Nieuwsblad v. Holl. Noorderkwartier
DONDERDAG 2 JUNI 1932
41e Jaargang
Hilim: firma 1.H. KIM Bedacleur I. H. ll\m. - Bid Msctiamlt.
Naar het fascisme
FEUILLETON
De Twee Kleinzoons.
Polder Geestmerambacht
Oosterdijk en Molengeerzen
De kwestie van de
Mosselenbrug bij de Kroon
No 01 telefoon INTERCOMMUNAAL NO. 33.
MEI WE
LANGEBIJKM COURANT
DEZE COURANT VERSCHIJNT
DINSDAG DONDERDAG
en ZATERDAG.
Abonnmentsprijs:
per 3 maanden ƒ1.15.
AD VERTENTIEN
Van 1—5 regels 75 cent;
elke regel meer 15 cent
GROOTE LETTERS
NAAR PLAATSRUIMTE.
Als we de kansen van het fascisme willen af
wegen, dan mogen we zeer zeker niet alleen lei
ten op de verhoudingen in ons eigen land. Wij
zijn nu eenmaal vrij nuchter en koelbloedig van
aard. iWe loopen niet gauw warm voor iets
nieuws, zijn behoudsgezind, kijken de kat liever
eerst eens uit den boom en we zijn verschrikkelijk
bang, dat we ons mal aanstellen. Concludeer uit
I een en ander nu vooral niet, dat we het plan heb
ben om hier een betoog voor het fascisme te gaan
houden, want we zijn in alle opzichten zoo "echt
Hollandsch als wat en zouden er een lief ding
t voor over hebben om onze dierbare democratie
I te kunnen 'redden en elke fascistische gedachte
buiten de grenzen te kunnen houden. Men. moet
tenslotte echter de oogen niet sluiten voor re
aliteiten. Het schijnt dat het fascisme onder de
huidige omstandigheden een kans maakt Onder
I dat kans makende fascisme rekenen we dan ook
het communisme, dat in wezen slechts weinig
van het fascisme verschilt. Beide stroomingen
[gaan uit naar persoonlijk gezag, dat of door'een
volk in haar geheel in handen van éen raad en
daarboven éen persoon wordt gelegd fascis
me dair wel door de sterkste klasse der maat
schappij aan éen zoo'n raad en daarbovert ook
weer éen persoon wordt opgedragen commu
nisme om naar beste inzicht dat. zelfde volk
te besturen en voordeelen te verschaffen, dan
wel om de gemeenschap ten behoeve van die eene
[klasse te beheeren, zoo niet uit te buiten. In
erschillende landen heeft de democratie zich
I verward en onmachtig gemaakt in het eigen
[geweven net van zelfzuchtige strevingen, be
schermingen, belemmeringen, oogendienarij en an
jdere noodlottige zaken, welke met de naweeën
van den oorlog tot een wereldcrisis hebben geleid
[waarin de volkeren niet langer op zich zelve
en op eigen vertrouwensmannen bouwen, maar
redding verwachten van den sterken mensch en
den machtigen geest, welke uit tot puin vergane
resten eener zich overleefde wereldordening iets
nieuws en beters zal trachten te bouwen. In Ita-
j lie., Rusland Turkije, Portugal, Servië en andere
[landen won het nieuwe systeem. In Japan,
Spanje, yOostenrijk en Engeland worstelt de de-
I mocratie nog met het fascisme, welke richting er
eigenlijk nog slechts wacht op de waarlijk ster
ke ir.annen om er te regeeren. En in Iluitschland
[trachtte de democratie zich tevergeefs te hanj.i-
j haven met semi-fascistische en dictatoriale mid-
I delen.
Of we het al dan piet mooi en goed vinden,
[de teekenen wijzen er op, dat de, ontwikkeling
[der maatschappelijke verhoudingen er eene is,
I w elke van de democratie af trekt tot een bestuur
van boven, hetwelk echter in tegenstelling met
[vroeger wat meer rekening zal hebben te houden
[met de wenschen en inzichten van het volk, het
jwtlk te geschoold en te bewust is geworden om
jzieh als een volkomen willoos werktuig in han-
|oen der regeerders te laten misbruiken.
De jongste gebeurtenissen in Diuitschland, eens
het, hechtete bolwerk van het socialisme, wijzen
het uit, dat een geleidelijke wereldhervorming in
bestuurlijken zin, als door ons aangegeven, «ze
ker als een mogelijkheid moet worden aangemerkt
i ,We juichen er geenszins om. Een autocratisch
staatsbestuur, al is'het dan gemoderniseerd, mo
ge goed wezen mooi en aantrekkelijk lijkt liet
ons volstrekt niet. De vrijheid van geest, en
de politieke medezeggenschap, welke we thans
bezitten, zijn zeker zooveel waard als de betrek
kelijke politieke onbezorgdheid, welke misschien
eens ons deel zal zijn. Daarom, hoe het over de
grenzen ook moge gaan, onze democratie is liet
nog wel waard, om voor haar behoud, zoo lang
durig als het dan kan, te strijden. Wel dreigt
i haar ten onzent nog geen onmiddellijk gevaar,
j omdat uit de huidige Nederlandsche fascistische
piasserij moeilijk een ernstige beweging kan wor
den geboren, maar ons kleine land zal toch vroeg
of laat in den nieuwen wereldstroom worden
gesteld, dat' deze door geen natuurlijke belem
mering worde gekeerd worden meegesleurd.
Een nieuwe stroom woelt aarde, slijk en vuil op
welke het water troebel maakt. Eerst later zai
zicih het bezinksel afzetten en het water in zui
vere klaarte gaan vlieden.
Wie de democratie wil redden tot het moment,
dat er geen bezwaar meer zal zijn om zich met
een nieuwen zuiveren stroom te vereenigen, passé
een volgzame taktiek toe, en die grave zich niet
in, in loopgraven van onverzettelijkheid, want
een nieuwe stroom zoekt de laagste punten.
Als we* thans 'in naam der democratie, in be
wustzijn van meerderheidsmacht, herzieningen te
genhouden, welke door de tijdsomstandigheden
zijn geboden, dan verhaasten we daarmee den
ondergang der democratie en bevorderen we de
verbreiding der fascistische gedachte.
de eerste Dieselmotoren, welke door Stork van Hen
gelo worden geleverd, over 5 weken klaar zal zijn en
kan proef draaien, zoodat men, over een 9 a 10
weken met de Dieselbemaling kan beginnen.
De voorzitter deelde verder mede, dat de laagste
inschrijving f28000.was van Stork te Hengelo,
welk bedrag f 5000.beneden de begrooting bleef.
Voorzitter deelde verder mede, dat het volgende
besluit is Ingekomen inzake de kwestie Mosselen-
brug, waaruit dus blijkt, dat de polder in het gelijk
wordt gesteld.
33).
De ongelukkige luitenant zag op het gelaat van
Ide Gravin trekken van angst en van toorn. Zij
|werd donkerrood en toen haar vader haar vroeg:
„Kent gij dezen heer?" richtte zij het hoofd in de
[hoogte en antwoordde met een trotschen blik:
„Ik heb eenige malen met hem gedanst, verder
ieb ik niet de eer."
De officier geloofde niet goed gehoord te hebben.
De Graaf vroeg verder: „De luitenant von....
heeft mij zooeven om je hand gevraagd. Heb je
bem daartoe aanleiding gegeven?"
„Neen!" antwoordde zijn dochter en voegde er
[met een verregaande hoogmoedigen toen aan toe.
|„Ik begrijp niet, waaraan de luitenant von.... het
recht ontleent die zijn optreden zou rechtvaardi
gen. Welk een driestheid."
Zij wendde zich tot haar kamenier en vroeg.
„Begrijpt gij het, Ulrike?"
„Even zoo min," antwoordde het valsche meisje,
3at zoo dikwijls op post had gestaan wanneer haar
leesteres en de officier elkander eeuwige liefde
zwoeren.
„Thans ben ik gerust," antwoordde de Graaf en
zeer diep voor den luitenant buigende, zeide hij met
een ironischen lach:
„U ziet
„Ik zie," klonk het toonloos uit den mond van den
officier. De afgewezene boog eveneens, en zonder
nog een blik op de jonge Gravin te werpen, verliet
hi] de kamer.
Als een waanzinnige snelde hij de trappen af, hy
vist niet of hij krankzinnig was of droomde, of
ret werkelijkheid was of een grove leugen. Eerst
oen hij buiten op de straat de sneeuwvlokken tegen
zijn verhft voorhoofd voelde, kwam hij eemgermate
tot bezinning. Hij ijlde naar zijn woning, en in zijn
kamer wierp hij zich neder, het hoofd op een stoel
geleund. Als een kind schreide hij zijn groot ver
driet uit om zijn verloren liefde.
Mr. Tanner zweeg, de onderwijzer klapte in zijn
handen en riep: „Bravo! Bravo! Dat is een zeer
Interessante geschiedenis."
i
Vergadering van het bestuur en hoofdingelanden
van bovengenoemde polder met de commissie uit
de Ringpolder op Dinsdagmiddag half drie, ten
huize van den heer C. Vis, te Oudkarspel.
De Voorzitter, de heer Jb. Swan, opende de ver
gadering met een woord van welkom en hoopte,
dat de besprekingen in het belang van den polder j
mogen zijn.
De notulen werden hierna voorgelezen door den i
secretaris, den heer K. G. Reinders, en onveranderd
goedgekeurd en vastgesteld.
De voorzitter deelde mede, dat ped. Staten geen j
goedkeuring hebben willen geven op het genomen
besluit tot de aanschaffing van Dieselbemaling, j
voor de kwestie Mosselenbrug is opgelost. Men heeft
tenslotte voorgesteld, dat de nieuwe bemaling niet
meer slagen mag maken dan de oude, waarmee j
Ged. Staten accoord gingen.
De heer P. Slot vroeg of het werk reeds is aan
besteed en of er tijd genoeg is, dat het voor den
regentijd klaar kan zijn, waarop door den voorzitter j
bevestigend werd geantwoord. Men is reeds aan het
werk.
De opzichter, de heer Tauber, deelde mede, dat
„U gelooft toch niet," zoo nam de Amerikaan we
der het woord, „dat dit het slot van de geschiede
nis was? Er dient nog wat peper en zout bijge
voegd te worden, want de ijverzucht en haar ge
volgen bleven niet uit."
„De roman is dus nog niet ten einde? U maakt
mij toch waarlijk wel nieuwsgierig naar het verdere
beloop van uw liefdesavontuur."
De jonge Tanner wendde zich tot Heinrich en
fluisterde hem in het oor: „Geen twijfel aan, maar
dat verhaal komt in het Langenheimer Weekblad."
„Ik kan niet zeggen," zoo vervolgde de oude Tan
ner zijn verhaal, „hoe lang ik daar gelegen heb,
maar ik werd opgeschrikt door een kloppen op mijn
deur. Een bode bracht mij een brief. Hoe verwon
derd was ik het handschrift te herkennen van
Gravin Louise. In dezen brief bad zij mij haar te
willen vergeven, dat zij in tegenwoordigheid van
haar vader zoo trotsch, zoo harteloos tegenover mij
had gehandeld. Zij wilde weder goedmaken, wat ik
door mijn ontijdig aanzoek had bedorven. Zij kende
haar vader maar al te goed, hij zou zonder daarop
te zijn voorbereid, nimmer zijn toestemming geven.
Had zij verklaard mij reeds lang te kennen, dat wij
elkander reeds lang beminden, zijn woede zou geen
grenzen gekend hebben. Alles zou verloren zijn ge
weest. Op deze wijze trachtte zij haar houding
goed te praten.
Wanneer zij haar vader langzaam trachtte m
kennis te stellen met onze wederzijdsche liefde, dan
zou hij zich tenslotte met de gedachte verzoenen
dat wij bij elkander behoorden. Hij was rijk, nij
had haar lief en dan ook zouden door hem geen
hinderpalen meer in den weg worden gelegd ook al
zou haar verloofde onvermogend zijn. Wanneer ik
haar nog lief had, verwachtte zij mij des avonds
op de plaats onzer samenkomsten, om mij persoon
lijk vergiffenis te vragen voor haar hoogmoedig
g6dZoudt u mij willen gelooven, dat ik zoo verblind
was dezen brief te vertrouwen? Waar ik mij tevoren
aan mijn smart had overgegeven, zoo stond op dat
oogenblik de wereld weder voor mij open. Ik voelde
m« als in het Pararijs. Ik ging naar de bepaalde
plaats, alles vergaf ik haar en opnieuw zwoeren wij
elkander eeuwige liefde.
Acht dagen later was er bij Generaal von X een
groot bal. Gravin Louise en haar vader en ook ik
waren daar bij uitgenoodigd. Ik was nauwelijks de
raal binnen gekomen, daar ruischte de Gravin
langs mij heen en fluisterde mij toe: „Wanneer je
mij lief hebt, dans dan heden niet met mij, men
WIJ WILHELMINA, bij de gratie Gods,
KONINGIN der NEDERLANDEN, Prinses
van Oranje Nassau enz. enz. enz.
Op voordracht van Onzen Minister van Water
staat van 29 Maart 1932, La. G. G„ Afdeeling Wa
terstaatsrecht, tot onthouding van goedkeuring aan
het besluit der Staten van de Provincie Noord-Hol
land van 20 Juni 1928, no. Ill tot aanvulling van
het bijzonder reglement van bestuur voor den Pol
der Geestmerambacht (Oosterdijk en Molengeerzen)
ten aanzien van welk besluit de beslissing werd ver-
diagd bij Ons besluit van 16 Augustus 1928, no. 20;
Overwegende, dat bij dit besluit aan artikel 2 van
het bijzonder reglement een tweede 'lid wordt toe
gevoegd, waarbij aan den polder de verplichting
wordt opgelegd aan de banne Noordscharwoude,
ten behoeve van de verbetering van de Mossel-
brug onder Noordscharwoude volgens een door Ge
deputeerde Staten goedgekeurd plan, eene bijdrage
voor eens te verleenen ten bedrage van de helft
der kosten, zooals deze door Gedeputeerde Staten
worden vastgesteld, met dien verstande, dat de bij
drage de som van f5000.— niet zal overschrijden;
Overwegende, dat het College van Dagelij ksch
Bestuur van den Polder zich met een adres tot ons
heeft gewend met het verzoek de goedkeuring aan
het Statenbesluit te onthouden, daarbij aanvoeren
de, dat het de juistheid van de gronden, die de Sta
ten tot het nemen van het besluit hebben geleid,
n.l. hinder voor de scheepvaart en ontgronding van
de landhoofden der brug als gevolg van de toege
nomen stroomsnelheid in de doorvaartwijdte van de
brug in verband met de versterkte bemaling van
den polder, moet betwisten, en bovendien als zijn
oordeel uitsprekende, dat de opneming in het bij-
zokider reglement van de aangehaalde bepaling,
difc eene verplichting voor één geval en voor één
keer schept, in strijd met een goede wetgeving moet
worden geacht;
Overwegende, dat de Staten, door krachtens hun
ne grondwettelijke bevoegdheid, om veranderingen
te maken in de bestaande inrichtingen en regle
menten der waterschappen, aan den polder Geest
merambacht de in het besluit omschreven ver
plichting tot het geven van eene bijdrage in de
kosten van verbetering van de brug op te leggen,
eene wijziging hebben gebracht in de taak van dien
polder, door dezen naast de op hem rustende zorg
voor de bemaling een last op te leggen ten aanzien
van de brug;
Overwegende, dat, ook al kan de rechtsgeldigheid
van het Statenbesluit op zichzelf niet worden be
twist, het incidenteel aanbrengen van eene ingrij
pende wijziging in de inrichting van een water
schap alleen gerechtvaardigd kan worden geacht,
indien daarvoor afdoende gronden kunnen worden
aangewezen;
dat volgens den Hoofdingenieur-Directeur van den
Rijkswaterstaat in de directie Noord-Holland de
met de versterkte bemaling van den polder Geest
merambacht samenhangende „indirecte" ontgron
ding van het zuidelijk landhoofd der brug, zooals
de Hoofdingenieur-Directeur van den Provincialen
Waterstaat deze voorstelt, uiterst onwaarschijnlijk
zou moeten worden geacht;
dat naar de meening van eerstgenoemden hoofd
ambtenaar de oorzaak van 't vooroverzetten van het
landhoofd, gelijk in verreweg de meeste gevallen
van het vooroverkomen van grondkeerende con
structies, ook in dit geval moet worden gezocht in
den actieven grondruk; dat volgens hem, in ver-
koestert argwaan en wij worden scherp in het Oog
gehouden. Dat was een groote teleurstelling voor
mij, ik had haar zoo veel te zeggen en dat kon ik
alleen doen, wanneer ik met haar danste. Ik nam
mij voor den geheelen avond niet te dansen en
zette mij neer in een eenzaam hoekje van waar ik
de geheele balzaal kon overzien, zonder zelf gezien
te worden.
„Den eersten dans danste Louise met den chef
van mijn batterij, Graaf laten wij hem Y noemen.
Het viel mij reeds op, dat die twee veel met elkan
der fluisterden, steeds lachten en wanneer de mu
ziek zweeg, tezamen de zaal verlieten. De ijverzucht
sloop mijn hart binnen, maar ik wist mij te be-
heerschen en mijn verstand behield de overhand.
Maar ook de tweede dans danste Graaf Y met haar
en opnieuw fluisterden en lachten zij samen, alsof
er een inniger verhouding tusschen hen bestond,
Toen kon ik mijn jaloerschheid niet langer be
dwingen. Niet zoodra verwijderden zij zich of ook
ik verliet mijn schuilhoek om te zien waarheen die
twee zich zouden begeven.
„Ik zal u niet lang bezighouden met te vertellen,
hoe het mij tenslotte gelukte mijn chef en Gravin
Louise ongezien te beluisteren. Kort en goed, het
geschiedde in het laatste vertrek, waar dit door
allerlei soorten planten en bloemen in een priëel
was herschapen. De ruimte was zeer spaarzaam ver
licht. In dit priëel stond een tuinbank en de plaats
was als het ware geschapen voor een dergelijk ren
dezvous. Ik had mij achter de planten verborgen
en hoorde met steeds stijgende verontwaardiging
en kloppend hart het volgende gesprek:
„U moet niet zoo ijverzuchtig zijn, Bruno," zeide
de Gravin. „Eerlijker en oprechter dan ik heeft nog
nooit een jong meisje haar eerste toegenegenheid
bekend. Maar, het zal uit zijn, ik wil er trouwens
ook een einde aan maken, doch zóó, dat hij met
innig verdriet en weemoed doch niet met haat
van mij heengaat. Gaat hij in. toorn weg, dan zal
hij mijn naam tot schande maken en dat moet
vermeden worden.
„Hij moet het eens wagen de eer van een dame
aantetasten, die zijn chef bemint!"
De zekerste weg is de beste. Ge weet toch, dat ik
hem nooit heb lief gehad, dat ik slechts uit verve
ling mij zijn gezelschap liet opdringen, dat mij zijn
teedere gevoelsuitingen reeds lang tegen de borst
stuitten. Is U het dan nog niet met mij eens, dat
het correct van mij was, mij na die komische scène
in huis met .hem te verzoenen?"
„Neen het was beter geweest indien de zaak
band met de omstandigheid, dat door de vooruit
beweging van het landhoofd dit thans een ongun
stiger stand ten opzichte van den gronddruk heeft
verkregen en de laatste jaren ook de optredende
lasten en trillingen van het verkeer over de brug
zullen zijn toegenomen, zoowel in aantal als in
grootte, de toeneming in de zetting, die den Provin
cialen Waterstaat zou zijn gebleken geen verwon
dering behoeft te wekken, ook zonder dat de
stroomversnellingen hierbij een rol spelen;
dat voorts de juistheid van de voor het Staten
besluit aangegeven gronden, dat de toestand van
de brug slechter zou zijn geworden door- en de
scheepvaart hinder zou ondervinden van de grootere
stroomsnelheid in de doorvaartwijdte van de brug,
zulks als gevolg van de versterkte bemaling van
den polder Geestmerambacht, niet geacht kan wor
den voldoende te zijn aangetoond;
Dat in deze omstandigheden het vorderen van
eene bijdrage van dien polder in de kosten van ver
betering van de brug niet billijk en het opleggen
van de verplichting tot het verleenen van zooda
nige bydrage, en daarmede dus de aanvulling van
zijn bijzonder reglement van bestuur dat tot doel,
niet gerechtvaardigd geacht kan worden;
Den Raad van State gehoord (advies van 19 April
1932 no. 25);
Gezien het nader rapport van Onzen Minister
voornoemd van 30 April 1932, no. 421, Afdeeling
Waterstaatsrecht
Gelet op de artikelen 99 en 138 der provinciale wet;
HEBBEN GOEDGEVONDEN EN VERSTAAN
Onze goedkeuring aan voormeld besluit der Staten
van de provincie Noord-Holland te onthouden.
Onze Minister voornoemd is belast met de uit
voering van dit besluit, dat aan den Raad van
State in afschrift zal worden medegedeeld.
HET LOO, den 6 Mei 1932.
(get.) WILHELMINA.
Overeenkomstig het oorspronkeiyke,
De Secretris-Generaal van het Depar
tement van Waterstaat.
(get.) onleesbaar.
Voor eensluidend afschrift
de Secretaris van den Polder Geestmerambacht
(0& M).
K. G. REINDERS.
Spr. sprak hierover zijn genoegen uit. Hier blijkt
wel uit, dat er toch nog recht is te verkrygen in
Nederland.
Van Ged. Staten is een schrijven ingekomen
over de opheffing der bannen. Voorzitter voelde niet
voor opheffing. De vergelijkging, welke wordt ge
maakt met de Schermer en Beemster gaat hier niet
op. In de Schermer enz. zijn het allemaal groote
perceelen, doch hier heeft men meer dan 20.000
perceelen. Ook zijn er groote bezwaren, zooals de
te houden schouw enz. Spreker stelde voor, dit in
de vergadering der vereeniging van waterschappen
ter sprake te brengen
De heer IX Swart zeide, dat het bestuur der water
schappen goedgunstig heeft geadviseerd aan Ged.
Staten.
De heer P. Slot is ook niet voor opheffing. Iedere
banne heeft toch zijn eigenaardigheden.
De heer G. Hart Hz., deelde mede, dat in het groo
te Geestmerambacht alle bannes er tegen waren.
Ook zijn de kosten in den duren tyd genomen, dus
zal de bezuiniging niet erg meevallen, daar we nu
in een goedkooperen tyd leven. Door de banne Oud
karspel is het volgende schrijven aan Ged. Staten
gezonden: „Naar aanleiding van den inhoud uwer
circulaire d.d. 24 Februari 1932 deelt het bestuur
van de banne Oudkarspel u mede, geesnzins uw
meening te kunnen deelen, dat samenvoeging van
toen eens voor al uit was geweest."
„O, maar hij zou niet gezwegen hebben en mij
tegenover zyn vrienden op de ergste wyze hebben
gecompromitteerd. Neen, dat was niet te wagen ge
weest. Ik had my door mijn ergernis laten mee
voeren, ik was zeer hard tegenover hem geweest,
dat moest weder goed gemaakt worden. Ja, ik had
alles vooruit kunnen weten! U kwam bijna onmid-
dellyk nadat hij was vertrokken, ik vertelde u zijn
vermakelijk binnentreden, beschreef u het domme
gezicht, dat hij daarbij zette u zelf dicteerde mij
den brief, dien ik hem schreef en had u achter
een der pilaren verscholen, toen wü des avonds
elkander op die plaats ontmoetten. Is dit alles nu
een oorzaak om ijverzuchtig te zyn?"
„Ik ben niet eerder gerust dan wanneer u met
dien onnoozelen bloed geheel hebt gebroken."
„Ik heb reeds een plan gevormd. In de nu komen
de veertien dagen zal ik niets van my laten hooren,
dan vermoedt hij reeds, dat er iets gaande is. Daar
na vraag ik hem weder om een onderhoud op de
afgesproken plaats, waar gij u dan verbergt, en
onder jaftimeren en weeklagen vertel ik hem, dat
ik door men vader word gedwongen, een ander
mijn hand te schenken; voor ahjd nemen wij dan
een roerend afscheid van elkander en van zijn dis
cretie ben ik dan verzekerd en voor zijn wraak be
hoed."
„Graaf Y. wilde nog iets antwoorden, maar de
dans was ten einde en nog enkele andere balgas
ten naderden die plaats, waarop mijn chef en de
Gravin het geimproviseerde priëel verlieten/.
„Welke gewaarwordingen ik ondervond op mijn
schuilplaats is niet in woorden uit te drukken, en
wanneer u, mynheer de novellist, bü de beschrij
ving van dit romantische verhaal, op deze plaats is
aangeland, moet ik het aan uw fantasie overlaten
de rechte woorden daarvoor te vinden. Wanneer ik
op dat oogenblik een wapen by mij had gehad, ik
geloof dat ik in mijn woede beiden zou hebben
vermoord. Gelukkig, dat ik mijn bezinning meester
was. Als bij tooverslag was mijn liefde voor die val
sche, afschuwelijk vrouw, die ik zoo grenzeloos had
lief gehad, vervlogen, een diepe verachting trad er
voor in de plaats, maar tegenover mijn chef voelde
ik een haat groeien, die op de een of andere wyze,
dat voelde ik, gewroken zou worden; wanneer ik
er zelf niet mede ten gronde zou gaan. Wraak!
Wraak! schreeuwde het in mij, en plotseling viel
mij een gedachte in, op welke wijze ik mij zou
kunnen wreken.
(Wordt vervolgd.)