Hst verwachte
Het gesukkel duurt voort
Nieuwsblad v. Holl. Noorderkwartier
No 73 TELEFOON INTERCOMMUNAAL NO. 38. DONDERDAG 30 JUNI 1932
41e Jaargang
Mitnave: firma 1. H. KEIZEB. Redacteur I. H. KEIZER. Bareel Noordscharwoude.
Naar School
Jx&rZ&rSj!rftt «KSijs
FEUILLETON
De Twee Kleinzoons.
NIEUWE
LANGEDIJOR COURANT
DEZE COURANT VERSCHIJNT
DINSDAG DONDERDAG
en ZATERDAG.
A bonnmen tsprlj s
per 3 maanden f 1.15.
AD VERTENTIEN
Van 15 regels 75 cent;
elke regel meer 15 cent
GROOTE LETTERS
NAAR PLAATSRUIMTE.
Hel: is wel een heel tijdje geleden, maar toch
herinneren we ons nog vaagjes den tijd, dat de
jongenskiel ons om de schouders hing, ja ,we
herinneren óns nog, dat de school een ver
schiet was, dat zich voor ons nog niet had ge
opend. iï'oms zei vader, vandaag of morgen moet
je naar school. Dan keek hij ons beteeken end
aa.n en we knikten daarom gewichtig instem
mend, zonder nochtans het volle gewicht van dtj
zaak te begrijpen. En des avonds voor den groo-
ten dag we weten het nog goed nam hij
ons op zijn knie en begon hij te vertellen van
den grooten en beteekenisvollen keer, die in ons
bestaantje ging komen. Wat hij allemaal ver
telde, weten we niet meer, we zijn zelfs over
tuigd dat we het ook niet wisten op het moment
zelve van het gewichtige onderhoud. Men mag
dat niet als een oneerbiedigheid aanmerken; voor
redeneering waren we nog te onbevattelijk en
voelen deden we de beteekenis van de gebeurtenis
volstrekt niet. Be school werd aanvaard als
iets natuurlijks, dat vanzelf sprak. Het eenige,
waarvan we onder den .indruk kwamen, was va
ders emotie.
Die emotie zal ook' pu welj weer vele vaders
en moeders bevangen, als ze hun kind voor het
eerst naar school brengen. Jongen, nou gaat
liet kómen. Nou zal blijken of ie leeren kan, of
ie wat worden zal, ,zal beslist, worden of ie
Och, beste menschen, doe .toch een beetje ge
woon.
De school is een prachtinstelling en schoolgaan
is voor het moderne .menschenkind noodig als
eten en drinken en slapen. Die palen worden er
geheid, waar de verdere ontwikkeling van het
kind op kan worden gebouwd. Het is heel ge- i
wichtig, natuurlijk, maar die palen komen wel j
in den grond. Soms moeten ze eens wat dieper 1
geslagen worden, als de .vaste grond; wat lager
zit, maar heusch, dat maakt de meester of de
juffrouw wel in orde, als ge maar kalm mee
werkt, zonder al te veel emotie.
Als de vaste grond kort onder de oppervlakte
zit, dan zijn er maar korte paaltjes noodig. Op
weeken bodem langere. Maar, zitten de palen
eenmaal goed, dan kan op beide steunsels een
even schoon gebouw worden opgetrokken, even
hecht en even sterk.
Het is goed om het kind aan te sporen tot.
goed gedrag, tot vlijt )en ijver. Het is heel ver
standig om met den pndjerwijzer of onderwijzeres
te overleggen, hoe men actief aan \ie vorming
en ontwikkeling van het kind kan medewer
ken, maar suggereer u zelf en het kind vol
strekt niet, dat in de eerste schooljaren over
het levenslot gaat worden heslist.
Vorderingen te uitbundig prijzen is verkeerd
vooral voor het kind. Nog meer verkeerd is
het om pessimistisch te oordeelen over ver
standelijken aanleg. Het kind krijgt in het eer
ste geval een te hoog gevoel van eigenwaarde en
overschat de beteekenis .der verworven kennis,
hetgeen tot latere teleurstellingen leidt. In het
andere geval besluipt het kind het deprimee-
reride b ewustzijn van minderwaardigheid, de
overtuiging van een sukkel te zijn.
De uitkomsten bewijzen het (telkens weer, hoe
betrekkelijk weinig de aanvankelijke geschitheid
voor séhoolsche ontwikkeling voor de toekomst,
beteeknet.
Vlotte leerlingen werden later, als volwassenen,
dikwijls veelweterige, maar onpractische men
schen. Kinderen met slechte geheugens ontplooi
den later vaak een practischen geest,, waarmee
ze het ver te brengen wisten, in de wereld.
Daarom ,laat dat heien van palen maar zooveel
mogelijk aan den onderwijzer of onderwijzeres
over, maar verzorg zelf in de schooljaren van
het kind karakter en plichtsgevoel, welke het
leeren zich te geven en te ijveren.
En prijs uw uil dan geen valk. Noem uw uil
ook geen uil en uw valk geen valk. Als ge over
tuigd. zijt den wil van het kind te hebben ge
vormd, zoodat die aanwezig is, het karakter te
hebben ontwikkeld, zoodat daarop kan worden
vertrouwd en den ijver naar behooren. te heb
ben gewekt en geprikkeld, nu, dan heeft het
ge» zin om mrtzelf „og minder met het Z dTÏÏSÏÏi ÖSSteS/SÏÏÏÏÏ'nSK
kind, er over te gaan delibereeren, of er voor het tegenvallen. Oostenrijk ligt machteloos neer en be
stand en vooruitzichten van den oogst in Duitsch-
land en België op de hoogte kunnen zijn.
Wel verzekerde ons een koopman, goed georiën
teerd op de Engelsche markt, dat daar Spanje en
Italië als zware concurrenten optraden. Doch lang
zou die concurrentie niet duren, wijl in de laatst
genoemde landen het vroege-aardappelen seizoen
ten einde spoedt.
Zoo hoopten we op een eenigszins bevredigend,
zij het laag prijspeil. En nu deze groote daling, die
onze Noordhollandsche tuinbouw, toch reeds zoo
zwaar bezocht, zoo diep treft.
Meerdere veilingen zijn nog maar even aan den
gang, de groote aanvoeren moeten te Noordschar
woude, Warmenhuizen, Obdam en Avenhorn nog
kbmen.
En nu reeds kan het quantum schier geen afzet
vinden. We schatten de aanvoeren van Maandag
en Dinsdag in Noord-Holland op zeker 200 wagons
van 10 ton per dag.
Er gaat te weinig naar Duitschland, de handel
op dat land is door de „devisenverordnung" met
lamheid geslagen.
Geen koopman kan op Duitschland, zooals het nu
gaat, blijven handelen. De risico's zijn te groot.
Er kan eiken dag iets los barsten, waardoor alles
op losse schroeven komt te staan. Somber zijn de
vooruitzichten. Ondertusschen confereeren de macht
hebbers te Genève en Lausanne en stokken handel
en verkeer. Europa snakt naar een oplossing, die al
maar toeft. De toestanden kunnen gevaarlijk wor
bouwen van zijn toekomst al dan niet zwaar
moei worden geheid.
De palen komen wel op haar plaats en diepte.
En het gebouw Och, dat komt pas veel
delt om hulp.
In Duitschlandkan de regeering de toestanden
nauwelijks de baas blijven en zijn opstootjes aan de
orde van den dag. En ook in ons land hoopen zich
de moeilijkheden almeer op. Onze tuinbouw bedrij-
later. Nu is daar allemaal nog niets van te ven ondervinden de gevolgen van buiten- en bin
zieggen nenlandsche zwarigheden wel het allermeest.
gevoelige slag, voor misschien meerdere onderne
45)
Heinrich reed den wagen terug. Met snelle schre
den kwam hem de kamerdienaar tegen.
„De gravin stuurt mij hierheen, mijnheer de
Graaf," zeide hij met een angstigen trek op het
gelaat, „Hoogstderzelve heeft van uit haar venster
raam met ontzetting gezien, dat u in het park
wordt rondgereden, zij bezweert u, onmiddellijk we
der terug te keeren en naar uw kamer te gaan."
„Zeg aan mijn grootmoeder, beste Lühneburg, de
Saniteitsraad heeft het veroorloofd."
„Onmogelijk! Werkelijk veroorloofd?"
„Mijn eerewoord er op, oude."
Zoo snel mogelijk verwijderde hij zich weder.
Onmiddellijk daarop kwam Anna Berghof er en
bad hem uit naam van Rosamunde, dat de zieke
niet tegen alle voorschriften in zou handelen en
zoo onverstandig zou zijn nog langer in.het park
rond te rijden.
„De Saniteitsraad heeft het mij veroorloofd," luid
de hetzelfde antwoord.
Nu kwam ook Graaf Stephan eh richtte dezelfde
bede tot hem.
„De Saniteitsraad heeft het mij veroorloofd,"
riep Albert ook hem vreugdevol tegen.
Toen zij het slot dichter waren genaderd, kwam
Gravin Louise zelf en riep hem reeds eenigszins van
verre toe;
„Ik kan het niet gelooven, Albert, heeft de kamer
dienaar wel goed verstaan? O, wanneer je eigen
dunkelijk
„De Saniteitsraad heeft het mij veroorloofd, groot
lama!"
„En mij heeft hij niets van zijn plotseling ver
anderde zienswijze medegedeeld?"
„Hij laat zich verontschuldigen met de vriende
lijkste groeten, daar hij oogenblikkelijk naar „Wil-
helmineruh" moest."
„Je voelt je toch wel goed, Albert?"
„Als een vogel in de lucht."
„Overdrijf het verlof niet, blijf niet te lang
buiten!"
„Wees onbezorgd, grootmame, wij willen nog even
daar den zwanenvijver, en dan zoek ik mijn kamer
Weder op! O, grootmama, hoe schoon en heerlijk
is Gods vrije natuur! Nu weer vooruit, beste Hein-
rtch, als ik u verzoeken mag!"
Zij reden verder. Als zij op de plaats waren aan-
het kind door de school er een te domineerende
plaats in te verleenen
Wat meeleverden in het wel en wee van onzen
tuinbouwers vreesden en min of meer verwacht heb
ben, staat thans in vervulling te gaan.
Nauwelijks is de groote aanvoer van vroege aard
appelen gedurende nog maar enkele dagen begon
nen, of de groote prijsdaling is ingetreden.
Daalde de exportprijs ter Broeker Markt jJ. Dins
dagmorgen tot f 4.00 de namiddag gaf nog lagere
prijzen, tot f 3.30 per 100 kg. te zien.
En Woensdagmorgen ging de prijsdaling nog door
en werd reeds voor f3.00 per 100 kg. voor export
gekocht. De middagveilingen „om de Oost" brach
ten geen noemenswaardige verbetering, althans niet
voor het hoofdproduct, de Schotsche Muis.
Wel kon tegenover den vorigen dag de witvlee-
zige Ninetyfold prijshouden en bracht deze soort
nog ongeveer 5 cent per kg. op, doch dit kan de
situatie niet redden.
We hadden allen nog hoop, dat de toch al niet
hooge prijzen wat zouden kunnen gehandhaafd blij
ven. De berichten uit het buitenland luiden voor
onze streek niet ongunstig.
Het gewas heette de vorige week nog in Duitsch
land achterlijk te zijn en door de droogte te hebben
geleden. Ook uit België waren de berichten omtrent
de oogst niet gunstig, de concurrentie met de Bel
gische aardappelen in het afzetgebied was schier
niet aanwezig. Zoo althans verzekerden ons men
schen, die uit den aard van hun bedrijf met den
gekomen, waar de platanenallee begon, liep een 1
jong meisje in snelle vaart den straatweg af. i
„Albert!" riep zij reeds uit de verte, ben jij het
dan werkelijk, of bedriegen mijn oogen zich?"
.„Marianne!" klonk het van de lippen van den
zieke en een straal van blijdschap vloog over zijn
gelaat. j
Zoo vlug als een hinde kwam zij aangeloopen en
het scheen alsof zij hem wilde omarmen doch door
de aanwezigheid van derden daarvan werd terug
gehouden. Zij reikte hem de hand en zeide:
„O, gij alleenheerscher van Breitenbach, vanwaar i
hebt ge toch de macht verkregen het bevel van je
grootmama ongedaan te maken? Hoe dank ik je
dat je 't hebt gedaan, en u, mijnheer de secretaris,
dank ik, dat gij uwe medewerking daartoe hebt
willen verleenen. Hoe goed is u geweest, maar ik
had onmiddellijk reeds vertrouwen in u, toen ik u I
zag. Hoeveel zakdoeken ik heb nat geschreid, zal ik
je maar niet vertellen, Albert, je mocht nog eens
ijdel worden, maar duidelijk is het mij nu gebleken,
hoezeer ik aan Breitenbach ben gehecht. Ik had I
mij in de dorre residentie doodgekniesd, wanneer j
ik dit had moeten missen. Ik ben thans zoo geluk- I
kig, dat ik hier blijven kan! Maar voorloopig kan
ik niet zoo dikwijls meer komen, Albert, mijn groot
moeder is ernstig ziek geworden, zoodat ik haar niet
lang alleen kan laten. Wij hebben den Saniteits
raad reeds geraadpleegd, hij heeft haar medicijnen
voorgeschreven. Vader is zelf naar Langenheim ge
gaan om de medicijnen te halen. Hij moest toch
daar heen."
„Uw grootmoeder is ziek?" vroeg Heinrich vlug,
gisteren kwam zij blijkbaar nog gezond m de ka
mer!"
„Wij vonden haar heden morgen bewusteloos op
den vloer liggen; wel is waar is zij weer tot bewust
zijn gekomen, maar zij heeft zware koorts en mom
pelt maar wat voor zich heen, zonder er een woord
van te kunnen verstaan. Onze oude Lene heeft ge
noeg in de keuken te doen, en daarom moet ik
haar verplegen. De tijd duurt dan wel heel lang
voor mij en ik heb niets aardigs te lezen: heb jij
niet een boek voor mij, Albert?
„Ik zal je er een zenden," antwoordde Albeit,
terwijl hij gedurende het aardige gekeuvel van het
jonge meisje haar met een gelukkig gelaat had
aangezien, „je wilde iets van Lessing leeren kennen,
dan zal ik je zijn „Minna v. Barnhelm" zenden."
„Ik dank je wel hoor, nu, adieu, ik moet
weer terug, zoodra ik weder een oogenblikje vrij
heb, heden avond of morgen vroeg, dan kom ik nog
even aanwippen."
Als de wind ging zij heen, Albert zag haar na,
zoo lang hij haar witte japonnetje kon naoogen,
dat om haar heen fladderde, waarop hij Heinrich
verzocht verder te rijden.
mers de genadeslag beteekenen, als tenminste geen
hulp van Overheidswege geboden wordt.
Men denke maar aan de Streek, waar de vroege
aardappel hoofdproduct is.
Het gesukkel duurt voort.
Nauwelijks is er weer eenige hoop, dat het vlotter
zal gaan, of men wordt weer teleurgesteld. Den
16en Juni werd de Conferentie te Lausanne geopend
en nu we veertien dagen verder zijn, worden we ver
blijd met het volgende bericht in het ochtendblad
van het „Handeslblad" van 29 Juni:
Naar hét schijnt zal een verdaging der herstel
conferentie zich niet lang meer laten wachten.
Herriot verklaaarde, dat hij geen kans zag om de
Duitsche en Fransche opvatting met elkaar in over
eenstemming te brengen en dat men niet veel ver
der is dan op den eersten dag der conferentie.
Het moet op de conferentie wel gespookt hebben,
want in hetzelfde nr. vinden wij onder de laatste
berichten nog het volgende vermeld:
De spanning die gisteravond ter conferentie ont
staan was, is vandaar weer weggewerkt. Gisteravond
hadden Duitschers en Franschen zich zoozeer te
genover elkaar opgewonden, dat toen Herriot en von
Papen laat in den avond nog MacDonald bezochten
de Engelschen er voor zorgden dat zij elkaar niet
tegen het lijf liepen om het pijnlijke van een ge-
„Hoe bevalt Marianne u?" vroeg hij.
„Zij is een allerliefst kind, maar spoedig geen kind
meer. Denkt u niet, Albert, dat voor u beiden in
dezen blijkbaar kinderlijken omgang, een gevaar
schuilt?"
„Ik zie dat niet in, wat meent u eigenlijk?"
„Het ligt toch eigenlijk voor de hand. Wanneer
uit deze kinderlijke gehechtheid zich eens een ge
negenheid, een liefde alsj;usschen man en vrouw
zou ontwikkelen? Wat dan?"
„Het is bij mij reeds werkelijk liefde, Heinrich."
„Is het mogelijk, en bij Marianne is het knopje
der liefde nog niet in het kinderhart ontloken.
Maar slechts een korte spanne tij ds zal het nog
duren en het kind zal een jonge maagd zijn ge
worden; dan is het knopje een bloem geworden en
ik vraag mij zelf af, wat dan?"
„Dan zal zij ook mij liefhebben, zooals ik haar
thans lief heb."
„Nu goed, het zal dan de eerste gelukkige tijd
eener jonge liefde zijn, voor een wijle alles beheer-
sehende, alles vergetende, maar hoe zal het in de
toekomst worden? Een man is zelden een volkomen
Romeo, hij zal zich weten te troosten, wanneer
het oogenblik komt, dat die verhouding moet worden
verbroken. Maar de vrouw? Een vrouw, die bemint,
komt een Julia meer nabij; haar liefde is dieper,
hartstochtelijker, en hoe dieper de liefde, hoe die
per de wonde, die haar minder zal treffen wanneer
deze door verraad en lichtzinnigheid wordt gesla
gen, dan wanneer door verschil van geboorte die
wonde wordt toegebracht, en menig jong meisjes-
hart is door die oorzaak gemarteld en gestorven.
Nog is het tijd, Albert, en denk er eens ernstig over
na, wacht niet tot het knopje een bloem is ge
worden!
„Waarom niet?"
„U is een Graaf Breitenbach en Marianne is de
dochter van zijn houtvester."
„Marianne wordt mijn vrouw, en ik bezit energie
genoeg om mijn doel, trots alle tegenwerking en
strijd, te bereiken. O, ik weet reeds vooruit welke
troepen mijn verwanten tegen mij in het vuur zul
len brengen, ik ken het geheele alphabet hunner
herinneringen en voorstellingen. Dat zal een koste
lijke strijd worden, wanneer grootmama de rol zal
spelen van de Maagd van Orleans om voor haar
adellijken stand te strijden, maar ik heb den vas
ten wil te trachten haar houten wapenen, die het
vooroordeel heeft gesneden, te versplinteren."
„Ik heb niet geweten, beste Albert, dat u de zaak
zoo ernstig opvat, wanneer u zoo denkt, zullen
mijn waarschuwende woorden weinig invloed heb
ben. Geloof echter niet, dat ik in het algemeen nei
ging bezit om te schoolmeesteren noch om als
zedepreeker op te trden, ik voelde alleen eenig me
delijden met het bekoorlijke meisje, dat, hoewel nog
dwongen begroeting te vermijden. Het gevolg van dat
bezoek was echter dat vandaag een bijeenkomst
tusschen de minister-presidenten is gehouden.
MacDonald is de man, die de partijen (Frankrijk
en Duitschland) weder in vrlendeschappelljke stem
ming tot elkaar heeft gebracht. Herriot en von Pa
pen verdragen en groeten elkaar weer en het is
dus mogelijk, dat de vertegenwoordigers der confe
rentie zelf inzien, dat er thans gehandeld moet wor
den. Nu of nooit!
Laten wij nog even herinnenren aan de openings
rede van MacDonald, waaraan het volgende is ont
leend:
Deze conferentie komt bijeen onder de schaduw
van een der hevigste crises die de menschheid ooit
in vredestijd heeft geteisterd. De openbare meening
eischt dat wij hier een uitweg zullen vinden. Het
aantal werkloozen bedraagt op het oogenblik 25 mil
lioen. In de meeste landen groeien ellende en nood
met den dag. Het heeft op het oogenblik geen be
teekenis meer, wat voor soort regeering aan het be
wind is. Ook de Staten zijn verarmd. Het nationale
vermogen vermindert en het humanitaire en sociale
werk staat voor een bankroet. De staatshulp aan
individueele personen kan nauwelijks meer gehand
haafd blijven. De algemeene levensstandaard van
millioenen menschen gaat van dag tot dag omlaag.
De regeeringen zijn gedwongen om ter bescherming
van hun finantien, den handel zoo ver mogelijk
te beperken, slechts om te kunnen voldoen aan de
noodzakelijke eischen van den dag. Bij deze alge
meene catastrofe staat noch Frankrijk noch Duitsch
land noch Intalië of de Vereenigde Staten of En
geland alleen. Een wereld en een stelsel zakken in
elkaar. Als eenling kan men thans niet meer aan
herstel denken, aangezien een enkele macht niet
meer in staat is de ellende te weerstaan. De thans
beginnende conferentie heeft een deel van de oor
zaken van den wereldnood te behandelen en wel de
finantieele erfenis van den wereldoorlog en haar
gevolgen voor het economische leven. Eenmaal plech
tig aangegane verplichtingen kunnen niet door een
zijdige weigering terzijde worden gesteld. Dit prin
cipe wordt gelukkig noor niemand bestreden. Doch
onuitvoerbaar gebleken verplichtingen moeten in
onderling overleg worden herzien. Wij juichen het
toe dat de V. S. bereid zijn mede te werken. Een sue
ces van deze conferentie is ondenkbaar zonder een
succes der ontwapeningsconferentie in Genève. Er
moet nu een tijdperk van rust geschapen worden.
Alles hangt van ons af. Wij hebben niets anders
te vreezen dan zwakheid. De wereld wacht op daden
Het is de hoogste tijd. Nu of nooit!
Zou het werkelijk tot daden komen? Zou de we
reld werkelijk verlost worden van de ellende, die de
onderlinge verdeeldheid «der volkeren brengt?
De Correspondent van het „Handelsblad" schrijft
aan het slot van zijn artikel:
Op het oogenblik zweeft boven de conferentie
een grootscheepsch plan tot het verschaffen van
middelen tot herstel van Europa. Volgens dit plan
stelt men zich voor een gemeenschappelijk fonds
te stichten, waaraan alle landen in Europa deel
nemen en waartoe ook de medewerking der neutra
len zal worden gevraagd. Dit fonds zal worden ge
vormd door een kleine heffing op alle grondstoffen
die de landen voortbrengen. Daartoe zullen bv. ko
len, erts, wol enz., en misschien andere landbouw
producten, die het karakter van grondstoffen dragen
behooren. De kwestie der schadeloosstelling zou er
op een of andere wijze in worden begraven. Dit
alles heeft nog heel vage vormen en Is een van de
vage denkbeelden die hier In omloop zijn. Misschien
is het no g maar een proefballon, maar het denk
beeld is in ieder geval een uiting, waarin men een
oplossing zoekt.
Nu of nooit!
niet bewust, toch genegenheid voor u koestert."
„U mag mij alles zeggen, Heinrich, en ik verzoek
u dit altijd te doen, volmaakt ben ik in geenen-
deele en ik neem elke goede raad gaarne ter harte."
Gedurende dit gesprek waren zij weder bij het
slot aangekomen.
„Ik zou eigenlijk nog niet naar binnen willen
gaan," zeide Albert.
„Het is voldoende geweest voor de eerste maal,"
antwoordde Heinrich, en duwde den wagen over
den drempel der tuindeur. Een schrik beving hem,
toen hij er aan dacht, dat hij het kleine kistje op
het raamkozijn in zijn kamer had laten staan.
Wanneer iemand daar geweest was en het toeval-
lig van vroeger had herkend? Was het niet mogelijk,
dat de kamerdienaar voor bemiddelaar had gespeeld
tusschen de oude Gravin en de waanzinnige? Kon
hij zelf wellicht niet het kistje aan de laatste heb
ben gegeven?
Gelukkig kwam juist de muziekleeraar, Albert
had lust om te spelen, en Heinrich kon zich in zijn
kamer terugtrekken. Het kistje stond nog onaan
geroerd op dezelfde plaats, het papier scheen reeds
door de zan gedroogd te zijn, hij probeerde nog
maals het met het pincet op te lichten, het ge
lukte en hij kon het er uitnemen.
XIV.
Het was een stuk papier, dat zoowel over de
lengte als over de breedte was toegevouwen. De
naar boven liggende zijde was zoozeer met vuil over
dekt, dat geen enkele letter, laat staan een woord
te lezen was. Met moeite gelukte het Heinrich het
geschrift te ontvouwen, want waar de zijden op
elkaar lagen, daar kleefden zij aan elkander vast,
zoodat zij niet van elkander gescheiden konden
worden zonder te scheuren. De hoop, dat deze pa
pieren veel zouden kunnen ophelderen, bleek in den
aanvang wel zeer gering. Wel zag men hier en daar
gedeelten, die minder van het vuil en de vocht te
lijden hadden gehad, maar, niettegenstaande enkele
letters was geen woord te hekennen, en uit die
letters en halve woorden was stellig geen zin samen,
te stellen. Op één zijde echter, aan den binnenkant,
was een rond gedeelte nog gaaf en goed gebleven.
De daarop zichtbare woorden waren heel duidelijk
tc lezen en schenen, hoewel op een andere plaats
nog andere woorden den zin voleinden, toch eenlg
licht te zullen brengen. Uit deze gebroken regels
waren de volgende woorden af te leden: van Duit
sche ouders in Amerika vroeg wees in Santiag
jaar gereisd met hem in Ar terug naar Co
Gravin ziek eed, namen niet geweten, verraad.
(Wordt vervolgd).