Langedijk. Groente-Centrale
Harmonie „Excelsior"
CONCERT
Nieuwsblad v. Holl. Noorderkwartier
41e Jaargang
De Twee Kleinzoons.
NO 66 TELEFOON INTERCOMMUNAAL NO. 52. DINSDAG 14 JUNI 1932
NIEUWE
LANGEDUkER COURANT
DEZE COURANT VERSCHIJNT
DINSDAG DONDERDAG
en ZATERDAG.
Abonnmentsprijs:
B«r S maanden 1.15.
lliloavfl: firma 1. H. KEIZER. Rodacteur J. H. KEIZER. Bureel Noordscharwoude.
ADVERTENTEEN:
Van 15 regels 75 cent;
elke regel meer 15 cent
GROOTE LETTERS
NAAR PLAATSRUIMTE
Vergadering \sn het bestuur der Langend ijker
Groenten Centrale op Maandag 13 Juni 1932, des
middags 3 uur in het betaalkantoor.
Aanwezig 24 leden en 1 afgevaardigde der ver-
eeniging „De Koophandel".
Voorzitter, burgemeester Slot, opende met een
welkom, waarna lezing en goedkeuring volgde der
notulen.
Op de Keurlijst werden geen op- of aanmerkingen
gemaakt.
Uit het verslag van het kantoor bleek dat de
omzet over het seizoen 19311932 heeft bedragen
f 1.526.209.54. Over de eerste 4 maanden in 1932 was
geveild voor een bedrag van f 973.837.76, terwijl dit
over hetzelfde tijdstip in 1932 bedroeg f455.590.82.
Verder bleek dat in de maand Februari 1932 wa^
geveild voor een bedrag van f 103.152.45 en wel voor
Broek op Langendijk f30.899.64; Koedijk" f 18.897.70;
Sint Pancras f 15.074.93; St. Pancras R. f3212.09;
Heerhugowaard f4248.20; Heerhugowaard R. K.
f8944.37; Zuidscharwoude f 14170.94; Zuidschar-
woude R. K. f2807.88; Schermer f 1650.29; Ursem
f291.36; Hensbroek f 1271.15; Oterleek f2375.23;
Diversen f 1248.67.
In de maand Maart voor een bedrag van
f 126.904.51. Waarvan voor Broek op Langendijk
f27.459.99; Koedijk f21451.75; Sint Pancras
f 19845.65; Sint Pancras R. K. f2541.96; Heerhugo
waard f 10022.47; Heerhugowaard R. K. f 11916.59;
Zuidscharwoude f 18121.82; Zuidscharwoude R. K. I
f4351.13; Schermer f4896.69; Ursem f 1975.17;
Hensbroek f2810.63; Oterleek f 1133.89; Diversen i
f 376.77.
In de maand April voor een bedrag van
f 132.029.38; waarvan voor Broek op Langendijk
f21857.46; Koedijk f22324.41; Sint Pancras
f23049.22; Sint Pancras R. K. f 1974.95; Heerhugo-
waard f9911.88; Heerhugowaard R. K. f 10635,67;
Zuidscharwoude f22623.97; Zuidscharwoude R. K.
f4839.87; Schermer f4170.77; Ursem f2003.87; Hens
broek f2571.62; Oterleek f2799.32; Diversen f3266.50
Ingekomen was een schrijven van de correspon
denten der Plantenziektenkundigen dienst met ver
zoek om subsidie. Dag.' Bestuur stelt voor om in
plaats van f 40.—zooals andere jaren, nu f30.—
toe te staan. Aldus besloten.
Van de vereeniging* „De Koophandel" een schrij
ven met verzoek het verstrekken van bonnen we
derom te bevorderen in verband met het onregel
matig veilen der producten; ten 2e vreemde koop
lieden niet op de veiling toe te laten als koopers;
ten 3e te willen bevorderen dat de struiken der kool
goed afgesneden en niet zwart ter markt aange
voerd worden en ten 4e den weg naar de telefoon
cellen in de veiling zooveel mogelijk vrij te laten van
publiek.
Voorzitter zegt, dat betreffende de bonnen, dit nu
juist geen zaak van het bestuur is daar de Alg.
vergadering hierover beslist, maar achte het toch
van belang het in bespreking te brengen.
'De heer Muller zegt, als afgevaardigden kunnen
we hier wel geen besluit nemen, maar vraagt zich
persoonlijk af of het de juiste weg is, zooals verleden
jaar, doorvoering zonder bonnen. Spr. vindt het een
belemmering voor de afzet. Daar het niet mogelijk
FEUILLETON
Plotseling zeide Albert, terwijl hij zijn secretaris
met een eigenaardigen, zonderlingen blik aanzag:
„Moeten wellicht uit dezen twljfelachtigen echt ook
kinderen gesproten zijn?"
„Ik weet het niet."
„Goede Hemel!", riep de zieke uit, als van zijn
eigen gedachten schrikkende. „Maar neen, neen,
mijn vermoeden en samenvattingen gaan te ver
dat is toch niet mogelijk! Ik ben echter oud ge
noeg," zoo ging hij" verder, „om in de familiegeheim
men ingewijd te worden, ik verlang het ook, en nog
heden vraag ik grootmama mij alles te vertellen."
„Ik verzoek U vriendelijk dit niet te doen," zeide
Heinrich eenigszins geschrokken, doch uiterlijk ge
heel kalm, U zou mij daardoor in een scheeve po
sitie brengen. Het is mogelijk, dat dit een wonde-
plek is, die men niet gaarne aanroert: En hoogst
waarschijnlijk is het ook wel zoo, want ook mij heeft
men' van verschillende zijden gewaarschuwd in dit
opzicht geen enkele vraag te doen, want het is
reeds voorgekomen dat bedienden, die dit wel had
den gedaan, onmiddellijk werden ontslagen. Wat
zou uwe familie er wel van denken, wanneer ik, uw
ziekenverpleger, met U zulke opwindende gesprek
ken voerde? Verder is het mij vergund U er op te
wijzen, dat Graaf Roderich mij heeft gezien en ik
U als mijn lastgever heb bekend gemaakt, welk ge
val niet meer valt te loochenen. Ik bid U, behandel
die zaak en bagatelle, in elk geval thans nog, later
zult U wellicht gelegenheid hebben daarop meer
breedvoerig in te gaan. Speel de onwetende, U heeft
zoo terloops gehoord, dat men voor korten tijd
een lijk had opgegraven, dat naar het kerkhof in
het dorp moest worden gebracht, dat U mij had
opgedragen, aangezien de gestorvene een vriendin
van uw grootvader is geweest, voor eenige versie-
riing van het graf te zorgen."
„Goed ik wil aan uw wensch voldoen. Eigenlijk
heeft u gelijk. Wanneer grootmama mijn opwin
ding zou bemerken, zou men u daarvan een verwijt
maken. De gelegenheid doet zich wel eens voor,
dat ik mij nader met dit geval op de hoogte kan
trachten te stellen. Wil u thans zoo goed zijn mij
naar de familiekamer te rijden?"
„Mei genooegen. Nog eens, uw kleine vriendin
had de besliste opdracht ontvangen u niet in
kennis te stellen met haar vertrek; wanneer U
is in zulk een korten tijd al die producten weg te
werken, terwijl we toch aan de vraag van den
handel zullen moeten voldoen.
We werken het zelf in de hand dat er zoo weinig
goed aan de markt komt, en dan is er nog een om
standigheid welke belemmerend werkt wannaar het
soms gebeurd dat de prijzen met sprongen omhoog
gaan en de producten dan vastgehouden worden,
moeten we dan tegen de kooplieden zeggen: we heb
ben geen goed heeren! Dat-is alles bij elkaar een
groote belemmering voor den afzet der producten.
Voorzitter zegt, van meening te zijn dat de bon
nen niet .gemist kunnen worden, maar het onder
werp kan moeilijk hier ter plaatse verstaand ge
bracht worden.
Een minder gelukkige passage in het verzoek acht
spr., dat er geen misbruik gemaakt wordt van de
instelling der bonnen. Want juist dat is het groot
ste bezwaar. We behoeven elkaar niet met steenen
te gooien, maar er zijn in de categorie tuinders en
kooplieden menschen, welke zulks wel doen, en daar
misbruik van maken. Voorzitter acht het 't beste
deze zaak voor te beréiden en te bespreken op den
Vierbond.
Wat betreft het niet toelaten van vreemde koop
lieden ols koopers op de markt is spr. de meening
toegedaan, van wel toelating.
De heer W. Visser merkt nog op wat betreft
het afsnijden der struiken, door de bouwers de
meeste zorg aan wordt besteed en daarvoor zooveel
mogelijk hun best doen, maar laten de heeren koop-
liieden n deze dan zelf ook meewerken en geen kool
in de wagon doen met zwarte struiken.
De heer C. Wagenaar (Koophandel) zegt, dat waf
betreft het zwart van boven is voortgevloeid uit de
onregelmatige aanvoer.
Wanneer een koopman 's Zaterdags een bestel
ling krijgt, moet hij noodgedwongen meedeelen dat
deze Dinsdags pas uitgevoerd kan worden, daar de
Maandag als het ware is uitgeschakeld. De aanvoer
concentreert zich om 3 dagen, waarop dan 2/3 en de
overige 3 dagen 1/3 wordt aangevoerd. Zulks is ver
keerd in verband met de uitvoeringen van bestel
lingen.
Wat betreft de vreemde kooplieden deze koopen
zelf en laten of zelf het product of laten het door de
tuinders doen. En daar komt de kleinhandel tegen
op, daar ze dan geen loonen hebben te betalen voor
inlading en zulks wordt hier door de kleinhandel
wel gedaan.
Voorzitter zegt, dat wat de zaak aanvoer betreft,
dit zal onder de oogen. worden gezien bij den Vier
bond. We moeten ons inrichten naar dë behoeften
der koopers.
Ten opzichte der vreemde koopers hebben wij een
contract met de gemeente Broek, hetwelk ons zulks
verbied. Wanneer er vreemde kooplieden komen
moeten wij zulks toejuichen, daar het een belang is
voor de tuinders.
De heer Wagenaar merkt nog op betreffende de
bonnen dat in Noordscharwoude al eens een regeling
toegepast is om een zeker deel der aanvoerders den
volgenden morgen terug te laten komen. Dit is niet
goed want er kan zoo'n dag groote vraag wezen,
zoodat dit ook geen oplossing is.
De heer Schaap is geen voorstander om vreemde
kooplieden te weren. Maar wat betreft het laden,
zou het gewenscht wezen dit te laten verrichten
door de transportarbeiders, in verband met de con
currentie.
De secetraris merkt op dat, het zoo geweest is
If dat vreemde kooplieden het dubbele laadloon moesr
l ten Betalen, hetwelk hier trouwens haast niet voor
valt, maar de kleine kooplieden kunnen ook hun
producten zelf in laden, dus staat het aan hun. om
zulks te doen of niet.
Voorzitter merkt op dat het geen terrein is om
door ons te worden betreden.
De heer H. Glas merkt op, dat hij accoord kan
gaan met de toelating van de vreemde kooplieden,
zulks is een voorrecht voor onze maarkt.
Wat betreft de openstelling tot het verleenen van
ibonnen kan spr. zich niet mee vereenigen. Het is
/niet gebleken in de praktijk dat er voordeelen aan
^verbonden zijn. Spr. geeft de schuld aan het onge
regelde aanvoer en de prijs in het afgeloopen sei-
zoen.
i Tevens is het ook de schuld van de kooplieden.
Spreker heeft een langen tijd geregeld 's Maandags
4 aangevoerd en daarbij is gebleken dat er dien dag
.Tin doorsnee minder voor het product gegeven wordt
,als op andere 'a&Mft.
NOORDSCHARWOUDE
(Dir.: P. PRANGER)
op DONDERDAG 16 JUNI 1932
op het Schoolplein.
Entree f 0.25 (incl. Bel.).
Aanvang half acht (O. T.)
ongunstig weer in de zaal.
Waarom houdt de tuinder aan veiling vast, omdat
hij weet wat voor gevaren er aan verbonden zijn
wat betreft het misbruik van het verstrekken der
bonnen. Terwijl dit jaar is gebleken dat het niets
gegeven heeft.
De heer Muller zegt zoo te hebben aangevoeld dat
we niet op den goeden weg zijn. En in het bijzon
der geldt zulks voor het voorjaar. Dan is het handel
van één dag. En temeer daar de eene plaats wel
bonnen verstrekt en de andere niet. Spr. acht dit
niet goed en wenscht dat in den Vierbond een ieder
ruimschoots gelegenheid krijgt zich in deze uit te
spreken.
Voorzitter zegt, we hebben nu tweeërlei meening
of we de zaak zullen aanpakken of laten rusten.
De heer Hoogland is van meening zich homogeen
I te verklaren met den heer Glas. Wanneer de bon-
i nen normaal gebruikt werden dan is het niet zoo
erg, maar het misbruik dat er van gemaakt wordt,
dat is het hoofdmotief.
De secretaris zegt dat het een moeilijk punt is.
Wat nu te doen.
De winter-campagne deugt niet. We hebben 12
jaar lang een regelmatige aanvoer gepropageerd,
maar het is van jaar tot jaar slechter geworden. En
j wat moet er nu gedaan om een regelmatige aanvoer
i te bevorderen.
We hebben al eens gezegd de kool regel de land-
bouw-uitvoer wel, daar veel slechte kool verladen
schade is voor den tuinbouw. Gezien deomstandig-
heden van dezen winter zou het een zegen wezen
wanneer het uitvoer-verbod van slechte kool er was
Voorzitter zegt, we hebben een besluit achter ons
van de Alg. Vergadering, doch kunnen het ter sprake
brengen op den Vierbond. Maar nu er een tegen
kanting komt in deze zaak, gezien de besluiten en
houding van sommigen onzer, kunnen we geen
oordeel vellen.
Besloten werd in dezen geest aan Koophandel te
berichten.
Wat betreft het verzoek tot wering van vreemde
kooplieden werd besloten in afwijzenden zin te be
richten.
Van de Prov. Commissie een schrijven aangaande
de fondsvorming van producten welke den mini
mumprijs niet opbrengen, hoe dit het beste uit te
voeren is. Provinciaal of gewestelijk en voor de
producten in zijn geheel of apart.
Voorzitter voegt er aan toe dat in beginsel beslo
ten is het bestuur machtiging te verleenen tot hët
maximum van hoogstens 1 pet. wat een vermeer
dering met zich mede brent van het veilings-per-
centage. Gevraagd wordt nu wat is de juiste weg.
Secretaris zegt dat de bedoeling van onze ver-
I eeniging is, dat wat we zelf doen, zelf uitvoeren,
i De heer Hoogland zegt dat wat betreft het afzon-
derlijk vormen, hiervan moeilijk wat van te zeggen
valt.
Voorzitter zegt, wanneer we zeggen we willen
fondsvorming voor onze eigen veiling dan onder-
vangt dat de andere vragen.
j De heer H. Glas vraagt, of het al zoover op de
Alg. Vergadering is aangenomen of is het niet zoo
dat middelen gezocht moeten worden. Spr. vindt het
i een gevaarlijke maatregel, zujks mede in verband
dat op andere plaatsen het product per kist gaast.
De heer W. Visser was van meening dat het in de
bedoeling lag om te probeeren steun van provincie
of Rijk te krijgen, en dan is de weg een provin
ciaal fonds.
Wanneer wij het doen moeten en 1 pet. betalen
dan zal het geld gauw op wezen.
De heer J. Glas zegt, dat het veel schelen zal of
de maximum prijs loonend bepaald wordt of niet.
De heer Koning is van meening dat het Prov. niet
bevallen zal in verband met de verschillende pro
ducten en acht streeksgewijze het beste.
De voorzitter lijkt het moeilijk om nu een defini
tieve beslissing te nemen, daar we niet goed weten
hoe het loopt.
De heer Visser zegt, dat we er veilingsgewijze niet
gemakkelijk over denken moeten. Want Zuid-Hol
land is nog zoo groot buiten ons om.
deze zaak met uw grootmama bespreekt, zegt U
dan, als ik u verzoeken mag, dat ik toevallig van
den koetsier had gehoord, dat hij morgenochtend
tien uur de dochter van den houtvester met haar
bagage naar het station moet brengen. Wilhelm
heeft mij dit inderdaad medegedeeld."
Hoezeer moet ik u danken voor uwe groote voor
zichtigheid! Doch thans, kom mijn vriend."
De kamer, in welke na het souper, de grafelijke
familie en het overige gezelschap nog een uur
placht te toeven, voordat ieder zijn eigen kamer
opzocht, was nog eenigszins grooter dan de eet
kamer en even elegant en rijk ingericht als alle
zich in het slot bevindende kamers. De wanden
waren wit, gordijnen, portieres en meubelovertrek-
ken van kersrood zijderips. Tegenover de deur, die
toegang verleende naar de eetkamer, bevond zich
een groote schoorsteen van grijs marmer, tegen
welken een zeer groote spiegel met gouden lijsten
was aangebracht. In alle vier hoeken stonden hal
vemaanvormige sopha's, en voor dezelve een ovale
tafel, overdekt met een kersrood tafelkleed. In het
midden der kamer stond een groote, ronde tafel,
overdekt met eenzelfde kleed en om deze tafel
stonden zes gemakkelijke leuningstoelen. Een groote
bronzen kroonluchter met vele kaarsen hing aan
den zolder, terwijl bovendien het vertrek nog werd
verlicht door vijf lampen van gelijken vorm, die op
de tafels stonden. Tegen den wand, tegenover de
ramen, zag men een piano staan.
De oude Gravin en freule v. Richthofen hadden»
regelmatig plaats genomen op de hoeksopha, links
van den schoorsteen, de anderen zaten dan hier en
dan daar, Rosamunde en Anna Berghofer veelal in
de nabijheid der gouvernantes, de leeraars bij den
Graaf. Alberts wagen stond in den regel voor de
schoorsteen. Den kamerdienaar Lühneburg, die het
zich niet liet ontnemen de dames en heeren te be
dienen wanneer er verfrisschingen, vruchten cn
dergelijke werden rondgediend, was het geoorloofd,
met het oog op zijn hoogen leeftijd, op een stoel
plaats te nemen, die in de nabijheid van de deur
stond.
Zoolang Gravin Louise aanwezig was ging het
in den regel zeer vormelijk toe. De jonge meisjes of
de gouvernantes, afgewisseld door Dr. Bank, lazen
zoo af en toe uit .een boek voor, of, wat echter zeer
zeldèn geschiedde, er werd gemusiceerd. Niet zoo
dra hadden de beide oude dames zich verwijderd en
was de kamerdienaar, die naar de voorgeschreven
etiquette, de beide dames naar de tweede verdieping
had begeleid, teruggekeerd, of Graaf Stephan liet
zich zijn jachtpijp brengen, presenteerde tot steeds
groote ergernis der gouvernantes den leeraars siga
ren, flesschen en glazen werden op tafel gezet
en daarna werd er zoo ongedwongen geconverseerd
en gedronken, dat de dames spoedig op de vlucht
gingen. Waren deze heengegaan, dan werd door de
Graaf in vele gevallen een skatpartij gearrangeerd,
doch zoo lang zij in de kamer waren moest er
voortdurend worden gezongen of gespeeld, want de
Graaf hield hartstochtelijk veel van muziek. Een
evenzoo hartstochtelijke muizekliefhebber was de
oude kamerdienaar. In verrukking luisterde hij naar
den zang, dan zweefden zijn gedachten naar het
verleden terug, naar een jong, zeer schoon meisje,
dat als een engel had kunnen zingen, dat hij had
lief "gehad, dat men hem had ontroofd, dat hij dan
gehaat had en allen, die daarbij betrokken waren, en
tot hetwelk zijn liefde weer was teruggekeerd, nadat
zij lang reeds was gestorven. Evenveel als hij van
muziek hield, hield hij van een glas goeden wijn,
en Graaf Stephan, die dit wist, ledigde nimmer ge
heel zijn flesch, maar reikte deze steeds met een
aanzienlijke hoeveelheid er nog in den kamerdie
naar over, terwijl hij hem beval een nieuwe te
brengen. Die restanten dronk de kamerdienaar dan
met behagen of> in de eetkamer.
De Gravin wist van deze „slemperij", zooals zij
het genoemd zou hebben, niets, Lühneburg zweeg
heel wijselijk, opdat dit mooiste oogenblik van den
dag voor hem niet verloren ging, en had deze kamer
bij voorkeur voor dit doel gekozen, omdat, zoo het
heette, dit vertrek terdege gelucht moest worden.
Heden echter werd er noch voorgelezen noch ge
musiceerde, men wachte met spanning de komst
van Albert af met zijn secretaris. De leeraars en de
gouvernantes wisten reeds lang, dat Albert zich
voor zijn nieuwen bediende in hooge mate interes
seerde, dat hij hem tot zijn secretaris had benoemd,
dat deze een zeer ontwikkeld en bovendien een zeer
knap man was, en de nieuwsgierigheid, hem in zijn
nieuwe waardigheid te zien, steeg het hoogst, toen
Graaf Stephan aan tafel mededeelde, dat de heer
Schwarz de redder was van het leven van Rosa
munde.
Slechts Rosamunde zag zijn komst met angstig
kloppend hart tegemoet. Toen zij hem heden mid
dag zoo plotseling had wedergezien, had zij hem
aan zijn gestalte, aan zijn gelaatstrekken onmiddel
lijk herkend, doch zij had hem toen niet in de
oogen kunnen zien. En het waren deze oogen met
hun zeldzaam diepen blik, die haar zoo diep in de
gedachten waren gebleven. Wanneer hij zijn oogen
op haar zou richten., zou zij dan zijn blik kunnen
verdragen? Ach, het was sinds het onderhoud met
Albert zoo geheel anders geworden. Hedenmiddag
was hij nog de nederige dienaar geweest, thans
nam hij een geheel andere plaats in. Hij was ver
heven tot den vriend van haar broeder, daarmede
werd hem den toegang tot het salon geopend; hij
was ontwikkeld én beschaafd, kende alle vormen en
was derhalve met de familie gelijk te stellen. Eiken
avond zoü hij in haar naaste nabijheid kunnen
komen, met haar, als ware hij van gelijken stand,
gezellig kunnen verkeeren, zich met haar onder
houden, en zij was verplicht hem ten antwoord
te staan. Hoe zeer zij ook zijn beeltenis in haar hart
had gedragen, de vreeselijke ontdekking,
zoo diep onder haar stond, van nederige afkomst en
opvoeding was, gewone manieren bezat en zeer Bur
gerlijke opvattingen, had een klove tusschen haai
en hem gesteld, zoo breed, dat deze niet was te over
bruggen, had als een koude hagelslag de jonge,
teedere plant der liefde gedood. Afschuw en schaam
te hadden haar bevangen, dat zij zich zoo had ver
gist, dat zij zich zoo had kunnen wegwerpen en
vernederen. Maar thans was hij niet dit ruwe,
onwelopgevoede jongmensch, het volle licht had
hem beschenen, men had hem verheven tot haar
hoogte en als relief boogde hij op eigenschappen,
zooals men die van een cavelier vordert, met zulke
glanzende eigenschappen, dat haar broeder Albert,
en Albert wist met verwonderlijke gaven en
speurzin de goede en sléchte te onderscheiden
hem zijn achting als vriend had geschonken. De
schoonste deugden: Moed, een edele inborst, een
schrandere geest werden in hem geroemd. O, ware
hij toch de nederige dienaar, de diep onder haar
staande mensch gebleven! Maar was hij dan daar
door, omdat de voorliefde van haar broeder hem
zoo hoog had verheven, dat hij thans een hooger
positie bekleedde, ook haar nader gekomen, haar
gelijke geworden? „Neen, neen!" fluisterde on
hoorbaar hare lippen, terwijl zij naast Anna Berg-
hqfer zat, die met juffrouw Grammont een zacht
gesprek voerde, en nogmaals neen! De droom is
voorbij, het was een schoone droom, maar ik ben
thans ontwaakt, het is dag geworden in mij zoo
lang ik droomde, was mijn geest nog ingesluimerd,
thans zijn de banden verbroken en vrij zie ik de
toekomst tegemoet. Was het zwakheid een droom
beeld te koesteren, mijn gevoelens die het opwekte
te vertroetelen, thans heb ik over mijn zwakheid
gezegevierd!"
En toch beefde dit jonge meisje voor zijn eersten
blik?
De deuren van de eetkamer werden geopend,
Heinrich rolde den wagen over den drempel en
schoof hem tegelijk naar de voor Albert bestemde
plaats.
Aller oogen waren op hem gericht. Degenen, die
hem eerder slechts vluchtig hadden aangekeken,
waren heden avond verrast door zijn ridderlijke
schoonheid. De meesten moesten zeggen, dat zijn
uiterlijk, verhoogd door de elegante kleeding, alle
voornaamheid teekende.
Onbewust voer Rosamunde haar hand naar naar
hart, alsof zij een daarin plotseling ontkiemende
smart wilde onderdrukken. Juist zóó was hij gekleed
geweest, toen zij hem voor het eerst had gezien, toen
zij, nog half bewusteloos, hem voor een prins had
aangezien, die gekomen was, haar te redden en te
verlossen. Het was hetzelfde beeld, dat zoo langen
tijd in haar hart had gezeteld.
(Wordt vervolgd).