Wat beoogt Duitschland met zijn economische maatregelen Binnenland. Uit den Omtrek In den dwaaltuin des levens in veiligheid stellen. Door het ijzeren gedeelte bleef echter het verzakte gedeelte in een grooten bocht hangen, zoodat geen persoonlijke ongelukken vobr- kwamen. Men is direct met het opruimingswerk begonnen TWEE WONINGEN TE BOVEN WILDERVANK AFGEBRAND. Donderdagmiddag omstreeks drie uur is een felle brand uitgebroken in de boerenbehuizing van R. Nieboer te Boven Wldervank schrijft het Handels blad. Door den krachtigen zuidwesten wind stond spoedig de geheele boerderij in lichtelaaie. Zij brand de tot den grond toe af. De oorzaak moet gezocht worden in het overkoken van een kookpot. Op het oogenblik dat de brand uitbrak was niemand thuis. Aangewakkerd door den krachtigen wind, sloeg het vuur over naar den naastgelegen manufacturen winkel van den heer A. Wagenaar, waar het vuur voedsel vond in het daar aanwezige brandbare materiaal, zooals kapok enz. Ook dit huis brandde totaal af. De schade van beide perceelen wordt door verzekering gedekt. De brandweren van Veen- dam en Wildervank konden er zich slechtstoebe- palen uitbreiding van den brand te voorkomen. WAPENSMOKKELARIJ IN NOORD-LIMBURG. Naar aanhet Handelsblad wordt gemeld, is thans gebleken, dat de Venlo in het geheim wapens ver handeld zijn. Een Nederlandsche vrouw en een Duitscher zijn op heeterdaad betrapt bij het smok kelen van een flinke partij. Na lang zoeken viel de verdenking van de politie op een Duitscher, die connecties ondehield met een vrouw ut Venlo. Donderdagavond stelde de politie zich op bij een café aan den Leutherweg, waar meer malen conferenties werden gehouden tusschen bei de personen. Laat in den avond dook de auto van den Duitscher op. De man ging het café binnen. Na eenigen tijd kwam een vrouw naderbij met een groote zware doos onder den arm, welke zij in den wagen de poneerde. Nu werd het voor de rechercheurs tijd om in te grijpen. De Duitscher en de vrouw werden gearresteerd en de doos aan een onderzoek onderworpen. Zij bleek 42 revolvers en 550 patronen te bevatten. In verband met dezen frauduleuzen handel is gisteren nog een derde persoon te Venlo gear resteerd. derden mllioeneh aan de banken voorgeschoten Oin hun ineenstorting te voorkomen. In dit licht moet men de aangekondigde contin- genteeringsmaatregelen beschouwen. De Duitsche landbou en veeteelt kunnen niet concurreeren met het buitenland, zeker niet met ons land, wat ver edelingsproducten betreft. Duitschland produceert slechter en duurder boter, kaas, groenten, enz. Bij een invoerrecht op beter van 50 Pf. per Kg., dus 30 cent, is onze boter nog in staat tegen de Duit sche te concurreeren. Verdere verhooging van de prijzen is in Duitschland geheel onmogelijk, omdat door de algemeene verarming van de massa deze dan nog minder zou gaan koopen. Het verbruik van alle landbouwproducten, zelfs het meest onontbeer lijke brood, is toch reeds sterk verminderd in verge lijking met normale jaren. Dus, zegt de Duitsche Regeering, contingenteeren van den invoer. Geen verdere prijsverhooging, maar wij moeten zorgen dat de boerenbedrijven, welker schulden wij gaan overnemen afzet vinden voor hun producten op de binnenladsche markt, die veel mider opneemt dan in normale tijden. Wij hebben hier in den breede het Duitsche stand punt uiteengezet. Dat moet men doen, wil men in staat zijn daartegenover zijn eigen standpunt te ontwikkelen. Ons land kan tegenover deze redeneering van Duitsche zijde een andere stellen, omdat zij tot de grootste afnemers van Duitschland behooren en dit jaar nog ver over de 300 millioen gulden in Duitsch land koopen. Wij zeggen: verruimt uw binnenland- sche markt, doordat gij de bedrijvigheid in uw industrie vermeerdert, dan kunnen meerdere handen te werk worden gesteld, en daardoor zullen meer dere monden beter gevoed kunnen worden. Daarbij willen wij meehelpen zooveel wij kunnen. Wij wil len nog meer van u afnemen dan de hoeveelheid, die wij dit jaar betrokken, indien gij ons daartoe in staat stelt. De voorwaarde is, dat Duitschland meer van onze producten, voornamelijk landbouwproducten zal moeten koopen. Dit alles moet niet met hartstochtelijke bedrei gingen besproken worden. Daartoe zijn cijfers noo- dig die aantoonen, dat de tegenwoordige politiek van contingenteering der Dutsche Regeerng just het omgekeerde bereikt van hetgeen er mee bedoeld wordt. Dat daardoor de koopkracht van Nederland en andere goede klanten van Duitschland afneemt, dat de Duitsche in dustrie daarvan de nadeelen zal ondervinden door mindere opdrachten, meer werkloosheid en dientengevolge een nog grootere inkrimping van het binnenlandsche verbruik als thans reeds bestaat. Men kan evengoed zijn maat regelen instellen op verruiming, op uitbreiding van de binnenlandsche behoefte als men op beperking daarvan kan aansturen, gelijk thans geschiedt. en van J. Burger Jz. e.a. om uitbetaling van den steun, die ingehouden werd bij de uitbetaling der tuinderscredieten. g. Verzoek van G. Boekei om uitbetaling van den tweeden termijn van het eerste gedeelte van het renteloos tuinderscrediet. 2. Vaststelling instructie voor den Secretaris en den Ontvanger. 3. Voorstel van B. en W. om de borgstellingg van den Ontvanger te bepalen op ƒ3000.— zake lijke zekerheid en den ontvanger de verplichting op te leggen hetgeen meer in kas is dan dit be drag, dit meerdere te storten op de rekening der gemeente bij de Bank voor Nederl. Gemeenten. 4. Verzoek van J. Dam om eervol ontslag als cor respondent der arbeidsbemiddeling, ingaande 1 Oc tober dezes jaars. 5. Voorstel van B. en W. om ter voorziening in die vacature te benoemen A. van Dijk, ambt. ter se cretarie en de jaarwedde te bepalen op 100. 6. Voorstel van B. en W. tot vaststelling van reg lementen van orde voor de vergadering van den raad en van B. en W. 7. Voorstel van B. en W. om 5 cent per inwoner uit de gemeentekas beschikbaar te stellen voor het Nationaal crisis-comité voor steun aan werkloozen. 8. Vaststelling van hetkohier der belasting op gebouwde eigendommen te Schagerwaard (waterlei ding.) 9. Voorstel van B. en W. om de steunregeling voor de werklooze arbeiders in den land- en tuin bouw en de bouwvakarbeiders in dier voege aan te vullen, dat een huurtoeslag wordt verleend voorzoo ver de huur meer dan ƒ2.50 per week bedraagt, tot een maximum van 1.50 per week. 10. Benoeming van een secretaris-ontvanger en ambtenaar van den Burg. Stand. De door B. en W. opgemaakte aanbeveling oestaat uit: G. H. Essing te Castricum. A. H. van der Ham te Jutfaas. C. H. Draaijer te Stad Hardenberg. 11. Aanbieding begrootingen voor 1933. 12. Voorstel van B. en W. tot verhooging der op centen op de personeele belasting tot 100, en afwij zend te beschikken op het verzoek van den bond van koffiehuishouders om de biljarten van deze verhooging uit te sluiten. de gemeentefondsbelasting, die zijn opgenomen in de zoo- juist verschenen September-aflevering van het Maandschrift van het Centraal Bureau voor de Statistiek. In deze aflevering wordt voor de belastingjaren 1931-1932 en 1932-1933 een overzicht gegeven van de aantallen gemeenten, die zich voor genoemde be lasting in een der drie klassen hebben gerangschikt, en van de aantallen opcenten, de de gemeenten op deze belasting heffen. Zoo is het aantal gemeenten, dat geen opcenten op de gemeentefondsbelasting heft, van 1931-1932 tot 1932-1933 gedaald van 317 tot 181, terwijl het aantal gemeenten met 80 of meer opcenten is ge stegen van 238 tot 447. Verder blijken 64 gemeenten, diev oor 1931-1932 in de eerste klasse waren gerangschikt, voor 1932-1933 naar de tweede plaats of de derde klasse te zijn overgegaan. Het aantal gemeenten der derde klasse vermeerderde van 1931-1932 tot 1932-1933 met 98. (Handelsblad). JUBILEUM VAN ZELDZAAM VAKMAN. De aangekondigde contingenteeringen van den invoer in Duitschland vormen een onderdeel van het geheele economische programma der Regeering Von Papen. Deze heeft maatregelen getroffen tot verruiming van het binnenlandsche crediet. Zij zal meer geld in circulatie brengen. De bevroren schul den van industrie en landbouw zullen worden over genomen door de amortisatiebank, welke de Regee- ïing sticht, zoodat de lichamen,' die thans de uitge leende gelden van hun schuldeischers niet terug kannen krijgeen, van deze amortisatiebank de noo- dige middelen tot het verstrekken van nieuwe sre- dieten zullen ontvangen. De amortisatiebank zal echter alleen die schulden overnemen, waarvan zekerheid bestaat, dat zij op den duur wel terugge- gegeven zullen worden, dus waarvan de aflossing vertraagd is door de huidige crisis. Zoodoende krijgt de Duitsche Regeering zelf er het grootste belang bij, dat die bedrijven, welke schul den zij door haar amortisatiekas laat overnemen, voldoende rendeerend blijven om in de toekomst aan hun verplichtingen te voldoen. En niet alleen bij de amortisatiekas is dit het geval. Sinds ver leden jaar heeft de Duitsche Regeering ook hon- HARENKARSPEL. De raad dezer gemeente is ter vergadering bijeen geroepen op Maandag 24 October des middags 3 uur ten gemeentehuze. De volgende punten van behandeling komen op de agenda voor: Ingekomen stukken: a. Proces verbaal van gehouden kasverificatie bij den adm. van het electr. bedrijf en den gemeen te-ontvanger. Aanwezig bevonden in overeenstem ming met de boeken resp. 183,01 en ƒ3725.93. b. Bericht van Ged. Staten van ontvangst der verordening tot aanvulling van de alg politiever ordening. c. Schrijven van Ged. Staten,geleidende de ko- ninkl. goedkeuring op de verordening tot heffing eener belasting op de gebouwde eigendommen te Schagerwaard (waterleiding.) d. Schrijven van Ged. Staten geleidende het goed gekeurde leeningsbesluit met de provincie. e. Verzoek van de afd. Tuitjenhorn van den R.C. Land- en Tuinbouwbond om een subsidie van 25.in de kosten van een in den a.s. winter te houden cursus in bedrijfscontrole. f. Adressen van de afd. Harenkarspel van den Neutralen Bond van Boeren- Land en Tuinbouwers WERKLOOSHEID TE AMSTERDAM. Nog steeds stijging in de hoofdstad. In September is het aantal werkloozen in Amster dam gestegen tot 43.890. (v. m. 43.218, v. j. Sept. 25.636.) (Handelsblad). OPZEGGING ARBEIDSOVEREENKOMSTEN. Het Hoofdbestuur van het Deensche werkgevers verbond heeft besloten tot opzegging van alle in 1932 afloopende arbeidsovereenkomsten. Hierbij zijn in het geheel 150.000 arbeiders betrokken. De opzegging houdt verband met een verwacht rapport van een in Februari ingestelde commissie van werkgevers en werknemers, die zich bezig heeft gehouden met verschillende quaesties waarvan een der voornaamste was het maken van een verge lijking tusschen de werkelijke grootte van de ar- beidsloonen in Denemarken en in het buitenland. Deze commissie was op ntatef van den rijksbemid delaar ingesteld nadat de toen gevoerde onderhan delingen over de vernieuwing der arbeidsovereen komsten niet tot een resultaat geleid hadden. (Handelsblad) FINANCIEELE TOESTAND VAN GEMEENTEN. In welke mate de financieele toestand van een groot aantal gemeenten ongunstiger is geworden, kan worden afgeleid uit eenige gegevens betreffende FEUILLETON 12.) Daar opende zich de deur en Tautenberg, als steeds elegant gekleed opende de deur, en trad de kamer binnen. Robert liep op hem toe en leidde hem naar den Rechter, die zich bij het binnentre den van den ouden heer van zijn zetel had ver heven. Als de tooneelspeler namen en stand had genoemd, hief Tautenberg plotseling het hoofd op en zag den rechter strak in het gelaat. Als destijds in Ilmenau veranderde het gelaat van den man op verschrikkelijke wijze, hij werd lijkbleek en af werend strekte hij de armen voor zich uit, terwijl hij roerloos staan bleef. Ook de advocaat was zicht baar ten zeerste verarst. Met een uitdrukking van de grootste verwondering zag hij den binnentre dende aan en de woorden, die iiij ter begroot ing moest uitspreken, stierven op zijn lippen. Een lange, pijnlijke stilte volgde. „Victor Liebenstein", riep de rechter eindelijk, „U hier in deze omgeving?" „Hel en duivel!" knarste Tautenberg, „moet mijn rust dan altijd door u verstoord worden, Rechter Stern? Reeds tweemaal kruiste u mijn levensweg en dwong u mij den met moeite veroverden gezel schapskring te verlaten, heden vernietigt u voor de derde maal mijn bestemming." De rechter had zijn kalmte en zelfbeheersching weder geheel herwonnen. „Niet ik ben het, die uw wegen kruist, Lieben stein", antwoordde hij ernstig. „Gij zelf waart het, die u in kringen binnendrong, die u ontzegt waren en bediende u daartoe van misdadge middelen. U kent de oorzaak, die ons voor de eerste maal te zamen bracht, het was een ernstig conflict, dat u met den strafrechter in aanraking bracht en waar door gij vijf jaren tuchthuisstraf kreeg. Toen ik u later onder de aanwezigen van een gezelschap uit de voorname wereld aantrof onder den naam van baron Holle, was ik natuurlijk niet weinig verrast en achtte ik het mijn plicht den mij bevrienden gastheer te waarschuwen. U waart slim genoeg zoo spoedig mogelijk te verdwijnen. Onze derde ontmoe ting vond plaats in Kopenhagen, waar u onder den naam van Raboullain uw geheimzinnig doch weinig eervol bedrijf uitoefende, dat het toeval ook mij daar heen voerde, mocht u niet aangenaam zijn, doch het was niet mijn schuld." „Wat geeft u het recht hier, in mijn eigen woning op deze smalende en leugenachtige wijze tegen mij op te treden en mijn verleden te beschimpen?" schreeuwde Tautenberg meer dan hij sprak, met ge balde vuisten een schrede voorwaarts komende. „In de eerste plaats mijn plicht jegens mijn. zoon: dien ik heb in te lichten, welken persoon hij voor heeft. Of mijn mededeelingen leugens zijn zou de strafrechter kunnen aantoonen, aan wien ik het gebeurde denk ovar te brengen. Uw brave en on schuldige dochter beklaag ik echter, het verleden van haar vader zal zich ook op haar wreken." Hijn nam zijn hoed en reikte ook Robert zijn hoofddeksel toe. „Vergeef, mij juffrouw" zoo wendde hij zich tot de zangeres, „dat ik verplicht was deze onver kwikkelijke scène te verwekken, maar het optreden van uw vader noodzaakte mij daartoe en hij draagt dus alleen daarvan de schuld. Helaas gebiedt mijn ambt als rechter mij de zaak verder te vervolgen." Daarop bopg hij voor het meisje en schreed naar de deur. Robert, die doodsbleek het onderhoud had aangehoord, volgde hem. „Blijf toch" gilde Malwine opspringend, „verlaat mij niet, wat ik u bidden mag. Deze man is niet mijn vader, de banden des bloeds verbinden ons niet, hij echter heeft mijn leven vergiftigd en zich aan mij vastgehecht als een klis, als een parasiet, die ik niet kan afschudden." Een vernietigende valsche blik uit Tautenberg's oogen trof haar. „Als een parasiet, zeg je?" siste het tusschen zijn op elkander geklemde tanden, terwijl haat en woede uit zijn fonkelende oogen straalden, „is dat de dank voor de diensten, die ik je in tijden van nood en benarde omstandigheden heb bewezen, heb ik je niet aan den kerker ontrukt en je bewaart voor de gee- selslagen van den Russischen gevangenbewaarder, jij een giftmengster." Een door merg en been klinkende gil stiet het jonge meisje uit de borst, dan zonk zij bewuste loos neer terwijl Tautenberg de kamer uitstortte. Ontsteld en sprakeloos stonden vader en zoon daar, terwijl zij staarden op het als levenloos neer liggende meisje. Robert herstelde zich het eerst van de vreeselijke scène, hij nam de bewustelooze in zijn armen en legde haar voorzichtig op het zachte kussen der sopha. Daarop schelde hij het kamermeisje. „Juffrouw Tautenberg is plotseling onwel gewor den," zeide hij tot het meisje, „laat zoo spoedig mo gelijk een dokter komen en laat niemand bij haar. Bedrukt en geheel ter neer geslagen verlieten bei de mannen het huis. Het voorgevallene in de woning van de zangeres had Robert zoozeer aangegrepen, en zijn zenuwgestel dermate aangetast, dat hij zich niet in staat gevoel de voorloopig ten tooneele te verschijnen en zich derhalve ziek meldde. Peinzende en tobbende over de onthullingen zat hij des anderen daags in zijn kamer, terwijl de rechter bezig was voor het schrijf bureau een brief te schrijven. Er werd op de deur geklopt en op het „binnen" kwam een jongmensch nader, dezelfde, die de Rechter gisteren zooals hij geloofde, voor den doofstommen bedelaar had aan gezien. De Rechter stond van zijn bureaustoel op, het jongmensch liep echter op den tooneelspeler toe en reikte hem een tamelijk omvangrijken brief over. „U waart verleden jaar in Ilmenau?" vroeg de ad vocaat op strengen toon aan den jongen man,ter wijl hij hem uitvorschend aankeek. „Ik begeleidde mijn meester daarheen" bevestigde de aangesprokene. Dan bedrieg ik mij ook niet," antwoordde de Rechter, „u is dezelfde jonge man, die mij op den Gickelhahn den dreigbrief toestopte en later bijna een onvoorzien ongeluk heeft teweeg gebracht. „Ik heb op het oogenblik geen enkele reden, daarover nog langer te zwijgen, van die verplich ting ben ik ontheven, nadat mijn meester is ver trokken en mij uit zijn dienst heeft ontslagen," zoo verklaarde het jongmensch. „Ik handelde in opdracht van mijnheer Tautenberg, die mij mede deelde, dat u naar Ilmenau gegaan waart, om u wegens een oude veete uit de studentenjaren te wreken. Hij zag in uw komst een bewijs dat u hem daarom volgde." De misdadiger heeft de universiteit heelemaal niet bezocht," merkte de rechter op, zich tot zijn zoon wendende. „Hij had veeleer reden een ontmoeting met mij te vermijden." „De heer Tautenberg is afgereisd, zegt u?" vroeg Robert. „Hij is gister verdwenen," antwoordde de jonge man met een droevig lachje. „De juffrouw heeft mij heden drie maanden loon vooruit betaald en mij me degedeeld, dat ik morgen het huis moest verlaten Zooals het kamermeisje mij vertelde, heeft mijnheer Tautenberg in een brief aan zijn dochter medege deeld, naar een veraf gelegen land te gaan, ter wijl hij verzocht niet naar zijn verblijf te onderzoe ken, omdat men hem nimmer zou wederzien. De juffrouw zelf heeft den geheelen nacht aan haar schrijfbureau doorgebracht." „Hij ontgaat zijn noodlot toch niet, de arm der justitie reikt ver!" zeide de oude heer meer tot zich zélf dan tot de aanwezigen, waarop hij den jongen een wenk gaf om te vertrekken. Robert was naar het raam geloopen en had den brief geopend. „Van Malwine," zeide hij tot zijn vader, „zij vertelt daarin haar levensgeschiedenis." Het schrijven was aan Robert gericht en luidde als volgt: „De gebeurtenissen, die dezen dag hebben plaats gehad, verplichten mij je daaromtrent in te lichten en opheldering te geven. Ik weet, dat daarmede oude wonden worden opengereten, aan welke ik, ik ben er van overtuigd, verbloeden moet, en tevens wek ik daarmede herinneringen op aan de zwaarste en droevigste oogenblikken van mijn leven, die ik voor altijd begraven meende; maar ik geef u door deze mededeelingen tevens een blik in het misda- dig-e karakter van den man, die mijn naam droeg, en in de verhouding, waarin ik tot hem stond. Het was in Petersburg. Ik stond nog niet op het Veel lof van professoren; van de regeering eenvierduitenstuk. Bij de beroemde firma Brill in Leiden, een we reldcentrum voor de beoefening der Oostersche talen, is een gouden jubileum gevierd. De letterzet ter J. B. van Duuren was de held van dit feest. Maar wat voor een zetter! Professor Duyvendak, de groote man voor het Chineesch aan de Leidsche Hoogeschool, heeft de verdiensten van den jubilaris in het „Leidsch Dagblad" uiteengezet, en men wordt duizelig als men dat leest en tracht te begrijpen. Want de typograaf Van Duuren is de éénige zetter in Nederland, die Chineesch zetten kan (behoudens dan de leerlingen, die hij zelf bezig is te kweeken) en de bekwaamste in zijn vak op de heele wereld. Wat dat zeggen wil, ligt de professor uit. Het Chi neesch heeft niet zooals andere talen een alfabet, maar vele duizenden „karakters", die weder in 214 groepen zijn onderverdeeld. Er zijn jaren van studie en ervaring noodig vóór men daar den weg in weet, en bovendien een stalen geheugen en een scherpe blik. De jubilaris is dan ook een wereldberoemdheid, aan wiens zeldzame bekwaamheid het te danken is, dat de firma Bril een tijdschrift voor het Chineesch uit kan geven met Franschen, Engelschen en Duit- schen tekst, en dat men uit de groote landen in het kleine Leiden terecht moet om zijn standaard-uit gaven goed gedrukt te krijgen. Men vindt dan ook den naam van dezen geleerden en kunstvaardigen arbeider in het groote Chineesch-Engelsche woor denboek met dankbaarheid vermeld. Duyvendak vertelt, kan men zich een oordeel vormen Uit dit alles en nog veel meer, dat professor over de verdiensten, die Van Duuren heeft, óók voor ons land, dat hem zulk een bekendheid in de wereld te danken heeft. Geen wonder, dat hij op zijn feest dag in tegenwoordigheid van universitaire en ge meentelijke autoriteiten met vele woorden van lof en geschenken gehuldigd is. Ook de regeering was van de partij. Zij schonk dezen grijsaard de bronzen medaille, verbonden aan de Oranje-Nassau-orde. A. B. K., de „Oproerige Krabbelaar" in „Het Volk", zegt van dit laatst: „Voor een ridderorde, één echte, kon immers een arbeider, zelfs van deze allerbijzonderste soort, niet in aanmerking komen. Een vierduitenstuk was het hoogste waartoe hij vermocht op te klimmen. Al de minachting, die men in deze wereld, trots alle dikke woorden, voor den arbeid heeft, wordt in dit feit gesymboliseerd. En dat in een land, waar tegenwoordig op de twaalf klungels min stens twee een lint in 't knoopsgat dragen, 't Is walgelijk!" A. B. K. zegt het wrang. Want is er geen oorzaak om warm te loopen over de toiebedeeling van ridderorden aan allermiddel- matigste figuren dit het een of ander baantje zoo veel jaar bekleed hebben en het onthouden van het ridderlint aan anderen, hoe uitzonderlijk hun ver diensten ook mogen zijn, enkel omdat ze arbeider zijn? „There is something rotten" in het systeem van de koninklijke onderscheidingen n ons land. hooge standpunt van mijn kunst en was destijds aan het daar bestaande Duitsche theater als tweede rangs zangeres geengageerd. Was het dan ook niét door mijn kunst, dat ik het publiek aan mij wist te boeien het ontbrak mij echter niet aan bewon deraars en aanbidders. Onder al deze vereerders, die mij zonder uitzon dering onverschillig waren, gelukte het slechts één mijn hart te veroveren. Wladdimir Rosanoff, een jong officier van de keizerlijke garde, en behoorende tot een der voornaamste aristocratische familiën van het land. Hij was tegenover mij niet alleen allerbeminnelijkst maar zoo eerlijk en trouw als ik het kon wenschen. Hij aanbidde mij en de toe komst leek mij een paradijs toe van ongestoord ge luk, wanneer hij mij vertelde, dat hij binnen een paar jaar zijn afscheid dacht te nemen, zich zou terugtrekken op zijn landgoed en mij tot de mees teres van zijn huis zou verheffen. Hij wilde den winter in de residentie doorbrengen, gedurende den zomer zouden wij op ons landgoed wonen, welk ver blijf hij met de levendigste kleuren wist te schil deren. Had ik Wladimir zelf niet zoo innig lief gehad, ik zou over onze verhouding rustig hebben kunnen denken en mijzelf afgevraagd of het ver schil in stand ons beider leven wel gelukkig zou kunnen maken. Welke groote vooroordeelen zouden immers zijn te overwinnen bij de aristocratiesche familie en in de kringen, waartoe hij behoorde, wan neer wij voor immer aan elkander waren verbonden. Een half jaar ongeveer had onze innige verhou ding geduurd, zorgeloos hadden wij de toekomst tegengeblikt en ons niet bekommerd over de ko mende dingen Op zekeren dag kwam Wladimir buitengewoon ernstig naar mij toe, hetgeen ik niet van hem ge woon was. Op den eersten blik ontdekte ik, dat er iets bijzonders moest zijn voorgevallen. Ik behoefde niet lang te wachten, want spoedig vernam ik, dat Wladimir naar Moskou was overgeplaatst en reeds den volgenden dag daarheen moest vertrekken. Het scheelde niet veel of ik was door deze tijding be wusteloos neergezonken; eerst thans voelde ik, hoe oneindig lief ik Wladimir had. Wanhopig wierp ik mij aan zijn borst en hij moest al zijn overredings kracht benutten om mij eenigermate tot kalmte te brengen. „Ik ga met je mee!" riep ik eindelijk uit, „ik kan hier niet alleen blijven." „Waar denk je aan, kind", antwoordde merkbaar ontsteld Wladimir. „(Moskou heeft geen DuJtsch theater, waarbij je je engageeren kunt, en een voor jou passend onderkomen is daar niet zoo licht te vinden." Ik voelde, dat hij gelijk had en dat het dwaas heid was, hieraan nog verder te denken. „Dit eene beloof je mij, Wladimir," zeide ik eindelijk, „dat je mij, zoo dikwijls als je tijd het toelaat, schrijft." Lachend beloofde hij dit aan zijn bemind, lief meisje, zooals hij zeide, en die belofte was mij de eenige troost. (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1932 | | pagina 4