Vergaderingen
De crisis in de Land- en Tuinbouw-
bedrijven
Uit den Omtrek
'i
NOORDSCHARWOUDE.
Dinsdagavond vergaderde de Chr. Boeren- en
Tuindersbond in de groote zaal van „Concordia",
alhier. Ongeveer een 200 tal personen was aan
wezig.
De Voorzitter, de heer Jb. Jong, opende de verga
dering met gebed en heette leden en belangstellen
den hartelijk welkom, zijn genoegen uitsprekende
dat zoovelen waren opgekomen. Spr. deelde mede,
dat men besloten was, een tweetal vergaderingen te
houden ter voorlichting en tot het voeren van pro
paganda.
De heeren Van den Heuvel en Bakker waren be
reid gevonden medewerking te verleenen. Meer dan
ooit is het noodig, dat voorlichting wordt gegeven
op de vele vragen, doch vooral in het licht van het
beginsel, want in den crisistijd is er vooral gevaar
dat er van de koers wordt afgeweken. We zullen
ons echter wachten voor ongeoorloofde dingen. Spr.
zag de toekomst, in het bijzonder voor de tuin
bouw, zeer donker in, doch er is toch nog reden
voor de Christelijken om te hopen. Ons leven is in
de handen van God en alleen als het God behaagt
zal dat anders worden.
■Hierna voerde de heer Van den Heuvel het woord
over:
„De Tuinbouw Crisiswet".
Spr. zeide, dat het onnoodig was hier te zeggen,
dat er tuinbouwmoeilijkheden zijn doch het is wel
noodzakelijk dat het naar buten uit wordt ver
breid, maar dan op de juiste wijze. Men kan wel
kermen, dat de nood zoo hoog is, doch een dokter
zal geen diagnose stellen alleen op het kermen van
den patient af. Zoo moet ook de nood der tuinders
door concrete cijfers worden bekend gemaakt. Voor
de landbouw heeft men de cijfers, waarnaar men
de resultaten van de bedrijven kan berekenen, doch
voor de tuinbouw is dit niet geval. Daarvoor heeft
men echter de beste cijfers, om den toestand te
leeren kennen, aan de veilingsomzetten.
Spr. wees er op, aan de hand van gegevens van
het Centraal Bureau voor de Statistiek, dat de om
zetten zeer zijn acnteruitgeloopen. Zoo was de totaal
omzet van 1928 f 144 miliioen, in 1929 f 100 millioen,
1930 f89 millioen, 1931 f64 millioen. Van 1932 is
nog niet veel bekend, doch aan eenige plaatselijke
cijfers heeft spr. geconstateerd, dat de omzetten
20 a 40 procent beneden de omzet van verleden
jaar zijn. Als men 1929 dan als bass neemt, blijkt,
dat men dit jaar ongeveer de helft minder zal
ontvangen dan in 1929. Van de eerste 8 maanden
van 1932 zijn de uitvoercijfers bekend, welke zeer
sprekend zijn. In de eerste 8 maanden van 1929
was de uitvoer f 64.6 millioen, van 1930 f 56.7 mil
lioen, van 1931 f48.3 millioen en van 1932 f36.3
millioen, waaruit weer blijkt, dat de uitvoer van
1932 bijna de helft minder is dan 1929. Dat spreekt
nog duidelijker als men weet, dat de bebouwde op
pervlakte nog is vergroot. Als voorbeeld noemde spr.
ook het feit, dat de glascultuur vao 1928/20 is toege
nomen van 10 tot 17 millioen M2 glas. Verschillende
dingen zijn goedkooper geworden, zooals kunstmest
e.d., doch met zoo'n achteruitgang kan de buiten
staander zien, dat de toestand uiteraard slecht moet
zijn. De Regeering is nu tot het inzicht gekomen, al
heeft het wat lang geduurd, dat steun moet worden
verleend. Eerst is al eenige verlichting gebracht,
door de credieten, waardoor sommigen uit de moei
lijkheden zijn geholpen, doch die individueele steun
is eigenlijk geen steun aan de bedrijven. Steun aan
de bedrijven moet net individueel worden gegeven,
waarbij degene, die er financieel even beter voor
staat, geen steun krijgt, doch moeten allen worden
gesteund. Spr. deed herna eenige mededeelingen
omtrent het voorstel voor een wet, waarbij de tuin
bouw zou worden gesteund, doch spr. legde er den
nadruk op, dat hij niets officieel kon zeggen, doch
het alleen van hooren zeggen had. De inhoud van
de steunwet zou dan zijn, dat voor een aantal der
belangrijkste producten richtprijzen worden gesteld,
en dat het eventueel minder gemaakte dan deze
richtprijzen uit een fonds zou worden betaald. Dit
zou gelden met terugwerkende kracht vanaf 1 Jan.
1932. Dit lijkt heel mooi, doch spr. gaf den raad niet
te veel hierop te rekenen, want dat er nog beper
kende bepalingen zijn.
Ten eerste zal de steun alleen mogen worden ge
noten door hen, die het tuindersbedrijf als hun
hoofdbedrijf hebben. Daar is niets op tegen.
Verder, dat alleen producten, over de veiling ver
kocht, van dezen steun kunnen genieten, wat weer
niet zoo mooi is, met het oog op de producten welke
zijn vernietigd. Hierut zou kunnen voortkomen, dat
men voor producten, waarvoor men niets heeft ont
vangen ook geen steun ontvangt. Het alleronbillijk-
ste zal hieruit moeten worden weggenomen.
Ook zal men zich, als men steun aanneemt, moe
ten laten welgevallen, dat de cultuur kan worden
ingekrompen. De beperking van de tarweteelt vond
spr. niet goed, daar men in Nederland tarwe te kort
heeft. Voor de inkrimping van een product, waarvan
men teveel heeft, is wel iets te zeggen.
Verder zal het totaal steunbedrag niet mogen uit
gaan boven 20 pet. van het gemiddelde bedrag,
waarvoor men in de jgren 1928, '29, '30 heeft geveild,
wat dus zou beteekenen, dat te Broek op Langen-
dijk met een gemiddelden omzet van f 4.000.000 een
bedrag van f800.000— zou kunnen worden ontvan
gen. Echter is een zeker bedrag beschikbaar gesteld,
welk bedrag niet groot genoeg kan zijn. Als dat zoo
is, zal dit mindere over het geheel moeten worden
Hoe dit zij, men moet de Regeering dankbaar zijn,
dat zij aan de roepstem gehoor heeft gegeven, zoo
dat een belangrijke verlichting zal komen. Het geli
miteerde bedrag is echter een bezwaar, waardoor
een strijd zou kunnen ontbranden tusschen ver
schillende tuinbouwcentra om er maar zooveel mo
gelijk van de bemachtigen. Het zal geen weelde wor
den, doch het zal zoo worden, dat een normaal
bedrijf met normale belasting slepende kan worden
gehouden om als de crisis voorbij is, haar werk
weer aan te vangen. Spr. juichte het, ondanks de
tekortkoming toe, dat zoo'n belangrijke bijdrage
wordt verleend, waardoor wordt voorkomen, dat de
plattelandsbevolking tot het pauperisme zal afda
len. Spr. denkt, dat door de terugwerkende kracht
de vele bezwaren van het lang duren wel zijn opge
heven.
Hierna wordt een oogenblik gepauseerd.
Na de pauze werd door den heer Jb. Gutter de
vraag gesteld, of de producten welke doorgedraaid
zijn en wel geregistreerd ook van de steunregeling
worden uitgesloten, wat voor deze streek een groo
te strop zou zijn. Hier zijn deze producten wel gere
gistreerd. Dat de steun niet meer mocht bedragen
dan 20 procent van de veilingsomzet vond spr.
onbillijk en waarom die balans den drie verloopen
jaren? Er zijn toch zoovele factoren, waardoor de
een dubbel en een ander niets zou kunnen krijgen.
De heer Kooi van Sint Pancras zeide, dat het mis
schien wel gelukkig was, dat de spreker nog niet
van de steunwet op de hoogte was. Het was een
mooie voorbereiding op de groote teleurstelling, die
straks komt.
De heer Wagenaar, Heerhugowaard, vroeg, of de
winteraardappelen onder den landbouw worden ge
rekend en of de glascultuur ook onder de beper
king zou vallen. Hoe lang zal er worden geestund?
De heer De Geus, Sint Maarten, was het eens met
den heer Gutter. Spr. vond die doorgeloopen kool
een zwakke plek. Spr. wees op de winterkool, waar
aan zooveel werk is. Als die niet voor steun in aan
merking komen als ze er doorgeloopen zijn, zou
een groote strop zijn. Alles is geregistreerd, dus is
het heel eenvoudig uit te voeren. Spr. bond den heer
van den Heuvel op het hart, om te trachten er ver
betering in te krijgen. Ook wees spr. op de vele
werkzaamheden aan de vroege kool. Dat men nu
daarvoor geen steun krijgt snapt een gewoon mensch
niet. Het lijkt wel een soort loterij. Hoe moet het
met de producten die er door loopen in Jetoe-
komst?
De heer A. Schuur, Sint Pancras sloot zich bij den
heer de Geus aan, doch wilde nog verder gaan en
ook de kool die niet is gesneden, voor den steun in
aanmerking wenschen te brengen, wat volgens spr.
zeer gemakkelijk zou gaan.
De heer P. F. Slot vroeg wat er met de minimum
prijzen zal gebeuren, worden deze gehandhaafd,
vervallen ze of worden ze verhoogd?
De heer H. Glas stemde met de heeren de Geus
en Schuur in. Spr. zag in beperking een groot be
zwaar, met het oog op den wisselbouw, die moet
plaats vinden. Ook kan men vooruit niet zeggen,
hoe het met eenzelfde product zal gaan.
De heer van den Heuvel antwoordde, dat het
moeilijk was, over egn onderwerp zooals de steunwet
waar spr. nog niets definitiefs wist, te spreken.
Als men nu uitgaat van het standpunt, dat de wet
zoo zal worden als spr. heeft gehoord, denkt spr.,
dat de beperking van 20 procent zeer waarschijnlijk
niet zal gelden voor hen die een stuk land heb
ben overgedaan. Daar zal de nieuwe gebruiker in de
rechten treden van de oude. Het is de bedoeling wel,
dat de latere tuinbouw wordt afgekapt, zoodat hij
weer tot de vroegere proporties wordt terugge
bracht. De beperking van 20 procent moest eigenlijk
weg. Het zal echter nog een tamelijk bedrag ver
tegenwoordigen, al zal het voor sommige indivi
dueele tuinders niet meevallen. Spr. hoopte dat
het beter zou zijn, doch vreesde, dat al wat hij heeft
geezgd, waar zal zijn. Spr. wees op de moeilijkheid
om iets in de steunwetten gewijzigd te krijgen.
Op de vraag over winteraardappelen kan spr. niet
antwoorden. Daar zal de commissie voor overleg
over beslissen. Ook met de vraag over glascultuur
blijft spr. het antwoord schuldig.
Wat betreft de steun aan de doorgedraaide pro
ducten, hoopte spr., mis te zijn. Spr. heeft den in
druk gekregen, dat men dacht, dat over het ge-
heele land de producten, die er doordraaien, gelij
kelijk over de tuinders worden verdeeld, doch het is
spr. nu gebleken, dat dit niet het geval is. Spr. vond
dit echter zoo moeilijk te controleeren, Er kunnen
wel producten 2—3 maal worden aangevoerd.
De heer Gutter lichtte nog toe, dat de registratie
hier goed is geweest en dat het van groot belang
zal zijn, dat de doorgedraaide producten worden
uitbetaald.
Hierna voerde de heer van den Heuvel het woord
over
„Geestelijke crisisgevaren."
Spr. wees op de groote gevaren, welke er op elk
terrein schuilen en waarvoor de oogen dienden te
worden opengehouden. Op de crisis ten aanzien
van het gezag, van de Overheid, in de bedrijven, de
school, enz. Spr. wees op de vele revolutionaire taal
welke men thans hoort. Spr. wees op het kwaad
der demonstraties en was er voor dat deze worden
verboden. Door de vrijheid van drukpers en verga
dering had men gelegenheid genoeg zijn denkbeel
den uiteen te zetten. Het is noodig dat eerbied voor
het gezag wordt gekweekt.
Spr. wees op de gevaren van de individualistische
liberale en de socialistische en communistische, ook
wel de mechanische maatschappij genoemd, waar
tegenover staat de christelijke opvatting, welke uit
gaat van het standpunt, dat het in de wereld even
zoo is als met het menschelijk lichaam. Als er een
lichaamsdeel niet in orde is, komt er stoornis e
ziekte en de dood.
Verder wees spr. op het gevaar van den klassen
strijd, welke even dwaas is, als zouden het hoofd
en het hart van het lichaam met elkaar strijden.
Dat iedere partij voor haar belangen opkomt, is te
verdedigen, doch dat haat tegenover de partij ge
kweekt wordt is niet goed. Het vertrouwen.vporat
verdreven.
Spr. had het vervolgens over de vertwijfeling, wel
ke zich meester maakt van de menschen met de ma
terialistische levensopvatting en geen perspectief
meer zien. Juist in dezen tijd moet het geloof de
kracht betoonen en mag men zich niet aan ver
twijfeling overgeven.
De aanbidding van de staatsalmacht keurde spr.
zeer af. Alles moet tegenwoordig van den Staat ko
men, waardoor de volkskracht verminderen gaat.
Het is niet de natuurlijke taak der regeering om te
korten in de bedrijven bij te passen. Het is een
verschil met de uitkeering aan de werkloozen, die
een bijdrage krijgen voor het levensonderhoud. Al
leen dan, wanneer in het algemeen belang wordt
geacht, dat een zekere categorie van bedrijven in
stand moet worden gehouden, kan men tot steun-
verleening overgaan. Men moet elkander echter hel
pen en een organisatie zoeken waarin dit mogelijk
is. Het is noodzakelijk onze christelijke agrarische
organisatie zoo sterk mogelijk te maken. Niet al
leen de stoffelijke, maar ook de geestelijke belangen
der leden worden behartigd. Men heeft een chr.
school enz., doch er is nog een hiaat. nl. de chr.
Boeren- en Tuindersbond. Daar moet men lid van
worden. Spr. eindigde zijn rede met de opwekking
om lid te worden van den Chr. Boeren- en Tuinders
bond.
Na een woord van dank aan den spr., uitgesproken
door den heer Jong, werd de vergadering met dank
gebed door den heer van den Heuvel gesloten.
Gisteravond, had in het lokaal van den heer
Vis te Oudkarspel de aangekondigde vergade
ring plaats, uitgeschreven door de afd. der .S
Dl.A.\P. waar als spreker optrad de heer van
der Sluis, Lid der Tweed© Kamer, met het on
derwerp: „Die crisis in de Land- en Tuinbouwj
bedrijven."
Ee zaal was met een tamelijk aantal belang
stellenden bezet.
Die voorz., de heer J. de Jong opende de bij
eenkomst met een welkom aan de opgekomenen
in het bijzonder aan den heer van der Sluis,,
'den spreker hierna tevens gelegenheid gevende
tot eht uitspreken van zijn rede.
■Wanneer zoo vangt deze aan een vreem-
i deling, in deze streken onbekend en met dè za-
i ken en menschen niet op de hoogte, bv. iemand
i van Saturnus, in het langst van de dagen een
I reis door Noordholland zou maken en hij zou
1 zien het mooie golvende graan op de akkers,
het welgedane vee in de weide, de boter in de
vaten en de kaas in de pakhuizen en de kool
aan den Langendijk, dan houd ik mij overtuigd,
j dat deze vreemdeling de handen in elkaar zou
j slaan en zeggen: wat is hier een welvaart.
l En toch wat zou hij zich vergissen. Gij, die
i hier geboren bent, weet wel beter.
De menschen in het land-i en tuinbouwbedrijf
werkzaam, hebben alleen dan een redelijk bestaan
wanneer zij werken als een paard van den. och
tend tot den avond. En in tijden als deze, waar
alles naar beneden gaat, lijden de menschen hon
ger, ondanks den overvloed. Zij worden hopeloos
omdat zij nliet weten hoe er uit te komen.
En wanneer die vreemdeling zou vragen hoe
kan dat, dan moet het antwoord daarop luiden,
omdat de maatschappij ziek is, ernstig ziek tot
aan den rand van den afgrond.
Zoo is het op het oogenblik. De industrie, de
scheepvaart, de land- en tuinbouw zijn ziek,
de werkloozen telt men bij millioenen. In
Duitschland zijn er 5 millioen, in Engeland 3
millioen, in Amerika 8 millioen, in Nederland
een half millioen. En er zijn op het oogenblik
heel wat arbeiders aan het werk, die zich met
angst afvragen „wanneer ben ik aan de beurt.'"
terwijl velen zich de vraag voorhouden „kom
ik er ooit weer in."
Ik kreeg een metaalbewerker uit mijn ge
meente bij mij, die zeide buiten werk te zijn
gekomen. Ik antwoordde dat wanneer het weer
bteer zou worden ook hij zeker weer aan het
werrk zou komen, maar de patroon had gezegd
dat hij daar maar niet teveel op moest rekenen,
omdat dan jongeren aangenomen zouden worden.
In het landbouwbedrijf zijn minder werkloo
zen, maar zij hebben geen brood. Vele menschen
meenten dat de maatschappij ziek zal .blijven,,
maar dat is mijn meen in g niet. Dit is niet de
eerste soortgelijke ziekte van onze maatschap
pij. Het gaat met merkwaardige regelmaat op
en neer. Deze inzinking zal weder gevolgd wor
den door een periode van opgang.
De maatschappij is door en door ziek.
Nu kan men twee standpunten daar tegen
over innemen. Het eene standpunt is: laat de
maatschappij maar sterken, laat haar maar
aan haar lot over. Ook in de jaren 18801890
heeft men haar laten sterven. En toen zijn velen
ook van den Langendijk naar de steden en naar
Amerika getrokken.
Het andere standpunt is, dat men de patiënten
gaat helpen.
En op dit standpunt sta ik. Niet op dat an
dere onbarmhartige standpunt.
Het barmhartige standpunt is de slachtof
fers te helpen en te steunen.
De Industriearbeiders worden geholpen maar
met mondjesmaat, waarmede wij niet tevreden
zijn.
Wie pas op de wereld komt zal zeggen, dat
de maalschappij niets veranderd is.
Echter, in de vorige eeuw liet men de arbei
ders aan hun lot over, nu worden zij geholpen,
maar naar mijn meening veel te weinig, al zijn
de maatregelen niet bij machte de gevolgen der
crisis geheel tot nul terug te brengen.
Ook de slachtoffers uit de tuinbouwbedrijven
moeten geholpen worden, al is het ook gebrekkig.
De groote vraag is echter, op welke manier.
Want niet. iedere manier heeft mijn instemming
Aan de hulp moeten eischen gesteld worden.
De vraag is dat wij weten, waar de millioenen
blijven, die voor de werkers zijn bestemd.
Komen die bij hen voor wie ze bestemd zijn
Em daarop moet geantwoord worden, dat dit
niet altijd het geval is.
In een normalen tijd krijgt de werker in den
land- en tuinbouw ook niet wat hij verdient. Ook
dan gaat het geld naar anderen, die met het pro
ductieproces niets te maken hebben, zooals de
landheer en en de hypotheekhouders.
Ik heb eens een statistiek gezien uit Friesland.
Daaruit kon worden gezien welk geld naar het
kapitaal ging en wat naar den arbeid. Het was
over het jaar 1927—1928, dus een min of meer
normaal jaar. De statistiek had betrekking op
25I.000 ha. Er ging njaar den arbeid 3.6 millioen
gulden, naar het kapitaal 3.7 millioen. Ieder de
helft dus, met voor het kapitaal nog iets meer
Dat is een schandelijke verhouding. Een gren-
zelooze uitbuiting.
Em wanneer men nu van rijkswege gaat steu
nen gaat dan weer een gedeelte naar het kapi
taal of komt dan alles aan den arbeid?
Wij sociaal democraten hebben getracht te voor
komen dat het geld gaat naar het kapitaal.
Wij hebben aangedrongen op een pachtwet,
die de werkers zou beschermen tegen het kapi
taal.
Wij hebben geprobeerd in de wet vast te
leggen, dat boeren en tuinders recht hadden op
vermindering van pacht in tijden van misere.
Wij hebben dit voor de eerste maal geprobeerd
in 1930. Wij hebben voorgesteld te bepalen, dat
bij neergang van prijzen de boer en tuinder recht
hadden op wettelijke vermindering. Het werd
verworpen met 4521 stemmen.
In 1931 hebben wij het opnieuw geprobeerd
met een motie, waarbij werd voorgesteld de
pachten van voor 1930 'te ontbinden. Het werd
verworpen met 5722 stemmen. Alleen de s.d.
stemden voor.
De derde poging werd ondernomen in het
voorjaar 1932.
D oor Eibels werd ingediend een wetsontwerp
,,üe crisispachtwet." JJet veel moeite is die aan
genomen gekregen, nadat veel verslechteringen
waren aangebracht.
Het is een wet die veel goed gedaan heeft,
maar verre van volmaakt moet worden genoemd.
Ee eisch van de sociaal democraten is dat de
millioenen voor steun worden opgebracht naar
draagkracht.
Daarover hebben wij geworsteld met de bur
gerlijke partijen in de kamer. Wij wenschen het
geld te halen daar waar het is. Die burgerlijke
partijen wenschen het te laten betalen door den
consument.
De suiker kost 3 cent per pond, iterwijl er
in den winkel op het oogenblik voor moet wor
den betaald 20 cent. Diat is een struikrooverspoli-
tiek. De rest is alles belasting, die 50 millioen
gulden opbrengt. De tabaksbelasting geeft 30
millioen gulden.
Dat is geen belasting naar draagkracht, maar
allen betalen evenveel.
Wij staan op het standpunt dat de millioenen
moeten komen uit de schatkist maar deze moe
ten worden betaald door hen daar waar het te
halen is.
Zoo kwam door de omstandigheden dat bij
den Nederlandschen staat werd aangeklopt om
steun en hulp door de suikerbietenboeren omdat
de suikerprijs zoo naar beneden was gegaan.
Deze menschen stonden altijd op het stand
punt „geen staatsbemoeiing" maar np zij in de
put zaten, waren ze als de kippen erbij om den
Nederlandschen staat te bewegen hulp te ver
leenen.
25 Maart 1931 kwam de regeering met een
wetgontwerp tot steun van de suikerbietenboe
ren over de oogst 1931. De regeering stelde voor
een subsidie te geven van 7 millioen gulden on
der voorwaarde dat de teelt werd teruggebracht
tot 80 procent van de oppervlakte van voorheen.
Het geld daarvoor zou komen uit de staatskas
en wij hebben er voor gestemd. Die wet werd
aangenomen met 741 stem (David Wijnkoop.)
Maar voor de tweede maal werd bij de regee
ring aangeklopt omdat de prijs nog meer was
gedaald.
15 December 1931 kwam de regeering met een
wetsontwerp tot steun voor oogst' 1932. De re
geering stelde voor een subsidie te geven tot een
maximum van 14 millioen gulden, hetgeen gelijk
xstond met 300 gulden per ha.
Het wetsontwerp werd in de 2e Kamer aan
genomen. De sociaal democraten stemden voor.
E|e gelden zouden uit de Ned. Staatskas komen
en opgebracht worden naar draagkracht.
(Vervolg volgend nummer.)
Ons Weekpraatje
Nou schijnt het tóch de beet van een insect te
zijn geweest, welke ons een Olympische overwinning
heeft, doen ontgaan. Deze oplossing van het geval
is wel erg nuchter, het verhaal van Zus- en moe
der Braun was veel mooier, miss Holmes, zou een
7-jarig contract met een filmmaatschappij zijn aan
geboden, mits ze eerste werd in haar Olympische
nummer. Onze Zus Braun was haar meest te vree
zen rivale. Welnu, die zou door een helper of help
ster van de Amerikaansche miss onschadelijk zijn
gemaakt middels een stiekeme injectie met een gif.
Miss won toen, onderwijl haar slachtoffer in het
ziekenhuis met den dood lag te worstelen.
Nu heeft de medische medewerker van de N. R. Ct.
met nadruk verklaard, dat alleen het laatste ge
deelte van het filmisch verhaal waar kan zijn. Dat
van die injectie moet nonsens wezen, waarover we
op raad van den dokter nu verder maar moesten
zwijgen, omdat we ons in het buitenland anders
maar belachelijk maken. Een injectie, als door da
mes Braun bedoeld, kan niet ongemerkt worden
toegediend, maar een insect kan dat gif, dat de
infectie heel iets anders dan injectie veroor
zaakte, zeer goed met een beet in het bloed van
onze zwemkampioene hebben gebracht.
Al is er nu een sportroman minder ter wereld,
de sportreputatie kan er slechts wél bij varen. Die
heeft trouwens al genoeg te verduren. Hadden we
nu ook nog moeten aannemen, dat er onder de
menschen, die ter Olympiade uitkomen, bezwerende
dat ze zuivere amateurs zijn en dat ze alleen om
de glorie van de sport en de eer der natie zullen
kampen, meineedigen en moordenaars (moordena
ressen) schuilen?
Arme sport. Nuttige sport! Maar: verfoeilijk wed-
strijdwezen, zonder welke de sport haar attractie
voor de beoefenaren en voor het publiek schijnt
te verliezen. Sport veredelt, ja, maaar de sport-
wedijver haalt neer. Nergens wordt er zoo gerod
deld als in de sportwereld. En geknoeid en gehui
cheld. Denken we maar eens aan de velen, die
amateurisme veinzen, maar aan de sport hun be
staan danken. Het wedstrijd wezen leidt tot sport-
verdwazing. Drie duizend Nederlanders brachten het
vorig jaar een ton gouds naar Frankrijk om in
Parijs hun elftal een partij voetbal te zien spelen.
Zondag j.l. trokken 6000 Nederlanders met hun
kostbare guldens, waarnaar 300.000 werklooze va-
derlandsche kostwinners smachten, naar Brussel
om er de 3—2 zege van het Nederlandsche elftal te
beleven.
Het wedstrijdwezen schaadt de jeugdopvoedlng,
het jeugdonderwijs. De moderne jongelingschap
heeft een eenzijdige belangstelling voor sport; com
petitiestanden zitten beter vastgelegd in de jonge
hersens dan de grammatica van eigen of vreemde
taal.
Sport? Prachtg, heerlijk, als ze dan maar kan
worden ontdaan van dat degenereerende competi
tiesysteem, van record-jagerij.
Sport op zich zelf is heel nuttig. We doen er
tegenwoordig ook aan: we yo-yoen. Dat is de eenige
tak van sport, welke aan het wedstrijdwezen ont
komt, omdat we het alléén moeten spelen, ieder voor
zich. Daarom yo-yo-en we, klosje óp klosje neer,
óp-neer, óp
P.S. We werden tijdens het yo-yoen gestoord door
een visite.
Hè, wat leuk! riep onze kennis. Heb je d'r ook
een? Ik ben yo-yo kampioen in de familie. Weet je
't al? Mijn record staat op 423 keer óp en neer.
Ans d'r man was eerst record-houder met 384,
maar
Het duizelde ons. Yo-yo verdween in de kachel.
- SINT PANCRAS.
Uitslag verkoopingen.
Openbare verkooping te St. Pancras, in het café
„De Driesprong" van den heer Bouwstra op Woens
dag 19 October 1932, des avonds 6 uur, ten overstaan
van P. J. C. van Toornenburgh, Notaris te Alkmaar.
Van twee huizen, schuur, boet en erf, wei- en bouw
land, eigendom van den heer C. Booy Jnzn. te St.
Pancras en bestaande uit de volgende perceelen.
1. Huis, schuur, boet en erf, 5 A. 20 c.;
2. Tuingrond 6 A. 70 c.A.
3. Woonhuis en erf 7 A. 50 c.A.
4. Wei- en bouwland 39 A. 84 c.A. (17 snees).
5. Wei- en bouwland 47 A. 32 c.A. (20 snees).
6. Wei- en bouwland 47 A. 32 c.A. (20 snees).
7. Wei- en bouwland 47 A. 32 c.A. (20 snees).
8. Weiland 45 A. 93 c.A. (19 1/4 snees).
9. Weiland 45 A. 93 c.A. (19 1/4 snees).
10 Welland 49 A. 92 c.A. (191/4 snees).
11. Bouwland 49 A. 92 c.A. (191/4 snees).
12. Bouwland 34 A. 50 c.A. (121/2 snees).
13. Bouwland 32 A. 70 cA. (13 3/4 snees).
14. Bouwland 21 A. 44 c.A. (9 snees).
15. Bouwland 28 A. 56 c.A. (12 snees).
16. Bouwland 43 A. 90 c.A. (18 1/3 snees).
Gelegen in de gemeenten Sint Pancras en Koe
dijk. Perceelen 1 en 2, waren in combinatie gemijnd
door den heer D. Bruin te Sint Pancras voor f 2150.
Perceel 16 werd gekocht door den heer Jb. v. d.
Woude te Sint Pancras voor f21.00 per snees. De
inzet hiervan was f 20.00. De overige perceelen wer
den opgehouden.
Er was weinig kooplust en er werd traag gebo
den.
Een huis en erf, eigendom van den heer Jong te
Oudorp, staande aan den Benedenweg te St. Pancras,
dat bij deze gelegenheid mede verkocht werd, werd
door den heer W. Kloosterboer Tzn. te Sint Pancras
op dertig gulden gemijnd en bracht f 680 opj.
SINT PANCRAS.
De storm heeft ook in onze gemeente eenige
schade aangericht.
De kassen zijn over het algemeen nogal goed
door den storm heen gekomen. Slechts enkele rui
ten werden bij sommige tuinders ingedrukt.
Boomen moesten het ontgelden, bij het huis van
den coiffeur Jongejan moest een worden gestut,
anders zou het gevaarte boven op het huis zijn
terecht gekomen, dit kon nog tijdig geschieden.