Geheimzinnige personen
Pluimveeteelt
Ons Gourantenverhaal f[
B==r^_
(Door J. F. de V.)
(Vervolg)
Op zekeren dag had Kaspers cipier hem op zijn
schouders uit zijn hol of kooi gedragen en in het
volle daglicht gebracht. Het zien van het ver
blindende licht verwekte hij Hauser eene dusdanige
emotie dat hij onmiddellijk bewusteloos werd. Toen
hij zich weer iets bewust werd stond hij, geleund
tegen een muur, niet ver van de plaats waar een
inwoner van Neurenberg hem den 26'en 1828 vond.
Vrij zeker mag worden aangenomen dat de ge
heimzinnige bewaker van Kasper Hauser er op re
kende dat, indien hij Kasper op de boven reeds
omschreven wijze in Neurenberg achterliet, hij wel
spoedig hier of daar terecht zou komen en nie
mand meer verder naar hem zou omkijken. Dit
bleek nu echter geenszins het geval en, zooals uit
het bovenvermelde reeds valt op te maken, stond
Kasper Hauser integendeel juist vrijwel in het
middenpunt der publieke belangstelling. Weliswaar
mocht het der politie totnutoe niet gelukken iets
naders van zijn afkomst te vernemen, maar het
had er allen schijn van dat prof. Daumer met
des te meer zekerheid zijn doel naderde.
Het was in den tijd dat de Neurenberger Nieuws
bladen de mededeeling bevatten dat Kasper Hauser,
die aller belangstelling zoozeer boeide, bezig was
een uitvoerige levensgeschiedenis te schrijven, dat
de geheimzinnige bewaker van Hauser een aanslag
op diens leven pleegde en trachtte hem zoodoende
uit den weg te ruimen. Hij verwondde bij die poging
echter Hauser slechts licht; doch de plotselinge
angst welke dezen beving wierp hem gedurende
langen tijd op het ziekbed. Daar prof. Daumer
echter voor eene herhaling van het geb urde vrees
de, oordeelde hij het het best dat Kasper Hauser
van woonplaats veranderde. Hij nam toen zijn in
trek bij den heer Biberbach, hij wien hij bleef tot
in de maand Mei 1831.
In die maand toch vertoonde zich in Neuren
berg een schatrijke Engelsch graaf, Stanhope ge
naamd, die onmiddellijk groote belangstelling voor
Kasper Hauser gevoelde en, teneinde diens opvoe
ding te voltooien hem mede nam naar Ansbach,
waar hij zich vestigde. De opvoeding welke hem
echter door graaf Stanhope persoonlijk werd ge
geven, werd ten eenenmale onjuist geacht door
Kaspers vroegere leermeesters als Anselm von Feuer-
bach en prof. Daumer en vooral deze laatste sprak
zijne afkeuring tegen den graaf uit om Kasper,
gelijk hij deed, zoo afgezonderd van de wereld te
houden. Ja, uit zijne geschriften blijkt dat deze
geleerde reeds toen een zekere achterdocht jegens
dezen philantropischen graaf niet geheel kon op
zijde zetten.
Op aandringen van Von Feuerbach echter liet
graaf Stanhope zich eindelijk overreden om Haus-
ser wat meer vrijheid van beweging te geven en,
hiermede nog niet tevreden, wist Von Feuerbach
er den graaf toe te brengen dat hij niet meer
persoonlijk Hauser les gaf, maar dat dit werd op
gedragen aan den onderwijzer Meyer, eveneens te
Ansbach woonachtig. Drie dagen later stierf plotse
ling te Frankfort aan Main Anselm Von Feuerbach
aan vergiftiging.
Den 14-en December 1833 werd Kasper Hauser
toen hij in den paleistuin wandelde aangesproken
door een heer. Deze gaf Hauser eenige papieren,
welke hij zeide, ongetwijfeld Kaspers belangstelling
zouden hebben. Nauwelijks echter keek Hauser deze
stukken in of de vreemdeling haalde van onder
zijn mantal een dolk te voorschijn en trof Kasper
daar tweemaal mede even onder het hart. Op Kas
pers kreten om hulp kwamen weliswaar spoedig
mensehen aanloopen, doch van den dader v/as in
middels niets meer te ontdekken. Intusschen werd
Kasper onmiddellijk naar de woning van den on
derwijzer Meyer gebracht, welke niet ver vandaar
was.
De politie, die door den heer Meyer intusschen
van den aanslag op de hoogte was gebracht, stelde
onmiddellijk een onderzoek in, dat echter met uit
zondering van een beurs welke moedwillig door den
dader was achtergelaten en werd gevonden, tot
vrijwel geen resultaat leidde. In deze beurs werd een
strookje papier gevonden waarop in verdraaid hand
schrift de woorden stonden geschreven: „Om Hau
ser de moeite te besparen zal ik zelf U zeggen
vanwaar ik kom. Ik kom van de Beyersche grenzen
aan de rivier. Ik zal U ook den naam zeggen M.L.O.
Dat was alles. En natuurlijk leverde een onderzoek
in die richting niets op. Tevergeefs loofde graaf
Stanhope eene belooning van niet minder dan 5000
florijnen uit.
Toen Kasper Hauser weer tot bewustzijn kwam
beschreef hij den persoon die hem gewond had ais
denzelfden die hem reeds eenmaal getroffen had,
zonder dat hij intusschen veel van diens gezicht
had kunnen zien. Aanvankelijk hoopte men Hauser
ook ditmaal in het leven te houden, doch deze
hoop bleek weldra ijdel. In den nacht van den
17en December 1833 overleed de man die hoewel
naar schatting pl.m. 23 jaren oud, zich eigenlijk
ternauwernood vijf jaren zijn bestaan bewust is
geweest en wiens dood even geheimzinnig was als
zijn leven.
Ongetwijfeld wekte het allerwege de grootste ver
bazing toen na Kasper Hausers dood zijn oude
leermeester, prof. Daumer, weliswaar niet openlijk,
graaf Stanhope noemde in verband met den moord.
Zoowel bij de vergiftiging van Von Feuerbach als
bij den aanslag op Kasper Hauser had genoemde
graaf zich toevallig op reis bevonden. Dit en daarbij
gevoegd de zonderlinge behandeling van Kasper
Hauser door den Graaf versterkten den geleerde
in zijne wantrouwende meening omtrent den graaf.
Niettegenstaande echter graaf Stanhope tijdens
het gerechtelijk onderzoek plotseling geheel van
meening omtrent Kasper Hauser veranderde en de
zen een bedrieger en zelfmoordenaar noemde en
niettegenstaande het feit dat de veranderde omvat
ting van dezen man die nog geen tien dagen ge
leden 5000 florijnen uitloofde voor dengene die den
moordenaar van zijn beschermeling aanwees, zeer
velen de overtuiging schonk dat hij meer van de
zaak moet hebben afgeweten niettegenstaande
dit alles liet men graaf Stanhope vrij uitgaan, daar
er geen bewijzen tegen hem vielen aan te voeren!
Velen zullen het echter met prof. Daumer eens zijn
geweest waar deze schrijft dat men de oplossing
van dit raadsel wel verre van aan de Beyerscher
grenzen, in Engeland had moeten zoeken.
Wie&iwstijcliïigen
luizend liter gedistilleerd in beslag| genomen.
(Men meldt uit den Helder:
Ambtenaren van hét hier gestationneerde dou
anevaartuig Zeemeeuw" hebben Donderdagmid
dag, onder leiding van den inspecteur P. Besman
nabij den Helder een vaartuig in beslag genomen
met duizend liter gesmokkeld gedistilleerd van.
98 procent, waarvoor bij normalen invoer onge
veer f 4000 invoerrecht verschuldigd is.
De smokkelwaar lag diep onder in het vaartuig
een oude boot, welke in hoofdzaak als visch-
drogerij wordt gebruikt. De opvarenden beweren
met stelligheid niet te weten hoe de lading ge
distilleerd aan boord is gekomen. V
Belangrijke orders voor do Philips Fabrieken).
Naar wordt vernomen hebben de Philips Fa
brieken op de Olympia Show! te LLonden zeer
belangrijke orders ontvangen. Het was daardoor
mogelijk dat de vorige week 500 werklieden in
dienst werden genomen, terwijl daarmede zal wor
den voortgegaan.
Voorloopig zullen elke week 500 menschen
worden aangesteld.
Auto tegen oen boom gereden.
Twee dondern, drie gewondm.
Woensdag reden in de richting Etten op de
straatweg Etten-Zunderen vier wielrijders naast
elkaar. Een auto, die hen' achterop kwam, gaf
signalen en wilde het viertal passeeren.
Er was echter geen voldoende ruimte op den
weg, met het gevolg, dat de auto teveel naar
links moest uitwijken. Daardoor kwam de wa
gen te slippen en reed in volle vaart tegen een
aan den weg staanden boom en daarna in de
sloot.
De bestuurder werd op slag gedood, alsmede
de passagier die naast hem zat. Van de drie
achter in de auto zittende passagiers werden 2
zwaar en een licht gewond.
Onmiddellijk was medische hulp ter plaatse en
konden later de twee zwaargewonden) naar het
gasthuis worden vervoerd.
Die politie die eveneens onmiddellijk verscheen,
ontbood het parket uit Breda, dat later in den
avond naar de plaats van het onheil vertrok.
Zie wilden naar Marken en kwamen in Lemmer
Dinsdagavond arriveerden te Lemmer vier Am-
sterdamsche jongemannen, die dien morgen uit
genoemde stad waren vertrokken met een sloep,
waarmee ze naar Marken hadden willen gaan om
aldaar door het geven van straatmuziek een dag
huur te verdienen.
Ze hadden zich door een sleep laten sleepen)
doch doordat het touw niet van de bette con
structie was brak dit af en waren ze genood
zaakt geweest te trachten op eigen kracht heül
doel van hun tocht te bereiken.
Daarin waren ze evenwel niet geslaagd, ook al
doordat ze naast een klein primitief zeiltje over
slechts een roeriem beschikten.
Toen ze alle kans om de Noordhollandsehe kust
off Marken te bereiken hadden moeten laten va
ren, hadden ze zich maar voor den wind af in
oostelijke richting laten drijven, met het gevolg
dat ze des avonds circa acht uur te Lemmer voet
aan wal konden zetten.
Hun avontuurlijke en tegelijk gevaarvolle
tocht was zonder ongevallen afgeloopen, maar
nu stonden ze tegen den nacht in een hun geheel
vreemde omgeving en bovendien zonder geld om
in hun onderhoud te voorzien. Zij meldden zich
ten einde raad maar bij de politie met verzoek
om vrije terugtocht, waaraan deze evenwel niet
kon voldoen. i
Twee leden van het gezelschap konden toen
in een vergeten hoekje nog zooveel centen vin
den, dat ze hun overtocht konden bekostigen,,
en vertrokken inog dienzelfden avond weer naar
Amsterdam, terwijl de twee achter blij venden des'
"Woensdags door het geven van straatmuziek heb
ben getracht ook zooveel bij) elkaar te krijgen,,
dat ze hun terugreis konden bekostigen, waar
in ze inderdaad zijn geslaagd.
Binvevig einde van de Koui n g in no fees ten
Na sluitingstijd der café's tijdens: het Konin-
ginnefeest to Etemst gemeente Epe, is een zestal
jongelui, jogens en meisjes, die zich huiswaarts
begvaen, aangevallen door drie personen. Een
der aangevallene^ zekere de B. uit Gortel, be
kwam daarbij drie messteken waarvan een le
vensgevaarlijk in de long. Die; daders zijn in den
nacht door de politie van het bad gelicht en
voor den burgemeester van Epe geleid. Het slacht
offer is na door de plaatselijke, doktoren voor
loopig behandeld te zijn, naar hat ziekenhuis te
Apeldoorn overgebracht.
IDRAISrilAvANVALKEriBURG'S'
k A OLEVERTRAAN
LEEUWARDEN
ALS HET WINTER WORDT.
Het kippen volkje gaat nu een kwaad seizoen te
gemoet. Zoo tegien Januari kan de winter koud
wezen, maar dan leggen toch vele kippen en de
hoenders geven dan ook op andere wijze blijk, dat
koude haar grootste vijandin niet is. Tocht en
vocht, daartegen zijn kippen niet gestand. En omdat
we nu het jaargetijde tegemoet gaan, waarin stor
men en regenvlagen schering en inslag zijn, moeten
we ons pluimvee zoo goed mogelijk beschemen.
Tochtige en vochtige hokken leiden er toe, dat de
kippen bij elkaar gaan zitten kleumen en er uit
verveling tot ondeugden als het veerenplukken
vervallen.
Tocht en vocht leiden voorts tot verkoudheid,
waarvoor kippen zeer vatbaar zijn, en van verkoud
heid tot snot, il n'y a qu'un pas, d.w.z. dat is een
overgang, welke zich héél vaak voltrekt. Dan zit
de kippenhouder in last. Snot is n.l. een kwaad
aardige ziekte, warmee gewoonlijk een winter lang
wordt gesukkeld, als de ziekte eenmaal in den toom
is uitgebroken. De leg houdt op, sommige aange
taste dieren sterven en velen komen de ziekte nooit
goed te boven. Bovendien raakt de kippenhcuder
ontevreden over den dierenarts, die de kippen heeft
ingeënt tegen dophteritis, of over zijn vereeniging,
door welker bemiddeling de enting plaats had. Snot
wordt n.l. door velen verward met diphteritis; de
uiterlijke kenmerken dezer ziekten lijken n.l. heel
veel op elkaar; gezwollen kop en oogen, de laatste
dikwijls ook etterend.
Te dokteren valt er niet veel aan snet. De aan
getaste dieren moeten droog en warm gehuisvest
worden. Door het drinkwater geve men een paar
korreltjes kalium-permanganaat, niet méér dan tot
het water wijnrood is gekleurd; de koppen der
beesten kan men nu en dan eens flink in een sterke
oplossing van het genoemde permanganaat dom
pelen, een oplossing, welke tot blauw gekleurd mag
zijn.
Voorkomen echter is beter dan genezen en te
voorkomen is het euvel slechts door de kippen te
huisvesten in een ged licht, droog hok, waarin dus
geen naden en kieren zitten en het dak geen re
genwater doorlaat. Ventilatei moet er zijn, maar
die make men aan dezelfde zijde, waarin het uit
loopgat is gemaakt.
Beschikt men over goede, groote stallen, speciaal
gebouwd voor de huisvesting van legkippen, dan
kan men deze, zoo gauw het echte wintersche weer
aanvangt, daarin opsluiten en ze er ook in opge
sloten houden tot ongeveer Maart toe. Een telkens
onderbroken opsluiting bij slecht weer wel, bij
goed weer niet leidt absoluut tot onvoldoende
resultaten. Men moet de kippen, óf voor heel den
winter binnenhouden, óf ze alleen bij bepaald
slecht weer, en ze dan zoo kort mogelijk, opsluiten.
Als men een goed hok heeft met ramen op het
Zuid-Oosten of op het Zuiden, dus goed verlicht en
toegankelijk voor zonnestralen, voorts geheel dicht,
hoog genoeg van boven, d.d.z. ten minste van mans
hoogte, en als men daarin dan tenslotte een goed
droog krabbed heeft liggen, waarin het hardvoer
wordt ondergeharkt, dan kan men de kippen vrijwel
bij elke weersgesteldheid gelegenheid geven om
buiten te komen, daar zelfs een kop nog verstandig
genoeg is om het aangename binnenverblijf te kie
zen, als de guurte buiten té erg wordt. Alleen bij al
te hevig stormweer en bij zeer strenge vorst, is het
aan te raden om den uitloop naar buiten tijdelijk
af te sluiten. Voorts late men de hoenders nooit in
de sneeuw loopen; het kan ze z.g.n. sneeuwblind
maken. Als men een ren echter sneeuwvrij kan ma
ken, dan kunnen de kippen best naar buiten, al
ligt de sneeuw buiten nóg zoo hoog.
Een overdekte ren is een mooi iets, maar als de
kippen een goed binnenhok hebben, prefereeren we
toch een onoverdekte uitloop voor ze. Het is niet
zoo erg, als de grond, waarop ze moeten loopen, al
nat is, indien er maar geen sprake is van modder
of van plassen. Een kale bodem, tijdelijk nat van
den regen is niet zoo nadeelig als loopplaats voor
hoenders dan hoog, nat gras. Leg een uitloop voor
de kippen altijd iets hooger aan dan de omgeving.
SPAANSCH STIERENGEVECHT.
Door C. JEVESCO.
Ofschoon er juist een pittige revolutie aan den
gang was, voelde Don Cosaco zich zeer ontstemd.
Zelfs de gedachte dat de overwinnende generaal in
die revolutie zich altijd verplicht gevoelde om een
stierengevecht te geven als bewijs van dank voor
de ondervonden trouw en aanhankelijkheid van het
volk aan zijn partij, kon Don Cocaco niet opbeuren.
Hij was anders een trouw bezoeker van de Plaza
de Corridas en een echte liefhebber van stieren
gevechten.
Hij had de zwart-bruine huid van den waar-
achtigen amateur, die urenlang in de blakerende
zon blijft zitten kijken naar de kromme sprongen
van de toreadores die de aanstormende dieren ont
wijken; hij had de scherpe stem van den enthou
siast die urenlang zonder ophouden blijft schreeu
wen: „Bravo, toro!", zonder heesch te worden; hij
had de vereischte diepgaande kennis van zaken
betreffende toreadores, picadores, matadores, mari-
flores, cornivores en hoe die menschen allemaal
mogen heeten. Hij was beroemd wegens zijn uit
vindingen op het gebied van stierengevechten: gum
mi-luchtkussens voor het zitvlak van de toreadores
om zachter te vallen, horens van stieren die in
elkaar schoven bij het stooten. Hij had geniale tore-
adores-kleeding ontworpen met een mazimum van
goud en vervaarlijke kleuren, op het gezicht waar
van een beetje een schuchtere stier reeds de pooten
nam. Bovendien kon niemand zoo hard applaudis-
seeren als Don Cosaco en het record van wachten
in de queu voor plaatsbespreking stond met twee
dagen, achttien uur, dertien minuten en acht-en-
vijftig seconden op zijn naam.
Maar, zooals gezegd, het humeur van Don Cosaco
was beneden alle peil. De lieftallige Chiquita had
„neen" gezegd.
Dat beteekende dat hij haar karmijnen copido-
inondje niet meer zou mogen kussen zonder ern
stig gevaar voor de gaafheid van zijn gezicht, dat
haar lenige armen zich niet meer als boa constric
tors om zijn hals zouden knellen, dat zij hem niet
meer zou verzekeren, dat zy met haar verleden had
afgerekend en slechts voor hem wilde gaan leven.
Zoo zijn de vrouwen.
Vandaag zeggen ze je, dat je eeuwig op haar reine
liefde kunt rekenen en morgen hoor je, dat ze al
eenige maanden getrouwd zijn. Soms beloven ze
je het paradijs der Min, een oogenblik daarna doen
ze je over aan een vriendin, die ze een genoegen
willen doen omdat ze geklaagd heeft dat ze van
der leven nog niet gekust is. Als je haar ziet, be
grijp je dat.
Zoo zijn de vrouwen.
Dat noemen ze grillen of kuren. En de mooie
vrouwen hebben de eerste kuren.
Chiquita was een héél mooie vrouw. Vermoedelijk
ontleende ze daaraan dat recht om er bepaald ge
vaarlijke grillen op na te houden. Daarom had ze
meer eventjes geëischt, dat Don Cosaco zijn rol van
passief toeschouwer en criticus moest opgeven en
actief in de arena aan de stierenvechten moest deel
nemen. Ze kon onmogelijk iemand liefhebben, zoo
had ze beweerd, die nog nooit in een corrida een
stier op de vlucht had gedreven.
„Maar, mia Rosa", had Don Cosaco schuchter
opgemerkt, „nog geen dag geleden heb je gezegd,
dat je van me hield, omdat ik zooveel verstand heb
van stierengevechten, omdat ik zoo lang kan ap-
plaudisseeren en zoo hard kan schreeuwen."
„Juist daarom eisch ik nu dat bewijs van per
soonlijken moed van jou in het strijdperk".
„Maar, ma violete
„En al noem je me nu ook nog vergeet-mij-nietje
of alle andere bloemen tegelijk," zei Chiquita, en ze
stampte met haar tngovoetjes en klepperde vast
besloten met haar castagnetten, „ik kijk je niet
•eerder meer aan voordat je triomfen heb gevierd in
de arena. En nu ga ik wandelen met Don Mimoso".
Daar stond Don Cosaco nu.
Kijken naar stierengevecten en eraan meedoen in
de arena zijn twee verschillende dingen.
Somber wandelde hij temidden van de straatbar
ricades en politiecharges te straten door. Overal
werd hevig gevochten. Alle café's waren bezet. Dit
waren de voornaamste strategische punten. De par
tij die de meeste café's had bezet, kon op den
grootsten aanhang rekenen. Alle toreadores deden
mee aanden kant van Generaal Occarino, want die
had hun stemcafé tot zijn hoofdkwartier gemaakt.
Daarheen richtte ook Don Cosaco zijn schreden,
want hij wilde zijn vrienden de toreadores om raad
vragen in deze moeilijke zaak. Hij trof ze in ernstige
conferentie aan. De generaal van de tegenpartij van
Occarino had hun vrij consumptie aangeboden als
ze naar zijn partij wilden overloopen. In deze ge
wichtige conferentie konden ze natuurlijk niet ge
stoord worden voor zoo'n wissewasje als een ge
broken hart.
Don Cosaco bood dus een rondje aah, wat tot
algeheele opluchting van de vergadering een be
slissend einde maakte aan het moeilijke probleem
vóór de wettige regeering of vóór de rebellen.
Hij legde hun de kwestie uit. De gezichten betrok
ken. Maar Jan Mordrez, de handigste toreador van
het geheele land, wist een oplossing.
„Eureka!" riep hij in het Spaansch uit, „ik zal
je wat vertellen, zoodat je zonder gevaar voor lijf
en leden de arena kunt betreden. Stieren hebben een
zeer fijnen reuk en zijn bijzonder gevoelig voor al
cohol. Je moet dus vóórdat de de arena binnengaat,
een hartigen slok nemen, en liefst twee. Wanneer
je bovendien je kleeren met jenever besprenkelt,
dan heb je heelemaal niets te vreezen, maar zullen
de wildste stieren in bochtjes om je heen loopen."
Don Cosaco v/as in de wolken. Hij gaf Juan Mor
drez op toreadors-manier een stoot met den elle
boog tussehen de zesde en zevende rib en gaf nog
een rondje.
Zoo brak de dag van het groote stierengevecht
aan.
De lieftallige Chiquita zag met een zaligen glim
lach haar held, haar eenige werkelijke liefde bene
den in de arena, in het mulle zand defileeren voor
Generaal Occarino, die tenslotte overwonnen hao.
Don Cosaco had een zelf- ontworpen costuum aan,
schitterend van goud, het metaal der dapperen en
mooie witte kousen, teeken van toreadores en la
keien.
Chiquita juichte hem met haar nachtegalengeluid
toe en wierp hem een Spaansch vergeet-mij-nietje
toe, waarbij ze zoo betooverend glimlachte, dat het
Don Cosaco nog lichter in het hoofd werd. (Hij had
voor de veiligheid maar drie slokjes genomen). Hij
wierp haar een kushand toe en at het vergeet-mij-
nietje op als blijk van appreciatie voor haar sym
boliek. Het smaakte naar een heel slechte sigaar
en Don Cosaco voelde den lust in zich opkomen om
;te zeggen: „Geef mij maar Antonio-sigaren."
Maar reeds klonk het signaal om den eersten stier
binnen te laten. Don Cosaco was niet bang. De stier
zol wel ruiken, dat hij zich gewoonweg met alcohol
had gedrenkt.
Echter snelde zijn kamerdienaar met een ang
stig gezicht naar hem toe: „Don Cosaco", fluisterde
jiij zijn meester in het oor, „er is iets verschrikke
lijks gebeurd. Wij hebben gemerkt, dat deze stier
verkouden is. Nu is het spel verloren."
Land» en Tuinbouw
KALIBEMESTING WINTERGRANEN.
Nauwelijks is het oogsten der wintergranen ge
beurd, of de tijd is weer daar voor het uitzaaien
van een volgend graangewas.
Zien wij eens terug op den afgeloopen oogst dan
heeft de ondervinding ons geleerd, dat bij de be
mesting daarvan fouten zijn gemaakt, in sommige
streken groote fouten. Laten wij ons wachten hier
voor bij een volgenden oogst!
De verhouding in de bemesting is een zoodanige
geweest, dat, naast andere omstandigheden, welke
daartoe meegewerkt hebben, het graan sterk is
gaan legeren. Wij hebben streken gezien waar alles
plat tegen den grond lag, en de practische land
bouwer kent maar al te goed de nadeelen van '.eger-
graan. Het begint reeds bij een moeilijke oogst.
Maar ook de kwantiteit en kwaliteit van graan
en stroo van legergraan is veel minder. Men spreekt
hier in onze tarwestreek van een verschil in op
brengst van gelegerde en niet gelegerde tarwe van
15 H.L. per H.A. En de kwaliteit? Nu, dat zal men
maar al te goed bemerken bij het inleveren. En zoo
het hier is met de tarwe zal het in andere streken
zijn met andere graansoorten, rogge, haver, gerst.
Ook hier geldt dus weer dat een oordeelkundige
bemesting niet alleen invloed heeft op de kwan
titeit, doch ook op de kwaliteit.
De verhouding in de bemesting is verkeerd ge
weest hebben we boven gezegd, Je, er is in verband
met de stikstof te weinig kali gebruikt. Men heeft
zich door de goedkoope stikstof laten verleiden tot
een eenzijdige bemesting. Men is niet genoeg door
drongen geweest van het feit dat kali stevig stroo
geeft. Wanneer door een tekort aan kali en een
overmaat van stikstof het evenwicht verbroken
wordt dan moet het gewas over den kop.
Is bezuinigen gebiedende eisch, dat men toch Im
mer in de bemesting volledig blijve en van alle
voedingsstoffen wat minder neme. Volledig be
mesten dus in de eerste plaats.
zOok een te dichte stand wekt het legeren In de
hand. Dan is het gevaar van eenzijdige bemesting
nog veel grooter. Er wordt op vele plaatsen nog
veel te dicht gezaaid, vooral in de kleine bedrijven.
Hoe minder zaaigoed hoe beter oogst, kan daar, tot
op zekere hoogte, gezeg worden. Bij een dichte
stand worden de wortels der graanplanten te wei
nig ontwikkeld, van meet af sukkelt het gewas en
heeft te kampen met verschillende weersinvloeden.
Niet te veel stikstof, flink bemesten met kali, op
rijen zetten me flinke afstanden zijn de middelen
om het ongemak te voorkomen, wat men legeren
noemt.
Die landbouwers welke tot heden te dicht gezaaid
hebben zou ik willen toeroepen: beperk de hoeveel
heid zaaizaad en koop er kalimest voor in de plaats.
U snijdt dan twee ruggen uit één varken.
Dit over de kalibemesting der wintergranen. Zorge
de landbouwer dat door een doelmatige bemesting,
opbrengst en kwaliteit zoo goed mogelijk zijn, opdat
de uitkomst van deze, in het bedrijf onmisbare
ischakel, zoo voordeelig mogelijk zij.