Vergaderingen De crisis in de Land- en Tuinbouw- bedrijven Uit den Omtrek 'i NOORDSCHARWOUDE. Dinsdagavond vergaderde de Chr. Boeren- en Tuindersbond in de groote zaal van „Concordia", alhier. Ongeveer een 200 tal personen was aan wezig. De Voorzitter, de heer Jb. Jong, opende de verga dering met gebed en heette leden en belangstellen den hartelijk welkom, zijn genoegen uitsprekende dat zoovelen waren opgekomen. Spr. deelde mede, dat men besloten was, een tweetal vergaderingen te houden ter voorlichting en tot het voeren van pro paganda. De heeren Van den Heuvel en Bakker waren be reid gevonden medewerking te verleenen. Meer dan ooit is het noodig, dat voorlichting wordt gegeven op de vele vragen, doch vooral in het licht van het beginsel, want in den crisistijd is er vooral gevaar dat er van de koers wordt afgeweken. We zullen ons echter wachten voor ongeoorloofde dingen. Spr. zag de toekomst, in het bijzonder voor de tuin bouw, zeer donker in, doch er is toch nog reden voor de Christelijken om te hopen. Ons leven is in de handen van God en alleen als het God behaagt zal dat anders worden. ■Hierna voerde de heer Van den Heuvel het woord over: „De Tuinbouw Crisiswet". Spr. zeide, dat het onnoodig was hier te zeggen, dat er tuinbouwmoeilijkheden zijn doch het is wel noodzakelijk dat het naar buten uit wordt ver breid, maar dan op de juiste wijze. Men kan wel kermen, dat de nood zoo hoog is, doch een dokter zal geen diagnose stellen alleen op het kermen van den patient af. Zoo moet ook de nood der tuinders door concrete cijfers worden bekend gemaakt. Voor de landbouw heeft men de cijfers, waarnaar men de resultaten van de bedrijven kan berekenen, doch voor de tuinbouw is dit niet geval. Daarvoor heeft men echter de beste cijfers, om den toestand te leeren kennen, aan de veilingsomzetten. Spr. wees er op, aan de hand van gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek, dat de om zetten zeer zijn acnteruitgeloopen. Zoo was de totaal omzet van 1928 f 144 miliioen, in 1929 f 100 millioen, 1930 f89 millioen, 1931 f64 millioen. Van 1932 is nog niet veel bekend, doch aan eenige plaatselijke cijfers heeft spr. geconstateerd, dat de omzetten 20 a 40 procent beneden de omzet van verleden jaar zijn. Als men 1929 dan als bass neemt, blijkt, dat men dit jaar ongeveer de helft minder zal ontvangen dan in 1929. Van de eerste 8 maanden van 1932 zijn de uitvoercijfers bekend, welke zeer sprekend zijn. In de eerste 8 maanden van 1929 was de uitvoer f 64.6 millioen, van 1930 f 56.7 mil lioen, van 1931 f48.3 millioen en van 1932 f36.3 millioen, waaruit weer blijkt, dat de uitvoer van 1932 bijna de helft minder is dan 1929. Dat spreekt nog duidelijker als men weet, dat de bebouwde op pervlakte nog is vergroot. Als voorbeeld noemde spr. ook het feit, dat de glascultuur vao 1928/20 is toege nomen van 10 tot 17 millioen M2 glas. Verschillende dingen zijn goedkooper geworden, zooals kunstmest e.d., doch met zoo'n achteruitgang kan de buiten staander zien, dat de toestand uiteraard slecht moet zijn. De Regeering is nu tot het inzicht gekomen, al heeft het wat lang geduurd, dat steun moet worden verleend. Eerst is al eenige verlichting gebracht, door de credieten, waardoor sommigen uit de moei lijkheden zijn geholpen, doch die individueele steun is eigenlijk geen steun aan de bedrijven. Steun aan de bedrijven moet net individueel worden gegeven, waarbij degene, die er financieel even beter voor staat, geen steun krijgt, doch moeten allen worden gesteund. Spr. deed herna eenige mededeelingen omtrent het voorstel voor een wet, waarbij de tuin bouw zou worden gesteund, doch spr. legde er den nadruk op, dat hij niets officieel kon zeggen, doch het alleen van hooren zeggen had. De inhoud van de steunwet zou dan zijn, dat voor een aantal der belangrijkste producten richtprijzen worden gesteld, en dat het eventueel minder gemaakte dan deze richtprijzen uit een fonds zou worden betaald. Dit zou gelden met terugwerkende kracht vanaf 1 Jan. 1932. Dit lijkt heel mooi, doch spr. gaf den raad niet te veel hierop te rekenen, want dat er nog beper kende bepalingen zijn. Ten eerste zal de steun alleen mogen worden ge noten door hen, die het tuindersbedrijf als hun hoofdbedrijf hebben. Daar is niets op tegen. Verder, dat alleen producten, over de veiling ver kocht, van dezen steun kunnen genieten, wat weer niet zoo mooi is, met het oog op de producten welke zijn vernietigd. Hierut zou kunnen voortkomen, dat men voor producten, waarvoor men niets heeft ont vangen ook geen steun ontvangt. Het alleronbillijk- ste zal hieruit moeten worden weggenomen. Ook zal men zich, als men steun aanneemt, moe ten laten welgevallen, dat de cultuur kan worden ingekrompen. De beperking van de tarweteelt vond spr. niet goed, daar men in Nederland tarwe te kort heeft. Voor de inkrimping van een product, waarvan men teveel heeft, is wel iets te zeggen. Verder zal het totaal steunbedrag niet mogen uit gaan boven 20 pet. van het gemiddelde bedrag, waarvoor men in de jgren 1928, '29, '30 heeft geveild, wat dus zou beteekenen, dat te Broek op Langen- dijk met een gemiddelden omzet van f 4.000.000 een bedrag van f800.000— zou kunnen worden ontvan gen. Echter is een zeker bedrag beschikbaar gesteld, welk bedrag niet groot genoeg kan zijn. Als dat zoo is, zal dit mindere over het geheel moeten worden Hoe dit zij, men moet de Regeering dankbaar zijn, dat zij aan de roepstem gehoor heeft gegeven, zoo dat een belangrijke verlichting zal komen. Het geli miteerde bedrag is echter een bezwaar, waardoor een strijd zou kunnen ontbranden tusschen ver schillende tuinbouwcentra om er maar zooveel mo gelijk van de bemachtigen. Het zal geen weelde wor den, doch het zal zoo worden, dat een normaal bedrijf met normale belasting slepende kan worden gehouden om als de crisis voorbij is, haar werk weer aan te vangen. Spr. juichte het, ondanks de tekortkoming toe, dat zoo'n belangrijke bijdrage wordt verleend, waardoor wordt voorkomen, dat de plattelandsbevolking tot het pauperisme zal afda len. Spr. denkt, dat door de terugwerkende kracht de vele bezwaren van het lang duren wel zijn opge heven. Hierna wordt een oogenblik gepauseerd. Na de pauze werd door den heer Jb. Gutter de vraag gesteld, of de producten welke doorgedraaid zijn en wel geregistreerd ook van de steunregeling worden uitgesloten, wat voor deze streek een groo te strop zou zijn. Hier zijn deze producten wel gere gistreerd. Dat de steun niet meer mocht bedragen dan 20 procent van de veilingsomzet vond spr. onbillijk en waarom die balans den drie verloopen jaren? Er zijn toch zoovele factoren, waardoor de een dubbel en een ander niets zou kunnen krijgen. De heer Kooi van Sint Pancras zeide, dat het mis schien wel gelukkig was, dat de spreker nog niet van de steunwet op de hoogte was. Het was een mooie voorbereiding op de groote teleurstelling, die straks komt. De heer Wagenaar, Heerhugowaard, vroeg, of de winteraardappelen onder den landbouw worden ge rekend en of de glascultuur ook onder de beper king zou vallen. Hoe lang zal er worden geestund? De heer De Geus, Sint Maarten, was het eens met den heer Gutter. Spr. vond die doorgeloopen kool een zwakke plek. Spr. wees op de winterkool, waar aan zooveel werk is. Als die niet voor steun in aan merking komen als ze er doorgeloopen zijn, zou een groote strop zijn. Alles is geregistreerd, dus is het heel eenvoudig uit te voeren. Spr. bond den heer van den Heuvel op het hart, om te trachten er ver betering in te krijgen. Ook wees spr. op de vele werkzaamheden aan de vroege kool. Dat men nu daarvoor geen steun krijgt snapt een gewoon mensch niet. Het lijkt wel een soort loterij. Hoe moet het met de producten die er door loopen in Jetoe- komst? De heer A. Schuur, Sint Pancras sloot zich bij den heer de Geus aan, doch wilde nog verder gaan en ook de kool die niet is gesneden, voor den steun in aanmerking wenschen te brengen, wat volgens spr. zeer gemakkelijk zou gaan. De heer P. F. Slot vroeg wat er met de minimum prijzen zal gebeuren, worden deze gehandhaafd, vervallen ze of worden ze verhoogd? De heer H. Glas stemde met de heeren de Geus en Schuur in. Spr. zag in beperking een groot be zwaar, met het oog op den wisselbouw, die moet plaats vinden. Ook kan men vooruit niet zeggen, hoe het met eenzelfde product zal gaan. De heer van den Heuvel antwoordde, dat het moeilijk was, over egn onderwerp zooals de steunwet waar spr. nog niets definitiefs wist, te spreken. Als men nu uitgaat van het standpunt, dat de wet zoo zal worden als spr. heeft gehoord, denkt spr., dat de beperking van 20 procent zeer waarschijnlijk niet zal gelden voor hen die een stuk land heb ben overgedaan. Daar zal de nieuwe gebruiker in de rechten treden van de oude. Het is de bedoeling wel, dat de latere tuinbouw wordt afgekapt, zoodat hij weer tot de vroegere proporties wordt terugge bracht. De beperking van 20 procent moest eigenlijk weg. Het zal echter nog een tamelijk bedrag ver tegenwoordigen, al zal het voor sommige indivi dueele tuinders niet meevallen. Spr. hoopte dat het beter zou zijn, doch vreesde, dat al wat hij heeft geezgd, waar zal zijn. Spr. wees op de moeilijkheid om iets in de steunwetten gewijzigd te krijgen. Op de vraag over winteraardappelen kan spr. niet antwoorden. Daar zal de commissie voor overleg over beslissen. Ook met de vraag over glascultuur blijft spr. het antwoord schuldig. Wat betreft de steun aan de doorgedraaide pro ducten, hoopte spr., mis te zijn. Spr. heeft den in druk gekregen, dat men dacht, dat over het ge- heele land de producten, die er doordraaien, gelij kelijk over de tuinders worden verdeeld, doch het is spr. nu gebleken, dat dit niet het geval is. Spr. vond dit echter zoo moeilijk te controleeren, Er kunnen wel producten 2—3 maal worden aangevoerd. De heer Gutter lichtte nog toe, dat de registratie hier goed is geweest en dat het van groot belang zal zijn, dat de doorgedraaide producten worden uitbetaald. Hierna voerde de heer van den Heuvel het woord over „Geestelijke crisisgevaren." Spr. wees op de groote gevaren, welke er op elk terrein schuilen en waarvoor de oogen dienden te worden opengehouden. Op de crisis ten aanzien van het gezag, van de Overheid, in de bedrijven, de school, enz. Spr. wees op de vele revolutionaire taal welke men thans hoort. Spr. wees op het kwaad der demonstraties en was er voor dat deze worden verboden. Door de vrijheid van drukpers en verga dering had men gelegenheid genoeg zijn denkbeel den uiteen te zetten. Het is noodig dat eerbied voor het gezag wordt gekweekt. Spr. wees op de gevaren van de individualistische liberale en de socialistische en communistische, ook wel de mechanische maatschappij genoemd, waar tegenover staat de christelijke opvatting, welke uit gaat van het standpunt, dat het in de wereld even zoo is als met het menschelijk lichaam. Als er een lichaamsdeel niet in orde is, komt er stoornis e ziekte en de dood. Verder wees spr. op het gevaar van den klassen strijd, welke even dwaas is, als zouden het hoofd en het hart van het lichaam met elkaar strijden. Dat iedere partij voor haar belangen opkomt, is te verdedigen, doch dat haat tegenover de partij ge kweekt wordt is niet goed. Het vertrouwen.vporat verdreven. Spr. had het vervolgens over de vertwijfeling, wel ke zich meester maakt van de menschen met de ma terialistische levensopvatting en geen perspectief meer zien. Juist in dezen tijd moet het geloof de kracht betoonen en mag men zich niet aan ver twijfeling overgeven. De aanbidding van de staatsalmacht keurde spr. zeer af. Alles moet tegenwoordig van den Staat ko men, waardoor de volkskracht verminderen gaat. Het is niet de natuurlijke taak der regeering om te korten in de bedrijven bij te passen. Het is een verschil met de uitkeering aan de werkloozen, die een bijdrage krijgen voor het levensonderhoud. Al leen dan, wanneer in het algemeen belang wordt geacht, dat een zekere categorie van bedrijven in stand moet worden gehouden, kan men tot steun- verleening overgaan. Men moet elkander echter hel pen en een organisatie zoeken waarin dit mogelijk is. Het is noodzakelijk onze christelijke agrarische organisatie zoo sterk mogelijk te maken. Niet al leen de stoffelijke, maar ook de geestelijke belangen der leden worden behartigd. Men heeft een chr. school enz., doch er is nog een hiaat. nl. de chr. Boeren- en Tuindersbond. Daar moet men lid van worden. Spr. eindigde zijn rede met de opwekking om lid te worden van den Chr. Boeren- en Tuinders bond. Na een woord van dank aan den spr., uitgesproken door den heer Jong, werd de vergadering met dank gebed door den heer van den Heuvel gesloten. Gisteravond, had in het lokaal van den heer Vis te Oudkarspel de aangekondigde vergade ring plaats, uitgeschreven door de afd. der .S Dl.A.\P. waar als spreker optrad de heer van der Sluis, Lid der Tweed© Kamer, met het on derwerp: „Die crisis in de Land- en Tuinbouwj bedrijven." Ee zaal was met een tamelijk aantal belang stellenden bezet. Die voorz., de heer J. de Jong opende de bij eenkomst met een welkom aan de opgekomenen in het bijzonder aan den heer van der Sluis,, 'den spreker hierna tevens gelegenheid gevende tot eht uitspreken van zijn rede. ■Wanneer zoo vangt deze aan een vreem- i deling, in deze streken onbekend en met dè za- i ken en menschen niet op de hoogte, bv. iemand i van Saturnus, in het langst van de dagen een I reis door Noordholland zou maken en hij zou 1 zien het mooie golvende graan op de akkers, het welgedane vee in de weide, de boter in de vaten en de kaas in de pakhuizen en de kool aan den Langendijk, dan houd ik mij overtuigd, j dat deze vreemdeling de handen in elkaar zou j slaan en zeggen: wat is hier een welvaart. l En toch wat zou hij zich vergissen. Gij, die i hier geboren bent, weet wel beter. De menschen in het land-i en tuinbouwbedrijf werkzaam, hebben alleen dan een redelijk bestaan wanneer zij werken als een paard van den. och tend tot den avond. En in tijden als deze, waar alles naar beneden gaat, lijden de menschen hon ger, ondanks den overvloed. Zij worden hopeloos omdat zij nliet weten hoe er uit te komen. En wanneer die vreemdeling zou vragen hoe kan dat, dan moet het antwoord daarop luiden, omdat de maatschappij ziek is, ernstig ziek tot aan den rand van den afgrond. Zoo is het op het oogenblik. De industrie, de scheepvaart, de land- en tuinbouw zijn ziek, de werkloozen telt men bij millioenen. In Duitschland zijn er 5 millioen, in Engeland 3 millioen, in Amerika 8 millioen, in Nederland een half millioen. En er zijn op het oogenblik heel wat arbeiders aan het werk, die zich met angst afvragen „wanneer ben ik aan de beurt.'" terwijl velen zich de vraag voorhouden „kom ik er ooit weer in." Ik kreeg een metaalbewerker uit mijn ge meente bij mij, die zeide buiten werk te zijn gekomen. Ik antwoordde dat wanneer het weer bteer zou worden ook hij zeker weer aan het werrk zou komen, maar de patroon had gezegd dat hij daar maar niet teveel op moest rekenen, omdat dan jongeren aangenomen zouden worden. In het landbouwbedrijf zijn minder werkloo zen, maar zij hebben geen brood. Vele menschen meenten dat de maatschappij ziek zal .blijven,, maar dat is mijn meen in g niet. Dit is niet de eerste soortgelijke ziekte van onze maatschap pij. Het gaat met merkwaardige regelmaat op en neer. Deze inzinking zal weder gevolgd wor den door een periode van opgang. De maatschappij is door en door ziek. Nu kan men twee standpunten daar tegen over innemen. Het eene standpunt is: laat de maatschappij maar sterken, laat haar maar aan haar lot over. Ook in de jaren 18801890 heeft men haar laten sterven. En toen zijn velen ook van den Langendijk naar de steden en naar Amerika getrokken. Het andere standpunt is, dat men de patiënten gaat helpen. En op dit standpunt sta ik. Niet op dat an dere onbarmhartige standpunt. Het barmhartige standpunt is de slachtof fers te helpen en te steunen. De Industriearbeiders worden geholpen maar met mondjesmaat, waarmede wij niet tevreden zijn. Wie pas op de wereld komt zal zeggen, dat de maalschappij niets veranderd is. Echter, in de vorige eeuw liet men de arbei ders aan hun lot over, nu worden zij geholpen, maar naar mijn meening veel te weinig, al zijn de maatregelen niet bij machte de gevolgen der crisis geheel tot nul terug te brengen. Ook de slachtoffers uit de tuinbouwbedrijven moeten geholpen worden, al is het ook gebrekkig. De groote vraag is echter, op welke manier. Want niet. iedere manier heeft mijn instemming Aan de hulp moeten eischen gesteld worden. De vraag is dat wij weten, waar de millioenen blijven, die voor de werkers zijn bestemd. Komen die bij hen voor wie ze bestemd zijn Em daarop moet geantwoord worden, dat dit niet altijd het geval is. In een normalen tijd krijgt de werker in den land- en tuinbouw ook niet wat hij verdient. Ook dan gaat het geld naar anderen, die met het pro ductieproces niets te maken hebben, zooals de landheer en en de hypotheekhouders. Ik heb eens een statistiek gezien uit Friesland. Daaruit kon worden gezien welk geld naar het kapitaal ging en wat naar den arbeid. Het was over het jaar 1927—1928, dus een min of meer normaal jaar. De statistiek had betrekking op 25I.000 ha. Er ging njaar den arbeid 3.6 millioen gulden, naar het kapitaal 3.7 millioen. Ieder de helft dus, met voor het kapitaal nog iets meer Dat is een schandelijke verhouding. Een gren- zelooze uitbuiting. Em wanneer men nu van rijkswege gaat steu nen gaat dan weer een gedeelte naar het kapi taal of komt dan alles aan den arbeid? Wij sociaal democraten hebben getracht te voor komen dat het geld gaat naar het kapitaal. Wij hebben aangedrongen op een pachtwet, die de werkers zou beschermen tegen het kapi taal. Wij hebben geprobeerd in de wet vast te leggen, dat boeren en tuinders recht hadden op vermindering van pacht in tijden van misere. Wij hebben dit voor de eerste maal geprobeerd in 1930. Wij hebben voorgesteld te bepalen, dat bij neergang van prijzen de boer en tuinder recht hadden op wettelijke vermindering. Het werd verworpen met 4521 stemmen. In 1931 hebben wij het opnieuw geprobeerd met een motie, waarbij werd voorgesteld de pachten van voor 1930 'te ontbinden. Het werd verworpen met 5722 stemmen. Alleen de s.d. stemden voor. De derde poging werd ondernomen in het voorjaar 1932. D oor Eibels werd ingediend een wetsontwerp ,,üe crisispachtwet." JJet veel moeite is die aan genomen gekregen, nadat veel verslechteringen waren aangebracht. Het is een wet die veel goed gedaan heeft, maar verre van volmaakt moet worden genoemd. Ee eisch van de sociaal democraten is dat de millioenen voor steun worden opgebracht naar draagkracht. Daarover hebben wij geworsteld met de bur gerlijke partijen in de kamer. Wij wenschen het geld te halen daar waar het is. Die burgerlijke partijen wenschen het te laten betalen door den consument. De suiker kost 3 cent per pond, iterwijl er in den winkel op het oogenblik voor moet wor den betaald 20 cent. Diat is een struikrooverspoli- tiek. De rest is alles belasting, die 50 millioen gulden opbrengt. De tabaksbelasting geeft 30 millioen gulden. Dat is geen belasting naar draagkracht, maar allen betalen evenveel. Wij staan op het standpunt dat de millioenen moeten komen uit de schatkist maar deze moe ten worden betaald door hen daar waar het te halen is. Zoo kwam door de omstandigheden dat bij den Nederlandschen staat werd aangeklopt om steun en hulp door de suikerbietenboeren omdat de suikerprijs zoo naar beneden was gegaan. Deze menschen stonden altijd op het stand punt „geen staatsbemoeiing" maar np zij in de put zaten, waren ze als de kippen erbij om den Nederlandschen staat te bewegen hulp te ver leenen. 25 Maart 1931 kwam de regeering met een wetgontwerp tot steun van de suikerbietenboe ren over de oogst 1931. De regeering stelde voor een subsidie te geven van 7 millioen gulden on der voorwaarde dat de teelt werd teruggebracht tot 80 procent van de oppervlakte van voorheen. Het geld daarvoor zou komen uit de staatskas en wij hebben er voor gestemd. Die wet werd aangenomen met 741 stem (David Wijnkoop.) Maar voor de tweede maal werd bij de regee ring aangeklopt omdat de prijs nog meer was gedaald. 15 December 1931 kwam de regeering met een wetsontwerp tot steun voor oogst' 1932. De re geering stelde voor een subsidie te geven tot een maximum van 14 millioen gulden, hetgeen gelijk xstond met 300 gulden per ha. Het wetsontwerp werd in de 2e Kamer aan genomen. De sociaal democraten stemden voor. E|e gelden zouden uit de Ned. Staatskas komen en opgebracht worden naar draagkracht. (Vervolg volgend nummer.) Ons Weekpraatje Nou schijnt het tóch de beet van een insect te zijn geweest, welke ons een Olympische overwinning heeft, doen ontgaan. Deze oplossing van het geval is wel erg nuchter, het verhaal van Zus- en moe der Braun was veel mooier, miss Holmes, zou een 7-jarig contract met een filmmaatschappij zijn aan geboden, mits ze eerste werd in haar Olympische nummer. Onze Zus Braun was haar meest te vree zen rivale. Welnu, die zou door een helper of help ster van de Amerikaansche miss onschadelijk zijn gemaakt middels een stiekeme injectie met een gif. Miss won toen, onderwijl haar slachtoffer in het ziekenhuis met den dood lag te worstelen. Nu heeft de medische medewerker van de N. R. Ct. met nadruk verklaard, dat alleen het laatste ge deelte van het filmisch verhaal waar kan zijn. Dat van die injectie moet nonsens wezen, waarover we op raad van den dokter nu verder maar moesten zwijgen, omdat we ons in het buitenland anders maar belachelijk maken. Een injectie, als door da mes Braun bedoeld, kan niet ongemerkt worden toegediend, maar een insect kan dat gif, dat de infectie heel iets anders dan injectie veroor zaakte, zeer goed met een beet in het bloed van onze zwemkampioene hebben gebracht. Al is er nu een sportroman minder ter wereld, de sportreputatie kan er slechts wél bij varen. Die heeft trouwens al genoeg te verduren. Hadden we nu ook nog moeten aannemen, dat er onder de menschen, die ter Olympiade uitkomen, bezwerende dat ze zuivere amateurs zijn en dat ze alleen om de glorie van de sport en de eer der natie zullen kampen, meineedigen en moordenaars (moordena ressen) schuilen? Arme sport. Nuttige sport! Maar: verfoeilijk wed- strijdwezen, zonder welke de sport haar attractie voor de beoefenaren en voor het publiek schijnt te verliezen. Sport veredelt, ja, maaar de sport- wedijver haalt neer. Nergens wordt er zoo gerod deld als in de sportwereld. En geknoeid en gehui cheld. Denken we maar eens aan de velen, die amateurisme veinzen, maar aan de sport hun be staan danken. Het wedstrijd wezen leidt tot sport- verdwazing. Drie duizend Nederlanders brachten het vorig jaar een ton gouds naar Frankrijk om in Parijs hun elftal een partij voetbal te zien spelen. Zondag j.l. trokken 6000 Nederlanders met hun kostbare guldens, waarnaar 300.000 werklooze va- derlandsche kostwinners smachten, naar Brussel om er de 3—2 zege van het Nederlandsche elftal te beleven. Het wedstrijdwezen schaadt de jeugdopvoedlng, het jeugdonderwijs. De moderne jongelingschap heeft een eenzijdige belangstelling voor sport; com petitiestanden zitten beter vastgelegd in de jonge hersens dan de grammatica van eigen of vreemde taal. Sport? Prachtg, heerlijk, als ze dan maar kan worden ontdaan van dat degenereerende competi tiesysteem, van record-jagerij. Sport op zich zelf is heel nuttig. We doen er tegenwoordig ook aan: we yo-yoen. Dat is de eenige tak van sport, welke aan het wedstrijdwezen ont komt, omdat we het alléén moeten spelen, ieder voor zich. Daarom yo-yo-en we, klosje óp klosje neer, óp-neer, óp P.S. We werden tijdens het yo-yoen gestoord door een visite. Hè, wat leuk! riep onze kennis. Heb je d'r ook een? Ik ben yo-yo kampioen in de familie. Weet je 't al? Mijn record staat op 423 keer óp en neer. Ans d'r man was eerst record-houder met 384, maar Het duizelde ons. Yo-yo verdween in de kachel. - SINT PANCRAS. Uitslag verkoopingen. Openbare verkooping te St. Pancras, in het café „De Driesprong" van den heer Bouwstra op Woens dag 19 October 1932, des avonds 6 uur, ten overstaan van P. J. C. van Toornenburgh, Notaris te Alkmaar. Van twee huizen, schuur, boet en erf, wei- en bouw land, eigendom van den heer C. Booy Jnzn. te St. Pancras en bestaande uit de volgende perceelen. 1. Huis, schuur, boet en erf, 5 A. 20 c.; 2. Tuingrond 6 A. 70 c.A. 3. Woonhuis en erf 7 A. 50 c.A. 4. Wei- en bouwland 39 A. 84 c.A. (17 snees). 5. Wei- en bouwland 47 A. 32 c.A. (20 snees). 6. Wei- en bouwland 47 A. 32 c.A. (20 snees). 7. Wei- en bouwland 47 A. 32 c.A. (20 snees). 8. Weiland 45 A. 93 c.A. (19 1/4 snees). 9. Weiland 45 A. 93 c.A. (19 1/4 snees). 10 Welland 49 A. 92 c.A. (191/4 snees). 11. Bouwland 49 A. 92 c.A. (191/4 snees). 12. Bouwland 34 A. 50 c.A. (121/2 snees). 13. Bouwland 32 A. 70 cA. (13 3/4 snees). 14. Bouwland 21 A. 44 c.A. (9 snees). 15. Bouwland 28 A. 56 c.A. (12 snees). 16. Bouwland 43 A. 90 c.A. (18 1/3 snees). Gelegen in de gemeenten Sint Pancras en Koe dijk. Perceelen 1 en 2, waren in combinatie gemijnd door den heer D. Bruin te Sint Pancras voor f 2150. Perceel 16 werd gekocht door den heer Jb. v. d. Woude te Sint Pancras voor f21.00 per snees. De inzet hiervan was f 20.00. De overige perceelen wer den opgehouden. Er was weinig kooplust en er werd traag gebo den. Een huis en erf, eigendom van den heer Jong te Oudorp, staande aan den Benedenweg te St. Pancras, dat bij deze gelegenheid mede verkocht werd, werd door den heer W. Kloosterboer Tzn. te Sint Pancras op dertig gulden gemijnd en bracht f 680 opj. SINT PANCRAS. De storm heeft ook in onze gemeente eenige schade aangericht. De kassen zijn over het algemeen nogal goed door den storm heen gekomen. Slechts enkele rui ten werden bij sommige tuinders ingedrukt. Boomen moesten het ontgelden, bij het huis van den coiffeur Jongejan moest een worden gestut, anders zou het gevaarte boven op het huis zijn terecht gekomen, dit kon nog tijdig geschieden.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1932 | | pagina 4