politieke medezeggenschap, welke we thans bezitten, zijn zeker zooveel waard als de betrek kelijke politieke onbezorgdheid, welke misschien eens ons deel zal zijn. Daarom, hoe het over de grenzen ook moge gaan, onze democratie is liet nog wel waard, om voor haar behoud, zoo lang durig als het dan kan, te strijden. Wel dreigt i haar ten onzent nog geen onmiddellijk gevaar, j omdat uit de huidige Nederlandsche fascistische piasserij moeilijk een ernstige beweging kan wor den geboren, maar ons kleine land zal toch vroeg of laat in den nieuwen wereldstroom worden gesteld, dat' deze door geen natuurlijke belem mering worde gekeerd worden meegesleurd. Een nieuwe stroom woelt aarde, slijk en vuil op welke het water troebel maakt. Eerst later zai zicih het bezinksel afzetten en het water in zui vere klaarte gaan vlieden. Wie de democratie wil redden tot het moment, dat er geen bezwaar meer zal zijn om zich met een nieuwen zuiveren stroom te vereenigen, passé een volgzame taktiek toe, en die grave zich niet in, in loopgraven van onverzettelijkheid, want een nieuwe stroom zoekt de laagste punten. Als we* thans 'in naam der democratie, in be wustzijn van meerderheidsmacht, herzieningen te genhouden, welke door de tijdsomstandigheden zijn geboden, dan verhaasten we daarmee den ondergang der democratie en bevorderen we de verbreiding der fascistische gedachte. de eerste Dieselmotoren, welke door Stork van Hen gelo worden geleverd, over 5 weken klaar zal zijn en kan proef draaien, zoodat men, over een 9 a 10 weken met de Dieselbemaling kan beginnen. De voorzitter deelde verder mede, dat de laagste inschrijving f28000.was van Stork te Hengelo, welk bedrag f 5000.beneden de begrooting bleef. Voorzitter deelde verder mede, dat het volgende besluit is Ingekomen inzake de kwestie Mosselen- brug, waaruit dus blijkt, dat de polder in het gelijk wordt gesteld. 33). De ongelukkige luitenant zag op het gelaat van Ide Gravin trekken van angst en van toorn. Zij |werd donkerrood en toen haar vader haar vroeg: „Kent gij dezen heer?" richtte zij het hoofd in de [hoogte en antwoordde met een trotschen blik: „Ik heb eenige malen met hem gedanst, verder ieb ik niet de eer." De officier geloofde niet goed gehoord te hebben. De Graaf vroeg verder: „De luitenant von.... heeft mij zooeven om je hand gevraagd. Heb je bem daartoe aanleiding gegeven?" „Neen!" antwoordde zijn dochter en voegde er [met een verregaande hoogmoedigen toen aan toe. |„Ik begrijp niet, waaraan de luitenant von.... het recht ontleent die zijn optreden zou rechtvaardi gen. Welk een driestheid." Zij wendde zich tot haar kamenier en vroeg. „Begrijpt gij het, Ulrike?" „Even zoo min," antwoordde het valsche meisje, 3at zoo dikwijls op post had gestaan wanneer haar leesteres en de officier elkander eeuwige liefde zwoeren. „Thans ben ik gerust," antwoordde de Graaf en zeer diep voor den luitenant buigende, zeide hij met een ironischen lach: „U ziet „Ik zie," klonk het toonloos uit den mond van den officier. De afgewezene boog eveneens, en zonder nog een blik op de jonge Gravin te werpen, verliet hi] de kamer. Als een waanzinnige snelde hij de trappen af, hy vist niet of hij krankzinnig was of droomde, of ret werkelijkheid was of een grove leugen. Eerst oen hij buiten op de straat de sneeuwvlokken tegen zijn verhft voorhoofd voelde, kwam hij eemgermate tot bezinning. Hij ijlde naar zijn woning, en in zijn kamer wierp hij zich neder, het hoofd op een stoel geleund. Als een kind schreide hij zijn groot ver driet uit om zijn verloren liefde. Mr. Tanner zweeg, de onderwijzer klapte in zijn handen en riep: „Bravo! Bravo! Dat is een zeer Interessante geschiedenis." i Vergadering van het bestuur en hoofdingelanden van bovengenoemde polder met de commissie uit de Ringpolder op Dinsdagmiddag half drie, ten huize van den heer C. Vis, te Oudkarspel. De Voorzitter, de heer Jb. Swan, opende de ver gadering met een woord van welkom en hoopte, dat de besprekingen in het belang van den polder j mogen zijn. De notulen werden hierna voorgelezen door den i secretaris, den heer K. G. Reinders, en onveranderd goedgekeurd en vastgesteld. De voorzitter deelde mede, dat ped. Staten geen j goedkeuring hebben willen geven op het genomen besluit tot de aanschaffing van Dieselbemaling, j voor de kwestie Mosselenbrug is opgelost. Men heeft tenslotte voorgesteld, dat de nieuwe bemaling niet meer slagen mag maken dan de oude, waarmee j Ged. Staten accoord gingen. De heer P. Slot vroeg of het werk reeds is aan besteed en of er tijd genoeg is, dat het voor den regentijd klaar kan zijn, waarop door den voorzitter j bevestigend werd geantwoord. Men is reeds aan het werk. De opzichter, de heer Tauber, deelde mede, dat „U gelooft toch niet," zoo nam de Amerikaan we der het woord, „dat dit het slot van de geschiede nis was? Er dient nog wat peper en zout bijge voegd te worden, want de ijverzucht en haar ge volgen bleven niet uit." „De roman is dus nog niet ten einde? U maakt mij toch waarlijk wel nieuwsgierig naar het verdere beloop van uw liefdesavontuur." De jonge Tanner wendde zich tot Heinrich en fluisterde hem in het oor: „Geen twijfel aan, maar dat verhaal komt in het Langenheimer Weekblad." „Ik kan niet zeggen," zoo vervolgde de oude Tan ner zijn verhaal, „hoe lang ik daar gelegen heb, maar ik werd opgeschrikt door een kloppen op mijn deur. Een bode bracht mij een brief. Hoe verwon derd was ik het handschrift te herkennen van Gravin Louise. In dezen brief bad zij mij haar te willen vergeven, dat zij in tegenwoordigheid van haar vader zoo trotsch, zoo harteloos tegenover mij had gehandeld. Zij wilde weder goedmaken, wat ik door mijn ontijdig aanzoek had bedorven. Zij kende haar vader maar al te goed, hij zou zonder daarop te zijn voorbereid, nimmer zijn toestemming geven. Had zij verklaard mij reeds lang te kennen, dat wij elkander reeds lang beminden, zijn woede zou geen grenzen gekend hebben. Alles zou verloren zijn ge weest. Op deze wijze trachtte zij haar houding goed te praten. Wanneer zij haar vader langzaam trachtte m kennis te stellen met onze wederzijdsche liefde, dan zou hij zich tenslotte met de gedachte verzoenen dat wij bij elkander behoorden. Hij was rijk, nij had haar lief en dan ook zouden door hem geen hinderpalen meer in den weg worden gelegd ook al zou haar verloofde onvermogend zijn. Wanneer ik haar nog lief had, verwachtte zij mij des avonds op de plaats onzer samenkomsten, om mij persoon lijk vergiffenis te vragen voor haar hoogmoedig g6dZoudt u mij willen gelooven, dat ik zoo verblind was dezen brief te vertrouwen? Waar ik mij tevoren aan mijn smart had overgegeven, zoo stond op dat oogenblik de wereld weder voor mij open. Ik voelde m« als in het Pararijs. Ik ging naar de bepaalde plaats, alles vergaf ik haar en opnieuw zwoeren wij elkander eeuwige liefde. Acht dagen later was er bij Generaal von X een groot bal. Gravin Louise en haar vader en ook ik waren daar bij uitgenoodigd. Ik was nauwelijks de raal binnen gekomen, daar ruischte de Gravin langs mij heen en fluisterde mij toe: „Wanneer je mij lief hebt, dans dan heden niet met mij, men WIJ WILHELMINA, bij de gratie Gods, KONINGIN der NEDERLANDEN, Prinses van Oranje Nassau enz. enz. enz. Op voordracht van Onzen Minister van Water staat van 29 Maart 1932, La. G. G„ Afdeeling Wa terstaatsrecht, tot onthouding van goedkeuring aan het besluit der Staten van de Provincie Noord-Hol land van 20 Juni 1928, no. Ill tot aanvulling van het bijzonder reglement van bestuur voor den Pol der Geestmerambacht (Oosterdijk en Molengeerzen) ten aanzien van welk besluit de beslissing werd ver- diagd bij Ons besluit van 16 Augustus 1928, no. 20; Overwegende, dat bij dit besluit aan artikel 2 van het bijzonder reglement een tweede 'lid wordt toe gevoegd, waarbij aan den polder de verplichting wordt opgelegd aan de banne Noordscharwoude, ten behoeve van de verbetering van de Mossel- brug onder Noordscharwoude volgens een door Ge deputeerde Staten goedgekeurd plan, eene bijdrage voor eens te verleenen ten bedrage van de helft der kosten, zooals deze door Gedeputeerde Staten worden vastgesteld, met dien verstande, dat de bij drage de som van f5000.— niet zal overschrijden; Overwegende, dat het College van Dagelij ksch Bestuur van den Polder zich met een adres tot ons heeft gewend met het verzoek de goedkeuring aan het Statenbesluit te onthouden, daarbij aanvoeren de, dat het de juistheid van de gronden, die de Sta ten tot het nemen van het besluit hebben geleid, n.l. hinder voor de scheepvaart en ontgronding van de landhoofden der brug als gevolg van de toege nomen stroomsnelheid in de doorvaartwijdte van de brug in verband met de versterkte bemaling van den polder, moet betwisten, en bovendien als zijn oordeel uitsprekende, dat de opneming in het bij- zokider reglement van de aangehaalde bepaling, difc eene verplichting voor één geval en voor één keer schept, in strijd met een goede wetgeving moet worden geacht; Overwegende, dat de Staten, door krachtens hun ne grondwettelijke bevoegdheid, om veranderingen te maken in de bestaande inrichtingen en regle menten der waterschappen, aan den polder Geest merambacht de in het besluit omschreven ver plichting tot het geven van eene bijdrage in de kosten van verbetering van de brug op te leggen, eene wijziging hebben gebracht in de taak van dien polder, door dezen naast de op hem rustende zorg voor de bemaling een last op te leggen ten aanzien van de brug; Overwegende, dat, ook al kan de rechtsgeldigheid van het Statenbesluit op zichzelf niet worden be twist, het incidenteel aanbrengen van eene ingrij pende wijziging in de inrichting van een water schap alleen gerechtvaardigd kan worden geacht, indien daarvoor afdoende gronden kunnen worden aangewezen; dat volgens den Hoofdingenieur-Directeur van den Rijkswaterstaat in de directie Noord-Holland de met de versterkte bemaling van den polder Geest merambacht samenhangende „indirecte" ontgron ding van het zuidelijk landhoofd der brug, zooals de Hoofdingenieur-Directeur van den Provincialen Waterstaat deze voorstelt, uiterst onwaarschijnlijk zou moeten worden geacht; dat naar de meening van eerstgenoemden hoofd ambtenaar de oorzaak van 't vooroverzetten van het landhoofd, gelijk in verreweg de meeste gevallen van het vooroverkomen van grondkeerende con structies, ook in dit geval moet worden gezocht in den actieven grondruk; dat volgens hem, in ver- koestert argwaan en wij worden scherp in het Oog gehouden. Dat was een groote teleurstelling voor mij, ik had haar zoo veel te zeggen en dat kon ik alleen doen, wanneer ik met haar danste. Ik nam mij voor den geheelen avond niet te dansen en zette mij neer in een eenzaam hoekje van waar ik de geheele balzaal kon overzien, zonder zelf gezien te worden. „Den eersten dans danste Louise met den chef van mijn batterij, Graaf laten wij hem Y noemen. Het viel mij reeds op, dat die twee veel met elkan der fluisterden, steeds lachten en wanneer de mu ziek zweeg, tezamen de zaal verlieten. De ijverzucht sloop mijn hart binnen, maar ik wist mij te be- heerschen en mijn verstand behield de overhand. Maar ook de tweede dans danste Graaf Y met haar en opnieuw fluisterden en lachten zij samen, alsof er een inniger verhouding tusschen hen bestond, Toen kon ik mijn jaloerschheid niet langer be dwingen. Niet zoodra verwijderden zij zich of ook ik verliet mijn schuilhoek om te zien waarheen die twee zich zouden begeven. „Ik zal u niet lang bezighouden met te vertellen, hoe het mij tenslotte gelukte mijn chef en Gravin Louise ongezien te beluisteren. Kort en goed, het geschiedde in het laatste vertrek, waar dit door allerlei soorten planten en bloemen in een priëel was herschapen. De ruimte was zeer spaarzaam ver licht. In dit priëel stond een tuinbank en de plaats was als het ware geschapen voor een dergelijk ren dezvous. Ik had mij achter de planten verborgen en hoorde met steeds stijgende verontwaardiging en kloppend hart het volgende gesprek: „U moet niet zoo ijverzuchtig zijn, Bruno," zeide de Gravin. „Eerlijker en oprechter dan ik heeft nog nooit een jong meisje haar eerste toegenegenheid bekend. Maar, het zal uit zijn, ik wil er trouwens ook een einde aan maken, doch zóó, dat hij met innig verdriet en weemoed doch niet met haat van mij heengaat. Gaat hij in. toorn weg, dan zal hij mijn naam tot schande maken en dat moet vermeden worden. „Hij moet het eens wagen de eer van een dame aantetasten, die zijn chef bemint!" De zekerste weg is de beste. Ge weet toch, dat ik hem nooit heb lief gehad, dat ik slechts uit verve ling mij zijn gezelschap liet opdringen, dat mij zijn teedere gevoelsuitingen reeds lang tegen de borst stuitten. Is U het dan nog niet met mij eens, dat het correct van mij was, mij na die komische scène in huis met .hem te verzoenen?" „Neen het was beter geweest indien de zaak band met de omstandigheid, dat door de vooruit beweging van het landhoofd dit thans een ongun stiger stand ten opzichte van den gronddruk heeft verkregen en de laatste jaren ook de optredende lasten en trillingen van het verkeer over de brug zullen zijn toegenomen, zoowel in aantal als in grootte, de toeneming in de zetting, die den Provin cialen Waterstaat zou zijn gebleken geen verwon dering behoeft te wekken, ook zonder dat de stroomversnellingen hierbij een rol spelen; dat voorts de juistheid van de voor het Staten besluit aangegeven gronden, dat de toestand van de brug slechter zou zijn geworden door- en de scheepvaart hinder zou ondervinden van de grootere stroomsnelheid in de doorvaartwijdte van de brug, zulks als gevolg van de versterkte bemaling van den polder Geestmerambacht, niet geacht kan wor den voldoende te zijn aangetoond; Dat in deze omstandigheden het vorderen van eene bijdrage van dien polder in de kosten van ver betering van de brug niet billijk en het opleggen van de verplichting tot het verleenen van zooda nige bydrage, en daarmede dus de aanvulling van zijn bijzonder reglement van bestuur dat tot doel, niet gerechtvaardigd geacht kan worden; Den Raad van State gehoord (advies van 19 April 1932 no. 25); Gezien het nader rapport van Onzen Minister voornoemd van 30 April 1932, no. 421, Afdeeling Waterstaatsrecht Gelet op de artikelen 99 en 138 der provinciale wet; HEBBEN GOEDGEVONDEN EN VERSTAAN Onze goedkeuring aan voormeld besluit der Staten van de provincie Noord-Holland te onthouden. Onze Minister voornoemd is belast met de uit voering van dit besluit, dat aan den Raad van State in afschrift zal worden medegedeeld. HET LOO, den 6 Mei 1932. (get.) WILHELMINA. Overeenkomstig het oorspronkeiyke, De Secretris-Generaal van het Depar tement van Waterstaat. (get.) onleesbaar. Voor eensluidend afschrift de Secretaris van den Polder Geestmerambacht (0& M). K. G. REINDERS. Spr. sprak hierover zijn genoegen uit. Hier blijkt wel uit, dat er toch nog recht is te verkrygen in Nederland. Van Ged. Staten is een schrijven ingekomen over de opheffing der bannen. Voorzitter voelde niet voor opheffing. De vergelijkging, welke wordt ge maakt met de Schermer en Beemster gaat hier niet op. In de Schermer enz. zijn het allemaal groote perceelen, doch hier heeft men meer dan 20.000 perceelen. Ook zijn er groote bezwaren, zooals de te houden schouw enz. Spreker stelde voor, dit in de vergadering der vereeniging van waterschappen ter sprake te brengen De heer IX Swart zeide, dat het bestuur der water schappen goedgunstig heeft geadviseerd aan Ged. Staten. De heer P. Slot is ook niet voor opheffing. Iedere banne heeft toch zijn eigenaardigheden. De heer G. Hart Hz., deelde mede, dat in het groo te Geestmerambacht alle bannes er tegen waren. Ook zijn de kosten in den duren tyd genomen, dus zal de bezuiniging niet erg meevallen, daar we nu in een goedkooperen tyd leven. Door de banne Oud karspel is het volgende schrijven aan Ged. Staten gezonden: „Naar aanleiding van den inhoud uwer circulaire d.d. 24 Februari 1932 deelt het bestuur van de banne Oudkarspel u mede, geesnzins uw meening te kunnen deelen, dat samenvoeging van toen eens voor al uit was geweest." „O, maar hij zou niet gezwegen hebben en mij tegenover zyn vrienden op de ergste wyze hebben gecompromitteerd. Neen, dat was niet te wagen ge weest. Ik had my door mijn ergernis laten mee voeren, ik was zeer hard tegenover hem geweest, dat moest weder goed gemaakt worden. Ja, ik had alles vooruit kunnen weten! U kwam bijna onmid- dellyk nadat hij was vertrokken, ik vertelde u zijn vermakelijk binnentreden, beschreef u het domme gezicht, dat hij daarbij zette u zelf dicteerde mij den brief, dien ik hem schreef en had u achter een der pilaren verscholen, toen wü des avonds elkander op die plaats ontmoetten. Is dit alles nu een oorzaak om ijverzuchtig te zyn?" „Ik ben niet eerder gerust dan wanneer u met dien onnoozelen bloed geheel hebt gebroken." „Ik heb reeds een plan gevormd. In de nu komen de veertien dagen zal ik niets van my laten hooren, dan vermoedt hij reeds, dat er iets gaande is. Daar na vraag ik hem weder om een onderhoud op de afgesproken plaats, waar gij u dan verbergt, en onder jaftimeren en weeklagen vertel ik hem, dat ik door men vader word gedwongen, een ander mijn hand te schenken; voor ahjd nemen wij dan een roerend afscheid van elkander en van zijn dis cretie ben ik dan verzekerd en voor zijn wraak be hoed." „Graaf Y. wilde nog iets antwoorden, maar de dans was ten einde en nog enkele andere balgas ten naderden die plaats, waarop mijn chef en de Gravin het geimproviseerde priëel verlieten/. „Welke gewaarwordingen ik ondervond op mijn schuilplaats is niet in woorden uit te drukken, en wanneer u, mynheer de novellist, bü de beschrij ving van dit romantische verhaal, op deze plaats is aangeland, moet ik het aan uw fantasie overlaten de rechte woorden daarvoor te vinden. Wanneer ik op dat oogenblik een wapen by mij had gehad, ik geloof dat ik in mijn woede beiden zou hebben vermoord. Gelukkig, dat ik mijn bezinning meester was. Als bij tooverslag was mijn liefde voor die val sche, afschuwelijk vrouw, die ik zoo grenzeloos had lief gehad, vervlogen, een diepe verachting trad er voor in de plaats, maar tegenover mijn chef voelde ik een haat groeien, die op de een of andere wyze, dat voelde ik, gewroken zou worden; wanneer ik er zelf niet mede ten gronde zou gaan. Wraak! Wraak! schreeuwde het in mij, en plotseling viel mij een gedachte in, op welke wijze ik mij zou kunnen wreken. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1932 | | pagina 1