Baad Nnordscharwoiide Dinsdag 20 September 1932 vergaderde de Raad van bovengenoemde gemeente des avonds om half 8 ten raadhuize, onder voorzitterschap van den Edelachtbaren heer Jhr. A. L. van Spengler, burge meester. Secretaris de heer K. G. Reinders. Aanwezig allen. De Voorzitter opent de vergadering met een woord van welkom, waarna de notulen der vorige verga dering, onder dankzegging aan den samensteller ongewijzigd worden goedgekeurd en vastgesteld. Mededeelingen en Ingekomen Stukken. Van Ged Staten is goedgekeurd terugontvangen de wijziging der begrooting 1932, in verband met de verleende subsidie, groot f 1000—, aan het Plaat selijk Crisis-Comité. Wördt voor kennisgeving aangenomen. Van den Minister van Economische Zaken is be richt ingekomen, dat de verordening op de winkel sluiting Koninklijk is goedgekeurd. Als voren. Van den Minister van Binnenlandsche Zaken is I de mededeeling ontvangen, dat hij de steunrege- ling voor de werklooze tuinbouwarbeiders alsmede voor de werklooze transportarbeiders, tot en met 24 September 1932 heeft verlengd. Als voren. Verzoek van de commissie voor de Malariabestrij ding door de Bevolking in Noord-Holland om een subsidie voor het jaar 1933, berekend naar 1 cent per inwoner. B. en W. stellen voor deze aanvrage te behande len bij de a.s. gemeentebegrooting 1933. Aldus wordt besloten. Idem van het Hoofdbestuur der N. H. Vereeni- ging „Het Witte Kruis" ten behoeve van de ont smettingsinrichting te Alkmaar en te Hilversum. Als voren. Van den heer K. Viersma, onderwijzer aan de Ulo-school, verzoek om eervol ontslag als zoodanig en wel met ingang van 1 November a.s. wegens zijne benoeming te Groningen. B. en W. stellen voor het verzoek in te willigen. Aldus wordt besloten. Verzoek demping sloot Spoorstraat bewoners. Verzoek van de eigenaars der perceelen, gelegen aan de Spoorstraat gemeente Noordscharwoude om de sloot voor de genoemde perceelen voor rekening van de gemeente te dempen. De grond voor dem ping is kosteloos voor de gemeente te verkrijgen, dus rest alleen de vervoer- en dempingskosten, door de gemeente te dragen. De grond wordt onder toezicht van eenige akkers aan de Oost- en West zijde afgenomen. In dit adres wordt niet alleen naar voren ge bracht dat de sloot eene ergernis is door de vervuiling, maar tevens schadelijk voor de ge zondheid door onwelriekende dampen en is eene broedplaats voor muggen en ander ongedierte. De Voorzitter stelt voor dit adres in handen te stellen van B. en W. voor het uitbrengen van een prae-advies in de volgende vergadering. Namens B. en W. kon Z.E.A. nog mededeelen dat dit college in principe voor demping is. Overeenkomstig het voorstel van B. en W. wordt besloten. Van den heer E. Vonkeman verzoek om onthef fing der hondenbelasting. B. en W. stellen voor ontheffing te verleenen voor een halfjaar. Wordt goedgevonden. Overname Twuyverweg door het Hoogheemraad schap. Van het Gemeentebestuur van Sint Pancras is een schrijven ingekomen houdende de mededeeling, dat op een desbetreffend schrijven aan het Hoogheem raadschap, waarin gevraagd werd op welke voor waarden het Hoogheemraadschap bereid was tot overname van den Twuyverweg, thans hierop ant woord is ontvangen. Tevens zijn de voorwaarden hier bijgevoegd. Daar de gemeente Noordscharwoude eveneens belang heeft bij deze overname stelt Z.E.A. voor, dit stuk in handen te stellen van B. en W. voor het uitbrengen van een prae-advies. Aldus wordt besloten. Van de af deeling Langendijk van het Instituut voor Arbeidersontwikkeling is ingekomen het ver doek om een schoollokaal ter beschikking te stel- /len voor een Arbeiders-Avondschool. De cursus zal pl.m. 40 a 50 weken duren en wordt één avond per week les gegeven. Als voren; Rekening 1931 B. A. Goedkeuring rekening Burgerlijk Armbestuur over De ontvangsten hebben bedragen f3592.95, de uitgaven daarentegen f 3478.11, alzoo een batig saldo van f 114.84. Idem Gasfabriek Goedkeuring balans, winst- en verliesrekening gas fabriek over 1931. Het winstsaldo bedraagt f780.86. Idem Electriciteitsbedrijf Idem Electriciteitsbedrijf. Het winstsaldo bedraagt f 183.83. Gemeenterekening 1931. Voorloopige vaststelling van de Gemeenterekening over 1931. De ontvangsten hebben betreffende den gewonen dienst bedragen f 117361.85. De uitgaven daarentegen f99478.56. Alzoo een batig saldo van f 17883.28. De kapitaaldienst sluit met een nadeelig saldo van f 10.000. De Voorzitter deelt mede, dat de diverse reke ningen zijn nagezien door een commissie, bestaande uit de heeren Duyves, Kwadijk en Kansen en ver zoekt tot het uitbrengen van een rapport. Namens bovengenoemde commissie Rapporteert de heer Kwadijk, dat alle rekeningen accoord zijn bevonden en wordt tot goedkeuring geadviseerd. De Voorzitter stelt voor om tot stemming, waarvan de beide wethouders zich moeten onthouden, over Met algemeene stemmen wordt tot voorloopige vaststelling besloten. De Voorzitter dankt de commissie voor de moeite die zij zich in deze heeft getroost, den heer Kwa dijk voor het uitbrengen van het rapport en den Gemeente-secretaris, die een en ander heeft voor bereid. Voorstel geldleening Tuinbouwcredieten. De Voorzitter memoreert dat de eerste uitkeering der credieten uit de gewone middelen is bestreden, echter zijn B. en W. van meening, dat de tijd nu is gekomen om tot een geldleening over te gaan, zoo wel voor de eerste als voor de tweede uitkeering. Al heeft de gemeente nu een batig saldo van ruim f 11000 zulks neemt niet weg dat de gemeente voor eenige belangrijke uitgaven staat zooals voor de uitbreiding van de R. K. Jongensschool en nog eenige meerdere posten, terwijl er f8000— a f 10000.— in kas moet blijven voor aflossing van geldleeningen. Z.E.A. noemt het een gelukkige omstandigheid dat de Bank van Nederlandsche Gemeenten als par ticulier geldschieter optreedt en bereid is een lee ning aan te gaan groot f 15507.855 tegen een rente van 51/» pet. voor ten hoogste 20 jaren a pari. De eerste 5 jaren behoeft niet meer te worden afgelost, dan hetgeen door de tuinders wordt afge lost. De heer Kooy vindt de rente hoog en vraagt of de leening converteerbaar is. De Voorzitter antwoordt dat de leening direct converteerbaar is met dien verstande dat 1 procent boete moet worden betaald, indien de conversie bin nen 5 jaren plaats heeft. Met allen voor wordt besloten deze geldleening aan te gaan. Rondvraag. De heer Kansen merkt op, dat het woeste rijden door motorrijders nog niet veel verbeterd is en vraagt om strenger politietoezicht. Spreker zegt, dat het maar enkelen zijn en is er ook een be stuurder, die vooral des avonds met een autovracht wagen langs den weg rent. Spr zegt, dat een ieder hem wel kent. De voorzitter merkt op, dat de heer Kansen in deze openbare vergadering gerust zijn naam kan Voorts merkt Z.E.A. op, dat er op geregelde tij den door de Rijks- en gemeentepolitie controle wordt uitgeoefend. Ook raadt Z.E.A. ten sterkste aan, dat men veel meer aangiften moest doen, doch men aarzelt zieer vaak om hiertoe over te gaan. Strafvervolgingen zouden dan zeker niet uit blijven. De heer KANSEN verklaart zich bereid om de namen van die enkelingen aan de politie bekend te maken. De VOORZITTER zegt, dat de politie ze evengoed zal kennen, maar een overtreding van de maxi mumsnelheid moet worden gecontroleerd. Daarbij komt nog, dat als er gecontroleerd wordt de autorij ders elkaar waarschuwen door het geven van een bepaald teeken. De heer KANSEN zegt, dat het niet zijn bedoeling is, dat alle autobestuurders, die de maximumsnel heid overtreden, worden bekeurd, want om zich daaraan te houden is ondoenlijk, doch het gaat hier om een paar enkelingen. De heer DUYVES vraagt, waarom de commissie voor de tweede uitkeering der credieten niet bij een is geroepen. De eerste keer is dit volgens spr. zeer nauwkeurig, maar de tweede maal is het nogal nonchalant gegaan. De VOORZITTER merkt op, dat de herinnering den heer Duyves in de steek laat, want de Minister van Economische Zaken heeft het overbodig geacht dat voor de tweede uitkeering de Raad opnieuw een besluit nam. De heer DUYVES zegt, dat de eerste keer op pa pier was gesteld waarvoor de tuinder het geld moest besteden, maar bij de tweede uitkeering was de indruk dat het vrij kon worden besteed. De VOORZITTER zegt, dat alles in het werk is gesteld om de uitkeering te bespoedigen, want er kon geen dag en geen nacht meer worden gewacht. Voorts merkt Z.E.A. op, dat destijds aan de betrok kenen is gezegd, waarvoor het geld was. De heer DUYVES zegt, dat het niet gaat over de bespoediging van de uitkeering. Spr. begrijpt de houding van den voorzitter niet, dat het nu zoo maar kon, terwijl de eerste keer alles zoo in de puntjes was. De VOORZITTER zegt, dat het de tweede keer even serieus is behandeld' als de eerste maal. door de commissie, en merkt op, dat het tweede millioen een automatisch gevolg was van het eerste. De heer KANSEN zegt er ook niet mede accoord te gaan, maar het is nu eenmaal gebeurd. Wethouder OOTJERS zégt, dat het den voorzit ter bekend is, dat zijn gedachten dezelfde zijn als van den heer Duyves. Spreker heeft later ontdekt dat de voorzitter het bij de eerste keer anders heeft bedoeld. De heer DUYVES vraagt, hoe de voorzitter dan an de vorige vergadering heeft kunnen zeggen, dat Z.E.A. nog geen dank kank kon brengen aan de commissie, daar haar taak nog niet was afgeloo- pen. De VOORZITTER antwoordt, dat de mogelijkheid bestond, dat er andere tuinders nog voor in aan merking kwamen en zou de commissie daarover opnieuw een verdeeling hebben moeten maken. Tevens merkt Z.E.A. op, dat, indien de heer Duyves er prijs op had gesteld, zeer zeker er bij tegen woordig zou zijn geweest en had hij zulks kenbaar moeten maken. De heer DUYVES is van meening, dat het ini tiatief van den voorzitter had moeten uitgaan. De heer KWADIJK vraagt, welke motieven er zijn geweest, om de bepaling, dat er bij de uitbreiding van de R.K. Jongensschool een zeker percentage arbeiders uit deze gemeente tewerk zouden worden gesteld, niet in het bestek is opgenomen. Het werk duurt 5 maanden, en nu loopen er 7 of 8 bouw vakarbeiders langs den kant. De VOORZITTER deelt mede, dat het bestek wordt opgemaakt door den architect van het schoolbe stuur, waarna dit wordt besproken in een verga dering van B. en W. en het schoolbestuur. Er is toen stilgestaan bij het punt der bouwvakarbeiders en waren het schoolbestuur alsmede B. en W. van meening, dat een dergelijke bepaling in het bestek niet op zijn plaats was. Voor de openbare aanbe steding schrijven grootere aannemers in dan hier op Langendijk zijn en die hebben eigen personeel in vasten dienst. Zou een dergelijke bepaling wor den opgenomen, dan zouden de arbeiders in vasten dienst moeten worden ontslagen om de werklooze arbeiders in deze gemeente aan te nemen. De be paling had kunnen worden opgenomen doch is practisch ontuitvoerbaar. Wel is met het schoolbe stuur overeengekomen dat voor karweitjes, die aan het werk zijn verbonden de arbeiders uit deze gemeente zullen worden aangenomen. De heer KWADIJK vindt het argument zeer zwak. In de meeste bestekken in andere plaatsen is de bepaling opgenomen. Doch arbeiders in andere plaatsen, zooals in Alkmaar, die werkloos worden, vallen direct in een steun van 17—18 gulden, ter wijl ze hier niets krijgen. Iedere aannemer, die inschreef wist wat er in het bestek stond, dus had de bepaling er in opgenomen kunnen worden. De VOORZITTER zegt, dat er tusschen B. en W. en het schoolbestuur absoluut geen verschil van meening was. Wel kan spreker nog mededeelen, idat als een aannemer van den Langendijk niet de laagste inschrijver was en het verschil was niet al te groot, zou er overheen zijn gestapt. Nu het verschil echter 1500 bedroeg kan en mag de con sequentie niet worden aanvaard. Z.E.A. zou het niet toejuichen, wanneer een aan nemer van den Langendijk in Alkmaar inschreef en dat hij voor hetzelfde geval zou worden geplaatst als hetgeen de heer Kwadijk wenscht, want dan zouden de arbeiders van den Langendijk worden ontslagen. De heer KWADIJK merkt op, dat die dwang overal De VOORZITTER zegt, dat het motief juist is geweest om geen dwang op te leggen, en is dit een zeer zuiver standpunt. Wethouder BARTEN deelt mede,, dat volgens de inschrijvingen de eenigste inschrijver van den Lan gendijk nummer 7 was, waardoor het verschil te groot werd. Niets meer aan de orde zijnde, volgt sluiting der vergadering. Ons Weekpraatje Wetenschap en kunst mogen heel ingewikkelde zaken lijken, maar in de practische toepassing val len de moeilijkheden best mee. Neem als voorbeeld de proeven van onzen regenmaker, Dr. Veraart. Als men hoort uitleggen, hoe deze groote Neder lander er in slaagt om het hemelsche condens- water neer te slaan, daarmee onweers- en hagel buien voorkomende, en hoe hij aldus de zon voor ons, aardlingen, als het ware aan een touwtje houdt, dan schudt men zijn niet-begrijpend, onwijze hoofd. De practische toepassing echter van het geval is uiterst eenvoudig. Als de heer Veraart een stel wolken ziet, dan stijgt hij per vliegmachine op en strooit-ie een groote hoeveelheid ondergekoeld? over de wolken uit. De natuur is dan bedwongen. Onlangs heeft de heer Veraart zelfs ontdekt, dat onderge- koelde oude kranten eenzelfde effect ressorteerden. Ja, ook de onderkoeling is tenslotte overbodig ge bleken. We hebben een kennis, die een gelijkvloersch appartement in den Amsterdamschen wolkenkrab ber bewoont. In den zomerdag laat die zich tegen den avond met zijn uitgelezen ochtendbladen per lift naar het platte dak van zijn hooge woning voeren, waar hij zijn kranten dan naar beneden werpt. Vóór hij weer in zijn appartement terug is, heeft een malsch, plaatselijk regenbuitje zijn tuin gesproeid. De wetenschap gaat ver tegenwoordig. Zooals de lezer zich misschien zal herinneren, is de heer Veraart in het begin van den zomer twee maal voor het nemen van zijn regenproeven met oude kranten omhoog gegaan. En wil men nu weten wat we daaraan hebben te danken, dan kan men dat lezen in een Maasbode-artikel, welk blad onze regenmaker zich speciaal voor het publiceeren van zijn resultaten heeft uitgekozen. Welnu, aan die twee proefvluchten van Dr. Veraart hebben we te danken het werd ons met afdrukken van den thermograaf van het Metereologisch Station te Naaldwijk bewezen lo. Dat in de eerste decade van de maand Juli geen onweer geconstateerd is, niettegenstaande op 5 Juli (den dag van de eerste regenproef) de voor deze omgeving zeer hooge temperateuur van 30 gr. Celsius werd bereikt, welke plots terugviel tot 20 a 18 gr. Celsius. Het is volgens den heer Veraart in deze eeuw nog niet voorgekomen, dat een dergelijke plotselinge groote temperatuursval niet gepaard is gegaan ïjiet regen of onweer. 2o. Dat in hetzelfde tijdsverloop de relatieve luchtvochtigheid plotseling met meer dan 50 procent is gestegen, wat ook al een metereologisch mirakel schijnt te zijn. Er is al weer een curve van een vochtigheidsmeter, welke aanwijst, dat alle zwendel hier is buitengesloten. De heer Veraart besluit zijn artikel met te ont hullen, hoe de afgeloopen zomer zoo mooi is kun nen zijn. We citeeren uit het Msb.-artikel „Nu aan het einde van den metereologischen zomer, welke de maanden Juni, Juli en Augustus omvat, door alle meteorologen erkend wordt, dat de zomer 1932 een der mooiste zoo niet de mooi ste is geweest der laatste eeuw en velen er den nadruk op leggen, dat voor een zoo warmen zomer slechts betrekkelijk weinig onweer geconstateerd is, meenden wij op een en ander, aan de hand van de officieele gegevens de aandacht te mogen vestigen." We lezen voorts in de Msb., dat de heer Veraart van plan is om ons ook een schoonen winter te bezorgen. Over eenige weken n.l. zal hij nog een derde en laatste vlucht van dit jaar ondernemen. „Het ligt in de bedoeling, dan met twee toe stellen van Waalhaven op te stijgen en na een lading couranten te hebben uitgeworpen, door te vliegen naar Schiphol om een tweede lading al daar in te nemen." Jammer is, dat de heer Veraart niet nader aan geeft, hoe hij in twee toestellen tegelijk omhoog denkt te gaan, maar die moeilijkheid zal hij wel vol doende onder de knie hebben. Hij heeft zwaarder problemen opgelost. Zelfs de natuur is voor hem maar een eenvoudig ding, met een pak oude kranten te bedwingen. De mooie zomer hebben we aan hem te danken. En niet alleen wij hebben van Veraart's werk geprofiteerd, want de zomer was schitterend over heel ons werelddeel, van Spanje tot Scandina vië, van den Balkan tot de Finsche Golf. Heil Veraart! Eén opmerking moeten we maken. De proeven werden tot nu toe gefinancieerd door ons Departe ment van Economische Zaken. Ons dunkt, dat de Spanjaarden, Russen, Franschen, Duitschers en an dere volkeren, die van Veraart's experimenten pro fiteered ook hun deel konden betalen in de kosten van oude kranten enz. Dan kon minister Verschuur het nu uitgegeven geld aanmisschien nog nut tiger zaken besteden. Vóór het ter perse gaan van dit nummer vernamen we juist, dat de derde proef mislukt is. De heer Veraart geeft de schuld aan de kranten. Te laat had hij gemerkt, dat de pakken uit Maasbode en Nieuwe Rotterdammers bestonden. Toen die in de lucht over elkaar heen kwamen, moet het dadelijk donderen zijn geworden. Op verschillende plaatsen van ons land is het onweer waargenomen. dat de Troonrede niets behelst: „geen program, geen enkele aankondiging zelfs van eenigen con- creten maatregel, niets dan een slap beroep op dat gene wat de natie vereenigt, zelfs niet Thorbecke's fiere „wacht op onze daden". Zij is niets meer dan „n luisterrijke formaliteit": „Met opzet is de Troonrede tot een onbeduidend Staatsstuk gemaakt," besluit „Het Volk" een be schouwing, waarin het blad teleurstelling uitspreekt dat de rede: zoo weinig beantwoord heeft aan wat men dacht, wat men vreesde of hoopte er in te vinden. Zelden zal de troonrede met zoo groote spanning tegemoet gezien zijn als dit jaar. Zelden zal echter ook de lezing zoo weinig beantwoord hebben aan wat men dacht,, wat men vreesde of hoopte, er in te vinden. Aller medewerking wordt gevraagd om het schip van Staat naar veilige haven te sturen en om door de branding heen te komen; daarom, aldus de a.r. „Rotterdammer" is de Troonrede een noodsein. Een oordeel over de beteekenis der Troonrede, wat het program der Regeering betreft, acht het blad daar om voorbarig: Uit de Pers WAT DE PERS OVER DE TROONREDE ZEGT. Aan de uittreksels die het „Handelsblad" publi ceert van het oordeel der verschillende dagbladen over den inhoud der Troonrede, ontleenen wij de volgende korte beschouwingen en verklaringen. De „Nieuwe Rotterdamsche Courant" kenschetst de Troonrede als één lange jammerklacht, zóó zon der eenig teeken van regeeringszelfvertrouwen, dat van de geheele rede slechts een neerdrukkende wer king kan uitgaan. Niet zoozeer de Troonrede zelf besprekend, doch wel naar aanleiding daarvan in een politieke be schouwing tredend, schrijft „Het Vaderland": Hoofdzaak is op dit oogenblik, dat de roepstem van de Regeering zal worden verstaan door allen die hun vaderland lief hebben. En dat wel in dien zin, dat dezen zich bereid zullen verklaren tot dat gemeen overleg, dat met het „tering naar de nering" als leus alleen ons land van financieele catastrophe kan redden. Uit een „Marche Funèbre" in het „Utrechtsch Dagblad", waarin het karakter van de Troonrede wordt gecritiseerd, nemen we hier en daar en daar een passage: Verder dan de vaststelling, dat het er met de financiën en economie ellendig voorstaat, komt deze troonrede niet. Zij stoot een klacht uit, maar ont houdt zich van iedere aanwijzing, hoe de Regeering ons uit het moeras wil helpen. Zeker, optimisme zou, in de sombere tijden die wij beleven, in de troonrede allerminst passen. Maar het hoofd van den Staat uit te noodigen van een zoo duistere wanhoopsstemming te getuigen als in deze troonrede geschiedt: het lijkt ons bijna even lichtzinnig als het miskennen van den emst der tijden zou zijn. Deze troonrede haalt het weinigje moed, dat som migen nog hebben, er uit. Dat kan schadelijk werken. Eén ding: wij beleven een geweldig zwaren tijd. Dat constateert de Troonrede die, zoo schrijft de .Oprechte Haarlemsche Courant," dit van begin tot einde in zulke duidelijke onverbloembare taal zegt, dat menigeen, die uit den loop der gebeurte nissen in de laatste maanden weer eenig opttimisme geput had, zijn stemming tot ver onder pari zal voelen dalen. De „Telegraaf" is zeer teleurgesteld. Onder het opschrift „Thorbecke is niet meer" constateert zij, schrijft: Naar onze meening heeft de Koninklijke bood schap het juiste midden bewaard, zij is waar, maar niet wanhopig; zij vraagt offers, maar kondigt geen afbraak aanzij bedient zich van forsche woor den, maar laat plaats aan het menschelijk gevoel. De stijl van deze Troonrede verraadt een geest, die de beenderen der departementen tot een levend organisme maakt; een Regeering spreekt en niet een reeks ministens. „Het Huisgezin" schrijft: De volle werkzaamheid der regeering stat uitslui tend in het crisis-teeken, en practisch is het mini sterie een crisis kabinet geworden. Het bedrijfsleven de werkloosheidszorg de financieele toestand, ziedaar wat, blijkens de Troon rede, het doen en laten der regeering, wij hopen vooral het doen, beheerscht. En elders vervolgt het blad: We hooren te veel den ambtenaar die registreert, we missen de stem van de Landsmoeder die opbeu ring brengt en de getroffenen moed inspreekt. Een „somber staatsstuk" qualificeert „Het Cen trum" de Troonrede en merkt daarbij op: Vér zullen wij, misschien wel tevergeefsch, in de geschiedenis der troonreden in het Koninkrijk der Nederlanden moeten teruggaan om een koninklijke toespraak tot de Staten-Generaal van z06 neer slachtige en pessimistische stemming en strekking te beluisteren. Alle aandacht blijft in deze troonrede gecon- treerd op de crisis en haar gevolgen; en daar is waarlijk ook alle aanleiding toe. „Een duister document" noemt „D|e Tüjd" dit „voornaamste staatkundige document voor het ko mend beleid", waarin de ministerraad en geen af zonderlijk departementshoofd een beetje algemeen en raadselachtig heeft gesproken en dat op de de partementen wel met Ohineeschen inkt geschreven werd. Thema en tendenz van de bittere Wel ter-economie overgenomen, schrijft het blad, maar uit niets blijkt, in hoeverre de Regeering zelfstandig zal be zuinigen en wellicht nieuwe bronnen aanboren. Het document zwijgt met opzettelijke zorg over de be zuiniging, waarmede de regeering onderwijs, de fensie en justitie zal belasten. Nieuwstijdingen EEN VROUW VERMOORD. Drama op den Schiedamschen dijk. De dader onbekend. In den nacht van Zaterdag op Zondag is op de tweede verdieping van pand 197 aan den Schiedam schen dijk de 32-jarige publieke vrouw, die in de omgeving van den Dijk bekend stond als „Blonde Mien", vermoord gevonden. Men heeft de vrouw Zaterdagavond omstreeks half een beschonken in gezelschap van een Neder lander thuis hooren komen. Haar kamer ligt boven een café en de caféhouder woont op dezelfde ver dieping als de vrouw. Toen de caféhouder kort na één uur naar zijn kamer ging, waren de vrouw en de man nog boven. De caféhouder, die met den man, waarmee de vrouw samenleefde, in zijn kamer heeft den bezoeker weg hooren gaan en hij ver wachtte, dat de vrouw daarop nog even bij hen zou komen. Omdat dit bezoek wat lang uitbleef ging hij de kamer van de vrouw binnen en daar vond hij de vrouw dood, met een kussensloop geworgd. Hij liep naar haar man terug: „Ze hebben Mien vermoord." Het verwekte opschudding in het huis en op den Schiedamsche dijk. Eenige arrestaties zonder succes. Spoedig waren eenige agenten gevonden, inspec teur Kalkman, werd gewaarschuwd en onmiddellijk begon het onderzoek. De kamer van de vrouw be vond zich in een zeer wanordelijken staat. Er was een kast met linnengoed leeggehaald. Direct werd het signalement van den man, die de vrouw bezocht had, aan de groote steden en de grensplaatsen door gegeven. Nog denzelfden nacht zijn vier a vijf men- schen aangehouden, die evenwel onmiddellijk op vrije voeten werden gesteld, omdat kwam vast te staan, dat zij niets met de zaak uitstaande hadden; o.a. is een man, waarmee de vrouw vroeger heeft geleefd aangehouden, omdat hij, volgens buren, te gen de vrouw zou hebben gezegd: „Is het vandaag niet, dan ga je er over veertien dagen aan." Hij kon echter zijn alibi bewijzen, zoodat hij werd vrij gelaten. Uit het getuigenverhoor, waarmee nog denzelf den nacht is begonnen, bleek dat de bezoeker een bruin pakje onder den arm had. Een juffrouw uit het café'heeft hem om ongeveer één uur snel de trap hooren afkomen, maar ze heeft hem niet ge zien. Een hoofdagent heeft het tweetal ook nog op straat gezien en hij had er zijn verwondering over uitgesproken, dat er „zoo'n nette vent" in het gezel schap van Blonde Mien was. Het signalement van den dader. Het signalement, dat van den man, waarmee de vrouw het laatst is gezien, is verspreid luidt als volgt: leeftijd 32 a 33 jaar; lengte pl.m. 1.75 m.; tenger, slank, blozend, bruin, gezond gelaat; don- kerblod haar, krullend, naar achteren gekamd, blauw colbert costuum, droeg witten boord. De commis saris van politie van het bureau Groote Paauwen- steeg verzoekt allen, die de vrouw en den man heb ben gezien, zich aan zijn bureau te willen melden tot het geven van inlichtingen. Het lijk van de vrouw is naar het St. Fran- ciscus gasthuis overgebracht. De subs, officier van justitie, mr. Meischke en de rechter-commissaris, mr. Suringar hebben een on derzoek ter plaatse ingesteld. De politie-deskundige, dr. Hulst, uit Leiden, heeft gisteren de sectie op het lijk verricht. (Handelsblad)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1932 | | pagina 4