Baad Nnordscharwoiide
Dinsdag 20 September 1932 vergaderde de Raad
van bovengenoemde gemeente des avonds om half
8 ten raadhuize, onder voorzitterschap van den
Edelachtbaren heer Jhr. A. L. van Spengler, burge
meester.
Secretaris de heer K. G. Reinders.
Aanwezig allen.
De Voorzitter opent de vergadering met een woord
van welkom, waarna de notulen der vorige verga
dering, onder dankzegging aan den samensteller
ongewijzigd worden goedgekeurd en vastgesteld.
Mededeelingen en Ingekomen Stukken.
Van Ged Staten is goedgekeurd terugontvangen
de wijziging der begrooting 1932, in verband met de
verleende subsidie, groot f 1000—, aan het Plaat
selijk Crisis-Comité.
Wördt voor kennisgeving aangenomen.
Van den Minister van Economische Zaken is be
richt ingekomen, dat de verordening op de winkel
sluiting Koninklijk is goedgekeurd.
Als voren.
Van den Minister van Binnenlandsche Zaken is I
de mededeeling ontvangen, dat hij de steunrege-
ling voor de werklooze tuinbouwarbeiders alsmede
voor de werklooze transportarbeiders, tot en met
24 September 1932 heeft verlengd.
Als voren.
Verzoek van de commissie voor de Malariabestrij
ding door de Bevolking in Noord-Holland om een
subsidie voor het jaar 1933, berekend naar 1 cent
per inwoner.
B. en W. stellen voor deze aanvrage te behande
len bij de a.s. gemeentebegrooting 1933.
Aldus wordt besloten.
Idem van het Hoofdbestuur der N. H. Vereeni-
ging „Het Witte Kruis" ten behoeve van de ont
smettingsinrichting te Alkmaar en te Hilversum.
Als voren.
Van den heer K. Viersma, onderwijzer aan de
Ulo-school, verzoek om eervol ontslag als zoodanig
en wel met ingang van 1 November a.s. wegens zijne
benoeming te Groningen.
B. en W. stellen voor het verzoek in te willigen.
Aldus wordt besloten.
Verzoek demping sloot Spoorstraat bewoners.
Verzoek van de eigenaars der perceelen, gelegen
aan de Spoorstraat gemeente Noordscharwoude om
de sloot voor de genoemde perceelen voor rekening
van de gemeente te dempen. De grond voor dem
ping is kosteloos voor de gemeente te verkrijgen,
dus rest alleen de vervoer- en dempingskosten,
door de gemeente te dragen. De grond wordt onder
toezicht van eenige akkers aan de Oost- en West
zijde afgenomen.
In dit adres wordt niet alleen naar voren ge
bracht dat de sloot eene ergernis is door
de vervuiling, maar tevens schadelijk voor de ge
zondheid door onwelriekende dampen en is eene
broedplaats voor muggen en ander ongedierte.
De Voorzitter stelt voor dit adres in handen te
stellen van B. en W. voor het uitbrengen van een
prae-advies in de volgende vergadering.
Namens B. en W. kon Z.E.A. nog mededeelen
dat dit college in principe voor demping is.
Overeenkomstig het voorstel van B. en W. wordt
besloten.
Van den heer E. Vonkeman verzoek om onthef
fing der hondenbelasting.
B. en W. stellen voor ontheffing te verleenen
voor een halfjaar.
Wordt goedgevonden.
Overname Twuyverweg door het Hoogheemraad
schap.
Van het Gemeentebestuur van Sint Pancras is een
schrijven ingekomen houdende de mededeeling, dat
op een desbetreffend schrijven aan het Hoogheem
raadschap, waarin gevraagd werd op welke voor
waarden het Hoogheemraadschap bereid was tot
overname van den Twuyverweg, thans hierop ant
woord is ontvangen. Tevens zijn de voorwaarden
hier bijgevoegd.
Daar de gemeente Noordscharwoude eveneens
belang heeft bij deze overname stelt Z.E.A. voor, dit
stuk in handen te stellen van B. en W. voor het
uitbrengen van een prae-advies.
Aldus wordt besloten.
Van de af deeling Langendijk van het Instituut
voor Arbeidersontwikkeling is ingekomen het ver
doek om een schoollokaal ter beschikking te stel-
/len voor een Arbeiders-Avondschool. De cursus zal
pl.m. 40 a 50 weken duren en wordt één avond
per week les gegeven.
Als voren;
Rekening 1931 B. A.
Goedkeuring rekening Burgerlijk Armbestuur over
De ontvangsten hebben bedragen f3592.95, de
uitgaven daarentegen f 3478.11, alzoo een batig saldo
van f 114.84.
Idem Gasfabriek
Goedkeuring balans, winst- en verliesrekening gas
fabriek over 1931.
Het winstsaldo bedraagt f780.86.
Idem Electriciteitsbedrijf
Idem Electriciteitsbedrijf. Het winstsaldo bedraagt
f 183.83.
Gemeenterekening 1931.
Voorloopige vaststelling van de Gemeenterekening
over 1931.
De ontvangsten hebben betreffende den gewonen
dienst bedragen f 117361.85.
De uitgaven daarentegen f99478.56.
Alzoo een batig saldo van f 17883.28.
De kapitaaldienst sluit met een nadeelig saldo
van f 10.000.
De Voorzitter deelt mede, dat de diverse reke
ningen zijn nagezien door een commissie, bestaande
uit de heeren Duyves, Kwadijk en Kansen en ver
zoekt tot het uitbrengen van een rapport.
Namens bovengenoemde commissie Rapporteert
de heer Kwadijk, dat alle rekeningen accoord zijn
bevonden en wordt tot goedkeuring geadviseerd.
De Voorzitter stelt voor om tot stemming, waarvan
de beide wethouders zich moeten onthouden, over
Met algemeene stemmen wordt tot voorloopige
vaststelling besloten.
De Voorzitter dankt de commissie voor de moeite
die zij zich in deze heeft getroost, den heer Kwa
dijk voor het uitbrengen van het rapport en den
Gemeente-secretaris, die een en ander heeft voor
bereid.
Voorstel geldleening Tuinbouwcredieten.
De Voorzitter memoreert dat de eerste uitkeering
der credieten uit de gewone middelen is bestreden,
echter zijn B. en W. van meening, dat de tijd nu is
gekomen om tot een geldleening over te gaan, zoo
wel voor de eerste als voor de tweede uitkeering.
Al heeft de gemeente nu een batig saldo van ruim
f 11000 zulks neemt niet weg dat de gemeente
voor eenige belangrijke uitgaven staat zooals voor
de uitbreiding van de R. K. Jongensschool en nog
eenige meerdere posten, terwijl er f8000— a
f 10000.— in kas moet blijven voor aflossing van
geldleeningen.
Z.E.A. noemt het een gelukkige omstandigheid dat
de Bank van Nederlandsche Gemeenten als par
ticulier geldschieter optreedt en bereid is een lee
ning aan te gaan groot f 15507.855 tegen een rente
van 51/» pet. voor ten hoogste 20 jaren a pari.
De eerste 5 jaren behoeft niet meer te worden
afgelost, dan hetgeen door de tuinders wordt afge
lost.
De heer Kooy vindt de rente hoog en vraagt of
de leening converteerbaar is.
De Voorzitter antwoordt dat de leening direct
converteerbaar is met dien verstande dat 1 procent
boete moet worden betaald, indien de conversie bin
nen 5 jaren plaats heeft.
Met allen voor wordt besloten deze geldleening
aan te gaan.
Rondvraag.
De heer Kansen merkt op, dat het woeste rijden
door motorrijders nog niet veel verbeterd is en
vraagt om strenger politietoezicht. Spreker zegt,
dat het maar enkelen zijn en is er ook een be
stuurder, die vooral des avonds met een autovracht
wagen langs den weg rent. Spr zegt, dat een ieder
hem wel kent.
De voorzitter merkt op, dat de heer Kansen in
deze openbare vergadering gerust zijn naam kan
Voorts merkt Z.E.A. op, dat er op geregelde tij
den door de Rijks- en gemeentepolitie controle
wordt uitgeoefend. Ook raadt Z.E.A. ten sterkste
aan, dat men veel meer aangiften moest doen,
doch men aarzelt zieer vaak om hiertoe over te
gaan. Strafvervolgingen zouden dan zeker niet uit
blijven.
De heer KANSEN verklaart zich bereid om de
namen van die enkelingen aan de politie bekend
te maken.
De VOORZITTER zegt, dat de politie ze evengoed
zal kennen, maar een overtreding van de maxi
mumsnelheid moet worden gecontroleerd. Daarbij
komt nog, dat als er gecontroleerd wordt de autorij
ders elkaar waarschuwen door het geven van een
bepaald teeken.
De heer KANSEN zegt, dat het niet zijn bedoeling
is, dat alle autobestuurders, die de maximumsnel
heid overtreden, worden bekeurd, want om zich
daaraan te houden is ondoenlijk, doch het gaat
hier om een paar enkelingen.
De heer DUYVES vraagt, waarom de commissie
voor de tweede uitkeering der credieten niet bij
een is geroepen. De eerste keer is dit volgens spr.
zeer nauwkeurig, maar de tweede maal is het nogal
nonchalant gegaan.
De VOORZITTER merkt op, dat de herinnering
den heer Duyves in de steek laat, want de Minister
van Economische Zaken heeft het overbodig geacht
dat voor de tweede uitkeering de Raad opnieuw
een besluit nam.
De heer DUYVES zegt, dat de eerste keer op pa
pier was gesteld waarvoor de tuinder het geld
moest besteden, maar bij de tweede uitkeering was
de indruk dat het vrij kon worden besteed.
De VOORZITTER zegt, dat alles in het werk is
gesteld om de uitkeering te bespoedigen, want er
kon geen dag en geen nacht meer worden gewacht.
Voorts merkt Z.E.A. op, dat destijds aan de betrok
kenen is gezegd, waarvoor het geld was.
De heer DUYVES zegt, dat het niet gaat over
de bespoediging van de uitkeering. Spr. begrijpt
de houding van den voorzitter niet, dat het nu
zoo maar kon, terwijl de eerste keer alles zoo in
de puntjes was.
De VOORZITTER zegt, dat het de tweede keer
even serieus is behandeld' als de eerste maal. door
de commissie, en merkt op, dat het tweede millioen
een automatisch gevolg was van het eerste.
De heer KANSEN zegt er ook niet mede accoord
te gaan, maar het is nu eenmaal gebeurd.
Wethouder OOTJERS zégt, dat het den voorzit
ter bekend is, dat zijn gedachten dezelfde zijn als
van den heer Duyves. Spreker heeft later ontdekt
dat de voorzitter het bij de eerste keer anders heeft
bedoeld.
De heer DUYVES vraagt, hoe de voorzitter dan
an de vorige vergadering heeft kunnen zeggen,
dat Z.E.A. nog geen dank kank kon brengen aan de
commissie, daar haar taak nog niet was afgeloo-
pen.
De VOORZITTER antwoordt, dat de mogelijkheid
bestond, dat er andere tuinders nog voor in aan
merking kwamen en zou de commissie daarover
opnieuw een verdeeling hebben moeten maken.
Tevens merkt Z.E.A. op, dat, indien de heer Duyves
er prijs op had gesteld, zeer zeker er bij tegen
woordig zou zijn geweest en had hij zulks kenbaar
moeten maken.
De heer DUYVES is van meening, dat het ini
tiatief van den voorzitter had moeten uitgaan.
De heer KWADIJK vraagt, welke motieven er zijn
geweest, om de bepaling, dat er bij de uitbreiding
van de R.K. Jongensschool een zeker percentage
arbeiders uit deze gemeente tewerk zouden worden
gesteld, niet in het bestek is opgenomen. Het werk
duurt 5 maanden, en nu loopen er 7 of 8 bouw
vakarbeiders langs den kant.
De VOORZITTER deelt mede, dat het bestek wordt
opgemaakt door den architect van het schoolbe
stuur, waarna dit wordt besproken in een verga
dering van B. en W. en het schoolbestuur. Er is
toen stilgestaan bij het punt der bouwvakarbeiders
en waren het schoolbestuur alsmede B. en W. van
meening, dat een dergelijke bepaling in het bestek
niet op zijn plaats was. Voor de openbare aanbe
steding schrijven grootere aannemers in dan hier
op Langendijk zijn en die hebben eigen personeel
in vasten dienst. Zou een dergelijke bepaling wor
den opgenomen, dan zouden de arbeiders in vasten
dienst moeten worden ontslagen om de werklooze
arbeiders in deze gemeente aan te nemen. De be
paling had kunnen worden opgenomen doch is
practisch ontuitvoerbaar. Wel is met het schoolbe
stuur overeengekomen dat voor karweitjes, die
aan het werk zijn verbonden de arbeiders uit
deze gemeente zullen worden aangenomen.
De heer KWADIJK vindt het argument zeer
zwak. In de meeste bestekken in andere plaatsen is
de bepaling opgenomen. Doch arbeiders in andere
plaatsen, zooals in Alkmaar, die werkloos worden,
vallen direct in een steun van 17—18 gulden, ter
wijl ze hier niets krijgen. Iedere aannemer, die
inschreef wist wat er in het bestek stond, dus had
de bepaling er in opgenomen kunnen worden.
De VOORZITTER zegt, dat er tusschen B. en W.
en het schoolbestuur absoluut geen verschil van
meening was. Wel kan spreker nog mededeelen,
idat als een aannemer van den Langendijk niet
de laagste inschrijver was en het verschil was niet
al te groot, zou er overheen zijn gestapt. Nu het
verschil echter 1500 bedroeg kan en mag de con
sequentie niet worden aanvaard.
Z.E.A. zou het niet toejuichen, wanneer een aan
nemer van den Langendijk in Alkmaar inschreef
en dat hij voor hetzelfde geval zou worden geplaatst
als hetgeen de heer Kwadijk wenscht, want dan
zouden de arbeiders van den Langendijk worden
ontslagen.
De heer KWADIJK merkt op, dat die dwang overal
De VOORZITTER zegt, dat het motief juist is
geweest om geen dwang op te leggen, en is dit een
zeer zuiver standpunt.
Wethouder BARTEN deelt mede,, dat volgens de
inschrijvingen de eenigste inschrijver van den Lan
gendijk nummer 7 was, waardoor het verschil te
groot werd.
Niets meer aan de orde zijnde, volgt sluiting der
vergadering.
Ons Weekpraatje
Wetenschap en kunst mogen heel ingewikkelde
zaken lijken, maar in de practische toepassing val
len de moeilijkheden best mee. Neem als voorbeeld
de proeven van onzen regenmaker, Dr. Veraart.
Als men hoort uitleggen, hoe deze groote Neder
lander er in slaagt om het hemelsche condens-
water neer te slaan, daarmee onweers- en hagel
buien voorkomende, en hoe hij aldus de zon voor
ons, aardlingen, als het ware aan een touwtje houdt,
dan schudt men zijn niet-begrijpend, onwijze hoofd.
De practische toepassing echter van het geval is
uiterst eenvoudig. Als de heer Veraart een stel
wolken ziet, dan stijgt hij per vliegmachine op en
strooit-ie een groote hoeveelheid ondergekoeld? over
de wolken uit. De natuur is dan bedwongen. Onlangs
heeft de heer Veraart zelfs ontdekt, dat onderge-
koelde oude kranten eenzelfde effect ressorteerden.
Ja, ook de onderkoeling is tenslotte overbodig ge
bleken.
We hebben een kennis, die een gelijkvloersch
appartement in den Amsterdamschen wolkenkrab
ber bewoont. In den zomerdag laat die zich tegen
den avond met zijn uitgelezen ochtendbladen per
lift naar het platte dak van zijn hooge woning
voeren, waar hij zijn kranten dan naar beneden
werpt. Vóór hij weer in zijn appartement terug is,
heeft een malsch, plaatselijk regenbuitje zijn tuin
gesproeid.
De wetenschap gaat ver tegenwoordig.
Zooals de lezer zich misschien zal herinneren, is
de heer Veraart in het begin van den zomer twee
maal voor het nemen van zijn regenproeven met
oude kranten omhoog gegaan. En wil men nu weten
wat we daaraan hebben te danken, dan kan men
dat lezen in een Maasbode-artikel, welk blad onze
regenmaker zich speciaal voor het publiceeren van
zijn resultaten heeft uitgekozen. Welnu, aan die
twee proefvluchten van Dr. Veraart hebben we te
danken het werd ons met afdrukken van den
thermograaf van het Metereologisch Station te
Naaldwijk bewezen
lo. Dat in de eerste decade van de maand Juli
geen onweer geconstateerd is, niettegenstaande op
5 Juli (den dag van de eerste regenproef) de voor
deze omgeving zeer hooge temperateuur van 30 gr.
Celsius werd bereikt, welke plots terugviel tot 20 a
18 gr. Celsius. Het is volgens den heer Veraart in
deze eeuw nog niet voorgekomen, dat een dergelijke
plotselinge groote temperatuursval niet gepaard
is gegaan ïjiet regen of onweer.
2o. Dat in hetzelfde tijdsverloop de relatieve
luchtvochtigheid plotseling met meer dan 50 procent
is gestegen, wat ook al een metereologisch mirakel
schijnt te zijn. Er is al weer een curve van een
vochtigheidsmeter, welke aanwijst, dat alle zwendel
hier is buitengesloten.
De heer Veraart besluit zijn artikel met te ont
hullen, hoe de afgeloopen zomer zoo mooi is kun
nen zijn. We citeeren uit het Msb.-artikel
„Nu aan het einde van den metereologischen
zomer, welke de maanden Juni, Juli en Augustus
omvat, door alle meteorologen erkend wordt, dat
de zomer 1932 een der mooiste zoo niet de mooi
ste is geweest der laatste eeuw en velen er den
nadruk op leggen, dat voor een zoo warmen zomer
slechts betrekkelijk weinig onweer geconstateerd
is, meenden wij op een en ander, aan de hand
van de officieele gegevens de aandacht te mogen
vestigen."
We lezen voorts in de Msb., dat de heer Veraart
van plan is om ons ook een schoonen winter te
bezorgen. Over eenige weken n.l. zal hij nog een
derde en laatste vlucht van dit jaar ondernemen.
„Het ligt in de bedoeling, dan met twee toe
stellen van Waalhaven op te stijgen en na een
lading couranten te hebben uitgeworpen, door te
vliegen naar Schiphol om een tweede lading al
daar in te nemen."
Jammer is, dat de heer Veraart niet nader aan
geeft, hoe hij in twee toestellen tegelijk omhoog
denkt te gaan, maar die moeilijkheid zal hij wel vol
doende onder de knie hebben. Hij heeft zwaarder
problemen opgelost. Zelfs de natuur is voor hem
maar een eenvoudig ding, met een pak oude kranten
te bedwingen. De mooie zomer hebben we aan hem
te danken. En niet alleen wij hebben van Veraart's
werk geprofiteerd, want de zomer was schitterend
over heel ons werelddeel, van Spanje tot Scandina
vië, van den Balkan tot de Finsche Golf. Heil
Veraart!
Eén opmerking moeten we maken. De proeven
werden tot nu toe gefinancieerd door ons Departe
ment van Economische Zaken. Ons dunkt, dat de
Spanjaarden, Russen, Franschen, Duitschers en an
dere volkeren, die van Veraart's experimenten pro
fiteered ook hun deel konden betalen in de kosten
van oude kranten enz. Dan kon minister Verschuur
het nu uitgegeven geld aanmisschien nog nut
tiger zaken besteden.
Vóór het ter perse gaan van dit nummer vernamen
we juist, dat de derde proef mislukt is. De heer
Veraart geeft de schuld aan de kranten. Te laat
had hij gemerkt, dat de pakken uit Maasbode en
Nieuwe Rotterdammers bestonden. Toen die in de
lucht over elkaar heen kwamen, moet het dadelijk
donderen zijn geworden. Op verschillende plaatsen
van ons land is het onweer waargenomen.
dat de Troonrede niets behelst: „geen program,
geen enkele aankondiging zelfs van eenigen con-
creten maatregel, niets dan een slap beroep op dat
gene wat de natie vereenigt, zelfs niet Thorbecke's
fiere „wacht op onze daden". Zij is niets meer dan
„n luisterrijke formaliteit":
„Met opzet is de Troonrede tot een onbeduidend
Staatsstuk gemaakt," besluit „Het Volk" een be
schouwing, waarin het blad teleurstelling uitspreekt
dat de rede: zoo weinig beantwoord heeft aan wat
men dacht, wat men vreesde of hoopte er in te
vinden.
Zelden zal de troonrede met zoo groote spanning
tegemoet gezien zijn als dit jaar. Zelden zal echter
ook de lezing zoo weinig beantwoord hebben aan
wat men dacht,, wat men vreesde of hoopte, er in
te vinden.
Aller medewerking wordt gevraagd om het schip
van Staat naar veilige haven te sturen en om door
de branding heen te komen; daarom, aldus de a.r.
„Rotterdammer" is de Troonrede een noodsein. Een
oordeel over de beteekenis der Troonrede, wat het
program der Regeering betreft, acht het blad daar
om voorbarig:
Uit de Pers
WAT DE PERS OVER DE TROONREDE ZEGT.
Aan de uittreksels die het „Handelsblad" publi
ceert van het oordeel der verschillende dagbladen
over den inhoud der Troonrede, ontleenen wij de
volgende korte beschouwingen en verklaringen.
De „Nieuwe Rotterdamsche Courant" kenschetst
de Troonrede als één lange jammerklacht, zóó zon
der eenig teeken van regeeringszelfvertrouwen, dat
van de geheele rede slechts een neerdrukkende wer
king kan uitgaan.
Niet zoozeer de Troonrede zelf besprekend, doch
wel naar aanleiding daarvan in een politieke be
schouwing tredend, schrijft „Het Vaderland":
Hoofdzaak is op dit oogenblik, dat de roepstem
van de Regeering zal worden verstaan door allen
die hun vaderland lief hebben. En dat wel in dien
zin, dat dezen zich bereid zullen verklaren tot dat
gemeen overleg, dat met het „tering naar de nering"
als leus alleen ons land van financieele catastrophe
kan redden.
Uit een „Marche Funèbre" in het „Utrechtsch
Dagblad", waarin het karakter van de Troonrede
wordt gecritiseerd, nemen we hier en daar en daar
een passage:
Verder dan de vaststelling, dat het er met de
financiën en economie ellendig voorstaat, komt deze
troonrede niet. Zij stoot een klacht uit, maar ont
houdt zich van iedere aanwijzing, hoe de Regeering
ons uit het moeras wil helpen.
Zeker, optimisme zou, in de sombere tijden die
wij beleven, in de troonrede allerminst passen.
Maar het hoofd van den Staat uit te noodigen van
een zoo duistere wanhoopsstemming te getuigen als
in deze troonrede geschiedt: het lijkt ons bijna even
lichtzinnig als het miskennen van den emst der
tijden zou zijn.
Deze troonrede haalt het weinigje moed, dat som
migen nog hebben, er uit. Dat kan schadelijk
werken.
Eén ding: wij beleven een geweldig zwaren tijd.
Dat constateert de Troonrede die, zoo schrijft de
.Oprechte Haarlemsche Courant," dit van begin
tot einde in zulke duidelijke onverbloembare taal
zegt, dat menigeen, die uit den loop der gebeurte
nissen in de laatste maanden weer eenig opttimisme
geput had, zijn stemming tot ver onder pari zal
voelen dalen.
De „Telegraaf" is zeer teleurgesteld. Onder het
opschrift „Thorbecke is niet meer" constateert zij,
schrijft:
Naar onze meening heeft de Koninklijke bood
schap het juiste midden bewaard, zij is waar, maar
niet wanhopig; zij vraagt offers, maar kondigt
geen afbraak aanzij bedient zich van forsche woor
den, maar laat plaats aan het menschelijk gevoel.
De stijl van deze Troonrede verraadt een geest, die
de beenderen der departementen tot een levend
organisme maakt; een Regeering spreekt en niet
een reeks ministens.
„Het Huisgezin" schrijft:
De volle werkzaamheid der regeering stat uitslui
tend in het crisis-teeken, en practisch is het mini
sterie een crisis kabinet geworden.
Het bedrijfsleven de werkloosheidszorg de
financieele toestand, ziedaar wat, blijkens de Troon
rede, het doen en laten der regeering, wij hopen
vooral het doen, beheerscht.
En elders vervolgt het blad:
We hooren te veel den ambtenaar die registreert,
we missen de stem van de Landsmoeder die opbeu
ring brengt en de getroffenen moed inspreekt.
Een „somber staatsstuk" qualificeert „Het Cen
trum" de Troonrede en merkt daarbij op:
Vér zullen wij, misschien wel tevergeefsch, in de
geschiedenis der troonreden in het Koninkrijk der
Nederlanden moeten teruggaan om een koninklijke
toespraak tot de Staten-Generaal van z06 neer
slachtige en pessimistische stemming en strekking
te beluisteren.
Alle aandacht blijft in deze troonrede gecon-
treerd op de crisis en haar gevolgen; en daar is
waarlijk ook alle aanleiding toe.
„Een duister document" noemt „D|e Tüjd" dit
„voornaamste staatkundige document voor het ko
mend beleid", waarin de ministerraad en geen af
zonderlijk departementshoofd een beetje algemeen
en raadselachtig heeft gesproken en dat op de de
partementen wel met Ohineeschen inkt geschreven
werd.
Thema en tendenz van de bittere Wel ter-economie
overgenomen, schrijft het blad, maar uit niets
blijkt, in hoeverre de Regeering zelfstandig zal be
zuinigen en wellicht nieuwe bronnen aanboren. Het
document zwijgt met opzettelijke zorg over de be
zuiniging, waarmede de regeering onderwijs, de
fensie en justitie zal belasten.
Nieuwstijdingen
EEN VROUW VERMOORD.
Drama op den Schiedamschen dijk.
De dader onbekend.
In den nacht van Zaterdag op Zondag is op de
tweede verdieping van pand 197 aan den Schiedam
schen dijk de 32-jarige publieke vrouw, die in de
omgeving van den Dijk bekend stond als „Blonde
Mien", vermoord gevonden.
Men heeft de vrouw Zaterdagavond omstreeks
half een beschonken in gezelschap van een Neder
lander thuis hooren komen. Haar kamer ligt boven
een café en de caféhouder woont op dezelfde ver
dieping als de vrouw. Toen de caféhouder kort na
één uur naar zijn kamer ging, waren de vrouw en
de man nog boven. De caféhouder, die met den
man, waarmee de vrouw samenleefde, in zijn kamer
heeft den bezoeker weg hooren gaan en hij ver
wachtte, dat de vrouw daarop nog even bij hen zou
komen. Omdat dit bezoek wat lang uitbleef ging hij
de kamer van de vrouw binnen en daar vond hij de
vrouw dood, met een kussensloop geworgd. Hij liep
naar haar man terug: „Ze hebben Mien vermoord."
Het verwekte opschudding in het huis en op den
Schiedamsche dijk.
Eenige arrestaties zonder succes.
Spoedig waren eenige agenten gevonden, inspec
teur Kalkman, werd gewaarschuwd en onmiddellijk
begon het onderzoek. De kamer van de vrouw be
vond zich in een zeer wanordelijken staat. Er was
een kast met linnengoed leeggehaald. Direct werd
het signalement van den man, die de vrouw bezocht
had, aan de groote steden en de grensplaatsen door
gegeven. Nog denzelfden nacht zijn vier a vijf men-
schen aangehouden, die evenwel onmiddellijk op
vrije voeten werden gesteld, omdat kwam vast te
staan, dat zij niets met de zaak uitstaande hadden;
o.a. is een man, waarmee de vrouw vroeger heeft
geleefd aangehouden, omdat hij, volgens buren, te
gen de vrouw zou hebben gezegd: „Is het vandaag
niet, dan ga je er over veertien dagen aan." Hij
kon echter zijn alibi bewijzen, zoodat hij werd vrij
gelaten.
Uit het getuigenverhoor, waarmee nog denzelf
den nacht is begonnen, bleek dat de bezoeker een
bruin pakje onder den arm had. Een juffrouw uit
het café'heeft hem om ongeveer één uur snel de
trap hooren afkomen, maar ze heeft hem niet ge
zien. Een hoofdagent heeft het tweetal ook nog op
straat gezien en hij had er zijn verwondering over
uitgesproken, dat er „zoo'n nette vent" in het gezel
schap van Blonde Mien was.
Het signalement van den dader.
Het signalement, dat van den man, waarmee de
vrouw het laatst is gezien, is verspreid luidt als
volgt: leeftijd 32 a 33 jaar; lengte pl.m. 1.75 m.;
tenger, slank, blozend, bruin, gezond gelaat; don-
kerblod haar, krullend, naar achteren gekamd, blauw
colbert costuum, droeg witten boord. De commis
saris van politie van het bureau Groote Paauwen-
steeg verzoekt allen, die de vrouw en den man heb
ben gezien, zich aan zijn bureau te willen melden
tot het geven van inlichtingen.
Het lijk van de vrouw is naar het St. Fran-
ciscus gasthuis overgebracht.
De subs, officier van justitie, mr. Meischke en de
rechter-commissaris, mr. Suringar hebben een on
derzoek ter plaatse ingesteld. De politie-deskundige,
dr. Hulst, uit Leiden, heeft gisteren de sectie op het
lijk verricht.
(Handelsblad)