Geheimzinnige personen Pluimveeteelt Ons Gourantenverhaal f[ B==r^_ (Door J. F. de V.) (Vervolg) Op zekeren dag had Kaspers cipier hem op zijn schouders uit zijn hol of kooi gedragen en in het volle daglicht gebracht. Het zien van het ver blindende licht verwekte hij Hauser eene dusdanige emotie dat hij onmiddellijk bewusteloos werd. Toen hij zich weer iets bewust werd stond hij, geleund tegen een muur, niet ver van de plaats waar een inwoner van Neurenberg hem den 26'en 1828 vond. Vrij zeker mag worden aangenomen dat de ge heimzinnige bewaker van Kasper Hauser er op re kende dat, indien hij Kasper op de boven reeds omschreven wijze in Neurenberg achterliet, hij wel spoedig hier of daar terecht zou komen en nie mand meer verder naar hem zou omkijken. Dit bleek nu echter geenszins het geval en, zooals uit het bovenvermelde reeds valt op te maken, stond Kasper Hauser integendeel juist vrijwel in het middenpunt der publieke belangstelling. Weliswaar mocht het der politie totnutoe niet gelukken iets naders van zijn afkomst te vernemen, maar het had er allen schijn van dat prof. Daumer met des te meer zekerheid zijn doel naderde. Het was in den tijd dat de Neurenberger Nieuws bladen de mededeeling bevatten dat Kasper Hauser, die aller belangstelling zoozeer boeide, bezig was een uitvoerige levensgeschiedenis te schrijven, dat de geheimzinnige bewaker van Hauser een aanslag op diens leven pleegde en trachtte hem zoodoende uit den weg te ruimen. Hij verwondde bij die poging echter Hauser slechts licht; doch de plotselinge angst welke dezen beving wierp hem gedurende langen tijd op het ziekbed. Daar prof. Daumer echter voor eene herhaling van het geb urde vrees de, oordeelde hij het het best dat Kasper Hauser van woonplaats veranderde. Hij nam toen zijn in trek bij den heer Biberbach, hij wien hij bleef tot in de maand Mei 1831. In die maand toch vertoonde zich in Neuren berg een schatrijke Engelsch graaf, Stanhope ge naamd, die onmiddellijk groote belangstelling voor Kasper Hauser gevoelde en, teneinde diens opvoe ding te voltooien hem mede nam naar Ansbach, waar hij zich vestigde. De opvoeding welke hem echter door graaf Stanhope persoonlijk werd ge geven, werd ten eenenmale onjuist geacht door Kaspers vroegere leermeesters als Anselm von Feuer- bach en prof. Daumer en vooral deze laatste sprak zijne afkeuring tegen den graaf uit om Kasper, gelijk hij deed, zoo afgezonderd van de wereld te houden. Ja, uit zijne geschriften blijkt dat deze geleerde reeds toen een zekere achterdocht jegens dezen philantropischen graaf niet geheel kon op zijde zetten. Op aandringen van Von Feuerbach echter liet graaf Stanhope zich eindelijk overreden om Haus- ser wat meer vrijheid van beweging te geven en, hiermede nog niet tevreden, wist Von Feuerbach er den graaf toe te brengen dat hij niet meer persoonlijk Hauser les gaf, maar dat dit werd op gedragen aan den onderwijzer Meyer, eveneens te Ansbach woonachtig. Drie dagen later stierf plotse ling te Frankfort aan Main Anselm Von Feuerbach aan vergiftiging. Den 14-en December 1833 werd Kasper Hauser toen hij in den paleistuin wandelde aangesproken door een heer. Deze gaf Hauser eenige papieren, welke hij zeide, ongetwijfeld Kaspers belangstelling zouden hebben. Nauwelijks echter keek Hauser deze stukken in of de vreemdeling haalde van onder zijn mantal een dolk te voorschijn en trof Kasper daar tweemaal mede even onder het hart. Op Kas pers kreten om hulp kwamen weliswaar spoedig mensehen aanloopen, doch van den dader v/as in middels niets meer te ontdekken. Intusschen werd Kasper onmiddellijk naar de woning van den on derwijzer Meyer gebracht, welke niet ver vandaar was. De politie, die door den heer Meyer intusschen van den aanslag op de hoogte was gebracht, stelde onmiddellijk een onderzoek in, dat echter met uit zondering van een beurs welke moedwillig door den dader was achtergelaten en werd gevonden, tot vrijwel geen resultaat leidde. In deze beurs werd een strookje papier gevonden waarop in verdraaid hand schrift de woorden stonden geschreven: „Om Hau ser de moeite te besparen zal ik zelf U zeggen vanwaar ik kom. Ik kom van de Beyersche grenzen aan de rivier. Ik zal U ook den naam zeggen M.L.O. Dat was alles. En natuurlijk leverde een onderzoek in die richting niets op. Tevergeefs loofde graaf Stanhope eene belooning van niet minder dan 5000 florijnen uit. Toen Kasper Hauser weer tot bewustzijn kwam beschreef hij den persoon die hem gewond had ais denzelfden die hem reeds eenmaal getroffen had, zonder dat hij intusschen veel van diens gezicht had kunnen zien. Aanvankelijk hoopte men Hauser ook ditmaal in het leven te houden, doch deze hoop bleek weldra ijdel. In den nacht van den 17en December 1833 overleed de man die hoewel naar schatting pl.m. 23 jaren oud, zich eigenlijk ternauwernood vijf jaren zijn bestaan bewust is geweest en wiens dood even geheimzinnig was als zijn leven. Ongetwijfeld wekte het allerwege de grootste ver bazing toen na Kasper Hausers dood zijn oude leermeester, prof. Daumer, weliswaar niet openlijk, graaf Stanhope noemde in verband met den moord. Zoowel bij de vergiftiging van Von Feuerbach als bij den aanslag op Kasper Hauser had genoemde graaf zich toevallig op reis bevonden. Dit en daarbij gevoegd de zonderlinge behandeling van Kasper Hauser door den Graaf versterkten den geleerde in zijne wantrouwende meening omtrent den graaf. Niettegenstaande echter graaf Stanhope tijdens het gerechtelijk onderzoek plotseling geheel van meening omtrent Kasper Hauser veranderde en de zen een bedrieger en zelfmoordenaar noemde en niettegenstaande het feit dat de veranderde omvat ting van dezen man die nog geen tien dagen ge leden 5000 florijnen uitloofde voor dengene die den moordenaar van zijn beschermeling aanwees, zeer velen de overtuiging schonk dat hij meer van de zaak moet hebben afgeweten niettegenstaande dit alles liet men graaf Stanhope vrij uitgaan, daar er geen bewijzen tegen hem vielen aan te voeren! Velen zullen het echter met prof. Daumer eens zijn geweest waar deze schrijft dat men de oplossing van dit raadsel wel verre van aan de Beyerscher grenzen, in Engeland had moeten zoeken. Wie&iwstijcliïigen luizend liter gedistilleerd in beslag| genomen. (Men meldt uit den Helder: Ambtenaren van hét hier gestationneerde dou anevaartuig Zeemeeuw" hebben Donderdagmid dag, onder leiding van den inspecteur P. Besman nabij den Helder een vaartuig in beslag genomen met duizend liter gesmokkeld gedistilleerd van. 98 procent, waarvoor bij normalen invoer onge veer f 4000 invoerrecht verschuldigd is. De smokkelwaar lag diep onder in het vaartuig een oude boot, welke in hoofdzaak als visch- drogerij wordt gebruikt. De opvarenden beweren met stelligheid niet te weten hoe de lading ge distilleerd aan boord is gekomen. V Belangrijke orders voor do Philips Fabrieken). Naar wordt vernomen hebben de Philips Fa brieken op de Olympia Show! te LLonden zeer belangrijke orders ontvangen. Het was daardoor mogelijk dat de vorige week 500 werklieden in dienst werden genomen, terwijl daarmede zal wor den voortgegaan. Voorloopig zullen elke week 500 menschen worden aangesteld. Auto tegen oen boom gereden. Twee dondern, drie gewondm. Woensdag reden in de richting Etten op de straatweg Etten-Zunderen vier wielrijders naast elkaar. Een auto, die hen' achterop kwam, gaf signalen en wilde het viertal passeeren. Er was echter geen voldoende ruimte op den weg, met het gevolg, dat de auto teveel naar links moest uitwijken. Daardoor kwam de wa gen te slippen en reed in volle vaart tegen een aan den weg staanden boom en daarna in de sloot. De bestuurder werd op slag gedood, alsmede de passagier die naast hem zat. Van de drie achter in de auto zittende passagiers werden 2 zwaar en een licht gewond. Onmiddellijk was medische hulp ter plaatse en konden later de twee zwaargewonden) naar het gasthuis worden vervoerd. Die politie die eveneens onmiddellijk verscheen, ontbood het parket uit Breda, dat later in den avond naar de plaats van het onheil vertrok. Zie wilden naar Marken en kwamen in Lemmer Dinsdagavond arriveerden te Lemmer vier Am- sterdamsche jongemannen, die dien morgen uit genoemde stad waren vertrokken met een sloep, waarmee ze naar Marken hadden willen gaan om aldaar door het geven van straatmuziek een dag huur te verdienen. Ze hadden zich door een sleep laten sleepen) doch doordat het touw niet van de bette con structie was brak dit af en waren ze genood zaakt geweest te trachten op eigen kracht heül doel van hun tocht te bereiken. Daarin waren ze evenwel niet geslaagd, ook al doordat ze naast een klein primitief zeiltje over slechts een roeriem beschikten. Toen ze alle kans om de Noordhollandsehe kust off Marken te bereiken hadden moeten laten va ren, hadden ze zich maar voor den wind af in oostelijke richting laten drijven, met het gevolg dat ze des avonds circa acht uur te Lemmer voet aan wal konden zetten. Hun avontuurlijke en tegelijk gevaarvolle tocht was zonder ongevallen afgeloopen, maar nu stonden ze tegen den nacht in een hun geheel vreemde omgeving en bovendien zonder geld om in hun onderhoud te voorzien. Zij meldden zich ten einde raad maar bij de politie met verzoek om vrije terugtocht, waaraan deze evenwel niet kon voldoen. i Twee leden van het gezelschap konden toen in een vergeten hoekje nog zooveel centen vin den, dat ze hun overtocht konden bekostigen,, en vertrokken inog dienzelfden avond weer naar Amsterdam, terwijl de twee achter blij venden des' "Woensdags door het geven van straatmuziek heb ben getracht ook zooveel bij) elkaar te krijgen,, dat ze hun terugreis konden bekostigen, waar in ze inderdaad zijn geslaagd. Binvevig einde van de Koui n g in no fees ten Na sluitingstijd der café's tijdens: het Konin- ginnefeest to Etemst gemeente Epe, is een zestal jongelui, jogens en meisjes, die zich huiswaarts begvaen, aangevallen door drie personen. Een der aangevallene^ zekere de B. uit Gortel, be kwam daarbij drie messteken waarvan een le vensgevaarlijk in de long. Die; daders zijn in den nacht door de politie van het bad gelicht en voor den burgemeester van Epe geleid. Het slacht offer is na door de plaatselijke, doktoren voor loopig behandeld te zijn, naar hat ziekenhuis te Apeldoorn overgebracht. IDRAISrilAvANVALKEriBURG'S' k A OLEVERTRAAN LEEUWARDEN ALS HET WINTER WORDT. Het kippen volkje gaat nu een kwaad seizoen te gemoet. Zoo tegien Januari kan de winter koud wezen, maar dan leggen toch vele kippen en de hoenders geven dan ook op andere wijze blijk, dat koude haar grootste vijandin niet is. Tocht en vocht, daartegen zijn kippen niet gestand. En omdat we nu het jaargetijde tegemoet gaan, waarin stor men en regenvlagen schering en inslag zijn, moeten we ons pluimvee zoo goed mogelijk beschemen. Tochtige en vochtige hokken leiden er toe, dat de kippen bij elkaar gaan zitten kleumen en er uit verveling tot ondeugden als het veerenplukken vervallen. Tocht en vocht leiden voorts tot verkoudheid, waarvoor kippen zeer vatbaar zijn, en van verkoud heid tot snot, il n'y a qu'un pas, d.w.z. dat is een overgang, welke zich héél vaak voltrekt. Dan zit de kippenhouder in last. Snot is n.l. een kwaad aardige ziekte, warmee gewoonlijk een winter lang wordt gesukkeld, als de ziekte eenmaal in den toom is uitgebroken. De leg houdt op, sommige aange taste dieren sterven en velen komen de ziekte nooit goed te boven. Bovendien raakt de kippenhcuder ontevreden over den dierenarts, die de kippen heeft ingeënt tegen dophteritis, of over zijn vereeniging, door welker bemiddeling de enting plaats had. Snot wordt n.l. door velen verward met diphteritis; de uiterlijke kenmerken dezer ziekten lijken n.l. heel veel op elkaar; gezwollen kop en oogen, de laatste dikwijls ook etterend. Te dokteren valt er niet veel aan snet. De aan getaste dieren moeten droog en warm gehuisvest worden. Door het drinkwater geve men een paar korreltjes kalium-permanganaat, niet méér dan tot het water wijnrood is gekleurd; de koppen der beesten kan men nu en dan eens flink in een sterke oplossing van het genoemde permanganaat dom pelen, een oplossing, welke tot blauw gekleurd mag zijn. Voorkomen echter is beter dan genezen en te voorkomen is het euvel slechts door de kippen te huisvesten in een ged licht, droog hok, waarin dus geen naden en kieren zitten en het dak geen re genwater doorlaat. Ventilatei moet er zijn, maar die make men aan dezelfde zijde, waarin het uit loopgat is gemaakt. Beschikt men over goede, groote stallen, speciaal gebouwd voor de huisvesting van legkippen, dan kan men deze, zoo gauw het echte wintersche weer aanvangt, daarin opsluiten en ze er ook in opge sloten houden tot ongeveer Maart toe. Een telkens onderbroken opsluiting bij slecht weer wel, bij goed weer niet leidt absoluut tot onvoldoende resultaten. Men moet de kippen, óf voor heel den winter binnenhouden, óf ze alleen bij bepaald slecht weer, en ze dan zoo kort mogelijk, opsluiten. Als men een goed hok heeft met ramen op het Zuid-Oosten of op het Zuiden, dus goed verlicht en toegankelijk voor zonnestralen, voorts geheel dicht, hoog genoeg van boven, d.d.z. ten minste van mans hoogte, en als men daarin dan tenslotte een goed droog krabbed heeft liggen, waarin het hardvoer wordt ondergeharkt, dan kan men de kippen vrijwel bij elke weersgesteldheid gelegenheid geven om buiten te komen, daar zelfs een kop nog verstandig genoeg is om het aangename binnenverblijf te kie zen, als de guurte buiten té erg wordt. Alleen bij al te hevig stormweer en bij zeer strenge vorst, is het aan te raden om den uitloop naar buiten tijdelijk af te sluiten. Voorts late men de hoenders nooit in de sneeuw loopen; het kan ze z.g.n. sneeuwblind maken. Als men een ren echter sneeuwvrij kan ma ken, dan kunnen de kippen best naar buiten, al ligt de sneeuw buiten nóg zoo hoog. Een overdekte ren is een mooi iets, maar als de kippen een goed binnenhok hebben, prefereeren we toch een onoverdekte uitloop voor ze. Het is niet zoo erg, als de grond, waarop ze moeten loopen, al nat is, indien er maar geen sprake is van modder of van plassen. Een kale bodem, tijdelijk nat van den regen is niet zoo nadeelig als loopplaats voor hoenders dan hoog, nat gras. Leg een uitloop voor de kippen altijd iets hooger aan dan de omgeving. SPAANSCH STIERENGEVECHT. Door C. JEVESCO. Ofschoon er juist een pittige revolutie aan den gang was, voelde Don Cosaco zich zeer ontstemd. Zelfs de gedachte dat de overwinnende generaal in die revolutie zich altijd verplicht gevoelde om een stierengevecht te geven als bewijs van dank voor de ondervonden trouw en aanhankelijkheid van het volk aan zijn partij, kon Don Cocaco niet opbeuren. Hij was anders een trouw bezoeker van de Plaza de Corridas en een echte liefhebber van stieren gevechten. Hij had de zwart-bruine huid van den waar- achtigen amateur, die urenlang in de blakerende zon blijft zitten kijken naar de kromme sprongen van de toreadores die de aanstormende dieren ont wijken; hij had de scherpe stem van den enthou siast die urenlang zonder ophouden blijft schreeu wen: „Bravo, toro!", zonder heesch te worden; hij had de vereischte diepgaande kennis van zaken betreffende toreadores, picadores, matadores, mari- flores, cornivores en hoe die menschen allemaal mogen heeten. Hij was beroemd wegens zijn uit vindingen op het gebied van stierengevechten: gum mi-luchtkussens voor het zitvlak van de toreadores om zachter te vallen, horens van stieren die in elkaar schoven bij het stooten. Hij had geniale tore- adores-kleeding ontworpen met een mazimum van goud en vervaarlijke kleuren, op het gezicht waar van een beetje een schuchtere stier reeds de pooten nam. Bovendien kon niemand zoo hard applaudis- seeren als Don Cosaco en het record van wachten in de queu voor plaatsbespreking stond met twee dagen, achttien uur, dertien minuten en acht-en- vijftig seconden op zijn naam. Maar, zooals gezegd, het humeur van Don Cosaco was beneden alle peil. De lieftallige Chiquita had „neen" gezegd. Dat beteekende dat hij haar karmijnen copido- inondje niet meer zou mogen kussen zonder ern stig gevaar voor de gaafheid van zijn gezicht, dat haar lenige armen zich niet meer als boa constric tors om zijn hals zouden knellen, dat zij hem niet meer zou verzekeren, dat zy met haar verleden had afgerekend en slechts voor hem wilde gaan leven. Zoo zijn de vrouwen. Vandaag zeggen ze je, dat je eeuwig op haar reine liefde kunt rekenen en morgen hoor je, dat ze al eenige maanden getrouwd zijn. Soms beloven ze je het paradijs der Min, een oogenblik daarna doen ze je over aan een vriendin, die ze een genoegen willen doen omdat ze geklaagd heeft dat ze van der leven nog niet gekust is. Als je haar ziet, be grijp je dat. Zoo zijn de vrouwen. Dat noemen ze grillen of kuren. En de mooie vrouwen hebben de eerste kuren. Chiquita was een héél mooie vrouw. Vermoedelijk ontleende ze daaraan dat recht om er bepaald ge vaarlijke grillen op na te houden. Daarom had ze meer eventjes geëischt, dat Don Cosaco zijn rol van passief toeschouwer en criticus moest opgeven en actief in de arena aan de stierenvechten moest deel nemen. Ze kon onmogelijk iemand liefhebben, zoo had ze beweerd, die nog nooit in een corrida een stier op de vlucht had gedreven. „Maar, mia Rosa", had Don Cosaco schuchter opgemerkt, „nog geen dag geleden heb je gezegd, dat je van me hield, omdat ik zooveel verstand heb van stierengevechten, omdat ik zoo lang kan ap- plaudisseeren en zoo hard kan schreeuwen." „Juist daarom eisch ik nu dat bewijs van per soonlijken moed van jou in het strijdperk". „Maar, ma violete „En al noem je me nu ook nog vergeet-mij-nietje of alle andere bloemen tegelijk," zei Chiquita, en ze stampte met haar tngovoetjes en klepperde vast besloten met haar castagnetten, „ik kijk je niet •eerder meer aan voordat je triomfen heb gevierd in de arena. En nu ga ik wandelen met Don Mimoso". Daar stond Don Cosaco nu. Kijken naar stierengevecten en eraan meedoen in de arena zijn twee verschillende dingen. Somber wandelde hij temidden van de straatbar ricades en politiecharges te straten door. Overal werd hevig gevochten. Alle café's waren bezet. Dit waren de voornaamste strategische punten. De par tij die de meeste café's had bezet, kon op den grootsten aanhang rekenen. Alle toreadores deden mee aanden kant van Generaal Occarino, want die had hun stemcafé tot zijn hoofdkwartier gemaakt. Daarheen richtte ook Don Cosaco zijn schreden, want hij wilde zijn vrienden de toreadores om raad vragen in deze moeilijke zaak. Hij trof ze in ernstige conferentie aan. De generaal van de tegenpartij van Occarino had hun vrij consumptie aangeboden als ze naar zijn partij wilden overloopen. In deze ge wichtige conferentie konden ze natuurlijk niet ge stoord worden voor zoo'n wissewasje als een ge broken hart. Don Cosaco bood dus een rondje aah, wat tot algeheele opluchting van de vergadering een be slissend einde maakte aan het moeilijke probleem vóór de wettige regeering of vóór de rebellen. Hij legde hun de kwestie uit. De gezichten betrok ken. Maar Jan Mordrez, de handigste toreador van het geheele land, wist een oplossing. „Eureka!" riep hij in het Spaansch uit, „ik zal je wat vertellen, zoodat je zonder gevaar voor lijf en leden de arena kunt betreden. Stieren hebben een zeer fijnen reuk en zijn bijzonder gevoelig voor al cohol. Je moet dus vóórdat de de arena binnengaat, een hartigen slok nemen, en liefst twee. Wanneer je bovendien je kleeren met jenever besprenkelt, dan heb je heelemaal niets te vreezen, maar zullen de wildste stieren in bochtjes om je heen loopen." Don Cosaco v/as in de wolken. Hij gaf Juan Mor drez op toreadors-manier een stoot met den elle boog tussehen de zesde en zevende rib en gaf nog een rondje. Zoo brak de dag van het groote stierengevecht aan. De lieftallige Chiquita zag met een zaligen glim lach haar held, haar eenige werkelijke liefde bene den in de arena, in het mulle zand defileeren voor Generaal Occarino, die tenslotte overwonnen hao. Don Cosaco had een zelf- ontworpen costuum aan, schitterend van goud, het metaal der dapperen en mooie witte kousen, teeken van toreadores en la keien. Chiquita juichte hem met haar nachtegalengeluid toe en wierp hem een Spaansch vergeet-mij-nietje toe, waarbij ze zoo betooverend glimlachte, dat het Don Cosaco nog lichter in het hoofd werd. (Hij had voor de veiligheid maar drie slokjes genomen). Hij wierp haar een kushand toe en at het vergeet-mij- nietje op als blijk van appreciatie voor haar sym boliek. Het smaakte naar een heel slechte sigaar en Don Cosaco voelde den lust in zich opkomen om ;te zeggen: „Geef mij maar Antonio-sigaren." Maar reeds klonk het signaal om den eersten stier binnen te laten. Don Cosaco was niet bang. De stier zol wel ruiken, dat hij zich gewoonweg met alcohol had gedrenkt. Echter snelde zijn kamerdienaar met een ang stig gezicht naar hem toe: „Don Cosaco", fluisterde jiij zijn meester in het oor, „er is iets verschrikke lijks gebeurd. Wij hebben gemerkt, dat deze stier verkouden is. Nu is het spel verloren." Land» en Tuinbouw KALIBEMESTING WINTERGRANEN. Nauwelijks is het oogsten der wintergranen ge beurd, of de tijd is weer daar voor het uitzaaien van een volgend graangewas. Zien wij eens terug op den afgeloopen oogst dan heeft de ondervinding ons geleerd, dat bij de be mesting daarvan fouten zijn gemaakt, in sommige streken groote fouten. Laten wij ons wachten hier voor bij een volgenden oogst! De verhouding in de bemesting is een zoodanige geweest, dat, naast andere omstandigheden, welke daartoe meegewerkt hebben, het graan sterk is gaan legeren. Wij hebben streken gezien waar alles plat tegen den grond lag, en de practische land bouwer kent maar al te goed de nadeelen van '.eger- graan. Het begint reeds bij een moeilijke oogst. Maar ook de kwantiteit en kwaliteit van graan en stroo van legergraan is veel minder. Men spreekt hier in onze tarwestreek van een verschil in op brengst van gelegerde en niet gelegerde tarwe van 15 H.L. per H.A. En de kwaliteit? Nu, dat zal men maar al te goed bemerken bij het inleveren. En zoo het hier is met de tarwe zal het in andere streken zijn met andere graansoorten, rogge, haver, gerst. Ook hier geldt dus weer dat een oordeelkundige bemesting niet alleen invloed heeft op de kwan titeit, doch ook op de kwaliteit. De verhouding in de bemesting is verkeerd ge weest hebben we boven gezegd, Je, er is in verband met de stikstof te weinig kali gebruikt. Men heeft zich door de goedkoope stikstof laten verleiden tot een eenzijdige bemesting. Men is niet genoeg door drongen geweest van het feit dat kali stevig stroo geeft. Wanneer door een tekort aan kali en een overmaat van stikstof het evenwicht verbroken wordt dan moet het gewas over den kop. Is bezuinigen gebiedende eisch, dat men toch Im mer in de bemesting volledig blijve en van alle voedingsstoffen wat minder neme. Volledig be mesten dus in de eerste plaats. zOok een te dichte stand wekt het legeren In de hand. Dan is het gevaar van eenzijdige bemesting nog veel grooter. Er wordt op vele plaatsen nog veel te dicht gezaaid, vooral in de kleine bedrijven. Hoe minder zaaigoed hoe beter oogst, kan daar, tot op zekere hoogte, gezeg worden. Bij een dichte stand worden de wortels der graanplanten te wei nig ontwikkeld, van meet af sukkelt het gewas en heeft te kampen met verschillende weersinvloeden. Niet te veel stikstof, flink bemesten met kali, op rijen zetten me flinke afstanden zijn de middelen om het ongemak te voorkomen, wat men legeren noemt. Die landbouwers welke tot heden te dicht gezaaid hebben zou ik willen toeroepen: beperk de hoeveel heid zaaizaad en koop er kalimest voor in de plaats. U snijdt dan twee ruggen uit één varken. Dit over de kalibemesting der wintergranen. Zorge de landbouwer dat door een doelmatige bemesting, opbrengst en kwaliteit zoo goed mogelijk zijn, opdat de uitkomst van deze, in het bedrijf onmisbare ischakel, zoo voordeelig mogelijk zij.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1932 | | pagina 6