Nieuwsblad v. Holl. Noorderkwartier Van 1—5 regels 75 cent;
No I00 DONDERDAG 1 SEPTEMBER 1932
41e Jaarffan»
.De Karseboom"
De Twee Kleinzoons.
NIEUWE 1 li!
ÜMiEDIJKER (IIIlitVI
DEZE COURANT VERSCHIJNT
DINSDAG DONDERDAG
en ZATERDAG.
Abonnmentsprij s
per 3 maanden f 1.15.
lis r« i n ii,urn elke regel meer 15 cent
lliloni: firm I. H. KEIZER. - BeJacteur 1. H. KIM. llutiel Hoordscharwnude.
Dezer dagen is er weer ergens een relletje geweest,
toen vruchten en groenten, welke aan de veiling
geen prijs konden opbrengen, werden vernietigd.
Men zal uit hetgeen we verder schrijven in dit
artikel, kunnen opmaken, dat ook wij het opzet
telijk vernietigen van etenswaren afkeuren. Noch
tans achten we de verontwaardiging over zekere
voedselvernietiging als regel niet meer dan sen
timenteel vertoon. Twee jaren geleden hebben we
onder den rook van Amsterdam heele velden met
kool gezien, welke eenvoudig stonden af te vriezen,
omdat uit de opbrengst van kool aan de veiling
de kosten van oogsten en vervoeren niet konden
worden bestreden. Die kool werd evengoed vernie
tigd, en dagelijks konden de passeerende hoofdste
delingen het vernietigingsproces aanschouwen. In
eiken groentenwinkel trouwens, worden regelmatig
consumptie-artikelen vernietigd. Wat niet tegen
vastgestelden prijs kan worden verkocht, laat men
eenvoudig bederven. Denken die winkeliers er aan
om hun onverkochte waren vóór het bederf onder
werkloozen uit te deelen? In slagerswinkels en in
bakkerijen gebeurt hetzelfde. Opzettelijke vernie
tiging van onverkoopbare groenten aan veilingen is
wat meer stuitend voor het gevoel, maar in wezen
is het tenslotte niet erger dan het laten bederven
van levensmiddelen in winkels.
Wanneer een patroontje met ondergang wordt
bedreigd, zal een werklooze arbeider hem dan gratis
met zijn werkkracht helpen, onder motto, dat hij
toch niets heeft te doen? Het stellen van deze vraag
wil volstrekt niet zeggen, dat we ze gaarne bevees-
tigend beantwoord willen zien. Het zou dom zijn,
als een werklooze arbeider zijn werkkracht gratis
disponibel stelde aan een patroon, zelfs al was die
patroon hulpbehoevend. Zoo'n gratis-werkende ar
beider immers zou de werkgelegenheid ontnemen
Zóó staat het tenslotte ook met de gratis-ver
strekking van groenten en levensmiddelen aan men
scheen, van wie men veronderstelt, dat ze het noodig
hebben.
De prijzen, betaald voor tuinbouwproducten zijn
uiterst laag. Indien de tuinders hun waren, welke
ter veiling geen kostprijs kunnen opbrengen, nu
gratis beschikbaar gingen stellen voor werkloozen,
gestichten e.d., dan zouden ze het loonende ge
deelte van hun afzet daarmee drukken en hun
eigen positie dus weer verslechteren. Het is en blijft
zonde om etenswaren«te vernietigen, maar de tuin
ders kunnen er misschien even moeilijk aan ont
komen als groentehandelaren, slagers, bakkers enz.
De wijze, waarop tuinders hun onverkoopbare waar
vernietigen, lijkt cynischer dan de manier, waarop
anderen hun waren, die ze niet tegen de vastge-
steelde prijzen kunnen omzetten, laten vergaan,
maar practisch komt een en ander toch op hetzelfde
neer.
Er is maar één goede oplossing in dit moeilijke
geval en dat is de overname van onverkoopbare
tuinbouwproducten tegen kostprijs door bepaalde
lichamen organisaties, commissies, dan wel over-
heids-distributiebedrijven opdat een en ander
tegen geringen prijs aan werkloozen e.d. kan wor
den verstrekt. Dan komt er voor de tuinders ten-
j minste eenig voordeel te staan tegenover nadeel,
j Hoewel, dan zullen het de normale distribuanten
de neeringdoenden weer zijn, die te klagen krijgen.
Binnenlandsch Overzicht
•Z. Em. Willem Kardinaal van Rossum
overleden. Koninginnedag. Staking
in de koopvaardij. Eten vliegramp bij
Tub bergen. Die veiligheid in de trei
nen. i
Dinsdagavond sohreef de oproerige krabbelaar
A. B. Kleerekooper in .,Hieti Volk" over kardi
naal van Rossum. Dat waren geen gelegenheids
woorden, want van een ziekte van den kardi
naal was toen nog niets bekend. Kleerekooper
noemde Z. Em. ,,een wonder van een ouden man.
Acht en zestig jaar reist hij van Rome naar den
kop van Europa. Op den terugweg maakt hij een
uitstape naar hejt vaderland, trekt in die paar
dagen van de eene plaats naar de andere en staat
des morgens om half acht voor het altaar om voor
te gaan in den kerkdienst. Toen hij hier aan
kwam in Amsterdam, ging hij zoo van den nacht
trein naar de stampvolle kerk. Ejn dan te beden
ken, dat hij in zijn eugjd den zwaren weg heeft
moeten afleggen van het Zwolsche weeshuis naar
het allerhoogste ambt. Welk een kracht zit er
in sommige menschenlevens."
Onderwijl deze woorden werden gedrukt, werd
de grijze kardinaal naar bet ziekenhuis te
Maastricht vervoerd. In den nacht van Maandag
op Dinsdag overleed hij. Dleze mensch had ge
werkt tot het einde.
Het verscheiden van kardinaal van Rossum
wordt door de katholieke Nederlanders ten
zeerste betreurd. In geen eeuwen was een Ne
derlander, tenminste geen Noord Nederlander tot
op een na de hoogste functie in de katholieke
kerk uitverkoren. Daarom was meni zoo trotsch
op dezen Nederlander, uit een arme Zwolsche fa
milie gesproten en op 9-jarigen leeftijd met vier
broertjes en zusjes als ordelooze stumperds in
het weeshuis opgenomen. Kardinaal van Rossum
hoorde tot de orde der Redemptoristen. Hij werd
in 1879 tot priester gewijd in 1911 tot ka,rdinaal
verheven, in 1918 door Paus Benedictus XV tot
prefect der Propaganda Eide, d.i. tot leider der
actie van de geloofsverkondiging over de gehee-
le wereld, benoemd. Kardinaal van Rossum heeft
de katholieke missie-actie sterk gereorganiseerd.
Heel wat bezwaren van politiekam aard en veel
andere tegenstrevin'gen heeft hij moeten over
winnen om bv. de missielanden geplaatst te krij
gen onder leiding van een inlandschen clerus., Het
is bv. zijn werk dat in Ohina de eerste Chineescha
zs bisschoppen werden benoemd..
Het stoffelijk overschot van den kardinaal is
in het Nederlandsche klooster der Redemptoristen
te iWittem, waaruit Zi. Em. als priester stamt, bij
gezet.
De katholieke kerk in onst land leed nog eeni
srroot verlies door het verscheided van mgr.
"Ahaepman een geleerd priester, die zooveel jaren
president was van het seminarie! te Rijsenburg.
Mgr. Schaapman was een neef van wijlen den
katholieken staatsman van denzelfden naam.
Die 52ste verjaardag van de koningin is Dins
dag jl. op bescheiden wijze,zooals dat in deze
tijdsomstandigheden pastv gevierd. Die lijst van
verleende onderscheidingen was weer groot. Mr.
ATak, proc. generaal bij den Hoogem Raad werd
commandeur in dein Nederlandschen Leeuw. Com
mandeur in de orde van Oranje Nassau werden
Jhr. van Eisenne^ Gedeputeerde in Zuidholland,
prof. van der Hoeve .te Leiden en de vice presi
dent van den raad van Ned. Indie, de heer C\
W. ffijpdenhausen. Dat waren de hoogste onder
scheidingen.
Met de Nederlandsche zeescheepvaart gaat het
heel slecht. Niettemin verkozen de georganiseer
de officieren en het lager personeel in staking te
gaan om aan loonsverlaging ta ontkomen. Men
kan het ze niet kwalijk nemen, want de loonen
waren al meermalen naar beneideni gevoerd., Dp
Het gezelligste en. meest
bezochte Café-Restaurant
t ij d e n s de Kermis te
toch
IN DE LANGESTRAAT t. o. HET STADHUIS
Vroolijke muziek door
THE SAILORS BAND
Verfrisschende dranken
Extra verzorgde spijzen
werkgevers wilden ze drukken tot op het Elngel-
sche peil. De ,,Volenidom" kon van de week niet
op tijd uitvaren. De rijks bemiddelaar poogt de
partijen tot elkaar te brengen op basis van een
zij het weinig aanzienlijke loonsverlaging.
Die bondsraad der georganiseerde bouwvakar
beiders heeft de tien prooents loonsverlaging,
door de regeering geadviseerd j in ruil voor
nieuw ebouwcredieten em een crisisregeling, voor
de werkloozen afgewezen. Die ledenvergaderin
gnfe moeten nu nog het' laatste woord spreken.
Het Overijsselsche Tubbergen is in den nacht
van Dinsdag- op Woensdag opgeschrikt door een
vallend postvliegtuig van Zweedsche nationaliteit
De beide inzittenden werden gedood. Een paar
huiezn werden beschadigd. Een paar slapende kin
deren ontkwamen ternauwernood aan den dood.
Het verkeer brengt velerlei gevaren voor kin
deren met zich. In luttele dagen tijds zijn op
verschillende plaatsen in ons land drie kinderen
uit den trein gevallen door de onpractische slui
ting der portieren. Hier geldt het een toeval
lige druk op den knop em ge ligt buiten naast
de rails. De drie kinderen zijn aan de bekomen
verwondingen overleden.
FEUILLETON
81)
Albert, die door dezen brief diep ontroerd en
onder den indruk was, las nog eenmaal den inhoud
door, voornamelijk dat gedeelte, waar de Saniteits-
raad had gewaarschuwd tegen het voornemen van
Roderich ten opzichte van Heinrich. Tegenover
hem had hij blijkbaar de slechtste plannen be
raamd. Plotseling kwam bij hem het vreeselijke
vermoeden op, dat reeds gisteravond iets ernstigs
met hem gebeurd zou kunnen zijn. Zijn neef was
in het Slot geweest en had het laat weder verlaten.
Heinrich was spoorloos verdwenen, geen mensch
had hem weder gezien, niemand wist of had ge
merkt, dat hij het Slot had verlaten. Zou het
mogelijk zijn, dat Roderich zijn medeminnaar
o neen, het was niet denkbaar, zóó slecht kon hij
toch niet zijn.
„Zóó slecht niet?" riep hij luid, „en hij wilde je
zelf uit den weg ruimen?"
Op dit oogenblik werd de deur, die naar den
korridor lelidde, heftig geopend een Rosamunde
stortte opgewonden de kamer binnen.
„Albert!" riep zij.
„Wat is er aan de hand?"
„Waar is Heinrich?"
„Heinrich?"
„Je secretaris?"
„Goede Hemel, wat is er met hem?"
„Waar is hij?"
„Hij is gisteravond verdwenen. Wat moet je
vraag beteekenen?"
„Hij moet gered worden, wanneer het nog moge
lijk is!"
„Maar, Rosamunde, wat weet je, spreek, wat is er
gebeurd?"
„O, laat ik toch oprecht zijn!" riep het jonge
meisje en zonk weenend naast Albert's wagen neer.
Op haar knieën zag zij Albert smeekend aan, terwijl
zij zeide: „Albert, ik heb hem lief, red hem! Help
hem!"
Albert sprong uit zijn wagen, met een bewonde
renswaardige veerkracht, gezond, geheel hersteld,
Rosamunde zag het niet, bemerkte niet de
groote verandering, die bij hem had plaats gevon
den. Haar groote angst beheerschte haar geheel
en steeds riep zij: „Red hem!"
„Dat je hem lief hebt, weet ik," zeide Albert, „hij
bemint jou ook. Maar verzamel je gedachten toch
eens, Rosamunde en vertel mij zoo kalm mogeljk,
wat je weet!"
Zij richtte zich op, terwijl zij zijn zeer ver-
wonderenden blik op haar broeder wierp; thans be
greep zij pas wat zij zag.
i „Hoe?" zeide zij, zie ik goed, je kan staan? Je
kan gaan? Je bent weder gezond? Is het werkelijk,
Albert, vergis ik mij niet, is het geen dróóm?"
„Ook dat heb ik aan Heinrich te danken o,
nog veel meer! Roderich en de Saniteitsraad wilden
mij vermoorden zoo goed hij jou leven heeft ge-
red, zoo heeft hij ook het mijne gered!"
1 „Roderich wilde jou vermoorden? O, mijn God,
het is om zinneloos te worden! Zoo heeft Roderich
wellicht ook hem vermoord! Hoor mij aan: Zoo
even komt Dorette naar mij toe, valt voor mij op
de knieën en smeekt mij onder een vloed van tra
nen om vergiffenis, dat zij mij heden morgen op
mijn vraag, waar zij gisteravond was geweest, toen
ik haar vergeefs schelde, niet de waarheid had
gezegd. Zij vertelde mij, dat zij in meer dan vriend
schappelijke verhouding staat met je nieuwen be
diende Friedrich, en dat zij met hem een samen
komst heeft gehad op de trap, die naar den korri
dor op de tweede verdieping naar de rotonde van
het oude Slot voert. Hier branden des avonds geen
lampen, zoodat zij, zonder zelf opgemerkt te wor
den, den korridor konden overzien. Eerst hebben
zij kunnen waarnemen, dat de secretaris naar de
kamer van den kamerdienaar is gegaan, waarop
tegelijk Roderich op de teenen naar zijn kamer
sloop. Na verloop van een half uur, naar zij meent,
het kan ook langer zijn, heeft Roderich zijn kamer
weder verlaten en tot hun grooten schrik ging hij
niet naar voren, maar sloeg den weg in naar de
rotonde, en kwam op hen toe, heel geheimzinnig
op de teenen loopende en naar alle zijden rond
ziende, of ook hij opgemerkt werd. Toen zij dit
bemerkten, zijn zij zoo stil mogelijk de donkere trap
afgegaan en hadden zich op de rotonde achter een
zuil. weten te verbergen. Evenals zij, daalde ook
Roderich de trap af en zij zagen verder, dat hij,
toen hij beneden was, met een lucifer het lampje,
dat hij in zijn hand droeg, had aangestoken. Van
hier daalde hij de rechts zich bevindende wentel
trap af, die leidt naar de voorouderszaal. Zij heb
ben duidelijk zijn voetstappen op de trap gehoord
door de stilte, die hier heerscht. Zij luisterden met
alle aandacht, vreezende zelf ontdekt te worden, en
konden zoo ongeveer nagaan, dat hij in het midden
van de galerij was blijven stilstaan. Toen hadden
zij een knarrend geluid gehoord, alsof een groote
deur werd opengedaan. Aangezien zij niet gaarne
door de overige bedienden wenschten gezien te
worden, waren zij wat langer op hun plaats geble
ven, ook omdat zij meenden stemmen te hooren.
Toen zij niets meer vernamen en op het punt
stonden heen te gaan, hadden zij opnieuw vlugge
schreden op den korridor gehoord en even daarna
hadden zij den secretaris gezien met een brandende
lamp in de hand. Ook hij was de trap afgegaan
en had denzelfden weg Ingeslagen, dien Roderich
gegaan was. Ook hadden zij zijn voetstappen niet
meer gehoord toen hij ongeveer tot het midden
van de galerei was aangekomen, maar hetzelfde
geluid van het knarren van de deur was tot hem
doorgedrongen. Weinige seconden daarop hoorden
zij een geweldigen slag, alsof er een zware deur met
volle kracht werd dichtgeslagen. Toen hoorden zij
een schaterlach, die hen door mereg en been was
gedrongen. Die vreeselijke lach moet Roderich heb
ben uitgestooten, want onmiddellijk daarop was
hij de kleine trap afgegaan, over de rotonde ge
ijld, de stoep op naar boven naar het nieuwe Slot,
en verder langs den korridor gegaan. Zij hadden
hem zonder eenigen twijfel aan zijn gestalte her
kend en gezien, dat hij een voorwerp onder den
arm droeg. Vijf minuten later haden zij het ge
waagd, de rotonde te verlaten. Zij hadden dit raad
selachtig nachtelijk bezoek van beiden naar de
zelfde plaats niet kunnen verklaren, ook niet ver
der bij gedacht, tot zij hedenmorgen hoorden, dat
de secretaris plotseling was afgereisd. Hedenavond
heeft een der bedienden overal naar de lamp ge
zocht van den kamerdienaar, maar ook deze is ner
gens te vinden. Toen Dorette dit vernam, viel 't
haar dadelijk in, dat de secretaris deze lamp met
de groote groene kap, had gedragen, toen hij naar
de voorouderszaal was gegaan. „Waar de lamp is,
„comtesse," zoo had Dorette slim opgemerkt, „daar
moet ook mijnheer de secretaris zijn." Niemand
heeft hem zien terugkeeren, niemand heeft hem
zien vertrekken. Wanneer zij zich thans alles nog
eens goed indacht, aan het toeslaan van de deur,
aan het hoongelach, aan het geheimzinnig rond
zien en op de tèenen sluipen, dan kan zij de ge
dachte niet van zich afzetten, dat de secretaris
ergens moet zijn opgesloten, zonder zich te kunnen
verwijderen. Met welk doel, daarover heeft zij zich
natuurlijk niet durven uitlaten, maar zij had het
tot haar plichtgeacht, dit alles te moeten mede-
deelen, want de Graaf is vertrokken en wanneer hij
zijn gevangene mocht vergeten, dan zou deze moe
ten verhongeren."
„Zij heeft goed geraden," riep Albert opgewon
den, „de schurk heeft hem daat onbarmhartig
met opzet opgesloten en wanneer wij hem niet
vinden, dan moet hij den hongerdood sterven.
Kom, ga mee, Rosamunde, haasten wij ons, trachten
wij hem op te sporen en geve God, dat wij hem
zullen vinden."
„Albert, Albert, wanneer wij hem niet vinden!"
Rosamunde wierp zich aan haar broeders borst
en heete tranen liepen haar van angst en innig
medelijden over de wangen.
„Wees kalm, Rosa, wij zullen hem vinden, ons
zoeken zal ni< t tevergeefs zijn, want wij volgen den
weg, dien Dorette thans kent."
„En je zult zelf daar heen kunnen loopen, je
beenen kunnen je weer dragen, Albert, och, ver
geef mij toch, dat mijn angstgevoel voor hem
mijn vreugde over jou herstel overmeesterde. Ik
denk slechts aan hem en aan het gevaar, dat hem
dreigt! Ik kan alles nog niet begrijpen, hoe zwaar
is mijn hoofd, hoe kwellen de vreeselijke mededee-
lingen mijn arm hart Roderich heeft je wülen
vermoorden, Heinrich heeft je gered en weer ge
zond gemaakt jou en mij heeft hij, met de hulp
van den Almachtigen, aan den dood weten te ont
rukken, redden wij hem thans!"
„Verwonderlijk!" zeide Albert hierop, ik herinner
mij thans, dat Heinrich in de eerste weken van zijn
verblijf hier, mij zijn droom vertelde, dien hij had
gehad. Hij droomde, dat hij in een geheime ruimte
was opgesloten, van welker bestaan niemand in het
Slot iets wist of eenig vermoeden had. De deur
viel in het slot en hij was aan den hongerdood prijs
gegeven. Op hetzelfde oogenblik, dat hij dacht te
zullen sterven, ontwaakte hij."
„Kom, Albert, dralen wij niet langer, haasten
wij ons, voordat het te laat is!"
Rosamunde vatte haar broeder bij den arm en
trok hem met zich mede
XXIII.
Toevallig door geen der bedienden gezien te
worden, langden broeder en zuster op de tweede
verdieping aan en vervolgden hun weg naar het
oude Slot. Hoe korter zij beiden de voorouderszaal
naderden, des te meer klopte hun het hart van
angst en spanning, of hunne poging wel met gun-
stigen uitslag bekroond zou worden. Hoe dikwijls
hadden zij vroeger, toen zij nog kinderen waren,
deze groote ruimte voor hun spelen gebruikt. Tel
kenmale, wanneer zij hier kwamen, waren zij voor
de beeltenis van hun moeder nedergcknield, hadden
de handen gevouwen en gebeden: „Lieve mama,
bid voor ons bij onzen Lieven Heer, dat Hij ons
gelukkig maakt!"
Heden echter, bij het naderen van de galerij,
dachten zij er niet aan met eerbied te blijven
stilstaan bij het portret hunner moeder, hun hart
was te veel vervuld met die eene gedachte, den
vriend, den geliefde te vinden, om hem voor een
vreeselijken dood zoo mogelijk te behoeden.
Zij stonden stil om te hooren, te luisteren of wel
licht een geluid, een stem van een levend wezen tot
hen zoo doordringen, maar zij vernamen niets.
Zij liepen verder en waren ongeveer in het mid
den van de schilderijenzaal aangekomen. „Hier zou
het zoo ongeveer geweest zijn, dat Dorette en Frie
drich de voetstappen nog hadden gehoord, waarop
het knarsen en de slag van de deur had geklonken.
Hier staat nog de tafel, waarop wij vroeger zoo
dikwijls zijn geklommen. Zou zij iets te beduiden
hebben, nu zij hier nog steeds staat?" merkte
Albert op.
„Wat meen je?"
Zonder te antwoorden, was Albert reeds op de
tafel geklommen en klopte tegen de daarboven han
gende beeltenis. „Heinrich! Heinrich!" riep hij.
(Wordt vervolgd).