Nieuwsblad v. Holl. Noorderkwartier De Twee Kleinzoons. 41e Jaargang llillivi: firma I. II. tEIZEB. - Badactem 1.4 KEIZER. - Unreel Mschamiè. Buitenlandsch Overzicht No 91 TELEFOON INTERCOMMUNAAL HO. SS. DONDERDAG II AUGUSTUS 1932 NIEUWE L4NGEDUKER III lil UT DEZE COURANT VERSCHIJNT DINSDAG DONDERDAG en ZATERDAG. Abonnmentsprijs: per 3 maanden f 1.15 ADVERTENTIEN Van 15 regels 75 cent; elke regel meer 15 cent. GROOTE LETTERS NAAR PLAATSRUIMTE. II. Wezen we op aard en karakter van den bodem cultuur, beheerscht als zij wordt door natuurlijke factoren, waarop de mensch slechts zeer weinig of geen invloed kan uitoefenen, als vaststaand feit, dat elke poging tot stelselmatige voortbrenging in kiem reeds verijdelt, in de tweede plaats is ook gewezen op de ondragelijke inmenging bij eventueel experiment van Overheidswege. Ambtenarij staat bij boer en tuinder in een zeeer slechte reuk. Ik kom hierop nader terug. Doch stel al, dat men zou overwegen de nationale vooortbrenging te_ willen gaan regelen. Zeer spoedig zou men bespeuren, dat de nationale voortbrenging nauw verband houdt met de voortbrenging elders. Om eenigermate tot recht te komen, zou eigenlijk een, de geheele wereld omvattende organisatie tot stand dienen te wförden gebracht. Wie gelooft aan de mogelijkheid van slagen van dusdanig pogen? Als de heer Roselaar beweert, alles wijst in deze richting, dan beweer ik precies het tegenoverge stelde. Op den dag van gisteren heeft onze tuinbouw kennis kunnen nemen van de nieuwe tarieven in Engeland, die per 1 September a.s. in werking zul len treden, waardoor de export van tal van onze tuinbouwproducten weer ernstig wordt belemmerd. Inplaats van stabiliteit in onze voortbrenging, het doel van stelselmatige productie, komt meer onze kerheid. Amerika is voor ons vrijwel afgesloten, de heer Roselaar informeere eens naar de tarieven bij Uncle Sam voor de producten uien en kool. Frankrijk heeft den invoer van alle tuinbouwpro ducten, met uitzondering van goedgekeurde plant aardappelen verboden. Het vorig jaar waren we nog in de gelukkige om standigheid een niet zoo gering quantum uien naar Frankrijk uit te voeren, zeer waarschijnlijk is dit afvoerkanaal dezen herfst voor dit product ver stopt. België kan, op enkele bij-artikelen na, in de behoefte aan tuinbouwartikelen zelf voorzien, 't Is een gewaardeerde afnemer van kool en plantaard appelen, doch de markt kan van de massa van onze producten betrekkelijk weinig opnemen. België verstoort ons productie-apparaat niet, al leen is het in de laatste jaren een lastige concur rent. Anders staat het met Duitschland, dat met zijn devisenverordeningen, contingenteeringen en verder onaangenaamheden zeer storend op onze voortbren ging inwerkt. FEUILLETON Geen enkel land schier neemt welwillende no titie van de belangen van andere landen. Inplaats van samenwerking is haat en nijd, troef. Als ik dan ook beweer, dat er in de laatste jaren geen sympthomen van toenadering, en geen reke ning houden met anderer belangen te bespeuren waren op het terrein van de internationale ver houdingen, waarvan de gevolgen, voor ieder, die nog zien kan en wil, overal overduidelijk zichtbaar zijn, meen ik korter bij de waarheid te zijn, dan de heer Roselaar, die blijkbaar wel vooruitgang be speurt. En ziet ook hij ze toch niet, dan kan hij beter zwijgen van „alles wijst in de richting van stelselmatige voortbrenging." Nationaal is er m.i. op het terrein van den bodem cultuur geen zweem van te zien. Internationaal gezien, wijst de hedendaagsche toestand meer op kapotmaken, neerslaan, dan op opbouwen. Als practische bewijzen, voor ieder zichtbaar voer ik aan: de aardappelmarkten, die zoo goed*als stop staan. Den heer Roselaar kan ik aanbevelen, de augur ken markten in zijn onmiddellijke omgeving te be zoeken, n.l. die van Avenhorn en Purmerend. factoren, die op het prijspeil inwerken. Het getuigt van zeer oppervlakkig denken, als men aanneemt, dat alléén de vraag naar eenig artikel den prijs beheerscht. Het vraagstuk is door vele schrijvers van naam behandeld. Hierin stemmen de beste kenners van het ingewikkelde economische leven overeen, dat zij de daling van de groothandelsprijzen wijten aan de waardestijging van het ruilmiddel. Bewijsbaar is, dat de grondproductie sinds 1918 geen gelijke tred hield met de verhoogde algemeene goederenvoort- brenging. Volgens het door den Volkerenbond uit gegeven memorandum, is de voortbrenging van le vensmiddelen in de laatste jaren gestegen, ook per hbofd der bevolking (Zie dr. ir. Knapp, Wereldont- warichting en wereldherstel, pag. 114—115) doch eveneens de productie van grondstoffen voor de nijverheid, terwijl de fabrieksnijverheid een nog grootere vermeerdering te zien geeft. Doch zeer terecht vraagt dr. ir. Knapp of ver hoogde productie gelijk te stellen is met overpro ductie op één lijn is te stellen. De vraag is maar, of er inderdaad voor dat meer- dère geen plaats is. Zijn alle behoeften, die aan menschelijk bestaan gesteld mogen worden voldaan? Laat hij tegen de tuinbouwers daar, de augur- lHet lijkt er immers niet op kentelers, eens zeggen alles wijst op een ,stei-" Zoo kan de oorzaak van de prijsdaling moeilijk selmatige productie wij gaan naar zijn ovprtijii1-, gelegen zijn in de verhouding van voortbrenging en ging dien kant uit. t verbruik, doch in de verhouding van de goederen- Bij een prijs van f 1.25 per eenheid v$rèagtv .prijzen en de hoeveelheid goud, die de grondslag Engeland voor diezelfde hoeveelheid 8 Shilling in- Vormt voor de waardemeting in de landen, die den voerrecht. V"j gouden Standaard handhaven. Aardappelen brengen hier f 1.00 per 100 kg. op; En deze toestand is inderdaad aanwezig. Engeland vraagt 88 gld. per 10.000 kg.; Duitschland f Voeg daar dan nog bij, als gevolg van den oorlog f240 invoerrecht, Frankrijk gesloten, Zwitserland -«enerzijds een opeenhoping van het edele metaal verhoogde zijn tol. met 2 Goud franc per 100 kg. En voor wie deze feiten nog onvoldoende bewijs van het tegendeel van de bewering van den heer Roselaar mochten zijn, dezulken verwijs ik naar de gehouden conferenties te Genève. Daar heeft men gepoogd, de staten te bewegen om vooortaan acht te geven op de levensbelangen van andere staten en af te zien van verhooging van tarieven. Zelfs de bescheiden poging is jammerlijk mislukt. Geachte lezers, zeg ik te veel, als ik de stellige overtuiging van den heer Roselaar op illusie en niets anders gegrond acht? Wijst dan de geweldige prijsdaling van schier alle consumptiegoederen niet op een overproductie? En zou het dan geen aanbeveling verdienen bindende afspraken aan te gaan, teneinde dit euvel mét al de noodlottige gevolgen daaraan onafscheidelijk ver bonden te ontgaan? Als er meer productie dan consumptie is, worden de producten immers waardeloos? Hier staan we inderdaad voor een zeer ingewik keld vraagstuk. Ontkend kan niet worden, dat er van sommige, soms meerdere producten zooveel op de markt worden geworpen, dat de prijzen beneden productie-kosten dalen. In dit verband moet gewezen worden meerdere (Amerika, Frankrijk, Nederland, Zwitserland en Ar gentinië) en anderzijds een schromelijk te kort aan gouddekking in andere beschaafde landen, en men heeft den grondoorzaak van den chaotischen toe stand, die tegenwoordig heerscht op beurzen en markten. Hieruit volgt, dat niet een vermindering van pro ductie in het belang der menschheid kan zijn, doch wel een betere distributie, naar behoefte, van het aanwezige goud. En dit laatste is slechts mogelijk, indien stabiele politieke verhoudingen intreden. Dan en dan alleen, op de basis van weergekeerd ver trouwen, kan het goud zijn voorname functie in het wereld-goederenverkeer als waardemeter weer ver vullen. Productie-beperking mag dan ook het parool niet zijn, wel verhooging. I (Wordt vervolgd). De Gravin leed zeer door dezen hulploozen toe stand. Zij had geen pijn, geen lichamelijke kwel lingen, doch des te erger en wilder spookten de gedachten door haar brein, des te meer werd zij door innerlijke onrust gepijnigd. Het waren slechts enkele gedachten, die haar bezighielden en verteer den, en deze beheerschten haar geheele denkver mogen. Al het andere werd daardoor op den ach tergrond gedrongen, doch deze enkele gedachten bestormden haar geest steeds opnieuw. De eene was: Graaf Herman had een zoon achtergelaten; de an dere: Zou de kamerdienaar zijn bedreiging ten uit voer brengen en de documenten aan dien zoon over leveren? En daarbij kwam dan nog de vraag: Wie is deze zoon? Waar is hij? En op welke wijze kan het dreigende onheil van het huis Breitenbach worden afgewend? Maar de grootste kwelling, nog grooter dan de verschrikkelijke daadzaak zelf, was voor haar het bewustzijn, niets, zelfs niet het ge ringste, te kunnen doen, om het aanstormende on heil af te wenden. Dit gevoel harer onmacht wor.d haar dermate op, dat haar beterschap daardoor ten i zeerste werd vertraagd. Na lang tobben en naden ken over de vraag, wie dan toch wel Graaf Her- j mann's zoon zijn kon, was zij tenslotte tot de slot- j som gekomen, dat de secretaris van haar kleinzoon deze was. Zij mocht er dan nog niet geheel van overtuigd zijn, maar veel versterkte haar in dit vermoeden. Dat de kamerdienaar geen buitenlan ders had leeren "kennen, althans niet met zulke bekenden had gecorrespondeerd, geloofde zij als vaststaand aan te kunnen nemen. Zoo moest hij in de nabijheid leven, of althans in de naaste omge ving, zoo dat Lühneburg met hem persoonlijk ken nis had kunnen maken. Wie was het nu, William Tanner of Heinrich Schwarz? Omtrent de eerste waren te weinig bewijzen voorhanden, wat de tweede betreft des te meer. Na rijpelijk nadenken was zij tot deze conclusie gekomen. Zij begreep het nu eigenlijk zelf ook niet, dat de hoogst aristocra tische verschijning van den jongen man haar niet direct was opgevallen en verdacht was voorgeko men. Een mensch met zulk een uiterlijk en be schaafde manieren had de rol van gewoon bediende op zich genomen en meesterlijk gespeeld was het denkbaar dat dit zonder eenige bedoeling, zonder een diepere oorzaak was geschied? Wel had de aan gegeven reden daartoe niet zoo onwaarschijnlijk geklonken, maar zou hij dit middel niet hebben kunnen toepassen om zijn doel te bereiken, name lijk om zich hier in te dringen en ongehinderd op de hoogte te kunnen stellen van den toestand? En hoe licht konden zijn onderzoekingen niet met gunstig gevolg bekroond worden. Hij behoefde slechts den naam van de stad te hooren, in welke Graaf Anselm en Constance voor de wet waren getrouwd, en alles was verloren! En dan had niet Ulrike onmiddellijk eene gelijkenis gezien met het verwijderde portret van Constancy? De eenige, die zij, behalve de pleegzuster, aan haai bed duldde, was haar gezelschapsdame. Deze vertelde haar, zonder dat zij dit had bevolen, alles, wat iederen dag op het Slot voorviel en gebeurde, zelfs de meest onbeduidende voorvallen; zoo ver- nam zij dan ook spoedig, dat de kamerdienaar even eens ziek was geworden. Dit was haar werkelijk een troost geweest, doch haar vreugde was van korten duur, toen zij vernam, dat Lühneburg de hulp van den Saniteitsraad had geweigerd en zich liet be handelen door den secretaris, den vroegeren zie kenoppasser, die hem dagelijks meermalen bezocht. En juist deze ongetwijfeld vertrouwelijke samen komst van beiden hadden haar het meest getroffen en dan niets te kunnen doen dit tegen te gaan! Zou diezelfde vreeselijke angst, die haar reeds voor vele jaren had aangegrepen, nu ook haar laatste dagen vergiftigen? Hoe berouwde het haar thans haar ouden getrouwe zoo ruw voor het hoofd te hebben gestooten, zelfs zóó, dat eene verzoening voor onmogelijk moest worden gehouden. Hij had haar kunnen helpen, hij kon het nog, in zijn hand lag de toekomst van haar Huis. Wellicht was hij er nog voor te vinden, misschien was hij er nog toe over te Balen te willen medewerken om het ge vreesde noodlot af te wenden. Wanneer zij hem maar kon spreken of iemand in den arm kon nemen, die haar verlangen zou kunnen uitvoeren en kenbaar maken! Maar wie zou zij voor dit doel in ver trouwen kunnen nemen? Haar zoon? Neen, dien het allerminst. Aan hem alleen de vreugde zich in het bezit te kunnen verheugen, maar nimmer mocht hij ervaren, op welke wijze hij dit had verkregen! Bovendien had hij er geen karakter naar oneerlijke middelen te huldigen, zijn rechtvaardigheidsgevoel zou daartegen in opstand komen. De eenige, met wien zij het zou kunnen wagen was Graaf Rode- rich. Hij bezat moed en energie, zij kende zijn ka rakter, dat niet zooveel verschilde van het hare, zooals gebleken was bij zoovele dingen, die reeds waren voorgekomen. Hij was het naast met de fa milie Breitenbach verwantschapt, niet alleen, hij v/as zelfs de naaste erfgenaam, wanneer Albert aan zijn smartelijk lijden zou sterven. Hij had dus het grootste belang er bij, wanneer het Majoraat het eigendom bleef van Graaf Stephan. Met gespannen ongeduld, dat veel van haar krachten vergde, verwachtte zij de mededeeling van 1 den Saniteitsraad, waarop hij haar zou kunnen verklaren, wanneer haar verlamming in beterschap kon toenemen. Maar steeds moets deze verklaring uitgesteld worden en het tijdstip verschoven, waar op hij verwachtte, dat beterschap zou intreden. De voorgeschreven rust, het bevel zich in geen enkel opzicht in te spannen, haar geest niet te vermoeien en kalm haar herstel af te wachten, het was j haar onmogelijk de gegeven wenken op te volgen, omdat het noodlottig vooruitzicht haar verteerde en geheel haar wezen in beslag nam. Eindelijk toch waren de eerste sporen van beterschap merkbaar i en trad een vermindering der verlamming in. Zij begon te stamelen, te stotteren, met dubbelslaande I tong te spreken en veertien dagen verder was zij i in staat, eenige woorden verstaanbaar uit te spre- I ken. Zij oefende zich zoo veel in haar vermogen was en wederom veertien dagen verder had zij de spraak in zoo verre terug gekregen, dat zij zich eenigermate verstaanbaar kon uitdrukken. Nu was de dag aangebroken, waarop zij haar gedwongen rust kon opgeven. Zij liet Graaf Rode- rich bij zich komenen had met hem een urenlang onderhoud, waarbij zij hem onverholen alles ver telde wat geschied was, hem haar bezorgdheid voor 't heden en de toekomst openbarende en had hem daarbij dringend om zijn hulp en bijstand verzocht. Roderich beloofde haar dit. Ook hij, die reeds lang de gedachte had gekoesterd, dat Heinrich een ander was, dan waarvoor hij zich uitgaf, en waar schijnlijk hier was gekomen om de liefde van Rosa munde te verwerven en het meisje wellicht te ont voeren ook hij was er thans van overtuigd, dat Albert's secretaris de zoon van Graaf Hermann was. Deze overtuiging deed bij hem de haat tegen Hein rich nog toenemen, want de gedachte, dat zijn te genstander zich plotseling van gelijke geboorte zou kunnen doen gelden bij Rosamunde, maakte hem razend van jalouzie. Hij beloofde zijn oud-tante alles te zullen doen wat in zijn vermogen was, om den man onschadelijk te maken, en vóór alle dingen te beproeven hem zoo spoedig mogelijk uit de nabij heid te verwijderen, „en", voegde hij er in gedach ten aan toe: „uit de oogen van Rosamunde." De Gravin had Roderich verzocht eenigen tijd op het Slot te gaan wonen. Haar vindingrijke geest had reeds alles voor dit langdurig verblijf in orde ge bracht. Zij had hem twee kamers naast die van den kamerdienaar afgestaan; zij wist, dat in de kamer, die onmiddellijk grensde aan de slaapkamer van den grijsaard, zich een wandvlak bevond, in welke een deur, die toegang gaf tot een kast, of nis, welke met een tapijt was bedekt, en waar elk gesprek in de achtergelegen slaapkamer van Lühneburg kon gehoord worden. Hier had Roderich reeds vele De bestrijding van den terreur in Duitschland. Een opstand in Spanje. Hitler in de oppositie? De Belgi sche mijnwerkersstaking duurt voort. Ook Bolivia thans vreedzaam. Uit roerig China. Allerlei. Eindelijk is dan de noodverordening afgekomen, welke maatregelen inhoudt tot bestrijding van den terreur, welke sommige politieke partijen in Duitsch land jegens elkaar uitoefenen. Het werd tijd, want eiken dag werd de lijst van politieke aanslagen, -moordpartijen en -overvallen langer en schrikwek kender. Een speciaal Gerechtshof zal thans worden ingesteld om de ergste raddraaiers aanstonds te doen hooren en zoo noodig te doen berechten; eventueeie doodvonnissen zullen aanstonds na de uitspraak worden voltrokken. Tegelijk is ook bepaald, dat de politieke godsvrede, welke aanvankelijk tot den 12en Augustus (Grond wetsdag) zou gelden, tot het einde der maand wordt verlengd. Politieke betoogingen en demonstraties zullen voorloopig dus nog, uitgezonderd op den Grondwetsdag, zijn verboden. Ondertusschen worden onderhandelingen gevoerd over een eventueeie kabinetswijziging als gevolg van de jongste verkiezingen. Von Papen stelt zich op het standpunt, dat hij aan het hoofd staat van een presidentieel kabinet, levend uit het vertrouwen alleen van Von Hindenburg, en voor zoolang een kabinet op parlementairen grondslag, dus met een parlementaire meerderheid achter zich, tot de on mogelijkheden behoort. Deswege, meent hij, kan noch mag hij van zijn plaats rijzen voor Hitier; slechts zou hij in zijn kabinet een paar plaatsen wor Nat. Sicialisten als vakministers kunnen in ruimen, wanneer de Nazi's daarop zouden zijn ge steld. Dezen wijzen dat laatste af. „Alles of niets!" is hun leuze. „Hitier moet Rijkskanselier worden en anders zullen we tegen Von Papen stelling nemen.' De situatie is uiterst moeilijk, want met het vertrouwen van den RijkspreSident alléén, zon der steun van belangrijke parlementaire groepen, kan ook Von Papen niet regeeren. Hitier zou Von Papen nog een kool kunnen sto ven door een overeenkomst met het Centrum. Cen trummannen mét Nazi's zouden een parlementaire meerderheid kunnen vormen, als Hugenberg van zijn welwillende medewerking zou wülen doen blij ken. Het Centrum heeft geen reden om de Nazi's te helpen, maar ook geen motief om Von Papen te ontzien. Het was wel zeer onverwacht, dat de Spaansche monarchisten nu reeds zouden durven probeeren om de macht te herwinnen. De staatsgreep iis dan ook verhaast door het ontslag op uitgebreide schaal avonden gezeten en de gesprekken afgeluisterd welke tusschen Heinrich en Lühneburg waren ge houden. Hij was, nadat hij op het Slot was gekomen, on middellijk naar zijn oud-tante gegaan, zonder dat een der bewoners hem hadden gezien. Hij had zeer veel gewichtigs met haar te bespreken. In de eerste plaats was, hij verplicht haar medetedeelen, wat hij in de residentie had vernomen, waarna hij haar dringend wilde verzoeken nog eens ernstig met Rosamunde te spreken en al het mogelijke te doen het jonge meisje te overreden eindelijk haar „ja" te doen ontlokken op zijn zoo ernstig gemeend huwe lijksaanzoek. En wanneer, niettegenstaande deze poging, Rosamunde bleef weigeren en in haar terug houdendheid bleef volharden, eerst dan wilde hij zijn tante zijn hopeloozen toestand schilderen en haar vragen hem het geld te leenen. Hij zou het reeds eerder gedaan hebben, wanneer hij hier niet als pretendent naar de hand van het meisje was opgetreden. Trotsch en schaamte hielden hem terug een der naaste familieleden van het meisje, dat zijn gemalin zou worden, met een dergelijke nederige bede te naderen. Zijn neef Albert had hij echter eenmaal, toen hij zich in groote geldverlegenheid bevond, verzocht, een wissel, groot twintigduizend tlialer, te teekenen. Hij had toen, om den schijn te redden, den leugen te baat genomen, dat hij een vriend, een vroegeren kameraad van hem, met deze som uit de misère wilde helpen. Albert had gewei gerd hem deze som te leenen. Zijn tante, daarvan was hij overtuigd, zou zijn verzoek stellig niet weigeren, en voorzeker thans niet, ook al zou hij het vijf-voudige van deze som vorderen, daar hij haar vertrouwde, haar deelgenoot van haar geheim was geworden. Maar voor niemand meer dan voor haar schaamde hij zich een dergelijk verzoek te doen, want niettegenstaande den vertrouwelijken omgang, kon hij zijn onbegrensd respect voor haar, dat zij hem had ingeboezemd, nooit geheel in haar tegen woordigheid overwinnen, en slechts de uiterste nood, zoo nam hij zich voor, zou er hem toe kunnen dwingen, wanneer geen andere weg voor hem open stond, met een dergelijke vernederende bede tot haar te komen. Voorloopig echter hoopte hij nog op de hulp van den Saniteitsraad, wat betreft het bespoedigen van den dood van Albert, op het „ja" yan Rosamunde, en verder op het welsla gen der middelen, die hij zou aanwenden zijn ge vaarlijken vijand, die hij in het diepst van zijn ziel haatte, Heinrich Schwarz, die hem niet alleen het majoraat, maar ook zijn geliefde op het laatste oogenblik nog trachtte te ontrooven, ontschadelijk te maken. (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1932 | | pagina 1