I West-Friesche gedachten in het West-Friesch dialect De Twee Kleinzoons. (Nadruk verboden.) We kraige betere taid zegge ze. Et staat in alle krante en die liege nooit dus et zei wel zoo weze, as we maar taid van leven hewwe. Het zei ok noodig weze hier, want et is het as Arie zaide van de week yoor de radio, je wete niet of ze nag langer in toom te houwen benne. Hard werreke, veul prode- zeere en niet bikke, das voor gienien uit te houwen op de duur. Maar et is net as Arie zaid, eerst de kracht en de macht, en der ben der in Alkmaar een klaine drieduizend weest, dus nei Amsterdam maar met zen zesduizenden. Leuk aars ei, zuk radio, Meraitje zaide, staat ie deer nou voor zoo'n soort segarekissie de prate? Nou je konne best hoore dat ie et was, al praatte ie den efkes stasser as aars. Wai hewwe ok radio van de distrebuus van buurman Volkers zei ek maar zegge, en we hewwe alles hoord. Ik hou wel van de radio en Meraitje ok. ;Van de week skreve ze in de krant, weer we nou nei luistere moete en weer niet nei. Nou. ik mag die Mertien Bibbersluis van de VARA die al taid van die versies opzait teugen de oorlog wel ders hoore, en die meziek van Kovaks Chaos, of hoe hiet die kirrel, nou as ie goed op gang is, zit ek te wuppe- ledilletjesen op men stoel. Maar ja, ieder zen smaak ei. Ze woue die distrebuus an de gemeente overdoen of teminste dat wou er ien in de krant van de week omdatte ze in Noordskerwou der zoo over an et. klammen wazze. Voor et algemeen belang moet et belang van de enkeling waike, deer kwam et op neer. Dat hewwe ze in Alkmaar ok zaid teugen de mense, die er nag een daghuurtje an verdiende an die ra dio, die geldophaalders en die lainwerkers en zoo. Want die mense raakte los vanzelf, en toe gonge ze nei wethouder Bonsema toe, en toe heb ie dat zaid. Ik weet niet of er ok nag werkmense an die Lange- daiker distrebuus benne, want aars is et .toch maar te wenschen, dat zok van de gemeente niet door gaat. Want dat zou toch weer te bot weze. Ze be ginne nou wel erg te stratemaken an de Langedaik Van Suntebankeris begint al weer de victorie, maar nou is et nag ellende, maar as je zok niet wend benne valt dat ok niet mee. Ja, die weg. Afain, et moet eerst eregere wul et betere en de wet- houwer van et postkantoor was er zoo groosk op as wat, dat alle mense nou zoo'n beetje an et werk Jsonne. De haaggies moete allegaar zoo'n beetje achteruit en de meiste Bovenweggers hewwe der toe stemming geven. Et was ok noodig taid met die hobbels en de Bovenweggers die der altaid met een oto langs moete, zooas de bakker en de molenaar, moste maar trakteere as de weg klaar is. Die wazze ok vanzelf de eerste die et goed vonde dat er hek achteruit most, zaide ze, maar een aar zaide, krek die twei van niet, maar die zei et wel niet wete vanzelf. Ek ben aars blaid, dat ze der nag niet an begonnen wazze met Alkmaarsche kermis. Vanzelf je benne wel niet kermissig op deden, maar der was nag verkouping op et hoffie en deer ben ek weest en toe heb Meraitje men haald en toe ben we nag efkes te kermis weest. Maar et was laat worren en den konne we wel stroffeld hewwe over de stiene. Et was stillig op de kermis. Ze hadde ons zaid er was een vrouw zonder houfd te kaik in een tentje, en dat had ek wel zien wullen. Maar et daide weer teugen van zelf, want dat tentje was sloten. Ik vroeg an zoo'n kirrel en die zaide dat er vendaag gien voorstelling was, want de vrouw zonder, houfd had zoo'n kies- pain, dat ze nei de dokter gaan was om em er uit trekke te leiten. Ik zaide eet daags deran an Gertbuur dat te we te beurzen stonde en we hewwe ok nag wel aars efkes praat, maar et wordt al wat frisschis seivens en de beurzerstaid zei gauw of- ioupen weze skat ek. Wai hewwe wel een gezellige beurs. We hewwe vroeger op een aar durrep weund en deer deje ze mekaar altaid zoo of hale. Op Sun- tenbankeris nooit vanzelf en an de Langedaik ok niet. Wel nei, ben je waizer. Maar om kort te gaan op zoo'n beurs ken je toch wel ders wondere dinge beleve. En je leere deer een houp. Wai hewwe der leerd dat je nooit je Zundese jurkie op Maan dag dreige moete en deer hewwe we een liedje op maakt. Dreig nooit toch je Zundese jurkie Op Maandag ,dat moet je niet doen, De mense, die spreke der kwaad van, Main skepsel, weer zou ze 't van doen. Je loupe den pifur in de gate, En weg is je heele fesoen, Dreig nooit dus je Zundese jurkie Op Maandag, dat mag je niet doen. FEUILLETON 77) j „Genoeg, grootmama," vloeide het in edelen toorn van de lippen van Albert, „of ik vergeet de piëteit en eerbied, die ik aan de moeder van mijn goeden vader ben verschuldigd. Heeft u nog geen onheil genoeg gesticht? Ik kan mij niet langer meer in houden, ik moet ,hoe zwaar het mij ook valt, u aanklagen. Wij buigen ons niet meer voor uw tirannie, met welke u de wereld om u aan den leiband voert. Gelooft u, dat wij waarlijk zoo slecht zijn ingelicht? Door de bekentenis van den ka merdienaar hebben wij ervaren, op' welke wijze u in deze zaak werkzaam is geweest, ook weten wij, wat er met de documenten, die Heinrich's af komst konden bewijzen, is gebeurd. En wanneer ik het u heden niet woord voor woord mededeel, dan geschiedt dit uit eerbied voor uw grijze ha ren! Heeft u wel eens gedacht aan hetgeen u na den dood van uw gemaal heeft gedaan? U heeft zijn eer bevlekt en zijn nagedachtenis in het graf geschandvlekt, zoo goed als dat van zijn eerste wet tige gemalin. Ik echter treed voor de eer van mijn grootvader op de bres en verklaar hiermede, dat zijn huwelijk met Constance Hardenberg voor de wet gesloten is en zijn kleinzoon de wettige erfgenaam van Breitenbach is. Rosamunde wordt zijn gemalin, trots uw tegenstand, want uw macht is vernie tigd, wij kunnen u niet meer gehoorzamen." Zij was door haar kleinzoon geoordeeld, het eeni- go wezen, waarvoor zij nog liefde gevoelde; als mo kerslagen waren de woorden op haar hoofd neerge komen en naar haar toegeslingerd een oogen- blik zweeg zij, haar gedachten verzamelende, zwaar op haar stok leunende, overweldigd door hetgeen haar was toegevoegd, dan echter wierp zij plot seling de kruk van haar weg, en alsof de waanzin haar aangreep, krijschte zij de woorden uit: „neen, neen, neen! Hij is een bedrieger! Hij heeft geen bewijzen! En zoo lang hij geen getuigen heeft voor zijn waandenkbeeld, zoo lang zal hij ook niet erkend worden, zoo waar ik gravin Louise von Breitenbach, geboren gravin Warbeck ben! Waar zijn die bewijzen? Wie is in staat, die mij volledig voor te leggen?" „Ik!" zeide een welluidende stem, en de oude Tanner trad uit de donkere kamer te voorschijn en trad de helverlichte zaal binnen. Hij had reeds lang de oude Gravin door de open deur gadegeslagen zonder zelf gezien te worden en een wonderlijk vermoeden was reeds bij hem opgekomen. Als hij Dreeg nooit je Zundese jurk op Maandag. (Alle rechten voorbehouden.) As wai in 't durp staan te beurzen, En Traintje die gaat er voorbai Den zait ze heel gnappies „gendag oor" En „ok gendag"dat zegge wai. Maar zeuven paar keurende ouge, Die kaike neskierig er an, Der Zundese kleere op Maandag Je zoue zegge, weer doet ze dat van En buvrouw die zait, „ik zeg niks oor, Maar Bet je van Piet heb et zait Dat Traintje en zai ken et wëte, Bai die raike Jan Koetel thuislait.' „Ze heb ze wel achter der oore, Zait Breggie, ik heb et wel zien^ Der groomoer was krek eveliens toch, Deer heb ze 't vanzelf van meskien." j „Ik zeg maar,' zait Guurtje, „t past niet" i En Breggie zait „ik zeg et ok," I Ze moet er der redens voor hewwe i Aars kom je deer toch niet zoo drok Een kirrel van over de zestig, Een maidje van twuntig, 't blaift raar", „Nou ja, jai ben veertig," zait Janbuur i „En jai denke, had ik em nag maar." j We prate en glaime en lache Het is wat je noem een „geval" We doene 't maidje belabbe, j We klesse en spouwe ons gal. Tot Aaltje (die weunt krek naast Traintje) Der bai komt, en die zait „wat raars? 't Noost me, der Zundese jurk an, 't Is nood deerde ziel had niks aars." Plaatselijk Nieuws ZÜIDSCHARWOUDE. De Kermis. j Zooals in ons nummer van Zaterdag reeds werd medegedeeld, staat ook de kermis van Zuidschar- woude weer voor de deur, en wordt daar ook ge tracht om iets goeds te brengen. Zoo heeft o.a. de heer P. Kramer, hotel „de Roode Leeuw" beslag gelegd op de „Maskerspelers" van Bergen, om daar voor het voetlicht te komen - met „Overschotje" waarin de hoofdrol zal worden vervuld door mej. Gree Rensen. Wij behoeven waarlijk maar weinig over de Mas kerspelers te zeggen, om tooneelliefhebbers op te wekken dezen avond vrij te houden ,en naar de tooneelzaal van den heer P. Kramer te gaan en daar de vertolking te hooren van „Overschotje." De diverse stukken die hier zijn opgevoerd door deze tooneelvereeniging leven nog genoeg in de her innering voort om te weten, dat een waarlijk mooie kunstavond staat te wachten. Men zorge er dus voor zich tijdig van plaatskaar- ten te voorzien. ste'jïïaats kan die het goedkooper beheeren, zooals de heeren Hart en Kuyt zelf aantoonden, immers schrijven zij zelf, dat „de kosten, die bij den par ticulieren exploitant zeer zwaar wegen, hier (ge meentelijke distributie) teruggebracht worden tot nihil." En om ons tot het distributiegebied der Lichtbedrijven te bepalen, worden de kosten nog belangrijk lager, daar van de 3 centrales er een overblijft. Per station geeft dat dus een besparing van 2 ontvangtoestellen en wordt dus het onder houd, wat anders de 3 centralehouders hebben, te ruggebracht tot een derde. M.a.w. thans hebben de 3 centrales van den Langendijk en Sint Pancras te zamen 6 ontvangtoestellen voor 2 stations. Bij ge meentelijk beheer dus maar 2. Men beweert nu wel dat de Overheid duurdere tarieven geeft en een duurdere exploitatie, maar dat lijkt mij zeer onwaarschijnlijk. Onjuist is dat bij de coöperatieve distributiebedrijven, al het werk gra tis geschiedt. Dit is een uitlatng van den voorztter van den bond van Exploitanten, welke bewering echter door de verschillende coöperatieve centrales in Amsterdam wordt tegengesproken. Gelijk men Gas en Electriciteit en Water in Overheidsbeheer heeft gebracht, is het eveneens een dringende eisch, de radio in Overheidsbeheer te brengen. Het zal trouwens een kwestie zijn van enkele jaren en dan zal gemeentelijke distributie algemeen worden. U geachte Redactie, beleefd dank zeggend, voor de verleende plaatsruimte, Hoogachtend, J. V. d. ABEELE. Noordscharwoude, 12 September 1932. INGEZONDEN (Buiten verantwoording der Redactie). Geachte Redactie, Beleefd verzoek ik u nog eens een kleine plaats ruimte, voor een kort antwoord op het ingezonden stuk van de firma Hart en Kuyt. Dat de Centrale-houders niet bijzonder gesticht zijn over de strooming in ons land, die naar ge meentelijke radio-distributie heenwijst, is heel goed verklaarbaar. eHt zijn immers de Centrale-houders die het aangedurfd hebben een Centrale in het leven te roepen. Daar is risico aan verbonden. Dt praktijk heeft nu uitgewezen, dat het den goeden kant uitgaat, met als gevolg, dat de gevestigde Centrale-houders thans vette jaren beleven. Was het anders geloopen, dan zouden diezelfde pioniers gevoelige klappen hebben opgeloopen, en zou geen mensch aan gemeentelijke radio-distributie hebben gedacht. Maar moet dit nu beteekenen, dat, waar'aange toond kan worden, dat de Centrales in gunstig gele gen plaatsen, steden en dichtbevolkte dorpen, jaar lijks groote winsten opleveren, dit maar steeds in particuliere handen moet blijven? Mijn meening is juist, dat het een gebiedende eisch is, de radio distributie in overheidsbeheer te brengen. In de eer- echter uit haar eigen mond vernam, dat zij een geboren Gravin Warbeck was, daar werd zijn ver moeden zekerheid, dat hij de trouwelooze gelief de zijner jeugd voor zich zag. „Wie is u?' vroeg de Gravin, opgeschrikt door deze nieuwe verschijning. „Ik ben de fabrikant Tanner, die een vijftigtal jaren geleden door de trouweloosheid zijner bemin de de wijde wereld is ingejaagd. In het begin van mijn loopbaan in Amerika was ik eenigen tijd be- eedigd ambtenaar van den Burgerlijken Stand in Cordova, gedurende welken tijd ik Graaf Anselm van en te Breitenbach met juffrouw Constance Hardenberg, krachtens mijn ambt, echtelijk heb verbonden. Bovendien bezit mijn toekomstige schoondochter, Anna Berghofer, nog de correspon dentie van Graaf Anselm te Breitenbach met haar grootvader, dominee Berghofer, die ook nog een acte heeft van de kerkelijke inzegening in Buenos- Ayres, welke bij die brieven is gevonden, Ik denk, dat deze bewijzen voor het Gerecht voldoende zul len zijn." De Gravin had nauwelijks gehoord, wat hij had gesproken, maar richtte haar valkenoogen op den ouden man met het waardige gelaat. Verschenen plotseling alle herinneringen bij de woorden „trou- welooze geliefde", reeds door de novelle van den organist gewekt, aan de oppervlakte van haar ge- dachtengang? Zag zij in de trekken van dezen grijs aard nog bekende lijnen der jeugd? „Wie is u?" vroeg zij op eenmaal. „Ik ben de toenmalige luitenant v. Gerber." De Gravin kromp ineen, alsof zij met een electri- sche vonk was aangeraakt. Zij wilde nog iets zeg gen, maar kon geen woord meer uitbrengen, lang zaam, zonder verder eenig geluid te geven, zonk zij neer op het zachte tapijt, Voor de tweede maal had een beroerte haar getroffen. De omstanders drongen zich om haar heen, om jiaar bij te staan, zij wenkte met haar linkerhand, welke nog niet lam was, de omstanders, dat men haar naar boven zou dragen. Balthasar en de ka mervrouw werden geroepen. Door hen en freule v. Richthofen werd zij naar de tweede verdieping gedragen. Albert en Heinrich, die bij het moeilijk transport wilden helpen, weerde zij klaarblijkelijk met alle verontwaardiging af. „Welk een straff' fluisterde de oude Tanner voor zich heen. „Maar, God kan weten, dat ik deze wraak niet heb gewild." Nu eerst trad Graaf Stephan in jachtcostuum de kamer binnen en bad om verontschuldiging dat hij door een lichte verstuiking van zijn voet ver hinderd was vroeger te komen om het verlovings feest te vieren. Hoe echter verwonderde hij zich, niet alleen over de volle gezondheid van zijn zoon, maar over alles, wat geschied was en wat Albert hem, nadat deze hem in een hoek der kamer had geleid, hem fluisterend vertelde, waarbij hij zijn grootmoeder, als moeder van zijn vader, zooveel mogelijk trachtte te verschoonen. Zijn eerste woord was: „Wanneer de zaken zoo staan, ben ik de eerste, die jouw vriend de hand reikt ik mocht hem reeds lang lijden en met vreugde geef ik hem mijn doch ter tot vrouw." Toen stapte hij op Heinrich toe, gaf hem de hand, schudde die recht hartelijk en legde daarop de hand van Rosamunde in die van den overgelukkigen jongen man. Hierop ging hij naar de tweede verdie ping om zich van zijn kinderplicht te kwijten en naar den toestand van zijn moeder te informeeren. Albert had zoo spoedig mogelijk een bediende om een tweeden arts naar Langenhelm gezonden, aange zien men dr. Heinrich Schwarz aan de oude Gra vin niet wilde opdringen. Door de aanval, die de Gravin had gekregen, was een sombere stemming onder de aanwezigen in het salon merkbaar, maar er was toch ook veel vreugde, in de harten, die zoo af en toe tot uiting kwam en nog lang na het souper bleef men bij elkaar in levendig gesprek. Het onweer was losgebarsten, doch degenen, die de zooeven tragische scène hadden bijgewoond, had den het niet gehoord, noch het weerlichten gezien. De opwinding was daartoe te groot geweest. Blootshoofds, daar hij door de snelle vlucht, zijn hoofddeksel had vergeten op te zetten, snelde een jonge man in den nacht door storm en onweer heen, wanhopig ontdaan door de stormen die ook in zijn binnenste woedden. Als door booze geesten ver volgd ijlde hij voorwaarts langs den modderigen weg naar de weiden, die door de rivier Breitenbach werd doorstroomd. Hij wist thans zeer goed, wal hem te doen stond, wat hem nog overbleef. Op eene redding van zijn verwoest en door hem zelf ver nietigd leven was niet meer te hopen. Hij moest zijn moed verzamelen om nog te doen, wat hem als eerlooze man te doen stond. Daar stond hij reeds op de brug, die over de ri vier lag. Hij zag over de barriere en luisterde naar Jiet wilde golvengeklots. Waarom talmde hij, zjjn daad te volbrengen? Daar rees een beeld voor zijr. oogen, het liefelijk beeld van Rosamunde, die hij hartstochtelijk had bemind, Minuten lang staarde hij voor zich heen. Dan lachte hij als een waan zinnige en riep luid: „Vervloekt, dat die bloedzuigers in de residentie hun geld nog hebben bekomen. Zij zijn aan alles (schuld! Kon ik toch maar met het bewustzijn ZET U SCHRAP! In moeilijke tijden, als de bedrijfsuit- komsten slecht zijn, kan moedeloosheid den ondernemer besluipen. Dan komt de verleiding om de handen in den schoot te leggen en zich in gelatenheid over te geven aan de ongunst van het lot. Begrijpelijk is het wèl, maar een hou ding die den beraden zakenman past, is het niet! Hier kunnen slechts helpen: volharding en grootere activi teit. Wie zich gewonnen geeft, telt niet meer mee. De malaise zal eenmaal en wellicht spoedig afnemen. Ook op den langen Poolnacht volgt de dageraad. Opdat het werk uwer handen niet in den mist der vergetelheid verdwijne: zet u schrap, blijf in de running, laat u gel den, doe van u spreken. Dus: ADVERTEER IN DE „NIEUWE LANGEDIJKER COURANT" Algemeene afdoende publiciteit voor deze streek. Sterven, dat deze woekeraars geen cent hadden ontvangen." Op dit oogenblik brak door het zwarte wolken- vloers het licht der maan door en bescheen zijn aangezicht. „Wil de hemel mijn laatste wanhoopsdaad nog verlichten?" sprak hij. Maar toen hij het woord „hemel" had uitgespro ken, scheen het, alsof ook een ander dat woord uitsprak. Hij schrok, kromp ineen, slechts een oo- igenblik kwam de gedachte in hem op, dat hij wel licht in het naast oogenblik voor zijn Hoogen Rech ter zou staan. Doch „terug" was niet meer mo gelijk op hetzelfde oogenblik wierp hij zich over de barriere heen een opspatten van het wat,er het was voorbij. Den derden nacht na deze gebeurtenissen was de oude Gravin van haar lijden verlost, zonder haar spraak terug te hebben gekregen. Zij werd met alle eerbewijzen in het familiegraf bijgezet en acht dagen later werd met hetzelfde eerbetoon het lijk van de gestorven Constance van de begraafplaats van het dorp naar het mausoleum vervoerd. Nadat de rouw- tijd was verstreken, werden Heinrich en, Rosamunde, William en Anna in den echt verbonden. Het bleef voor Albert en Heinrich een onopgelost vraagstuk, wie het majoraat zou erven, want beiden, de een voor den ander wilde zich het erfrecht niet toe- eigenen. Bij het bruiloftsmaal zat aan Albert's zijde Marianne Bergfeld. Zeker is het, dat de Graaf, na volbrachte studie, de steeds in schoonheid toene mende dochter van den houtvester tot zijn vrouw zal nemen. De duizend thaler, die vrouw Bergfeld voor haar zwijgen had ontvangen, werd haar zoon ge schonken. Heinrich liet van de schatten, die de ge heime schatkamer bevatte, een ziekenhuis in het dorp touwen, waar de lijdenden konden worden op genomen en verpleegd. Dokter Schwarz behandelde zelf de patiënten, bijgestaan door een bekwaam as- De ongelu Kkige organist werd weder in zijn ambt aangenomen, terwijl freule Ulrike weinige weken na den dood harer meesteres aan een hartkwaal stierf. Oom en tante Koch verkochten de tuinderij en vestigden zich in het dorp Breitenbach. In het Huis Breitenbach was de rust en de vrede wedergekeerd. De mensch wikt God beschikt. '6A I i 4

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1932 | | pagina 4