2 Mi '32 Vakkundige bediening Hike Breijer's Baad Zuidscharwoude Van Lausanne naar Ottowa Weensche silhouetten Speciaal Üorsetten - Magazijn Buikbanden Elastieken Kousen Rechthouders en Rechthouder- Corsetten D(e industrie van het Enrapeesehe vasteland! in het gedrang. (van onzen correspondent.) LONDEN, Juni 1932. Neen) dat het zoo vlug en naar het schijnt ook zoo gemakkelijk tot een gemeenschappelijke ver klaring der vijf mogendheden in Lausanne zou komen, dat heeft men niet verwacht. Zooals de verklaring hier bekend is, dat nl. Engeland, FFrankrijk Italië Belgie en Japan overeen gekomen zijn alle herstelbetalingen en oorlogs schulden tusschen de aan de conferentie deelne mende machten op te schuiven totf deze confe rentie haar arbeid zal hebben voltooid, is het nog twijfelachtig genoeg wat het uiteindelijk resultaat zal worden. Maar men neemt het bericht op als een goed voorteeken, dat bij alle deelnemende mogendhe den de goede wil aanwezig is, eindelijk iets posi tiefs aan de op oplossing wachtende wereld te kunnen aanbieden. Daar komt voor de Engel- schen nog bij, dat voor hen de conferentie van Lausanne in de schaduw staat van de groote Rijksconferentie te Ottoma. Misschien zal ook de wensch van MacDbnald eenigszins tot het resul taat hebben medegewerkt, want daarom wilde hij Lausanne zoo spoedig mogelijk verlaten, zon der echter den indruk achter te latem, slechts een redevoering te hebben gehouden, zonder eenig tastbaar resultaat. In elk geval wil hij ook op de conferentie te Ottowa met een goede bood schap verschijnen. De niet zeer belangrijk e regeeringshoofdstad van Canada, die fn economisch en handelsopzicht door vele andere steden der Dominions overtroffen wordt, zal gedurende de conferentie het belang rijkste middelpunt der wereld zijn. Immers gaat het hier om de oplossing van vraagstukken die zijn ontstaan door de nieuwe handelspolitiek, welke Engeland heeft ingeslagen en wat het be langrijkste is, om de nieuwe valutapolitiek het verloten van den gouden standaard, de sta tus van een politiek voor het geheele rijk te geven. Eerst in pttowa zal blijken of MacDo- nald met zijn nationaal Britsche politiek het ge heele rijk achter zich heeft. Die grootsche ge dachte der aaneensluiting van alle deelen van het Britsche imperium tot een enkelen tolbond, zoo mogelijk met een gemeenschappelijk, niet op goud gefundeerd algemeen betaalmiddel zweeft op het oogenblik nog steeds eenigermate in de lucht. Eerst in Ottowa zal men ervaren of het mogelijk 'is, de economische spanning tusschen de zoo verschillende productiegebieden op te hef fen. Als de idee van de zoogenaamde autarchie eventueel verwerkelijkt zou kunnen worden, dan is dit toch slechts mogelijk waar een eensgezinde politieke wil zich kan doen gelden op gedeelten der aarde, die werkelijk alle grondstoffen kunnen voortbrengen en over alle krachtbronnen kunnen beschikken, die voor de verwerking ervan noo dig zijn en eindelijk een bevolking bezitten, die in staat is alles te consumeeren, hetgeen binnen dit gebied aangeboord en gefabriceerd wordt. Dat het Britsche (Rijk in zijn geheelen omvang zulk een gebied is, daaraan is geen twijfel mo gelijk. D|esondanks zal er veel geestelijken arbeid ver richt moeten worden, alvorens alle tegenstand, die van de zijde der individueels belanghebbenden tevoorschijn wordt geroepen, js overwonnen. Want men moet ,90k bedenken datj elke Domi nion en elke Kroonkolonie economische relaties bezit, die over de grenzen van het Britsche Rijk heengaan. Het werk van de tolovereenkomst zal zeer gecompliceerjd zijn en met heel wat belangen rekening moeten houden. Waarschijnlijk zal men eersst overgaan tot het uitbreiden van het insti tuut der meestbegunstigingstarieven binnen het Rijk. Die hoofdzaak is, dat de gedachte van de Britsche teleenheid nu eenmaal geopperd is? en de gedachte Van de Britsche toleenheid nu een maal geopperd is en niet zoo; gemakkelijk meer uit de wereld zal verdwijnen. De zaak kan in zooverre aan beteekenis winnen, als misschien hierdoor het voorbeeld wordt gegeven voor tol- unies va,n andere groote autarchische gebieden. Want het is toch wel duidelijk,: dat het ineen vloeien van staatsbemoeienis en economisch le ven, zooals we dat in Europa in bijna alle staten zien geschieden, dat niet slechts als noodhulp maar als een soort van nieuwe economische leer wordt gepropageerd, de behoeften der volkeren op den duur niet kan bevredigen. Op het vasteland van Europa zal men de be sprekingen te Ottowa met spanning volgen.; Er zal zich daar waarschijnlijk menig feit afspelen, dat nu niet direct in het voordeel van de indus trie van de niet Eingelsche landeni zal zijn. Zij zullen hiertegen echter weinig kunnen doen, want het is natuurlijk onmogelijk, in te grijpen in deze zuiver Britsche besprekingen, Aan den an deren kant valt er mtuaurlijk uit Ottowa vooral voor de andere Europeesche koloniale staten veel te leeren. Van jaar tot jaar groeit de noodzake lijkheid om tegenover de geweldige gebieden der Sovjet industrie en de Britsche industrie een goed georganiseerd Europeesch continentaal economisch systeem te plaatsen, wil de Europeesche; indus trie niet in de klem raken. (Nadruk verboden.) (door een bij zonderen correspondent) WiEENEN, Juni 1932 Op een avond in den voorzomer zag een voorbij ganger op straat voor het café Sacher een jonge musch liggen, die blijkbaar niet meer in staat was omhoog te vliegen. Hij nam het diertje op, zette het op een bloempot voor den ingang van het café en ging verder. De arme musch tracht te uit de bloempot te kofflen, doch slaagde daar niet in. Een steeds grooter wordende menigte keek naar de pogingen van het! diertje, totdat totdat eindelijk een der toeschouwers de brand weer haalde die met behulp van een ladder het muschje uit de bloempot haalde en het verder overgaf aan de zorgen van de portiersvrouw uit het café. De belangstelling op de Ringstrasse was hierdoor natuurlijk nog toegenomen. En dat alles vindt men ernstig en nauwkeurig beschreven inde Weensche dagbladen. Z|t>o is Weenen nu eenmaal Iedereen praat over de slechte tijden en het gaat hen allen dan ook buitengewoon slecht. Men ziet het aan de terneergeslagen gezichten in de café's, aan (de leege winkels en aan de ontelbare die men overal met magere gezichten ziet staan Men bemerkt het aan de leege hotels, die zelfs in deze Wiener Pestwochen geen gasten trekken en aan de courantenberichten, die spreken van schandalen op de middelbare scholen en zelf moorden van menschen, die niet zelden reeds den hongerdood nabij waren. Niemand betaalt meer zijn schulden, ook de staat niet, die niet meer in staat is om de achterstallige rente van de buitenlandsche schulden te voldoen. D|e sala rissen der ambtenaren worden niet meer als vroe ger grompt op den eersten dag van de maand uitbetaald, in de particuliere bedrijven worden de betalingen ook slechts gedaan, voorzoover als het gaat en in de winkels laten de klanten alles op de rekening schrijven, omdat zij nu eenmaal geen contant gelid hebben. Hoe Weemen reageert Iedereen spreekt van den ernst der tijden. Maar de schouwburgen hebben over het algemeen niet te klagen over het bezoek, in de bioscopen ver dringen de menschen elkaar en als de schemering daalt over Wieenen, zijn de trams, die naar Grin- zing rijden, propvol. Ontelbare auto's en motor fietsen snorren naar de „Heurigenschenken" en iedereen is vergeten, hoe slecht het/ hem gaat. Men heeft dan nog wel hier en daar een biljet van tien schilling, waar men een gebraden kip petje o feen flesch wijn vooil kan bestellen en laat zich niet door de nare crisis zijn pleizier vergallen. Er is iets eigenaardigs in' die licht zinnigheid, die zich ook in deze voor Oostenrijk zoo bijzonder moeilijke maanden het pleizier om de feesten niet laat afnemen. Men vraagt zich af, waarvan de menschen leven, die niets verdienen en den geheelen dag mistroostig in een café, een stadspark of een volks tuin zitten, de kranten lezen en1 zich ongerust maken over de slechte tijden, om des avonds plot seling op te leven. Dat is het grootste geheim van hun aard en ik denk, dat de Wieeners zelf evenmin kunnen vertellen, hoe dat in zijn werk gaat. Hoe typeerend is niet, wat een hoogge plaatst ambtenaar eens tot mij zeitoen wij over de crisis sprakenwij kunnen niet meer ten onlder gaan, want wij zijn reeds lang ten onder gegaan. Wat kan ons nu nog, gebeuren, als wij maar een beetje vroolijkheid weten te behouden De Oostenrijkers willen opzettelijk langs den ernst der tijden heenzien omdat zijl toch geen mogelijkheid zien om zich zelf of anderen uit den nood te helpen. Daarom vestigen zij al hun belangstelling op de kleinigheden van het leven. Daarom is een hulpeloos muschje opi de Ring strasse voor hem van meer belang dan een po litieke gebeurtenis. Als in het Rathausparkl de seringen bloeien, vertellen de menschen dat aan elkaar in alle omringende districten, maar als de bondskanselier of een der ministers een redevoe ring houdt over de finantieele moeilijkheden van het land, dan bekommert zich niemand daarom. Als echter Mal"ia Jeritza, die vroeger de groot ste actrice van de Weensche staatsopera was, nog eens in deze stad terugkeert, en op de Hohe (Warte een concert in de open lucht geeft, of als er in het Prater een bloemencorso wordt ge houden, dan mo et ook de armste Ween er er bij zijn. Want wat bloemen en wat muziek en een paar aardige meisjes om naar te kijken en niet te vergeten een smakelijke maaltijd, dat zijn de dingen, die hem tenminste voor eeinge uren elke zorg doen vergeten. Die Pestwochwii Vroeger kwamen er voor de Pestwochen altijd veel vreemdelingen in de stad, vooral Diuitschers, Engelschen en Amerikanen. Djit jaar zijn ze grootendeels weggebleven. Die Engelschen krij- »gen zooveel minder schillings voor hun ponden en de Duitschers en Amerikanen zijn al blij als zij in hun eigen land rondkomen. Doch de Ween sche Pestwochen zullen daardoor dit jaar des te aantrekkelijker en intiemer worden, omdat ze ditmaal door de Weeners zelf worden gevierd. Is het niet typeerend, dat de Directie van de Staatsopera in de programma's tot het. publiek het verzoek moet richten om betuigingen van bijval tijdens de voorstelling zooveel mogelijk achterwege te laten? Op meer Noordelijke breed ten zou de directie het publiek wel willen ver zoeken. tenminste na het vallenvan het doek het applaus niet te vergeten, waar de kunstenaars zoo n behoefte aan hebben. Daarom gaan tal van artisten zoo gaarne naar Weenan, waar; zij ge vleid en verwend worden. Onjangs is de Ham- burgsche filmster Hans Albers hier uit puur enthousiasme bijna doodgedrukt. Zeker, men heeft geen geld, geen werk, een berg van schulden loonsverlagingen, maar wat hindert dat, wanneer men weet dat er nu toch niets meer te verlie zen is 1 f Er zijn nog musschen genoeg in Weenen. E|ni de gepensionneerde staatsraden gaan in rustpoo zen, die zij zich gunnen tusschen de maaltijden, het cafébezoek, het 'lezen van de courant en, de onmisbare partijtjes Parock, naar een van de vele mooie parken van Weenen om de hongerige mus schen te voeren met de restanten, van hun ont- j bijt of lunch. En als ér een jong muschje uit een boom va.lt, laat men verschrikt de brandweer 1 halen om het weer in het nest terug te zetten. Men kan zoo'n arm onschuldig muschje toch niet hulpeloos op straat laten omkomen? j Zoo vieren de Weeners feest, al trekken storm en onweer over de wereld, al is de crisis ver scherpt, al is de nood in het eigen land het hoogst gestegen. Hoe hopeloozer hun toestand is, hoe leeger hun beurs ,hoe zorgeloozer ze zijn. j De lichte driekwartsmaat van de oude Weensche walsen weerklinkt nog zacht door deze stad, die weliswaar nog slechts een schaduw* is van 1 wat zij eenmaal was, doch nog niet haar on bekommerde vroolijkheid heeft verloren, die in dezen tijd van zorg misschien nog de beste le venshouding is en in elk geval verre te verkie zen is boven de wanhoop, waardoor velen zich laten meesleuren. v Ee®J stervend lamidi. De telkens meer tot uiting komende vroolijk heid kan echter den wanhopigen toestand van het land voor den reiziger niet verbergen. Als men buiten Weenen komt, valt dat alles nog meer op. Aan den rand van een naaldboomenbosch dat de grens vormt van een onafzienbare vlakte, be vindt zich een langgerekt dorp, waarvan de een v mdige huisjes in twee rijen langs| den rijweg liggen. Daar zullen wij eenige dagen overnachten Op het ruime marktplein met tal van café's een sigarenwinkel en het gemeentehuis, staat op een kleine verhooging in het midden een eenigs zins nuchter uitgevallen kerk uit de negentiger jaren, waarbij de ^inde oorlogsinvalide ziti te bedelen. Een paar "winkeltjes, waar vruchten en snoepgoed worden verkpcht, wachten tevergeefs op klanten. Men ziet slechts een aantal kinde ren, de jonge voetballers van de stad, die vroo- lijk schreeuwend achter een prop lompen aan rennen. Wij komen binnen in de voorvaderlijke ontvang kamer van het ouderwetsche, landelijke hotel. De dikke waard is yerdiept in; een gesprek met twee spoorwegarbeiders. Zijn vrouw staat op van de naaimachine en brengt ons,, zonder zich te haasten het door ons bestelde bier. 'Aan de wanden van het lage vertrek hangen vergeelde foto's, diploma's van soldatenvereenigingen en een gravure van keizer Pranz Jozef en keizerin Elisabeth op hun morgenritje door het Prater. Verder een paar kleine aanplakbiljetten, uitvoe ringen van de brandweer en de gymnastiekver- eeniging, verordeningen van het districtsbestuur en een zachte wenk van den waard „eet en drink je dik, zwijg over politiek." Een dichte rook hangt tegen de zoldering, de vliegen loopen on gestoord over de dikke bloedworst op( de toon bank en de brooches, die in mandjes op de tafels staan. Een paar groene kattenoogen kijken den onbekenden gast strak aan. ;D|e stilgelegde fabriek Boven het uitgestrekte emplacement fabrieks gebouwen verheffen zich eenige machtige schoor steenen. Er komt geen rook uit., Groote glazen hllen, stookkamers, lorriebanen, een pompinstal- latie, een kantoor- en een directiegebouw liggen daar dood, verstikt door de wereldcrisis. Naast roestende wagons liggen hulpmachines en ijzeren staven achteloos op elkaar gestapeld. Re gen en wind hebben ze ernstig aangetast. De oude portier grijpt gretig naar de hem aangebo den sigaar en vertelt „neen, ik "heb geen pleizier meer in mijn leven. Als ik 'bedenk, hoe het geweest is en wat voor een slechte tijd het nu is. Voor mezelf komt het er niet op aan. Ik ben oud en heb geen wenschenf meer. Maar de jongelui. Neemt u nu bv. mijnt zoon. Hij heeft het in de fabriek tot- opzichter gebracht. Hij heeft altijd een heel goed figuur gemaakt, en aangezien hij ook goed getrouwd is met Finj van den bakker heeft hij zelfs een eigen huisje Maar een jaar geleden is- zijn afdeeling opge heven en toen werd hij met 200 anderen ontsla gen. Nij krijgt hij wel werkloozensteun en het gaat hem niet bepaald slecht, want hij behoeft geen huur te betalen, hij krijgt zijn groenten uit zijn eigen tuin en hij heeft een paar konij nen en een big. Ik help hem ook nog wat. Maar het gedwongen nietsdoen. De jongen wordt! to taal bedorven. Hij heeft teveel vrijen tijd en dan gaan ze al gauw naar de kroeg loopen^ Al die brave jongelui worden het slachtoffer van het nietsdoen en het zal niet lang meer duren o frzij zijn niet meer geschikt om te wer ken. r Armoede van hoog tot laag De directeur van een, naburige fabriek) haalt berustend de schouders op. Zijn vermoeide blik dwaalt door het kale kantoor van de groote kasten naar den ouden boekhouder, die in een hoek gebogen zit over loonstaten. Dte weekends maken mij grijs voor den tijd. Eiken Vrijdag de zelfde brandende vraag „hoe komen wij aan het loon van 300 arbeiders. Wij hebben e rvroeger 2000 gehad. De schoorsteenen rookten dag °en nacht. Tegenwoordig moet ik voortdurend on derhandelen met onze bank. Het valt' niet te ontkennen, wij zitten diep in de schuld en in Weenen moeten-ze ook rekenen. Zei hebben in onze streek al meer onaangename evraringen ge had. Dit is een familiefirma en gisteren nog zei mijn vader „al verdienen wij er ook niets aan, zorg ervoor dat onze arbeiders hun loon krijgen. Hij is nog een man van den ouden stempel en heeft zijn bosschen en huizen stuk voor stuk verkocht om de fabriek in stand te kunnen hou den. Hij kent de meeste arbeiders) nog uit hun kinderjaren en staat in loonkwesties steeds' aan hun kant. Tot nu toe hebben wij het hoofd nog boven water gehouden. Maar als het niet spoedig beter wordt, wat dan?" Die nood dreigt) in elk beroep Naast een modern schoolgebouw staat een, goed onderhouden huisje van een verdieping. Daar woont het hoofd, een vriendelijke man. ,Maar natuurlijk kunt. u de school bezichtigen. Er is gezorgd voor licht en lucht en alle hygiënische maatregelen. De kinderen doen hun best en dat er veel blijven zitten, ligt alleen aan de treurige omstandigheden. De menschen zijn wanhopig arm sinds het met de fabrieken zoo slecht gaat. Wij hebben vroeger aan de geheele wereld geleverd, maar tegenwoordig komen de bestellingen maar heel schaarsch binnen. En als het! de arbeiders slecht gaat, lijden ook de slagers,t herbergiers, bakkers en kooplieden daaronder. Die moeten alles op crediet geven en dat' gaat nu al jaren lang zoo. Verder zijn de huizen tot den nok toe met. hypotheken bezwaard en de bewoners zijn zoo arm als een kerkrat. Executoriale ver- koopingen worden uitgesteld, omdat er geen bie ders zijn. Gisteren is er een inzameling gehouden voor een koopman, die twee jaar geleden nog een van de voornaamste belastingbetalers was. Er zijn 32 schillings bijeengebracht. (Nadruk verboden.) Mient 17 Alkmaar Tel. 526 Vertrouwd adres voor: goedpassende Vergadering van den Raad dezer gemeente op Donderdag 30 Juni 1932, des avonds 8 uur ten raadhuize onder voorzitterschap van den Edelacht- baren heer Jhr. A. L. van Spengler, burgemeester. Secretaris de heer J. Kunnen. Aanwezig alle raadsleden. De VOORZITTER opent de vergadering met een woord van welkom, waarna de notulen, die ter inzage z ijn gelegd, zonder op- of aanmerking onder dankzegging aan den samensteller worden vastgesteld. Van Ged. Staten is goedgekeurd terugontvangen de suppletoire begrooting betreffende de post ad f 1000.voor het Crisis-Comité. Blijkens gehouden kasopname bij den Gemeente- ostvanger hebben de ontvangsten bedragen f HO.SSÖ.OSVs, de uitgaven f139.388.061/,, alzoo een batig saldo van f 1167.99. Onder de uitgaven is begrepen het saldo ge plaatst bij den Boerenleenbank groot f 11000.—. Van de gemeente Noordscharwoude is ingeko men de rekening van de U. L. O. School over 1931. Hieruit blijkt dat het nadeelig saldo bedraagt f2988 56. Dit be teekent een bijdrage der betrokken gemeenten van f996.18. Dit nadeelig saldo is een gevolg van het feit van de aanstelling van de boventallige leerkracht. De heer GROEN vraagt, door wien deze leer kracht is aangesteld. De VOORZITTER antwoordt dat dit onderworpen is aan den Raad van Noordscharwoude. De heer GROEN vindt zulks een eigenaardige gang van zaken, daar de Raad van Noordschar woude op advies van de wethouders wel 3 van zulke krachten kan aanstellen. De VOORZITTER merkt op ten opzichte van de gemeenschappelijke regeling, die onderworpen is aan de goedkeuring van Ged. Staten, dat de Raad van Noordscharwoude gemachtigd is om een derge-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1932 | | pagina 3