Langedijk. Groente-Centrale Harmonie „Excelsior" CONCERT Nieuwsblad v. Holl. Noorderkwartier 41e Jaargang De Twee Kleinzoons. NO 66 TELEFOON INTERCOMMUNAAL NO. 52. DINSDAG 14 JUNI 1932 NIEUWE LANGEDUkER COURANT DEZE COURANT VERSCHIJNT DINSDAG DONDERDAG en ZATERDAG. Abonnmentsprijs: B«r S maanden 1.15. lliloavfl: firma 1. H. KEIZER. Rodacteur J. H. KEIZER. Bureel Noordscharwoude. ADVERTENTEEN: Van 15 regels 75 cent; elke regel meer 15 cent GROOTE LETTERS NAAR PLAATSRUIMTE Vergadering \sn het bestuur der Langend ijker Groenten Centrale op Maandag 13 Juni 1932, des middags 3 uur in het betaalkantoor. Aanwezig 24 leden en 1 afgevaardigde der ver- eeniging „De Koophandel". Voorzitter, burgemeester Slot, opende met een welkom, waarna lezing en goedkeuring volgde der notulen. Op de Keurlijst werden geen op- of aanmerkingen gemaakt. Uit het verslag van het kantoor bleek dat de omzet over het seizoen 19311932 heeft bedragen f 1.526.209.54. Over de eerste 4 maanden in 1932 was geveild voor een bedrag van f 973.837.76, terwijl dit over hetzelfde tijdstip in 1932 bedroeg f455.590.82. Verder bleek dat in de maand Februari 1932 wa^ geveild voor een bedrag van f 103.152.45 en wel voor Broek op Langendijk f30.899.64; Koedijk" f 18.897.70; Sint Pancras f 15.074.93; St. Pancras R. f3212.09; Heerhugowaard f4248.20; Heerhugowaard R. K. f8944.37; Zuidscharwoude f 14170.94; Zuidschar- woude R. K. f2807.88; Schermer f 1650.29; Ursem f291.36; Hensbroek f 1271.15; Oterleek f2375.23; Diversen f 1248.67. In de maand Maart voor een bedrag van f 126.904.51. Waarvan voor Broek op Langendijk f27.459.99; Koedijk f21451.75; Sint Pancras f 19845.65; Sint Pancras R. K. f2541.96; Heerhugo waard f 10022.47; Heerhugowaard R. K. f 11916.59; Zuidscharwoude f 18121.82; Zuidscharwoude R. K. I f4351.13; Schermer f4896.69; Ursem f 1975.17; Hensbroek f2810.63; Oterleek f 1133.89; Diversen i f 376.77. In de maand April voor een bedrag van f 132.029.38; waarvan voor Broek op Langendijk f21857.46; Koedijk f22324.41; Sint Pancras f23049.22; Sint Pancras R. K. f 1974.95; Heerhugo- waard f9911.88; Heerhugowaard R. K. f 10635,67; Zuidscharwoude f22623.97; Zuidscharwoude R. K. f4839.87; Schermer f4170.77; Ursem f2003.87; Hens broek f2571.62; Oterleek f2799.32; Diversen f3266.50 Ingekomen was een schrijven van de correspon denten der Plantenziektenkundigen dienst met ver zoek om subsidie. Dag.' Bestuur stelt voor om in plaats van f 40.—zooals andere jaren, nu f30.— toe te staan. Aldus besloten. Van de vereeniging* „De Koophandel" een schrij ven met verzoek het verstrekken van bonnen we derom te bevorderen in verband met het onregel matig veilen der producten; ten 2e vreemde koop lieden niet op de veiling toe te laten als koopers; ten 3e te willen bevorderen dat de struiken der kool goed afgesneden en niet zwart ter markt aange voerd worden en ten 4e den weg naar de telefoon cellen in de veiling zooveel mogelijk vrij te laten van publiek. Voorzitter zegt, dat betreffende de bonnen, dit nu juist geen zaak van het bestuur is daar de Alg. vergadering hierover beslist, maar achte het toch van belang het in bespreking te brengen. 'De heer Muller zegt, als afgevaardigden kunnen we hier wel geen besluit nemen, maar vraagt zich persoonlijk af of het de juiste weg is, zooals verleden jaar, doorvoering zonder bonnen. Spr. vindt het een belemmering voor de afzet. Daar het niet mogelijk FEUILLETON Plotseling zeide Albert, terwijl hij zijn secretaris met een eigenaardigen, zonderlingen blik aanzag: „Moeten wellicht uit dezen twljfelachtigen echt ook kinderen gesproten zijn?" „Ik weet het niet." „Goede Hemel!", riep de zieke uit, als van zijn eigen gedachten schrikkende. „Maar neen, neen, mijn vermoeden en samenvattingen gaan te ver dat is toch niet mogelijk! Ik ben echter oud ge noeg," zoo ging hij" verder, „om in de familiegeheim men ingewijd te worden, ik verlang het ook, en nog heden vraag ik grootmama mij alles te vertellen." „Ik verzoek U vriendelijk dit niet te doen," zeide Heinrich eenigszins geschrokken, doch uiterlijk ge heel kalm, U zou mij daardoor in een scheeve po sitie brengen. Het is mogelijk, dat dit een wonde- plek is, die men niet gaarne aanroert: En hoogst waarschijnlijk is het ook wel zoo, want ook mij heeft men' van verschillende zijden gewaarschuwd in dit opzicht geen enkele vraag te doen, want het is reeds voorgekomen dat bedienden, die dit wel had den gedaan, onmiddellijk werden ontslagen. Wat zou uwe familie er wel van denken, wanneer ik, uw ziekenverpleger, met U zulke opwindende gesprek ken voerde? Verder is het mij vergund U er op te wijzen, dat Graaf Roderich mij heeft gezien en ik U als mijn lastgever heb bekend gemaakt, welk ge val niet meer valt te loochenen. Ik bid U, behandel die zaak en bagatelle, in elk geval thans nog, later zult U wellicht gelegenheid hebben daarop meer breedvoerig in te gaan. Speel de onwetende, U heeft zoo terloops gehoord, dat men voor korten tijd een lijk had opgegraven, dat naar het kerkhof in het dorp moest worden gebracht, dat U mij had opgedragen, aangezien de gestorvene een vriendin van uw grootvader is geweest, voor eenige versie- riing van het graf te zorgen." „Goed ik wil aan uw wensch voldoen. Eigenlijk heeft u gelijk. Wanneer grootmama mijn opwin ding zou bemerken, zou men u daarvan een verwijt maken. De gelegenheid doet zich wel eens voor, dat ik mij nader met dit geval op de hoogte kan trachten te stellen. Wil u thans zoo goed zijn mij naar de familiekamer te rijden?" „Mei genooegen. Nog eens, uw kleine vriendin had de besliste opdracht ontvangen u niet in kennis te stellen met haar vertrek; wanneer U is in zulk een korten tijd al die producten weg te werken, terwijl we toch aan de vraag van den handel zullen moeten voldoen. We werken het zelf in de hand dat er zoo weinig goed aan de markt komt, en dan is er nog een om standigheid welke belemmerend werkt wannaar het soms gebeurd dat de prijzen met sprongen omhoog gaan en de producten dan vastgehouden worden, moeten we dan tegen de kooplieden zeggen: we heb ben geen goed heeren! Dat-is alles bij elkaar een groote belemmering voor den afzet der producten. Voorzitter zegt, van meening te zijn dat de bon nen niet .gemist kunnen worden, maar het onder werp kan moeilijk hier ter plaatse verstaand ge bracht worden. Een minder gelukkige passage in het verzoek acht spr., dat er geen misbruik gemaakt wordt van de instelling der bonnen. Want juist dat is het groot ste bezwaar. We behoeven elkaar niet met steenen te gooien, maar er zijn in de categorie tuinders en kooplieden menschen, welke zulks wel doen, en daar misbruik van maken. Voorzitter acht het 't beste deze zaak voor te beréiden en te bespreken op den Vierbond. Wat betreft het niet toelaten van vreemde koop lieden ols koopers op de markt is spr. de meening toegedaan, van wel toelating. De heer W. Visser merkt nog op wat betreft het afsnijden der struiken, door de bouwers de meeste zorg aan wordt besteed en daarvoor zooveel mogelijk hun best doen, maar laten de heeren koop- liieden n deze dan zelf ook meewerken en geen kool in de wagon doen met zwarte struiken. De heer C. Wagenaar (Koophandel) zegt, dat waf betreft het zwart van boven is voortgevloeid uit de onregelmatige aanvoer. Wanneer een koopman 's Zaterdags een bestel ling krijgt, moet hij noodgedwongen meedeelen dat deze Dinsdags pas uitgevoerd kan worden, daar de Maandag als het ware is uitgeschakeld. De aanvoer concentreert zich om 3 dagen, waarop dan 2/3 en de overige 3 dagen 1/3 wordt aangevoerd. Zulks is ver keerd in verband met de uitvoeringen van bestel lingen. Wat betreft de vreemde kooplieden deze koopen zelf en laten of zelf het product of laten het door de tuinders doen. En daar komt de kleinhandel tegen op, daar ze dan geen loonen hebben te betalen voor inlading en zulks wordt hier door de kleinhandel wel gedaan. Voorzitter zegt, dat wat de zaak aanvoer betreft, dit zal onder de oogen. worden gezien bij den Vier bond. We moeten ons inrichten naar dë behoeften der koopers. Ten opzichte der vreemde koopers hebben wij een contract met de gemeente Broek, hetwelk ons zulks verbied. Wanneer er vreemde kooplieden komen moeten wij zulks toejuichen, daar het een belang is voor de tuinders. De heer Wagenaar merkt nog op betreffende de bonnen dat in Noordscharwoude al eens een regeling toegepast is om een zeker deel der aanvoerders den volgenden morgen terug te laten komen. Dit is niet goed want er kan zoo'n dag groote vraag wezen, zoodat dit ook geen oplossing is. De heer Schaap is geen voorstander om vreemde kooplieden te weren. Maar wat betreft het laden, zou het gewenscht wezen dit te laten verrichten door de transportarbeiders, in verband met de con currentie. De secetraris merkt op dat, het zoo geweest is If dat vreemde kooplieden het dubbele laadloon moesr l ten Betalen, hetwelk hier trouwens haast niet voor valt, maar de kleine kooplieden kunnen ook hun producten zelf in laden, dus staat het aan hun. om zulks te doen of niet. Voorzitter merkt op dat het geen terrein is om door ons te worden betreden. De heer H. Glas merkt op, dat hij accoord kan gaan met de toelating van de vreemde kooplieden, zulks is een voorrecht voor onze maarkt. Wat betreft de openstelling tot het verleenen van ibonnen kan spr. zich niet mee vereenigen. Het is /niet gebleken in de praktijk dat er voordeelen aan ^verbonden zijn. Spr. geeft de schuld aan het onge regelde aanvoer en de prijs in het afgeloopen sei- zoen. i Tevens is het ook de schuld van de kooplieden. Spreker heeft een langen tijd geregeld 's Maandags 4 aangevoerd en daarbij is gebleken dat er dien dag .Tin doorsnee minder voor het product gegeven wordt ,als op andere 'a&Mft. NOORDSCHARWOUDE (Dir.: P. PRANGER) op DONDERDAG 16 JUNI 1932 op het Schoolplein. Entree f 0.25 (incl. Bel.). Aanvang half acht (O. T.) ongunstig weer in de zaal. Waarom houdt de tuinder aan veiling vast, omdat hij weet wat voor gevaren er aan verbonden zijn wat betreft het misbruik van het verstrekken der bonnen. Terwijl dit jaar is gebleken dat het niets gegeven heeft. De heer Muller zegt zoo te hebben aangevoeld dat we niet op den goeden weg zijn. En in het bijzon der geldt zulks voor het voorjaar. Dan is het handel van één dag. En temeer daar de eene plaats wel bonnen verstrekt en de andere niet. Spr. acht dit niet goed en wenscht dat in den Vierbond een ieder ruimschoots gelegenheid krijgt zich in deze uit te spreken. Voorzitter zegt, we hebben nu tweeërlei meening of we de zaak zullen aanpakken of laten rusten. De heer Hoogland is van meening zich homogeen I te verklaren met den heer Glas. Wanneer de bon- i nen normaal gebruikt werden dan is het niet zoo erg, maar het misbruik dat er van gemaakt wordt, dat is het hoofdmotief. De secretaris zegt dat het een moeilijk punt is. Wat nu te doen. De winter-campagne deugt niet. We hebben 12 jaar lang een regelmatige aanvoer gepropageerd, maar het is van jaar tot jaar slechter geworden. En j wat moet er nu gedaan om een regelmatige aanvoer i te bevorderen. We hebben al eens gezegd de kool regel de land- bouw-uitvoer wel, daar veel slechte kool verladen schade is voor den tuinbouw. Gezien deomstandig- heden van dezen winter zou het een zegen wezen wanneer het uitvoer-verbod van slechte kool er was Voorzitter zegt, we hebben een besluit achter ons van de Alg. Vergadering, doch kunnen het ter sprake brengen op den Vierbond. Maar nu er een tegen kanting komt in deze zaak, gezien de besluiten en houding van sommigen onzer, kunnen we geen oordeel vellen. Besloten werd in dezen geest aan Koophandel te berichten. Wat betreft het verzoek tot wering van vreemde kooplieden werd besloten in afwijzenden zin te be richten. Van de Prov. Commissie een schrijven aangaande de fondsvorming van producten welke den mini mumprijs niet opbrengen, hoe dit het beste uit te voeren is. Provinciaal of gewestelijk en voor de producten in zijn geheel of apart. Voorzitter voegt er aan toe dat in beginsel beslo ten is het bestuur machtiging te verleenen tot hët maximum van hoogstens 1 pet. wat een vermeer dering met zich mede brent van het veilings-per- centage. Gevraagd wordt nu wat is de juiste weg. Secretaris zegt dat de bedoeling van onze ver- I eeniging is, dat wat we zelf doen, zelf uitvoeren, i De heer Hoogland zegt dat wat betreft het afzon- derlijk vormen, hiervan moeilijk wat van te zeggen valt. Voorzitter zegt, wanneer we zeggen we willen fondsvorming voor onze eigen veiling dan onder- vangt dat de andere vragen. j De heer H. Glas vraagt, of het al zoover op de Alg. Vergadering is aangenomen of is het niet zoo dat middelen gezocht moeten worden. Spr. vindt het i een gevaarlijke maatregel, zujks mede in verband dat op andere plaatsen het product per kist gaast. De heer W. Visser was van meening dat het in de bedoeling lag om te probeeren steun van provincie of Rijk te krijgen, en dan is de weg een provin ciaal fonds. Wanneer wij het doen moeten en 1 pet. betalen dan zal het geld gauw op wezen. De heer J. Glas zegt, dat het veel schelen zal of de maximum prijs loonend bepaald wordt of niet. De heer Koning is van meening dat het Prov. niet bevallen zal in verband met de verschillende pro ducten en acht streeksgewijze het beste. De voorzitter lijkt het moeilijk om nu een defini tieve beslissing te nemen, daar we niet goed weten hoe het loopt. De heer Visser zegt, dat we er veilingsgewijze niet gemakkelijk over denken moeten. Want Zuid-Hol land is nog zoo groot buiten ons om. deze zaak met uw grootmama bespreekt, zegt U dan, als ik u verzoeken mag, dat ik toevallig van den koetsier had gehoord, dat hij morgenochtend tien uur de dochter van den houtvester met haar bagage naar het station moet brengen. Wilhelm heeft mij dit inderdaad medegedeeld." Hoezeer moet ik u danken voor uwe groote voor zichtigheid! Doch thans, kom mijn vriend." De kamer, in welke na het souper, de grafelijke familie en het overige gezelschap nog een uur placht te toeven, voordat ieder zijn eigen kamer opzocht, was nog eenigszins grooter dan de eet kamer en even elegant en rijk ingericht als alle zich in het slot bevindende kamers. De wanden waren wit, gordijnen, portieres en meubelovertrek- ken van kersrood zijderips. Tegenover de deur, die toegang verleende naar de eetkamer, bevond zich een groote schoorsteen van grijs marmer, tegen welken een zeer groote spiegel met gouden lijsten was aangebracht. In alle vier hoeken stonden hal vemaanvormige sopha's, en voor dezelve een ovale tafel, overdekt met een kersrood tafelkleed. In het midden der kamer stond een groote, ronde tafel, overdekt met eenzelfde kleed en om deze tafel stonden zes gemakkelijke leuningstoelen. Een groote bronzen kroonluchter met vele kaarsen hing aan den zolder, terwijl bovendien het vertrek nog werd verlicht door vijf lampen van gelijken vorm, die op de tafels stonden. Tegen den wand, tegenover de ramen, zag men een piano staan. De oude Gravin en freule v. Richthofen hadden» regelmatig plaats genomen op de hoeksopha, links van den schoorsteen, de anderen zaten dan hier en dan daar, Rosamunde en Anna Berghofer veelal in de nabijheid der gouvernantes, de leeraars bij den Graaf. Alberts wagen stond in den regel voor de schoorsteen. Den kamerdienaar Lühneburg, die het zich niet liet ontnemen de dames en heeren te be dienen wanneer er verfrisschingen, vruchten cn dergelijke werden rondgediend, was het geoorloofd, met het oog op zijn hoogen leeftijd, op een stoel plaats te nemen, die in de nabijheid van de deur stond. Zoolang Gravin Louise aanwezig was ging het in den regel zeer vormelijk toe. De jonge meisjes of de gouvernantes, afgewisseld door Dr. Bank, lazen zoo af en toe uit .een boek voor, of, wat echter zeer zeldèn geschiedde, er werd gemusiceerd. Niet zoo dra hadden de beide oude dames zich verwijderd en was de kamerdienaar, die naar de voorgeschreven etiquette, de beide dames naar de tweede verdieping had begeleid, teruggekeerd, of Graaf Stephan liet zich zijn jachtpijp brengen, presenteerde tot steeds groote ergernis der gouvernantes den leeraars siga ren, flesschen en glazen werden op tafel gezet en daarna werd er zoo ongedwongen geconverseerd en gedronken, dat de dames spoedig op de vlucht gingen. Waren deze heengegaan, dan werd door de Graaf in vele gevallen een skatpartij gearrangeerd, doch zoo lang zij in de kamer waren moest er voortdurend worden gezongen of gespeeld, want de Graaf hield hartstochtelijk veel van muziek. Een evenzoo hartstochtelijke muizekliefhebber was de oude kamerdienaar. In verrukking luisterde hij naar den zang, dan zweefden zijn gedachten naar het verleden terug, naar een jong, zeer schoon meisje, dat als een engel had kunnen zingen, dat hij had lief "gehad, dat men hem had ontroofd, dat hij dan gehaat had en allen, die daarbij betrokken waren, en tot hetwelk zijn liefde weer was teruggekeerd, nadat zij lang reeds was gestorven. Evenveel als hij van muziek hield, hield hij van een glas goeden wijn, en Graaf Stephan, die dit wist, ledigde nimmer ge heel zijn flesch, maar reikte deze steeds met een aanzienlijke hoeveelheid er nog in den kamerdie naar over, terwijl hij hem beval een nieuwe te brengen. Die restanten dronk de kamerdienaar dan met behagen of> in de eetkamer. De Gravin wist van deze „slemperij", zooals zij het genoemd zou hebben, niets, Lühneburg zweeg heel wijselijk, opdat dit mooiste oogenblik van den dag voor hem niet verloren ging, en had deze kamer bij voorkeur voor dit doel gekozen, omdat, zoo het heette, dit vertrek terdege gelucht moest worden. Heden echter werd er noch voorgelezen noch ge musiceerde, men wachte met spanning de komst van Albert af met zijn secretaris. De leeraars en de gouvernantes wisten reeds lang, dat Albert zich voor zijn nieuwen bediende in hooge mate interes seerde, dat hij hem tot zijn secretaris had benoemd, dat deze een zeer ontwikkeld en bovendien een zeer knap man was, en de nieuwsgierigheid, hem in zijn nieuwe waardigheid te zien, steeg het hoogst, toen Graaf Stephan aan tafel mededeelde, dat de heer Schwarz de redder was van het leven van Rosa munde. Slechts Rosamunde zag zijn komst met angstig kloppend hart tegemoet. Toen zij hem heden mid dag zoo plotseling had wedergezien, had zij hem aan zijn gestalte, aan zijn gelaatstrekken onmiddel lijk herkend, doch zij had hem toen niet in de oogen kunnen zien. En het waren deze oogen met hun zeldzaam diepen blik, die haar zoo diep in de gedachten waren gebleven. Wanneer hij zijn oogen op haar zou richten., zou zij dan zijn blik kunnen verdragen? Ach, het was sinds het onderhoud met Albert zoo geheel anders geworden. Hedenmiddag was hij nog de nederige dienaar geweest, thans nam hij een geheel andere plaats in. Hij was ver heven tot den vriend van haar broeder, daarmede werd hem den toegang tot het salon geopend; hij was ontwikkeld én beschaafd, kende alle vormen en was derhalve met de familie gelijk te stellen. Eiken avond zoü hij in haar naaste nabijheid kunnen komen, met haar, als ware hij van gelijken stand, gezellig kunnen verkeeren, zich met haar onder houden, en zij was verplicht hem ten antwoord te staan. Hoe zeer zij ook zijn beeltenis in haar hart had gedragen, de vreeselijke ontdekking, zoo diep onder haar stond, van nederige afkomst en opvoeding was, gewone manieren bezat en zeer Bur gerlijke opvattingen, had een klove tusschen haai en hem gesteld, zoo breed, dat deze niet was te over bruggen, had als een koude hagelslag de jonge, teedere plant der liefde gedood. Afschuw en schaam te hadden haar bevangen, dat zij zich zoo had ver gist, dat zij zich zoo had kunnen wegwerpen en vernederen. Maar thans was hij niet dit ruwe, onwelopgevoede jongmensch, het volle licht had hem beschenen, men had hem verheven tot haar hoogte en als relief boogde hij op eigenschappen, zooals men die van een cavelier vordert, met zulke glanzende eigenschappen, dat haar broeder Albert, en Albert wist met verwonderlijke gaven en speurzin de goede en sléchte te onderscheiden hem zijn achting als vriend had geschonken. De schoonste deugden: Moed, een edele inborst, een schrandere geest werden in hem geroemd. O, ware hij toch de nederige dienaar, de diep onder haar staande mensch gebleven! Maar was hij dan daar door, omdat de voorliefde van haar broeder hem zoo hoog had verheven, dat hij thans een hooger positie bekleedde, ook haar nader gekomen, haar gelijke geworden? „Neen, neen!" fluisterde on hoorbaar hare lippen, terwijl zij naast Anna Berg- hqfer zat, die met juffrouw Grammont een zacht gesprek voerde, en nogmaals neen! De droom is voorbij, het was een schoone droom, maar ik ben thans ontwaakt, het is dag geworden in mij zoo lang ik droomde, was mijn geest nog ingesluimerd, thans zijn de banden verbroken en vrij zie ik de toekomst tegemoet. Was het zwakheid een droom beeld te koesteren, mijn gevoelens die het opwekte te vertroetelen, thans heb ik over mijn zwakheid gezegevierd!" En toch beefde dit jonge meisje voor zijn eersten blik? De deuren van de eetkamer werden geopend, Heinrich rolde den wagen over den drempel en schoof hem tegelijk naar de voor Albert bestemde plaats. Aller oogen waren op hem gericht. Degenen, die hem eerder slechts vluchtig hadden aangekeken, waren heden avond verrast door zijn ridderlijke schoonheid. De meesten moesten zeggen, dat zijn uiterlijk, verhoogd door de elegante kleeding, alle voornaamheid teekende. Onbewust voer Rosamunde haar hand naar naar hart, alsof zij een daarin plotseling ontkiemende smart wilde onderdrukken. Juist zóó was hij gekleed geweest, toen zij hem voor het eerst had gezien, toen zij, nog half bewusteloos, hem voor een prins had aangezien, die gekomen was, haar te redden en te verlossen. Het was hetzelfde beeld, dat zoo langen tijd in haar hart had gezeteld. (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1932 | | pagina 1