De Twee Kleinzoons. Bloembollencultuur i ida.t der ëgeering van den tuinbouw af wilde. Wij hebben geconstateerd dat hoe eerder de tuinbouw wegrot hoe liever het de regeering is. Maar wij kunnen ook constateeren dat de re geering goed js geslaagd met de trekhondenwet, maar niet berekend is voor haar taak den tuin bouw op een menschelijke manier te doen ver dwijnen. i De regeering deugt niet voor een deel van de bevolking (Applaus.) De aflossing van de credieten zijn de nieuw ste vinding van moderne slavernij. Dit is het hoe wij worden afgeslacht. Maar is het noodig dat wij wordem afgeslacht? Ik leg u op om over deze dingen na te denken. Waarom is er ellende? waarom] is er noodj?? ??waarom is er honger? De1 natuur biedt ons overvloed om ons te voeden. Zullen wij ons laten afslachten met de weten schap dat de regeering niet is een regeering voor het Neder laiidsehe volk, maar voor volksgroepen Het is een regeering van tarwe-, boter- en bie- tenboeren. Bezitters van eigen hoeven en luxe auto's gin gen hun steun per auto halen, maar de tuin bouw moet uitgezogen en uitgebloed zijn voor de regeering aandacht aan ons schenkt. Het is een regeering die wind zaait en storm zal oog sten (Applaus.) Djan wordt door den spreker nog gewezen op den onmenschelijk langen arbeid, omdat men de arbeidskrachten niet kan betalen. Is er dan geen verantwoordelijkheidsgevoel voor den naaste? We hebben geen geld, we hebben geen goed, Wij hebben alleen maar elkander. En daar komt het op aan. Dat vraagt van u solidariteit, die groot en machtig is en een roep zal doen uitgaan tot ver over de grenzen. Als de regeering niet bereid is oin onze ei- schen in te willigen, dan komt de daad. D:an zul len wij het parool moeten uitgeven ^staking van alle belastnigbetaling." (Applaus.) Dan moeten wij staken het betalen van elec- triciteit en waterleiding. Niet omdat wij het zoo /graag willen maar omdat het- ons door den nood wordt opgelegd. Arbeiders en tuinders, tuinders en arbeiders, r; ik elkander de hand. Wij hebben niets dan el kander. I Voor dit geslacht is eep groote taak wegge legd om te zorgen dat het niet onder gaat. Wij moeten zorgen dat het komende geslacht niet die ellende tegemoet gaat, als wij thans er varen. (Applaus.) Als vierjde spreker treedt op de heer A. Hoogland van Sint Pancras met het onderwerp; ,,Kaii een crisisbelasting ons de middelen verschaffen.'' jSipr. vangt aan met te herinneren aan de woor den van den heer Valstar, gesproken op de ver gadering van de Provinciale Commissie: ,,Wie de straat op wil, hij ga, ik ga niet" en bijl spr. toen de gedachte opkwam of het( ook wel goed was de straat op te gaan. Hem kwamen in de gedachte de dichtregelen: De tuinders komen wel met wenschen Maar 't heeft geen haast, 't zijn menschen. In de mobilisatie is door de regeering gezegd dat de tuinbouwers het ordelijkste gedeelte van de samenleving waren, en wanneer die de straat opga,an, dan is het bitter noodzakelijk. Op een vraag van de regeering aan de orga nisaties waar het geld vandaan moet komen,, werd geantwoord door middel van een suiker accijns een aardappelbelasting. Maar er is een groote ongelijkheid in de maat schappij. Er heerscht een weelde die tot tal van uitspattingen leidt en moreel niet in orde is. Aan de andere zijde heerscht bittere armoede. De bezitters zullen er van moeten afstaan. FEUILLETON Het beste middel daartoe is een erisisbelasting die voorzichtig gesteld moet worden. (Een grens van 2000 gulden was gerust vast te stellen. Er kan dan begonnen worden met een heffing vain 1 procent, sterk progressief op te voeren. Dan is er geld en veel geld. Op de vraag van den spr. aan de aanwezigen welke van de drie genoemde belastingen men wenscht, wordt als antwoord geroepen: de laat ste. i 1 Spr. dankt de aanwezigen voor dit antwoord en zegt dat dit hem' steun geeft. I Dank wil hij nog brengen voor den ernst waarmede deze demonstratie is gehouden. Hij gievoelt dit als een bittere noodzaak. En ook juist in den ernst ligt onze kracht. Laten wij ook vooral ernstig blijven. Spr. einfdigt met een opwekking om lid te worden van den bond. Maakt,' den bond krach tig. Kracht maakt macht. Als laatste spreker van dezen! middag treeldt op de heer Ham van, Wijdenes met het onder werp: ,,Het verband tusschen tuinbouwers en hunne arbeiders." Spreker wijst op de armoede die in de arbei dersgezinnen rondwaart, als gevolg- van ontslag, omdat de tuinbouwers het niet meer kunnen betalen. Voor de arbeiders is gezorgd door de sociale ■netten, maar de betaling moetf geschieden mee door ons. Maar voor ons werk heeft .men geen sociale voorzieningen getroffen. Wij worden, aan ons lot overgelaten. Wi] eischen vrijstelling dier lasten. Hoe staat nu de regeering tegenover de ar- 70) Diepe smart maakte zich van den jongen Graaf meester, bij de gedachte, dat Heinrich, tegen elke belofte in, des nachts het Slot had verlaten, zonder van hem afscheid te nemen, zonder een groet aan hem achter te laten. „En ik had hem zooveel te zeggen," zeide hij treurig in zich zelf! ,.Zou hij van den kamerdienaar zooveel gewichtigs hebben ervaren, dat hij het voor een plicht tegenover de dooden acht, ons langs wettigen weg rekenschap te vragen? En nu konden zijn vriendschap en zijn nobele gevoelens hem er niet toe te brengen mij, behoorende tot zijn vijan den, vóór dien strijd nog eenmaal te zien. „Maar is hij werkelijk wel heengegaan?" zoo ging Albert in droevige gedachten verzonken, verder, „kan hij niet een groote wandeling maken, om zich na den zwaar doorwaakten nacht eens op te fris- schen? Zou hij niet naar het dorp gewandeld kun nen zijn, om William te bezoeken?" Deze mogelijkheid kwam hem plotseling zoo waar schijnlijk voor, dat hij heftig schelde en den toe snellenden nieuwen bediende de opdracht gaf, tot den heer Tanner te gaan, om zich op de hoogte te stellen, of de heer Schwarz misschien daar was. Maar ook hier was hij niet geweest, zooals de spoedig terugkeerende bediende mededeelde. i „Nu dan," zoo sprak Albert, berustend, dan wil ik wachten, tot hij wellicht toch nog komt of mij schrijft. En schrijven moet hij, want al zijn zaken i zijn nog hier, en die zullen toch ergens heenge zonden moeten worden." Eenige uren later zat Rosamunde in haar toilet kamer en Dorette kapte haar het haar! Gravin Louise had door haar kamer juffrouw haar kleinkind laten verzoeken om half elf bij haar te komen, daar zij een zeer gewichtige mededeeling voor haar had. Wanneer zulk een bevel gegeven werd, dan wist ieder, dat dit ernstig moest worden opgevat en men niet in gewoon toilet zou mogen verschijnen. Ook Rosamunde had het niet gewaagd in haar dagelijksche kleeding tot haar grootmoeder Laat ook jouw stem medeklinken Door het land. Zeg niet smalend, 't is alleen maar i)RjOoie" praat. - Gaat nu allen, van wat' kleur ook, MakkersGaat! St. P. 24—8—'32. J, Bij de credietenregeling werd het loon gesteld op 12 gulden per week en dat door menschen die zelf 500 gulden per week in het laad je strij ken. Het lijkt wel of men onder regeeringskrin- gen denkt dat de maatschappij kan worden ge red door het neerdrukken van het levenspeil. Maar het is een gek die dat durft te beweren.: Men is gespeend van alle economisch inzicht, wanneer men verondersteld dat versobering de inzinking kan opheffen. Aan hen die verdienen kunnen wij verdienen, en daarom moeten wij optrekken met de arbei ders. i Trek op met de arbeiders tegen het gfoot kapitaal, dat mede oorzaak is van deze ellende. iwij moeten verder naar de planmatige pro ductie. Vecht tegen de protectie., D!e vrijhandel is de manier waarop wij, groot kunnen worden. Trek op met de arbeiders. Weest éen. Trek op voor planmatige productie. Voor de productie naar de behoefte der menschen. Hiermede is het einde gekomen van deze groot sche demonstratie en meeting, die beide op zoo ernstige en waardige wijze werden gehouden. Na woorden van dank, gesproken door de hee- ren Hart en Schermer wordt de meeting geslo ten en wordt het meetingterrein afdeelingsgewij- ze verlaten. Gaat. (Een opwekking ter demonstratie voor de lauwen) Zie je nog niet, het is noodig, D'at je gaat? Zeg je nog, 'k leg niet m'n armoe Op de straat Lijdt je nog steeds aan dat kwaaltje Van fatsoen" Denk je nog, een ander zal 't wel Voor me doen? Hoop je nog, het komt misschien iWel weer terecht? Vindt je 't nog niet noodig Dat je vecht? Sita niet langeir toch te suffen Aan iden kant. te gaan, weshalve zij haar japon spoedig met een licht zomertoilet verwisselde en het haar liet fri seeren. „Hoe heb ik het nu, Dorette?" zeide Rosamunde, „daar vang je aan mijn haar te kappen alsof het avond was." „Ach ik vraag u wel mij te willen verontschul digen." „Jij bent in den laatsten tijd zeer verstrooid ge weest hoe komt dat toch?" Dorette zweeg. „Waar was je gisteravond na het souper, toen ik je noodig had? Ik weet niet, hoe dikwijls ik heb gescheld, en toen je eindelijk om tien uur met ver wilderd haar en rood gelaat bij mij kwam, heb ik opzettelijk niets gevraagd, omdat juffrouw Berg hof er ook aanwezig was maar heden moet ik je verzoeken mij te antwoorden op deze vraag." Dorette was in het begin zeer verlegen en heel rood geworden, wat haar jonge meesteres gelukkig niet bemerkte, daar zij achter deze stond, druk ■met kam en borstel bezig. Een echt kamermeisje weet een dergelijke emotie spoedig te overwinnen en zij antwoordde dan ook zoo ongekunsteld mo gelijk: „Ik heb het schellen niet gehoord, comtesse ik geloofde, dat u nog wat langer in de familiezaal zou willen blijven, en daar ik vreeselijke hoofdpijn had, heb ik den tijd benut wat frissche "lucht te schep pen en bette mijn voorhoofd later' met koud water." Rosamunde scheen bevredigd en ging niet verder op deze verklaring in. Later, toen het haar in orde was, liet ze haar kamenier heengaan, om zelf de laatste hand aan haar toilet te leggen, zooals zij dat meermalen deed. Toen zij daarmede gereed was gekomen, ging zij naar haar kamer, zette zich in den hoek van den erker neer, terwijl zij een diepje zucht slaakte. Zij staarde een oogenblik in gedachten verzonken voor haar uit en sprak toen luid: „De kamerdienaar is gestorven, h ij heeft den ge- heelen nacht bij hem gewaakt, men gelooft, dat hij vroeg in den morgen het Slot heeft verlaten o, kwam hij toch maar nimmer meer!" Wederom liet zij haar gedachten den vrijen loop, waarbij twee tranen uit haar oogen welden die langzaam over haar wangen biggelden. „Mijn kracht is ten einde," zoo sprak zij weder luid, „ik kan die vreeselijke kwelling, die mijn hart verteert, niet langer verdragen! Wanneer ik nog langer die dagelijksche onrust, die inwendige strijd moest doorstaan, dan zou ik er aan ondergaan. Buitengewonq ledenvergadering der afdeeling Langendijk en Omstreken van Bloembollencultuur op Vrijdag 26 Augustus 1932, 's avonds 8 uur, in het lokaal van Vijzelaar. Voorzitter, de heer K. Wagenaar, opent de ver gadering met een welkom aan leden en pers en memoreert dat men op een ongewone tijd bij elkaar komt hetwelk zijn oorzaak vindt in het voorstel der afdeeling Sassenheim hetwelk beoogt saneering van het bloembollenvak door bestrijding van de overproductei en het tegengaan van dit kwaad in de toekomst, met daaraan verbonden een regeling tot steun in de onmiddellijke behoeften vann ood- lijdende kweekers. Deze zaak was eerst in de doofpot geraakt, maar dit is later veranderd. Door den druk der moeilijk heden zijn verschillendenieu we plannen tot uiting gekomen, die tenslotte samengevloeid zijn in het plan Sassenheim. De secretaris leest hierna een ingekomen toe lichting voor der afdeeling Sassenheim, waarin er op gewezen wordt dat er teveel bollen worden ge kweekt. De bedoeling is nu dat een deel van de tulpen, narcissen en hyacinthen tegen een zoodani- gen prijs worden opgeruimd, dat ook de zwakken worden gesteund. Hiertegenover wordt gesteld, dat de benoodigde gelden door het vak worden terug gehaald. De ontwrichting van handel en bedrijf, de verar ming, die thans wordt waargenomen komt door het te veel. Opgewekt wordt iederen kweeker om aan het groote doel mede te helpen. De heer G. -Glas zegt, dat nu we gelezen en ge hoord hebben de voorstanders van het plan, maar is er nu niemand die het tegen eens naar voren kan brengen. Voorzitter leest hierna een stuk voor van den heer van Waveren uit het Weekblad voor Bloem bollencultuur van 23 Augustus 1932 waarin dui delijk het tegendeel naar voren komt. De heer W. J. Balder zegt, naar aanleiding daar van dat de schrijver van dat stuk gedeeltelijk tegen het plan is, wat betreft de inlevering en terugbe taling van het geleende geld is hij er wel voor, maar wat betreft de teeltregeling, dez e wil schrijver er uit lichten. Wat betreft het plan Sassenheim is spr. van meening dat daarvan niets terecht kan komen. Want wat is de bedoeling van het inleveren, van het kleinste eind, of. dan is er geen bezwaar tegen, maar is de bedoeling om normale partijen in te leveren dan zal dat groote bezwaren onder vinden. Voorzitter is van meening dat de bedoeling is van normale partijen, alhoewel het niet in het plan staat. In de toelichting staat van niet, door woorden maar door daden te toonen wat men wil. Als voorbeeld geeft spr. daarvoor weer dat hij zelf en meerderen met hem het kleine goed van r7 cM. weggooien, dat zijn daden. Spr. is persoon lijk tegen een teeltregeling; men moet de kwee kers vrij laten, dan krijgt men vanzelf de grootste opruiming. Op de vraag of men voor een teeltregeling is, blijkt algemeen hiervoor geen animo te bestaan. Voorzitter zegt verder, dat de heer van Waveren wel voor inlevering is en opruiming tegen betaling. Het is een mooie gedachte dat het vak het zelf weer terug betaalt. De heer Vlug zegt, dat de zaak niet zoo een voudig is. Wanneer het over de regeering gaan moet, dan is er een leger van ambtenaren noodig, dat schrikt zoo af, dat spr. er direct tegen is. Behalve dat, vertrouwde spr. de heeren om de Zuid niet, zek unnen met het ingeleverde goed wel eens naar Duitschland of elders gaan. Spr. is het eens met den heer Wagenaar betreffende het opruimen van plantgoed en wanneer de geheele streek zulks doet dan wordt er een massa opgeruimd. De heeren om de Zuid hebben ons in de kleeren gestoken met verschillende soorten en nu zouden Ik weet, wanneer ik niet spoedig uit deze ellen dige tweestrijd verlost werd, dat ik waanzinnig zou worden! En wat heb ik moedig gestreden, maar alles, alles was tevergeefs! Ik had hem reeds lief van het oogenblik af, dat ik hem voor de eerste maal in de oogen zag, toen hij mij redde. Slechts op den dag, dat ik het ideaal mijner liefde en droo- men als een gewoon bediende terugzag, overviel mij een gevoel van afschuw voor hem. Daar koos Al bert hem tot zijn vriend, waar het bleek, dat deze door de natuur zoo rijk begaafde man ook rijk van geest en hart was. Ik voelde mijn trotsch en mijn geboorte te sterker in mij ontwaken, ik probeerde deze ongelukkige liefde met geweld uit mijn hart te verbannen, maar de zenuwachtige onrust, waarin ik dagelijks verkeerde, zou mij ten grave slepen. Ik moet het eenige redmiddel, dat mijn grootmama mij heden zal aanbieden, aangrijpen, want er valt niet aan te twijfelen, zooveel heeft zij mij wel te verstaan gegeven, toen ik haar gisteravond goeden •nacht wenschte, dat mijn lot door dit bezoek zal worden beslist. En dit zal dan ook het eenige middel zijn, om mijn rust terug te vinden. Terugkeeren dan niet meer mogelijk!" Tien minuten later trad Rosamunde de kamer van Gravin Louise binnen. De laatste was alleen, en nadat zij haar klein kind had verzocht naast haar' plaats te nemen, zeide zij: „Ik wilde je over een zaak spreken, mijn kind, welke men mij verzocht heeft eindelijk eens tot een goed einde te brengen. Het is je bekend, dat Rode- rich je lief heeft. Ik heb hem je hand, behoudens jou toestemming natuurlijk, toegezegd jou papa heeft er niets op tegen de geheele wereld ziet reeds in jou de toekomstige gemalin van je neef jhij heeft mij gisteren opnieuw In alle vormen om j^e hand gevraagd en mij om mijn voorspraak verzocht je kunt hem na dit officiéele aanzoek niet opnieuw op ongemotiveerde motieven afwijzen of je antwoord uitstellen. Wat heb je daarop te antwoorden?" Rosamunde talmde een oogenblik met haar ant woord en legde haar hand op haar kloppend hart. Dan antwoordde zij snel en luid: „Zeg hem, dat ik als een gehoorzame dochter mij zal voegen naar den wensch mijner familie; maar hem bedriegen wil ik niet zeg hem tegelijk, dat ik hem, niettegenstaande ik hem acht, niet mijn volle liefde kan schenken wenscht hij na deze openhartige bekentenis zijn verzoek te handhaven, dan ben ik bereid hem het „jawoord" te geven." ze wilien dat we de dure soorten maar weer eetiS bprtfflnen. Spr. is er daarom alleen al heslist tegen (Instemming) Voorzitter is het grootendeels metd en heer Vlug eens, maar gelooft toch niet dat we de zaak zoo moeten belichten. Zoo we het gehad hebben, moeten we zelf verstandig zijn en goed uit onze oogen te zien en zich niet mee laten sleepen door den schrijver. Het plan brengt gevaren en bezwaren mee. Maar we moeten niet vergeten dat men daar erg in den knel zit. Alles is daar snel gegroeid. De bedrijven ook. Alles is gerezen en dat is verklaar baar dat er nu gewerkt wordt om naar middelen te zoeken die leiden tot verbetering. We moeten daarom voorzichtig zijn en niet zeggen dat het plan is voortgekomen uit 1 of 3 egoïsten, dan zien we de zaak niet objectief. Het gevaar is wel groot dat we dan over die gren zen uitbreidingk rijgen, maar we moeten het uit een algemeen oogpunt bezien. De heer Vlug wijst op regeeringsmaatregelen, maar dat is dit niet. Wanneer er 99 pet. van het vak voor het plan is, dan bestaat nog de mogelijkheid bij de regeering van afwijzing. Wat het vak doet is dan te probee- ren bij den minister hulp te krijgen op de een of andere manier. De heer W. J. Balder zegt, dat de heer Vlug tegen inlevering is, maar tegen wat we weggooien niet. Maar wat we weggooien is niet van invloed voor het komende jaar, wel op het aantal roeden. Spr. is niet tegen inlevering maar wanneer het nor male partijen betreft wel. De heer Vlug zegt: gesteld dat het door ging en we verplicht waren ons beste plantgoed in te leve ren; wie zou dat doen? Het werkt de knoeierij in de hand, al die bemoeingen van derden en vooral van regeeringssteun is van nul en geener waarde. We verkoopen onze zelfstandigheid geheel en al. Wanneer we ons daarin begeven dan gaan we ge heel verloren. Spr. weet er 3 maal van dat ze den kelder ingegaan zijn maar door eigen middelen zijn ze er steeds weer bovenop gekomen, niette genstaande de crisis nu erg is. Spr. vindt het een schande van de afdeeling Sassenheim dat men daar het le slechte jaar al in de rats zit, ze heb ben te ruim geleefd. De heer G. Glas vraagt hoe onze houding wezen zal wanneer de afdeeling er tegen is en het wordt in de algemeene vergadering aangenomen. Voorzitter denkt niet dat het aangenomen zal worden gezien de gehouden vergadering van voor zitters, wanneer er 20 pet. tegen is, dan zal de regeering geen wat maken, daar zulks de volle in stemming der regeering moet hebben. De heer C. Timmerman is van gedachte dat re kening gehouden moet worden met een meerder heid, daar dit het geval was op de vergadering van het Hollandsch Bloembollenkweekers Genoot schap. Voorzitter zegt. dat zulks wel het geval was, maar het gaat er hier om hoe groot de oppervlakte is der voor en tegenstanders. Die er niet zijn worden niet gerekend. Wanneer spr. elles overziet en hoort, dan is hij van meening dat het er niet door komt, men moet er unaniem voor zijn, anders wordt het niet aangenomen. Na nog eenige discussie over het behouden der persoonlijke vrijheid en het allicht niet kunnen betalen na 5 jaar, zooals het plan aangeeft werd algemeen besloten niet op het plan Sassenheim in te gaan, terwijl door den voorzitter nog opge merkt werd dat het bollenbedrijf in deze abnor male jaren een plaatselijk belang is en dat het geen we hebben, houden moeten, daar het voor een hoop menschen nog een bron van bestaan is. Alhoewel er ook wel anderen zullen zijn. Als afgevaardigden naar de algemeene vergade ring werden benoemd de heeren C. Timmerman (bestuur) en W. J. Balder (lid), plaatsvervanger de heer Jb. Kostelijk Jzn. Bij de rondvraag wenschte de heer Slijker uit betaling van presentiegeld voor het bijwonen eener vergadering. Geantwoord werd dat daarvoor geen middelen aanwezig zijn. Verder wenschte spreker voortaan des avonds' te vergaderen. Voorzitter antwoordde dat zulks niet mogelijk is daar de afdeeling nog al uitgebreid is. Verder wenschtte spr. eerdere inzending of apgaaf der te veilen bollen, opdat vroegtijdig de catalogus naar de exporteurs gezonden kan worden. Geantwoord werd dat zulks moeilijk uit te voe ren is daar de veiling hier ter plaatse los van alles staat. Dar er hier geen leden zijn. De heer G. Glas is van meening dat de bollen onder de kap niet zoo goed staan, vanwege de warmte, dan in het gebouw. Zal alle aandacht aan besteed worden. Niets meer aan de orde zijnde sluit voorzitter de vergadering. „O, natuurlijk zal hij dit doen. Achting verandert spoedig genoeg in liefde, het is maar een korte weg, die, naar wij willen hopen, spoedig door je bewan deld zal worden. Ik dank je, lief kind, dat je zoo volgzaam bent en ik houd mij overtuigd, dat jullie beiden met elkander gelukkig zult worden, Roderich had in de residentie nog eenige zaken te doen, om zeven uur zal hij terug zijn wij willen nog heden je verloving bekend maken en met het oog op deze feestelijke gebeurtenis wil ik heden avond weder in de familiekamer komen. Wanneer Albert niet ziek was, dan zouden wij deze plechtigheid in de statiezalen vieren, maar wij moeten ons thans vergenoegen het feest in de parterre te doen plaats hebben. Ik verlang er naar eindelijk ook eens weer den armen zieke te kunnen zien." „Ik heb thans nog één verzoek aan u te doen, grootmama, en ik hoop, dat u mij dit niet zal weigeren. Het is reeds lang mijn wensch geweest, mij in de muziek en in den zang nog eenigszins te kunnen oefenen; De Warrenberg's hebben mij reeds dezen winter aangeboden, hen voor dit doel eenigen tijd te bezoeken na mijn huwelijk wordt mij de gelegenheid niet zoo gemakkelijk meer geboden daarom zou ik u en papa "willen vragen om mij dit verzoek te willen toestaan en er in toe te stem men, dat ik tot mijn trouwdag in de residentie zal mogen blijven en zoo spoedig mogelijk daar heen te kunnen vertrekken." Dit verzoek zullen wij je stellig niet weigeren, daar jou wensch zoo geheel met den mijne over eenstemt Het was reeds lang mijn plan, de War renberg's te verzoeken, jou voor eenigen tijd in hun huis op te nemen, opdat je door hen bij het Hof kan worden ingeleid en de hoogere kringen der residentie nader zal leeren kennen. Ook Roderich zal daar niets tegen hebben." Rosamunde verhief zich van haar zetel, kuste haar grootmoeder de hand en zeide: „Ik wilde u nog verzoeken, Albert van mijne verloving niet eerder iets te zeggen, dan wanneer het reeds een voldongen feit is geworden." „Het moet voor allen een verrassing zijn," ant woordde de Gravin en nam vol waardigheid van haar afscheid. Rosamunde verwijderde zich, buiten op den korridor gaf zij echter aan haar hart lucht en sprak luid de woorden uit: „Nu is het voorbij, nu kan ik niet meer terug God! Geef mij de kracht om het te dragen!" (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1932 | | pagina 4