Nieuwsblad v. Holl. Noorderkwartier
41 e Jaargang
Weekagenda
Nog steeds inzinking
De Twee Kleinzoons.
I
No 94 T^oo, iNTERc.MMTjRftAi, no. DONDERDAG 18 AUGUSTUS
1932
NIEUWE
LMfiEDUKER COURANT
DEZE COURANT VERSCHIJNT
DINSDAG
DONDERDAG
Abonnmen tspr Ij s
per 3 maanden 1.18.
llilmi: Fiimi I. H. KEIZER. - HeJacleur 1. H.KEIZIH. - Bureel Noordscharwoude.
ADVERTENTIEN
Van 1—5 regels 75 cent;
elke regel meer 15 cent
GROOTE LETTERS
NAAR PLAATSRUIMTE
18 Augustus: 's Avonds half negen (N. T.) Concert
te geven door de Harmonie „Excelsior" te
Noordscharwoude, in den muziektuin.
21 Augustus: Groote Nationale Athletiekwedstrijden
op het D. T. S.-terrein te Oudkarspel Aan
vang 2 uur (N.T.).
22 Augustus: 's avonds 8 uur (N.T.) tooneeluitvoe-
ring door de Toneelvereen. „Jong Leven" met
„Hoera, 't is een Jongen". (Spel in 3 bedrj.
(Vrijidag 19 Augustus 's avon'dsi 7 uur o.t. Con
cert ^door het fanfarecorps Kunst na Ar-
beid" te Z.uidscharwoude, in den muziektuin
Ontegenzeggelijk dringt de crisis nog steeds
meer en meer door, een algemeen©. inzinking aan
alle zijden wordt steeds duidelijker. Tal van
bedrijven kunnen zich niet meer bedruipen. Efnor
me verliezen worden in de land- en tuinbouwbe
drijven geleden en steeds worden ze grooter. Ute
producten dalen nog meer geregeld] in prijs, en
heeft men voor enkele maanden gezegd, dat een
prijsdaling bijna niet meer mogelijk was, de prak
tijk heeft het tegendeel aangetoond. Ilie' toestand
is niet, meer houdbaar, en loonsverlagingen' zijn
onafwendbaar. Zjj bepalen zich niet alleen tot de
arbeiders, maar strekken zich uit over ambte
naren, onderwijzers, handelsreizigers, enz. Dien
iduizeifden en duizenden in diénst der jStaats-
spoorwegen is een salarisvermindering van 10
procent aangeko'fidigdTïïë ~koo p krach t in'het al
gemeen wordt met rukken naar beneden gehaald
Rijk en gemeenten zijn evrplicht de belastingen
hetzij rechtstreeks hetzij zijdelings te verhoo-
gen. Dlc inkomsten verminderen met? millioenen,
wat vooral in 1933 op buitengewone wijze zal
blijken. Bezuinigd moge er worden,, toch zullen
de uitgaven niet gedekt worden, zoodat nieu
we lasten opgeegd moeten worden.
Steeds moeilijker wordt het leven en niet al
leen voor den arbeider, den ambtenaar, den fabri
kant, maar ook voor de bezittende klasse. Bijna
geen dag gaat voorbij of de couranten bevatten,
een bericht, dat een óf andere bank de betalingen
heeft gestaakt, dat groote ondernemingen in fi-
nantieele moeilijkheden verkeeren, dat maatschap
pijen geen dividend kunnen uitkeeren,, dat de
koersen nog dieper inzinken, dat aandeden het
nulpunt nabijkomen, dat ondernemingen tekor
ten van verscheidene millioenen aanwijzen.
Bh niettegenstaande die zichtbare inzinking,
zijn de Staten in en buiten Europa niet genegen
imiddelen ter hand te nemen om een einde"aan de
crisjs te maken. Steeds oneenigheid, steeds geen
overeenstemming om als éen man de malaise te
bezweren. Ieder heeft zijn eigen belangen, waar
aan met hardnekkigheid wordt vastgehouden.
-Frankrijk staat in dit opzicht totnutoe bovenaan l
Het wil aan het doodarme, verzwakte Midden I
Europa wel hulp verleenen, doch het moet van I
die hulp ook het meest p'rofiteeren, door de
landen als afzetgebied van zijn producten geheel
te bemachtigen, waartegen Duitschland en Ita- 1
lie zich verzetten. 1
Maar vast staat, dat zonder gedeeltelijke .ont
wapening, Euro pamiet uit het moeras is te trek
ken. Zij zal liet begin uitmaken van het eind der.
crisis. Menschelijkerwijze gesproken heeft de in
zinking haar grenzen bereikt, zij zal dieper ge
voeld worden, naarmate zij langer voortduurt,
Iedere week langer van haar bestaan vraagt een
verdubbeld aantal slachtoffers. Er heerscht over
de geheele wereld een druk, een benauwdheid, die
rijk en arm iederen avond, de verzuchting doet
slaken,,wat zal de dagi van morgen weer ge
ven?" De een© teleurstelling volgt op de andere
er is letterlijk niets, dat ©enigszins opbeurend
werkt.
iMen kan onder het publiek,1 dikwijls de som
bere uitspraak hooren, het wordl? met den dag
nog slechter, de crisis kan nog heel lang durei"
Sommigen spreken zelfs van eeii| .crisis in per
manentie. i(ȕu' -n- zljfi ook optimisten; aio zTonv
en anderen troosten met het ,,na regen komt
zonneschijn." Misschien hebben we het ergste
reeijs achter den rug, zoo is hun geruststellend
woord. Vooral in Amerika heeft men telkens
een spoedig naderend herstel voorspeld. Inder
daad is het crediet in Amerika wat ruimer ge
worden, maar als het bedrijfsleven van dat cre
diet geen gebruik maakt en voortgaat zich in te
krimpen? Diaarom moet krachtig worden voort
gegaan, te waarschuwen tegen allerlei binnen-
en buiten,landsche gevaren, die het proces van ge
nezing kunnen ophouden, of erger, het reeds be
reikte weer vernietigen.
Uit den Omtrek
SINT PANCRAS.
30-jarig Jubileum Juffrouw Dalmeijer.
Dinsdag 16 Augustus was het 30 jaar geleden dat
Juffrouw Dalmeijer aan de O. L. S. werd aangesteld
:als onderwijzeres.
i Dit zoo zeldzaam jubileum mocht, meenden het
'hoofd der school, P. de Ruiter en de besturen van
Volksonderwijs, Oudercommissie en Schoolfeestver-
eeniging, niet ongemerkt voorbijgaan,
j In alle stilte werd alles voorbereid, dit alles kon
'schitterend geschieden tijdens de vacantie, De eer-
iste schooldag was een uitgezochte dag voor een
Idergelijk feest.
Toen de jubilaresse als gewoonlijk met de bus
luit Alkmaar arriveerde, viel al direct op de vlag
kip de school.
j Bij het binnen komen der school werd de jubila
resse, als 't ware overstelpt met een bloemenhulde,
Zooals zij zich nimmer had kunnen voorstellen,
j Niet minder dan 61 bloemstukken werden de
juffrouw door de kinderen aangeboden, zoodat de
fechool in een bloemenhof was herschapen, geheel
(onvoorbereid was de jubilaresse als 't ware overbluft
door zoo"n schitterende ontvangst.
Van schoolhouden kon dus zoodoende niet veel
komen, en al spoedig werd besloten dat de kin
deren des middags in feestdosch moesten verschij
nen om de juffrouw te huldigen.
Des middags biets dan blije kindergezichtjes welke
de juffrouw het in allerijl ingestudeerd liedje toe
zongen.
Dertig jaar!
Is een paar jaartjes bij elkaar;
Juffrouw is hier zoo lang geweest.
Daarom ook vieren wij kind'ren feest.
Ieder doet mee,
Roept luid Hoezee
Want zooiets maakt men niet dagelijks mee.
Na het eerste couplet werd een cadeau overhan-
J^gd denkvorm ran een meer dan schitterende
schaal.
Dit cadeau
Is slechts een kleine vriendschapgboö.
Van alle kinderen hier te saam,
Op dezen dag noemt ieder uw naam.
Ieder leeft mee.
Maar wij voor twee.
Want zooiets maakt men niet dagelijks mee.
't Lied is uit,
Nu nog een heilwensch tot besluit!
Juffrouw wij wenschen u veel vreugd
Als een belooning voor uw deugd.
Blijf u de kracht (bis)
Voor de taak die u wacht.
FEUILLETON
66),
Haar stem klonk zoo zacht en teeder, als de
kamerdienaar zich niet meer herinnerde gehoord
te hebben.
Op denzelfden toon ging zij voort:
„Wij hebben voor drie maanden beiden als kin
deren gehandeld, Lühneburg, en niet als menschen
met grijze haren. Het was een ongelukkig oogen-
blik, dat wij ons niet wisten te beheerschen en
dingen zegden, die nooit gesproken hadden moeten
worden. Ik, van mijn kant, wil gaarne erkennen,
dat het mij leed doet, mijn slechten luim zoo te
hebben laten botvieren. Wij zijn toch het grootste
deel van ons leven naast elkander voortgeschreden
en hoe zelden is er tusschen ons een verkeerd
woord gevallen. U waart mij steeds een trouwen
dienaar en ik ben u steeds een vriendelijk genegen
meesteres geweest. Lühneburg, wij deelen een ge
heim met elkander. Doch, wat ons eigenlijk nog
het meest aan elkander bindt, dat is dezelfde
schuld, dezelfde gemeenschappelijk gepleegde mis
daad. Maar toch kan ik deze ook heden nog niet
berouwen. Heb ik tegen de letter der wet gezondigd,
vergeeflijk was het in elk geval mijn geweten
spreekt mij vrij! Want nimmer kan ik met be
trekking op het erfrecht van het majoraat erken
nen den zoon van een moeder, die van burgerlijke
afkomst was, terwijl de rechten der betrokken erf
genamen nooit werden geschonden doch steeds
werden gesanctionneerd door een kerkelijke inzege-
ning der ouders, In mijn oogen is hij een bastaard
zoon, en daardoor, zoowel als door de burgerlijke
afkomst van Constance, had hij het recht op het
erfgoed verspeeld. Ik zou in mijn graf geen rust
kunnen vinden, wanneer ik moest sterven in het
bewustzijn, dat Breitenbach niet zou overgaan op
de door mij geliefde erfgenamen. Ja," zoo ging de
Gravin verder met bewogen stem en merkbaar op
gewonden, „ik zou den marmeren steen, die mijn
graf overdekte, doen springen en mijn geest zou
opstijgen en ronddwalen, om alles te vernietigen,
wat zich voor het bereiken van mijn levensdoel in
den weg stelde!"
„De dooden blijven liggen, waar zij zijn," zeide de
kamerdienaar rustig, „zouden zij in. staat zijn nog
te kunnen ingrijpen in het noodlot der levenden en
vergelding op te vorderen, zoo zou Gravin Constance
reeds lang haar graf ontvloden zijn en U en mij
bij de haren hebben gegrepen om ons" ter helle te
voeren!"
„Gebruik toch niet zulke gruwelijke, onbetamelijke
woorden, Lühneburg, en spreken wij liever een ver
standig woord. U zeide tijdens ons laatste onder
houd, dat een zoon van Hermann leeft. Mijn inge
wonnen inlichtingen hebben helaas, hetzelfde re
sultaat gehad. Wij zijn tot de wetenschap gekomen,
dat Albert's secretaris die zoon is.
„Ah, dat weet u ook reeds, mevrouw de Gravin?"
„Zoo hebben wij ons dus niet bedrogen! Hij heeft
zich hier weten in te dringen, om naar de bewijzen
van zjijn herkomst te zoeken en houvast te krij
gen in zijn pogingen den tegenwoordiger bezitter
te verdringen. U alleen, Lühneburg, is in staat, aan
dokter Schwarz deze bewijzen in handen te spelen
zeg mij de waarheid, heeft u het reeds gedaan?"
„Tot heden nog niet, Grafelijke Genade; had ik
het gedaan, u zou het reeds lang hebben bespeurd."
„Zijn van uw kant hem reeds de noodige aanwij
zingen gegeven, dat hij die kan bekomen?"
„Ook niet."
„Kan u daarop een eed doen?"
„Dat kan ik."
„God zij dank, dan is nog niet alles verloren!
Lühneburg, in uw hand ligt ons lot, vergeet de
harde woorden, die ik toenmaals tot u heb gespro
ken en laat onze verhouding zijn, zooals die voor
heen was. Geef aan den secretaris de documenten
niet en noem hem evenmin den naam Cordova!
En wilt u, dat mijn ziel geheel rustig kan zijn,
geef ze mij, eindelijk eenmaal aan mij, opdat ik
deze kan vernietigen!"
Zij zag den kamerdienaar in gespannen verwach
ting aan, doch als deze zweeg, voer zij voert:
„U heeft mij gezegd, dat u uit haat en wraak
zucht de u toevertrouwde documenten van mijn
gemaal hebt verduisterd Schwarz is een klein
zoon van Constance, die u heeft bedrogen, een zoon
van het evenbeeld van hem, die haar aan u ontnam;
zie van verdere wraakneming af, of liever, waar
gij thans ziet, dat ik berouw toon over hetgeen ik
u heb aangedaan, laat bij u het oude respect te
genover mij weer spreken. Of keert zich uw wraak
thans tegenover mij?"
„Neen, mevrouw de Gravin," antwoordde de kai
merdienaar, „ik koester geen gevoel van wraak meer
tegenover u. Ik weet, dat mijn dagen geteld zijn, dat
ik zeer spoedig zal sterven, en met die overtuiging
worden alle booze gedachten verbannen en maken
zij plaats voor die van verzoening en gevoelens van
liefde en vrede. Ik denk nog slechts aan mijn jeugd
terug, aan dien gelukkigen tijd, mevrouw de Gravin,
en deze herinneringen zijn weder naar voren ge
drongen, zij zijn uit haar slaap gewekt door de
wonderbare gelijkenis van Heinrich Schwarz met
zijn grootmoeder."
„Ik wil niet hopen, dat deze gelijkenis met uw
trouwelóoze geliefde u doet besluiten uw plan ten
uitvoer te brengen versta ik u goed? Lühneburg,
ik heb mij verwaardigd naar u toe te komen, de
ernstige beleedigingen, die u mij heeft aangedaan,
te vergeten, ik heb mijn hoogmoed en mijn trotsch
onderdrukt en ben in eigen persoon tot u gekomen,
ja, wanneer ik niet door mijn lamheid daartoe ver
hinderd werd, ik zou de knieën voor u buigen, ter-
wille van het groote doel, dat mijn geheele wezen
vervuld, en ik zou u smeeken mij de documenten
te geven en niet als een verrader tegenover ons op
te treden! Nu verwacht ik van u, dat u zal zeggen:
„Ik wil die bede vervullen!"
„Ik zal het niet doen!"
„Niet doen?" riep de gravin en sprong van haar
stoel op, „niet doen? Bedenk wel, wat u zegt! U wil
den secretaris de bewijzen ter hand stellen?".
„Ik geef daarop geen antwoord."
„Wee u, wanneer u het durft wagen!"
„Wie zoft mij dit hinderen?"
„Ik!" stiet de Gravin met een gil uit. Haar op
winding en haar woede hadden het hoogste toppunt
bereikt; zich zelve niet meer meester, half waan
zinnig, liep zij als een furie op den kamerdienaar
toe, en was de verlamming van haar rechterarm
plotseling geweken? zij hief haar beide armen
gelijk in de hoogte, de vingers kromden zich kram-
achtig samen en, krijschend, gierden de woorden
in ontzettende opwinding van haar lippen:
„Al moest ik u met mijn eigen handen wurgen!"
Deden deze vreeselijke woorden Lühneburg inder
daad gelooven, dat zij de daad bij het woord zou
voegen of was hij door den aanblik van dit furiën-
gelaat zoo geschrokken, genoeg, hij richtte zoo vlug
en plotseling zijn bovenlichaam uit zijn liggende
houding omhoog, alsof hij bij instinct gevoelde zich
te moeten verdedigen, dat hij zijn evenwicht ver
loor. Men een dreunenden slag viel de grijsaard van
de smalle sopha op den vloer.
Een oogenblik bleef hij als levenloos liggen. Het
geluid van den val, de aanblik van den als een doode
neerliggende kamerdienaar, gaven de Gravin hare
bezinning terug en zij kwam tot zich zelf, zij kon
haar gedachten weer beheerschen. Met een be
nauwd gevoel overwoog zij snel hetgeen haar te doen
stond. Zij hinkte naar het schelkoord en trok sr
aan, alsof het geheele slot in brand stond. Zich
weder omkeerende, bemerkte zij, dat de oude man
zijn bewustzijn had teruggekregen, en tegen der.
toegeijlden bediende' Balthasar zeide zij op rustigen
toon:
„De kamerdienaar is onwel geworden, breng hem
te bed."
Met opgerichten hoofde hinkte zij de kamer uit.
Hierna werden de kinderen door de jubilaresse
getracteerd op gebak en zelfs een ijswagen was op
i verzoek van de jubilaresse uit Alkmaar aangeko-
men, dat dit insloeg bij de jeugd hoeft niet te wor
den vermeld.
Des avonds zou receptie worden gehouden in het
vergaderlokaal van de school.
Door de besturen was gezorgd voor versiering en
mede door vele bloemstukken was dit een feestzaal
bij uitnemendheid.
De besturen der drie bovengenoemde vereenlgin-
gen waren aanwezig. Het gemeentebestuur, verte
genwoordigd door B. en W.
Allereerst werd het woord gevoerd door het hoofd
der school, den heer de Ruiter.
Geachte Jubilaresse,
Namens het onderwijzend personeel wensch ik u
geluk met uw 30-jarig jubileum, en dat mede met
mij dit doen bewijst wel, hoe thans dit lokaal in een
ware feestzaal is herschapen, de sympathie voor u
bewijst wel, dat gij na 30 jaar trouwe plicht aan
het onderwijs als 't ware onder de bloemen werd be
dolven.
Moge het u gegeven zijn om nog vele jaren op
dezelfde wijze voort te gaan.
Door den burgemeester werd de jubilaresse als
volgt toegesproken.
Geachte jubilaresse.
Het gemeentebestuur heeft gemeend, dat deze
dag door hem ook niet ongemerkt voorbij mocht
gaan.
Toen vpor 30 jaar terug de plaats voor onderwij
zeres open was aan de O. L. S„ was onder de solli
citanten Juffrouw Dalmeijer.
Als volontair toentertijd werkzaam bij Burge
meester v. d. Vijzel, wist ik eenigen invloed uit te
oefenen, mede omdat u nog familie (al is 't dan in
verre graad) van mij is, uw benoeming te bevor
deren.
Geachte jubilaresse, in die 30 jaar is veel ge
beurd, het heeft niet altijd geloopen aan de O. L.
School zooals het behoorde te loopen, doch van het
gegtfó^tebestuur hebt u alle medewerking mogen
Met'uw 25-jarig jubileum is anes scu gcpaaov„rJ,
of er was geen animo of er waren motieven, of z.g.n.
vergeetachtigheid, doch thans zie ik allen die tot
het Openbaar Onderwijs behooren vereenigd.
Als blijk van waardeering bieden wij u aan deze
moderne schemerlamp in de hoop dat u deze veel
moge gebruiken en waardeeren, feliciteer ik u nog
maals met uw 30-jarig jubileum.
Geachte Jubilaresse.
Het is thans 30 jaar geleden dat ik hier in dit
zelfde lokaal onderwijs genoot van juffrouw Dal
meijer, onze juffrouw v. d. Pol ging vertrekken en
Maar de reactie na deze ontstellende opwinding
bleef niet uit; in haar kamer gekomen, zonk zij
op haar witten leuningstoel neder en was voor een
oogenblik zelf bewusteloos, evenals de oude kamer
dienaar.
Roderich sprong op haar toe, reikte haar een glas
water en bevochtigde haar hoofd en slapen met
eau de cologne.
„Wat is er gebeurd, tante?" vroeg hij, nadat zij
zich eenigszins had hersteld.
„Alles is verloren," antwoordde zjj met zwakke
stem. „De kamerdienaar zal de documenten aan
den secretaris ter hand stellen."
„Dat mag onder geen enkele omstandigheid ge
beuren!"
„Roderich, red ons!"
Op den corridor hoorde men nu duidelijk Baltha
sar's stem, die tot een anderen bediende zeide:
„De kamerdienaar is ernstig ongesteld geworden,
ik geloof, dat het met hem op een einde loopt. Ik
moet zoo vlug mogelijk mijnheer den secretaris
roepen, hij moet onmiddellijk bij hem komen."
„Hoor je 't, Roderich?" riep de Gravin, „hij mag
niet bij hem komen."
„Wel bij hem komen, tante," antwoordde de Graaf
op eigenaarigen toon, „wel bij hem binnen, maar,
er r;iet meer uit! Eerst wil ik op mijn luisterpost
in de nis hooren, wat tusschen* hen wordt verhan
deld, misschien verneem ik nog enkele belangrijke
data, maar verlaat u op mij, hij zal met de docu
menten mij niet ontkomen, al moest ik mijn eigen
leven daarbij in den waagschaal stellen."
Roderich vatte weder post dicht bij de deur, om
te hooren, wanneer de secretaris zich tot den ouden
kamerdienaar zou vervoegen. Toen hij door een kier
van de deur Heinrich naar de kamer van den
zieken grijsaard zag gaan, sloot hij de deur en begaf
zich daarna naar de nis om het gesprek af te luis
teren.
XXI.
Lühneburg was door Bathasar te bed geholpen
en had zijn volle bewustzijn weer herkregen. Door
den val had hij zich inwendig bezeerd want uit zijn
mond vloeide eenig bloed.
Een glans van vreugde spreidde zich over zijn ge
laat uit, toen Heinrich binnentrad.
„Ah, zijt gij daar," riep hij hem reeds tegen, „o,
welk een geluk, dat ik in mijn laatste oogenblikken
u in het mij zoo dierbare gelaat mag zien
„Uw laatste oogenblikken? Hoe moet ik dat ver
staan, mijnheer de kamerdienaar?"
(Wordt vervolgd).