Hst verwachte Het gesukkel duurt voort Nieuwsblad v. Holl. Noorderkwartier No 73 TELEFOON INTERCOMMUNAAL NO. 38. DONDERDAG 30 JUNI 1932 41e Jaargang Mitnave: firma 1. H. KEIZEB. Redacteur I. H. KEIZER. Bareel Noordscharwoude. Naar School Jx&rZ&rSj!rftt «KSijs FEUILLETON De Twee Kleinzoons. NIEUWE LANGEDIJOR COURANT DEZE COURANT VERSCHIJNT DINSDAG DONDERDAG en ZATERDAG. A bonnmen tsprlj s per 3 maanden f 1.15. AD VERTENTIEN Van 15 regels 75 cent; elke regel meer 15 cent GROOTE LETTERS NAAR PLAATSRUIMTE. Hel: is wel een heel tijdje geleden, maar toch herinneren we ons nog vaagjes den tijd, dat de jongenskiel ons om de schouders hing, ja ,we herinneren óns nog, dat de school een ver schiet was, dat zich voor ons nog niet had ge opend. iï'oms zei vader, vandaag of morgen moet je naar school. Dan keek hij ons beteeken end aa.n en we knikten daarom gewichtig instem mend, zonder nochtans het volle gewicht van dtj zaak te begrijpen. En des avonds voor den groo- ten dag we weten het nog goed nam hij ons op zijn knie en begon hij te vertellen van den grooten en beteekenisvollen keer, die in ons bestaantje ging komen. Wat hij allemaal ver telde, weten we niet meer, we zijn zelfs over tuigd dat we het ook niet wisten op het moment zelve van het gewichtige onderhoud. Men mag dat niet als een oneerbiedigheid aanmerken; voor redeneering waren we nog te onbevattelijk en voelen deden we de beteekenis van de gebeurtenis volstrekt niet. Be school werd aanvaard als iets natuurlijks, dat vanzelf sprak. Het eenige, waarvan we onder den .indruk kwamen, was va ders emotie. Die emotie zal ook' pu welj weer vele vaders en moeders bevangen, als ze hun kind voor het eerst naar school brengen. Jongen, nou gaat liet kómen. Nou zal blijken of ie leeren kan, of ie wat worden zal, ,zal beslist, worden of ie Och, beste menschen, doe .toch een beetje ge woon. De school is een prachtinstelling en schoolgaan is voor het moderne .menschenkind noodig als eten en drinken en slapen. Die palen worden er geheid, waar de verdere ontwikkeling van het kind op kan worden gebouwd. Het is heel ge- i wichtig, natuurlijk, maar die palen komen wel j in den grond. Soms moeten ze eens wat dieper 1 geslagen worden, als de .vaste grond; wat lager zit, maar heusch, dat maakt de meester of de juffrouw wel in orde, als ge maar kalm mee werkt, zonder al te veel emotie. Als de vaste grond kort onder de oppervlakte zit, dan zijn er maar korte paaltjes noodig. Op weeken bodem langere. Maar, zitten de palen eenmaal goed, dan kan op beide steunsels een even schoon gebouw worden opgetrokken, even hecht en even sterk. Het is goed om het kind aan te sporen tot. goed gedrag, tot vlijt )en ijver. Het is heel ver standig om met den pndjerwijzer of onderwijzeres te overleggen, hoe men actief aan \ie vorming en ontwikkeling van het kind kan medewer ken, maar suggereer u zelf en het kind vol strekt niet, dat in de eerste schooljaren over het levenslot gaat worden heslist. Vorderingen te uitbundig prijzen is verkeerd vooral voor het kind. Nog meer verkeerd is het om pessimistisch te oordeelen over ver standelijken aanleg. Het kind krijgt in het eer ste geval een te hoog gevoel van eigenwaarde en overschat de beteekenis .der verworven kennis, hetgeen tot latere teleurstellingen leidt. In het andere geval besluipt het kind het deprimee- reride b ewustzijn van minderwaardigheid, de overtuiging van een sukkel te zijn. De uitkomsten bewijzen het (telkens weer, hoe betrekkelijk weinig de aanvankelijke geschitheid voor séhoolsche ontwikkeling voor de toekomst, beteeknet. Vlotte leerlingen werden later, als volwassenen, dikwijls veelweterige, maar onpractische men schen. Kinderen met slechte geheugens ontplooi den later vaak een practischen geest,, waarmee ze het ver te brengen wisten, in de wereld. Daarom ,laat dat heien van palen maar zooveel mogelijk aan den onderwijzer of onderwijzeres over, maar verzorg zelf in de schooljaren van het kind karakter en plichtsgevoel, welke het leeren zich te geven en te ijveren. En prijs uw uil dan geen valk. Noem uw uil ook geen uil en uw valk geen valk. Als ge over tuigd. zijt den wil van het kind te hebben ge vormd, zoodat die aanwezig is, het karakter te hebben ontwikkeld, zoodat daarop kan worden vertrouwd en den ijver naar behooren. te heb ben gewekt en geprikkeld, nu, dan heeft het ge» zin om mrtzelf „og minder met het Z dTÏÏSÏÏi ÖSSteS/SÏÏÏÏÏ'nSK kind, er over te gaan delibereeren, of er voor het tegenvallen. Oostenrijk ligt machteloos neer en be stand en vooruitzichten van den oogst in Duitsch- land en België op de hoogte kunnen zijn. Wel verzekerde ons een koopman, goed georiën teerd op de Engelsche markt, dat daar Spanje en Italië als zware concurrenten optraden. Doch lang zou die concurrentie niet duren, wijl in de laatst genoemde landen het vroege-aardappelen seizoen ten einde spoedt. Zoo hoopten we op een eenigszins bevredigend, zij het laag prijspeil. En nu deze groote daling, die onze Noordhollandsche tuinbouw, toch reeds zoo zwaar bezocht, zoo diep treft. Meerdere veilingen zijn nog maar even aan den gang, de groote aanvoeren moeten te Noordschar woude, Warmenhuizen, Obdam en Avenhorn nog kbmen. En nu reeds kan het quantum schier geen afzet vinden. We schatten de aanvoeren van Maandag en Dinsdag in Noord-Holland op zeker 200 wagons van 10 ton per dag. Er gaat te weinig naar Duitschland, de handel op dat land is door de „devisenverordnung" met lamheid geslagen. Geen koopman kan op Duitschland, zooals het nu gaat, blijven handelen. De risico's zijn te groot. Er kan eiken dag iets los barsten, waardoor alles op losse schroeven komt te staan. Somber zijn de vooruitzichten. Ondertusschen confereeren de macht hebbers te Genève en Lausanne en stokken handel en verkeer. Europa snakt naar een oplossing, die al maar toeft. De toestanden kunnen gevaarlijk wor bouwen van zijn toekomst al dan niet zwaar moei worden geheid. De palen komen wel op haar plaats en diepte. En het gebouw Och, dat komt pas veel delt om hulp. In Duitschlandkan de regeering de toestanden nauwelijks de baas blijven en zijn opstootjes aan de orde van den dag. En ook in ons land hoopen zich de moeilijkheden almeer op. Onze tuinbouw bedrij- later. Nu is daar allemaal nog niets van te ven ondervinden de gevolgen van buiten- en bin zieggen nenlandsche zwarigheden wel het allermeest. gevoelige slag, voor misschien meerdere onderne 45) Heinrich reed den wagen terug. Met snelle schre den kwam hem de kamerdienaar tegen. „De gravin stuurt mij hierheen, mijnheer de Graaf," zeide hij met een angstigen trek op het gelaat, „Hoogstderzelve heeft van uit haar venster raam met ontzetting gezien, dat u in het park wordt rondgereden, zij bezweert u, onmiddellijk we der terug te keeren en naar uw kamer te gaan." „Zeg aan mijn grootmoeder, beste Lühneburg, de Saniteitsraad heeft het veroorloofd." „Onmogelijk! Werkelijk veroorloofd?" „Mijn eerewoord er op, oude." Zoo snel mogelijk verwijderde hij zich weder. Onmiddellijk daarop kwam Anna Berghof er en bad hem uit naam van Rosamunde, dat de zieke niet tegen alle voorschriften in zou handelen en zoo onverstandig zou zijn nog langer in.het park rond te rijden. „De Saniteitsraad heeft het mij veroorloofd," luid de hetzelfde antwoord. Nu kwam ook Graaf Stephan eh richtte dezelfde bede tot hem. „De Saniteitsraad heeft het mij veroorloofd," riep Albert ook hem vreugdevol tegen. Toen zij het slot dichter waren genaderd, kwam Gravin Louise zelf en riep hem reeds eenigszins van verre toe; „Ik kan het niet gelooven, Albert, heeft de kamer dienaar wel goed verstaan? O, wanneer je eigen dunkelijk „De Saniteitsraad heeft het mij veroorloofd, groot lama!" „En mij heeft hij niets van zijn plotseling ver anderde zienswijze medegedeeld?" „Hij laat zich verontschuldigen met de vriende lijkste groeten, daar hij oogenblikkelijk naar „Wil- helmineruh" moest." „Je voelt je toch wel goed, Albert?" „Als een vogel in de lucht." „Overdrijf het verlof niet, blijf niet te lang buiten!" „Wees onbezorgd, grootmame, wij willen nog even daar den zwanenvijver, en dan zoek ik mijn kamer Weder op! O, grootmama, hoe schoon en heerlijk is Gods vrije natuur! Nu weer vooruit, beste Hein- rtch, als ik u verzoeken mag!" Zij reden verder. Als zij op de plaats waren aan- het kind door de school er een te domineerende plaats in te verleenen Wat meeleverden in het wel en wee van onzen tuinbouwers vreesden en min of meer verwacht heb ben, staat thans in vervulling te gaan. Nauwelijks is de groote aanvoer van vroege aard appelen gedurende nog maar enkele dagen begon nen, of de groote prijsdaling is ingetreden. Daalde de exportprijs ter Broeker Markt jJ. Dins dagmorgen tot f 4.00 de namiddag gaf nog lagere prijzen, tot f 3.30 per 100 kg. te zien. En Woensdagmorgen ging de prijsdaling nog door en werd reeds voor f3.00 per 100 kg. voor export gekocht. De middagveilingen „om de Oost" brach ten geen noemenswaardige verbetering, althans niet voor het hoofdproduct, de Schotsche Muis. Wel kon tegenover den vorigen dag de witvlee- zige Ninetyfold prijshouden en bracht deze soort nog ongeveer 5 cent per kg. op, doch dit kan de situatie niet redden. We hadden allen nog hoop, dat de toch al niet hooge prijzen wat zouden kunnen gehandhaafd blij ven. De berichten uit het buitenland luiden voor onze streek niet ongunstig. Het gewas heette de vorige week nog in Duitsch land achterlijk te zijn en door de droogte te hebben geleden. Ook uit België waren de berichten omtrent de oogst niet gunstig, de concurrentie met de Bel gische aardappelen in het afzetgebied was schier niet aanwezig. Zoo althans verzekerden ons men schen, die uit den aard van hun bedrijf met den gekomen, waar de platanenallee begon, liep een 1 jong meisje in snelle vaart den straatweg af. i „Albert!" riep zij reeds uit de verte, ben jij het dan werkelijk, of bedriegen mijn oogen zich?" .„Marianne!" klonk het van de lippen van den zieke en een straal van blijdschap vloog over zijn gelaat. j Zoo vlug als een hinde kwam zij aangeloopen en het scheen alsof zij hem wilde omarmen doch door de aanwezigheid van derden daarvan werd terug gehouden. Zij reikte hem de hand en zeide: „O, gij alleenheerscher van Breitenbach, vanwaar i hebt ge toch de macht verkregen het bevel van je grootmama ongedaan te maken? Hoe dank ik je dat je 't hebt gedaan, en u, mijnheer de secretaris, dank ik, dat gij uwe medewerking daartoe hebt willen verleenen. Hoe goed is u geweest, maar ik had onmiddellijk reeds vertrouwen in u, toen ik u I zag. Hoeveel zakdoeken ik heb nat geschreid, zal ik je maar niet vertellen, Albert, je mocht nog eens ijdel worden, maar duidelijk is het mij nu gebleken, hoezeer ik aan Breitenbach ben gehecht. Ik had I mij in de dorre residentie doodgekniesd, wanneer j ik dit had moeten missen. Ik ben thans zoo geluk- I kig, dat ik hier blijven kan! Maar voorloopig kan ik niet zoo dikwijls meer komen, Albert, mijn groot moeder is ernstig ziek geworden, zoodat ik haar niet lang alleen kan laten. Wij hebben den Saniteits raad reeds geraadpleegd, hij heeft haar medicijnen voorgeschreven. Vader is zelf naar Langenheim ge gaan om de medicijnen te halen. Hij moest toch daar heen." „Uw grootmoeder is ziek?" vroeg Heinrich vlug, gisteren kwam zij blijkbaar nog gezond m de ka mer!" „Wij vonden haar heden morgen bewusteloos op den vloer liggen; wel is waar is zij weer tot bewust zijn gekomen, maar zij heeft zware koorts en mom pelt maar wat voor zich heen, zonder er een woord van te kunnen verstaan. Onze oude Lene heeft ge noeg in de keuken te doen, en daarom moet ik haar verplegen. De tijd duurt dan wel heel lang voor mij en ik heb niets aardigs te lezen: heb jij niet een boek voor mij, Albert? „Ik zal je er een zenden," antwoordde Albeit, terwijl hij gedurende het aardige gekeuvel van het jonge meisje haar met een gelukkig gelaat had aangezien, „je wilde iets van Lessing leeren kennen, dan zal ik je zijn „Minna v. Barnhelm" zenden." „Ik dank je wel hoor, nu, adieu, ik moet weer terug, zoodra ik weder een oogenblikje vrij heb, heden avond of morgen vroeg, dan kom ik nog even aanwippen." Als de wind ging zij heen, Albert zag haar na, zoo lang hij haar witte japonnetje kon naoogen, dat om haar heen fladderde, waarop hij Heinrich verzocht verder te rijden. mers de genadeslag beteekenen, als tenminste geen hulp van Overheidswege geboden wordt. Men denke maar aan de Streek, waar de vroege aardappel hoofdproduct is. Het gesukkel duurt voort. Nauwelijks is er weer eenige hoop, dat het vlotter zal gaan, of men wordt weer teleurgesteld. Den 16en Juni werd de Conferentie te Lausanne geopend en nu we veertien dagen verder zijn, worden we ver blijd met het volgende bericht in het ochtendblad van het „Handeslblad" van 29 Juni: Naar hét schijnt zal een verdaging der herstel conferentie zich niet lang meer laten wachten. Herriot verklaaarde, dat hij geen kans zag om de Duitsche en Fransche opvatting met elkaar in over eenstemming te brengen en dat men niet veel ver der is dan op den eersten dag der conferentie. Het moet op de conferentie wel gespookt hebben, want in hetzelfde nr. vinden wij onder de laatste berichten nog het volgende vermeld: De spanning die gisteravond ter conferentie ont staan was, is vandaar weer weggewerkt. Gisteravond hadden Duitschers en Franschen zich zoozeer te genover elkaar opgewonden, dat toen Herriot en von Papen laat in den avond nog MacDonald bezochten de Engelschen er voor zorgden dat zij elkaar niet tegen het lijf liepen om het pijnlijke van een ge- „Hoe bevalt Marianne u?" vroeg hij. „Zij is een allerliefst kind, maar spoedig geen kind meer. Denkt u niet, Albert, dat voor u beiden in dezen blijkbaar kinderlijken omgang, een gevaar schuilt?" „Ik zie dat niet in, wat meent u eigenlijk?" „Het ligt toch eigenlijk voor de hand. Wanneer uit deze kinderlijke gehechtheid zich eens een ge negenheid, een liefde alsj;usschen man en vrouw zou ontwikkelen? Wat dan?" „Het is bij mij reeds werkelijk liefde, Heinrich." „Is het mogelijk, en bij Marianne is het knopje der liefde nog niet in het kinderhart ontloken. Maar slechts een korte spanne tij ds zal het nog duren en het kind zal een jonge maagd zijn ge worden; dan is het knopje een bloem geworden en ik vraag mij zelf af, wat dan?" „Dan zal zij ook mij liefhebben, zooals ik haar thans lief heb." „Nu goed, het zal dan de eerste gelukkige tijd eener jonge liefde zijn, voor een wijle alles beheer- sehende, alles vergetende, maar hoe zal het in de toekomst worden? Een man is zelden een volkomen Romeo, hij zal zich weten te troosten, wanneer het oogenblik komt, dat die verhouding moet worden verbroken. Maar de vrouw? Een vrouw, die bemint, komt een Julia meer nabij; haar liefde is dieper, hartstochtelijker, en hoe dieper de liefde, hoe die per de wonde, die haar minder zal treffen wanneer deze door verraad en lichtzinnigheid wordt gesla gen, dan wanneer door verschil van geboorte die wonde wordt toegebracht, en menig jong meisjes- hart is door die oorzaak gemarteld en gestorven. Nog is het tijd, Albert, en denk er eens ernstig over na, wacht niet tot het knopje een bloem is ge worden! „Waarom niet?" „U is een Graaf Breitenbach en Marianne is de dochter van zijn houtvester." „Marianne wordt mijn vrouw, en ik bezit energie genoeg om mijn doel, trots alle tegenwerking en strijd, te bereiken. O, ik weet reeds vooruit welke troepen mijn verwanten tegen mij in het vuur zul len brengen, ik ken het geheele alphabet hunner herinneringen en voorstellingen. Dat zal een koste lijke strijd worden, wanneer grootmama de rol zal spelen van de Maagd van Orleans om voor haar adellijken stand te strijden, maar ik heb den vas ten wil te trachten haar houten wapenen, die het vooroordeel heeft gesneden, te versplinteren." „Ik heb niet geweten, beste Albert, dat u de zaak zoo ernstig opvat, wanneer u zoo denkt, zullen mijn waarschuwende woorden weinig invloed heb ben. Geloof echter niet, dat ik in het algemeen nei ging bezit om te schoolmeesteren noch om als zedepreeker op te trden, ik voelde alleen eenig me delijden met het bekoorlijke meisje, dat, hoewel nog dwongen begroeting te vermijden. Het gevolg van dat bezoek was echter dat vandaag een bijeenkomst tusschen de minister-presidenten is gehouden. MacDonald is de man, die de partijen (Frankrijk en Duitschland) weder in vrlendeschappelljke stem ming tot elkaar heeft gebracht. Herriot en von Pa pen verdragen en groeten elkaar weer en het is dus mogelijk, dat de vertegenwoordigers der confe rentie zelf inzien, dat er thans gehandeld moet wor den. Nu of nooit! Laten wij nog even herinnenren aan de openings rede van MacDonald, waaraan het volgende is ont leend: Deze conferentie komt bijeen onder de schaduw van een der hevigste crises die de menschheid ooit in vredestijd heeft geteisterd. De openbare meening eischt dat wij hier een uitweg zullen vinden. Het aantal werkloozen bedraagt op het oogenblik 25 mil lioen. In de meeste landen groeien ellende en nood met den dag. Het heeft op het oogenblik geen be teekenis meer, wat voor soort regeering aan het be wind is. Ook de Staten zijn verarmd. Het nationale vermogen vermindert en het humanitaire en sociale werk staat voor een bankroet. De staatshulp aan individueele personen kan nauwelijks meer gehand haafd blijven. De algemeene levensstandaard van millioenen menschen gaat van dag tot dag omlaag. De regeeringen zijn gedwongen om ter bescherming van hun finantien, den handel zoo ver mogelijk te beperken, slechts om te kunnen voldoen aan de noodzakelijke eischen van den dag. Bij deze alge meene catastrofe staat noch Frankrijk noch Duitsch land noch Intalië of de Vereenigde Staten of En geland alleen. Een wereld en een stelsel zakken in elkaar. Als eenling kan men thans niet meer aan herstel denken, aangezien een enkele macht niet meer in staat is de ellende te weerstaan. De thans beginnende conferentie heeft een deel van de oor zaken van den wereldnood te behandelen en wel de finantieele erfenis van den wereldoorlog en haar gevolgen voor het economische leven. Eenmaal plech tig aangegane verplichtingen kunnen niet door een zijdige weigering terzijde worden gesteld. Dit prin cipe wordt gelukkig noor niemand bestreden. Doch onuitvoerbaar gebleken verplichtingen moeten in onderling overleg worden herzien. Wij juichen het toe dat de V. S. bereid zijn mede te werken. Een sue ces van deze conferentie is ondenkbaar zonder een succes der ontwapeningsconferentie in Genève. Er moet nu een tijdperk van rust geschapen worden. Alles hangt van ons af. Wij hebben niets anders te vreezen dan zwakheid. De wereld wacht op daden Het is de hoogste tijd. Nu of nooit! Zou het werkelijk tot daden komen? Zou de we reld werkelijk verlost worden van de ellende, die de onderlinge verdeeldheid «der volkeren brengt? De Correspondent van het „Handelsblad" schrijft aan het slot van zijn artikel: Op het oogenblik zweeft boven de conferentie een grootscheepsch plan tot het verschaffen van middelen tot herstel van Europa. Volgens dit plan stelt men zich voor een gemeenschappelijk fonds te stichten, waaraan alle landen in Europa deel nemen en waartoe ook de medewerking der neutra len zal worden gevraagd. Dit fonds zal worden ge vormd door een kleine heffing op alle grondstoffen die de landen voortbrengen. Daartoe zullen bv. ko len, erts, wol enz., en misschien andere landbouw producten, die het karakter van grondstoffen dragen behooren. De kwestie der schadeloosstelling zou er op een of andere wijze in worden begraven. Dit alles heeft nog heel vage vormen en Is een van de vage denkbeelden die hier In omloop zijn. Misschien is het no g maar een proefballon, maar het denk beeld is in ieder geval een uiting, waarin men een oplossing zoekt. Nu of nooit! niet bewust, toch genegenheid voor u koestert." „U mag mij alles zeggen, Heinrich, en ik verzoek u dit altijd te doen, volmaakt ben ik in geenen- deele en ik neem elke goede raad gaarne ter harte." Gedurende dit gesprek waren zij weder bij het slot aangekomen. „Ik zou eigenlijk nog niet naar binnen willen gaan," zeide Albert. „Het is voldoende geweest voor de eerste maal," antwoordde Heinrich, en duwde den wagen over den drempel der tuindeur. Een schrik beving hem, toen hij er aan dacht, dat hij het kleine kistje op het raamkozijn in zijn kamer had laten staan. Wanneer iemand daar geweest was en het toeval- lig van vroeger had herkend? Was het niet mogelijk, dat de kamerdienaar voor bemiddelaar had gespeeld tusschen de oude Gravin en de waanzinnige? Kon hij zelf wellicht niet het kistje aan de laatste heb ben gegeven? Gelukkig kwam juist de muziekleeraar, Albert had lust om te spelen, en Heinrich kon zich in zijn kamer terugtrekken. Het kistje stond nog onaan geroerd op dezelfde plaats, het papier scheen reeds door de zan gedroogd te zijn, hij probeerde nog maals het met het pincet op te lichten, het ge lukte en hij kon het er uitnemen. XIV. Het was een stuk papier, dat zoowel over de lengte als over de breedte was toegevouwen. De naar boven liggende zijde was zoozeer met vuil over dekt, dat geen enkele letter, laat staan een woord te lezen was. Met moeite gelukte het Heinrich het geschrift te ontvouwen, want waar de zijden op elkaar lagen, daar kleefden zij aan elkander vast, zoodat zij niet van elkander gescheiden konden worden zonder te scheuren. De hoop, dat deze pa pieren veel zouden kunnen ophelderen, bleek in den aanvang wel zeer gering. Wel zag men hier en daar gedeelten, die minder van het vuil en de vocht te lijden hadden gehad, maar, niettegenstaande enkele letters was geen woord te hekennen, en uit die letters en halve woorden was stellig geen zin samen, te stellen. Op één zijde echter, aan den binnenkant, was een rond gedeelte nog gaaf en goed gebleven. De daarop zichtbare woorden waren heel duidelijk tc lezen en schenen, hoewel op een andere plaats nog andere woorden den zin voleinden, toch eenlg licht te zullen brengen. Uit deze gebroken regels waren de volgende woorden af te leden: van Duit sche ouders in Amerika vroeg wees in Santiag jaar gereisd met hem in Ar terug naar Co Gravin ziek eed, namen niet geweten, verraad. (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1932 | | pagina 1