Nieuwsblad v. Holl.Noorderkwartier No 139 41e Jaargang Onschuldig verbannen. EFOON INTERCOMMUNAAL NC. 52 DONDERDAC 1 DECEMBER 1932 DEZE COURANT VERSCHIJNT DINSDAG DONDERDAG - en ZATERDAG. AbonnmentspriJ s per S maanden 1.15. liilmw: Firma I. H. KEIZER -.Redacteur J. H. KEIZER. Bureel Noordscharwoude. ADVERTENTTEN: Van 1—5 regels 75 cent; elke regel meer 15 c< GROOTE LETTERS NAAR PLAATSRUIMTE. D:e raad. dezer gèmeente vergaderde op W.oens dag 30 November in openbare zitting. Voorzit ter, burgemeester Jhr. van Spengler, Secretaris K. G. Rieinders. Te halfacht opent de voorzitten de verga-de ring met een woord van welkom, en verzoekt den secretaris de notulen der vorige vergadering te lezen. Deze worden zonder op of aanmerkingen goedgekeurd. Ingekomen stukkenI Ambtenarenreglement voor de Lichtbedrijven, zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd- Een schrijven van de oommissie voor de pro vinciale wegen, inzake den weg door het Geest- mer-Ambacht, hetgeen in deze vergadering! ter tafel wordt gebracht, omdat Noordscharwoude land zal moeten afstaan. Indertijd is ©en koop som van 1725 gulden vastgesteld, en stellen B. en W. voor, naar aanleiding van dit schrij ven, het bedrag met 15, procent te verminderen en te brengen op 1466.25, Cpnform besloten. Die voarzitter doet nog omtrent! den komen den weg eenige meüedeelmgeji en noemt het een mooi object voor de werkverschaffing. De heer Kwadijk wijst er op, dat van hooger- hand tegenwoordig een drang wordt uitgeoefend om alles in werkverschaffing te doen. De weg is opgenomen in het provinciaal, wegenplan en is het volgens spreker zuiver productieve arbeid De voorzitter weerlegt dit, door op te mer ken, dat productief werk te bezwaarlijk wordt en wijst er op dat de plannen algemeen instem ming hebban gevonden. Spreker acht het een groot belang voor de provincie en een oplossing tot het werkloozenvraagstuk. De heer Kwadijk juicht de totstandkoming van den weg toe maar acht het totaal ongemo tiveerd, dat de arbeiders slachtoffers worden. Die voorzitter zegt, dat in abnormale tijden als thans, crisismaatregelen tegenstrijdige belangen geven en dat wat het zwaarst is, ook maar het zwaarst ewgen moet. Verder wijst spreker op de groote subsidie die het Provinciaal Bestuur verleent. De heer Schrijver motiveert uitvoerig, waar om ook hij tegen uitvoering in werkverschaffing is. Gedeputeerde staten hebben indertijd in een circulaire uitvoerig uiteengezet, wat werkver schaffing is en wat niet, en acht spreker het in tegenstelling met het toen bepaalde, dat men het thans in werkverschaffing wil laten uitvoeren Spreker vindt het niet goed, als de gemeente er aan mee zou werkeu loondruk te animeeren. De heer Schrijver zou het erop aan willen stu ren dat evenals bij de kabileering een bepaling gemaakt zou wordden, dat werkloozen uit de gemeente tegen behoorlijk loon tewerk zouden worden gesteld. Voorzitter stelt voor de bespreking over dit punt te sluiten, hetgeen gedaan wordt. V an Ged. staten is ingekomen een verzoek mee te deelen of betreffende het raadsbesluit van 16 April 1931, waarbij opschorting bepaald werd van bouw van een gymnastieklokaal, reeds een datum aangegeven kan worden, waarop met den bouw begonnen wordt. B. en W. ad- viseeren als datum 1 April 1934 te bepalen. De heer Schrijver verklaart zich tegen het voorstel en vindt het onmogelijk! een datum te bepalen, omdat indertijd een besluit genomen werd tot opschorting .uithoofde van de slechte tijdsomstandigheden. Spreker wijst op het ver antwoordelijkheidsgevoel van den raad, omdat liet thans nog slechter is en de toestand van 1934 zich nog donker laat aanzien. D|e voorzitter wil dezen datum niet persé vasthouden. i Diuijves is het met den! heer Schrijver eens, en beveelt aan de plannen tot een gymnastiek lokaal voor de bijzondere school nader te beschou wen. Men zou dan goedkooper uit zijn. De voorzitter wijst er op, dat in hoogste in stantie beslist is en brengt het voorstel van B. en W. in stemming, dat met vier tegen (drie stem men aangenomen wordt. Vervolgens komt aan de orde herstemming in zake de bekende adressen Van Sint Pancras, waarover in de laatste vergadering, de stemmen staakten. Met 4 fcegeini 3 stemmen wordt hel voort stel van Sint Pancras, den, weg aan het Hoog heemraad over te dragein fcegem een total onder houdskosten vataj 900 gulden hot zgn. tweede plan aangenomen. (Belangstellenden, ver wijzen wij voor bijzonderheden aangaande deze wegkwestie naar het raadsoverzicht van onzen medewerker J. Observer in dit nummer.) Bé verordening inzake eisehen en benoembaar heid van den veldwachter wordt z.h.s. goedge keurd. Voorzitter doet mededeelingen omtrent de vergoedingen aan bijzondere scholen, waarna overgegaan wordt tot behandeling van Gemeente begrooting 1932, waarvan voorzitter verzoekt in volgorde te bespreken, Begrooting Burgerlijk Armbestuur, Lichtbedrijven en de Ge iueentebegrootfng. D|e begrooting van het B. A. wordt z.h.s. goed gekeurd in ontvangsten en uitgaven, op een be drag van 4253.04 gulden. Die heer Kooij rapporteert, dat inzake de be groeting voor de lichtbedrijven de commissie niet eenstemmig is. Spreker adviseert! tot ver werping op grond van z.i. te hooge salarieering Die heer Kwadijk wijst erop, dat toen de gasfabriek begon er iniemand was* die er. wer ken wilde en de loonen steeds te laag zijn geweest. Het indexcijfer acht spreker niet zoo gezakt en kan hij geen termen vinden tot veria ging te adviseeren. •Die heer Schrijver is ook tegen de verlaging en wijst er op dat de loonen in het overheidsbe drijf die in het vrije bedrijf nooit gevolgd hebben Spreker is van oordeel, dat de laatste jaren op het platteland afbraak gepleegd is, en wil hier aan niet medewerken. Die voorzitter verklaart tegen verlaging te zijn wijst op den toestand van het bedrijf en wil het loon zien als loon voor arbeidsprestatie De loonstandaard is lager dan bij andere gelijk soortige fabrieken. Wethouder Ootjers acht zich tegenover de tuinbouwers niet verantwoord en wijst er op, dat algemeen overheidsbepalingen tot verlaging geno men worden. Spreker meent, dat de arbeiders in hun hart het er mee eens zijn. door den heer Duijves wordt) gezegd, dat te genwoordig een reuzecategorie reuzeoffers brengt en is van oordeel, dat de ajnbtenaren ook wel een offertje mogen brengen. Nadat de heeren het vóór en tegen nog gerui- men tijd overwogen hebben, zonder dat de be sprekingen nieuwe gezichtspunten opleveren, wordt met 5 tegen 2 stemmen (de heeren Kwar dijk en Schrijver) beslotetn de begrooting terug te zenden,. Die heer Schrijver onderwerpt dan) de begroo ting aan eenige algemeene beschouwingen, waar hij hij het beleid van B. en W|. en de houding van den Burgemeester op verschillende punten afkeurt. Spr. acht het o.a. verkeerd, dat B. 'en W;.. zonder den raad erin te kennen de werk verschaffing geregeld hadden. Verder achtte spr. commentaar overbodig, wanneer een commissie va», tuinders geen onderhoud ziet toegestaan, terwijl hoogere instanties dit niet weigeren. Spr. releveert, dat- er een commissie uit den raad was benoemd voor regeling der tuinderseredieten en dat het tweede gedeelte daarvan is behandeld zonder de commissie erin te kennen, om gele genheid te geven van verschillende tuinders be dragen in te houden van, Zuidscharwoude. Bij de bouwverordeningen wordt den een toe gestaan wat den ander geweigerd wordt. Volgens spreker doen B. en W, alles om het raadslidmaat schap tot een sinecure te maken. y Spréker laakt de lijdelijkheid van den raad ten opzichte van de gymnastieklokaalkwestie en vreest dat de verhoudingen in den raad van in vloed zullen zijn op de thans nog goede ver houdingen daarbuiten. Tenslotte hoopt spreker dat hte de laatste keer zal zijn, dat hij dergelij- '.-wsSEI ke mineurbeschouwingen moet houden. Die voorzitter beantwoordt den heer Schrij ver niet en wordt overgegaan tot artikelsgewijze behandeling. Aan de orde zijn verschillende suo- sidieadressen. Goedgekeurd worden subsidies aan het 'Witte Kruis, de r.k. Leesbibliotheek, de r.k. kinder uitzending op gelijken voet als het CC en tr aal genootschap het r.k. Parochiaal kerkbestuur, ten behoeve van schoolvrije jeugd, en de malariabestrijding. Het Wit gele kruis vroeg een subsidie van 15 cent per r.k. inwoner. De minderheid in het ooilege van B. en W. stelt voor de vergoeding op 10 cent per inwoner te bepalen. De heer Ootjers wil zich aan het verzoek houden. De voorzitter acht splitsing ongewenschti en vreest administratieve moeilijkheden. Na eenige discussie wordt het meerderheidsvooistel van B. en W .conform het verzoek met algemeene st. Een subsidie aan het Lyceum te Alkmaar wordt toegestaan. Bij de post subsidie Politieschool en -cursus acht de heer KOOIJ de post van f30,voorden cursus over bodig. Veldwachter Leurink heeft zelf les ge geven en heeft het volgens spr. niet meer noodig. Ook de heer KWADLIK is tegen deze pogt, alleen al omdat hij hetf voor iemand als Leu rink wat pijnlijk vindt. Biaar het echter voor dit jaar niet meer voor komen kan worden, gaat de raad hier niet na der op in. Die heer KANSEN" acht het bij de post opha len huishuur, gewenscht den oud-veldwachter v. d. Berg van deze werkzaamheden te ontheffen. Spr. is er voor dit een ingezetene op te dra-F gen. Die VOORZl acht dit ongewenscht, omdat be trokkene tevens deurwaarder is en zoodoend© eenigen drang kan uitoefenen. Men zou bij niet- betaling toch weer bij hem terecht komen. Be sloten wordt, dat B. en W. deze kwestie nader onder de oogen zullen zien. i Die heer Kwadijk verzocht bij: de post subsi die Vrijwillige Landstorm geacht te hebben te gen gestemd. De heer Kooi betoogt de wenschelijkheid de subsidie voor het kanalanplan van 1000 gulden in te trekken, daar er volgens spr. van de be weringen van ir. Rangers in 1927, omtrent zeker, heid van loozing, niet veel over gebleven is. De voorzitter noemt dit een strafmaatregel en wijst erop, dat dezei subsidie niet meer kan worden ingetrokken. Spreker raadt aan den hr. Kooij aan zich persoonlijk tot' ir. Ringers te De voorzitter brengt ,nu de begrooting vast gesteld op 110.069.63 wat den gewonen dienst FEUILLETON (EERSTE HOOFDSTUK. Griekenland met zijn natuurschoon en talrijke gedenkteekenen van een eertijds hoogere beschaving aan wier spits eens een natie stond thans diep gezonken door inwendige beroeringen en vreemden invloed is dikwijls het hoofddoel van Engelsche toeristen. De gevaren, waaraan het rooversbedrijf dat in Griekenland even als in Italië en Spanje nog in vollen bloei is den reiziger blootstelt, schijnen den reislustigen Engelschman, tuk op avon turen, niet alleen niet afte schrikken maar zelfs aan te lokken. Wij geven onzen lezers in het eerste hoofdstuk van dit verhaal, zoover dit daarmede in verband staat, een schets van deze gevaren, welks steeds den reiziger bedreigen en tegelijkertijd ook van het leven en drijven der roovers in dit land. Op een morgen in April reden drie jonge Engel- schen met hun bedienden en gidsen langs de straten van Athene naar Corinthe, dat zij tegen den middag hoopten te bereiken. De meest in 't oogvallend persoon van het kleine gezelschap was Albert, graaf van Kingscourt, 'n man van zes en twintig jaren en van opvallende schoonheid. De trekken van zijn ge bruind gezicht waren volkomen regelmatig, bijna streng, maar de week- en teederheid van zijn gelaat, omringd door een goed onderhouden zwarten baard, gaven daaraan een uitdrukking van vriendelijker! ernst. Zijn oogen, van die donkerbruine kleur welke men zwart pleegt te noemen, zagen stoutmoedig in de wereld, en toch had zijn blik een wonderlijk aan trekkelijke bekoorlijkheid, welke den beschouwer onwillekeurig boeit. Door den dood zijner ouders was de graaf zijn eigen meester en bezitter van uitgestrekte goederen in Engeland en Schotland met een inderdaad vor stelijk inkomen.Hij was de lieveling der aristocra tische gezelschappen, het voorwerp der wenschen en begeerten van vele moeders en dochters en een overal gaarne geziene en begeerde persoonlijkheid. Hoewel menige schoone en rijke erfgename, op grond van een door hem bewezen gewone beleefd heid, zich met de hoop vleide, hem een diepere belangstelling te hebben ingeboezemd, zoo was zijn hart toch volkomen vrij gebleven. Bij voorkeur hield hij zich bezig met de groote politieke en sociale quaestiën van den dag en beloofde niet slechts zijn weiklinkenden naam eer aan te doen, doch wat meer waard is, een goed deel bij te dragen ter oplossing van de verschillende bestaande vraag stukken. Zijn reisgenooten waren zijn vriend Bertin Koilys, de jongste zoon van een markies, en kapitein Wilbraham, een officier van de garde; beiden zeer gezellige en ontwikkelde mannen, innemend zoowel door hun uiterlijke verschijning als door hun be schaafde en voorkomende manieren. „Wij mogen ons verheugen, dat wij de opmerk zaamheid der roovers ontsnapt zijn," zeide Bertin ernstig, toen de drie vrienden op eenigen afstand van de gidsen, naast elkander reden. „Ik vreesde dat wij het lot van andere reizigers zouden hebben moeten deelen, maar het voorgevoel van het gevaar heeft onze reis iets romantisch gegeven." „Ik bedank voor zulke romantiek," antwoordde kapitein Wilbraham. „Op den zelfden straatweg werden het vorige jaar twee Engelschen door roovers gevangen genomen en zes maanden gevangen ge houden. Gij herinnert u wel het opzien, dat de zaak verwekte. Een der heeren stierf gedurende zijn gevangenschap tengevolge der vochtigheid en slechte lucht in het hol, de andere betaalde een enorm los geld en keerde ziek naar lichaam en geest in zijn vaderland terug. Neen, liever wilde ik nooit naar Griekenland gekomen zijn dan kennis met de ban dieten te maken." „Daar is geen gevaar voor," merkte Lord Kings court op. „Onze gidsen hebben met het oog op de betaling beloofd, ons veilig naar Corinthe te geleiden en voor iederen overlast te behoeden. Onze consul in Athene zeide, dat wij ons gerust aan deze lieden konden toevertrouwen, omdat wij hun zooveel hebben gegeven, dat er schatting betaald is aan hen, die op den weg op ons loerden." „De gidsen en de bandieten zijn het eens," zeide Bertin.,, Daar wij met de eersten een verdrag geslo ten hebben zijn wij voor de laatsten beveiligd. Er bestaat een soort van eerlijkheid onder de dieven, en ik hoop dat dit ook bij de Grieksche 't geval zal wezen. Kon ik mij niet verlaten op de verzekeringen van den consul en waren ook niet andere reizigers ongedeerd door onze gidsen tot hun doel gebracht, dan zou ik ernstig bezorgd zijn. De aanvoerder heeft een gezicht, dat niet veel vertrouwen uitlokt." De graaf zag naar den gids, die met zijntwee ka meraden vooruitreed, en zich op dit oogenblik juist omkeerde, zoodat zijn gelaat geheel zichtbaar werd. Het was een donker, verdacht gezicht, dat, indien de bezitter er van niet zoo goed bij den Engelschen gezant bekend en niet door andere reizigers aan bevolen ware geweest, ons gezelschap achterdocht zou hebben ingeboezemd. „Ik beken, dat Paulos een niet zeer aantrekkelijk uiterlijk heeft," zeide Kings court, „maar gij zult toegeven dat hij als bedelaar zeer schilderachtig zou zijn. Gisteren avond reeds twijfelde ik aan hem, maar ik kan niet aannemen, dat hij werkelijk een verrader wezen zou; zijn ge tuigschriften en aanbevelingen zijn goed; hij beloof de ons veiligheid ten opzichte der bandieten en ik ben gedwongen hem te vertrouwen. „Maar, vervolgde hij na een oogenblik, „mij bevalt de wijze niet waar op hij telkens in 't kreupelhout ziet. Het is of hij iemand verwacht. Wist ik dat hij voornemens was den verrader te spelen, dan zou ik zijn plannen voorkomen door hem te laten gevangen nemen en binden." Zij reden verder. Het gedrag van Paulos liep al meer en meer in 't oog; zijn blikken drongen in het kreupelhout, dat aan beide zijden van den weg groeide, terwijl hij van tijd tot tijd rugwaarts blikte. „Een eenzame streek," aldus verbrak Kapitein Wil braham het lange stilzwijgen. „Heinde en ver is geen huis te zien, en al ware er een zoo zouden de bewo ners toch bondgenooten der bandieten zijn. Zie eens hoe verdacht onze gids zich gedraagt. „Onze goede Paulos heeft wellicht het voornemen de bandieten, als hij ze opmerkt, te verwijderen," zeide Kollys. „Hij beloofde ons veilige overkost laten wij hem vertrouwen." Hoewel de drie vrienden elkander wederkeerig bemoedigden, nam het wantrouwen in den aanvoer der der gidsen bij hen steeds toe en men hield hem scherp in 't oog. Zij kwamen nu in een nauw dal, dat met wilde oranjeboomen en dicht kreupelhout begroeid, zich tusschen twee lage maar steile rotsen als een breede, holle weg vertoonde. Plotseling klonk een schril ge fluit, dat uit het hout dicht bij de reizigers voort kwam, door de lucht. Dezen trokken zich snel als op commando terug naar den tegenovergestelden rotswand, dien zij nau welijks bereikt hadden, toen een dozijn mannen in schilderachtige kleeding door een aanvoerder geleid, van alle kanten uit het hout drongen en hun den terugweg afsneden. De vreemden waren onmiskenbaar roovers en allen tot de tanden gewapend, terwijl zij bovendien den reizigers den loop hunner pistolen voorhielden. „Grijpt niet naar de wapens," riep de hoofdman in het Engelsch. „Als gij weêrstand biedt of schieten durft, zult gij zonder genade worden neergeveld. Wij staan U niet naar 't leven. Gij zij t veilig zoolang gij u rustig houdt!" Ondanks den uitroep van den rooverhoofdman, greep de hand van lord Kingscourt naar zijn revol ver terwijl zijn blik 't aantal zijner lieden snel op nam. Kollys en Wilbraham hadden evenveel moed als hij zelf en toonden zich bereid zijn voorbeeld te volgen; maar de drie gidsen waren verraders, en het leed geen twijfel of zij zouden zich in geval van strijd aan de zijde der roovers scharen. Twee van de drie bedienden bleken lafaards te zijn, want sidderend lagen zij reeds p de knieën en smeekten den roovers om genade. De derde, lord Kingscourt eigen bediende, was aan de zijde van zijn heer getreden en wachtte slechts op één wenk van dezen, om zich met doodsverachting op de bandieten te werpen. „Vier tegen vijftien!" dacht Kingscourt, terwijl zijn hand met het wapen naar beneden zakte. „Het is nutteloos weêrstand te bieden; de schurken zijn ons te machtig." De aanvoerder die zijn oogen niet van den graaf had afgewend, lachte en zeide: „Gij zijt verstandig, mylord, 't is beter dat gij uw geld dan uw leven verliest." Lord Kingscourt zocht met den blik de verrader lijke gidsen. „Wij hebben voor veiligen overtocht langs dezen weg betaald," zeide hij. „Vraag Paulos daar of wij niet edelmoedig waren en niet van Spiridon, den bandietenhoofdman, de belofte heb ben, dat men ons niet zou lastig vallen." „Ik ben Spiridion, sprak de hoofdman met een trotsche buiging. „Beloften kunnen in Griekenland evengoed als in Engeland verbroken worden." Zijn beleefdheid, zijn fijn lachje en voorname ma nieren waren zeer in tegenspraak met zijn vijan delijke houding en het doodende wapen dat nog altijd op deng raaf gericht was. Toen niemand zijn mededeeling beantwoordde, vervolgde hij„Had ik de belofte niet gegeven waar van gij spraakt, zoo zoudt gij dezen weg niet ge komen zijn. Kon ik mij zulk een schoone vangst laten ontsnappen? Wij hebben reeds menig En gelschman gevangen, maar nog nooit zulk een voor naam Lord als U, rijk als een vorst en in staat om een vorstelijk losgeld te betalen." „Kent gij mij?" vroeg de, graaf. Spiridion nam een papier uit zijn zak en bekeek het opmerkzaam. „Ik ontving dit gisteren avond met een expresse," zeide hij koel. „Drie Engelschen," zoo las hij van 't papier. „De hoofdpersoon, een voorname Lord, Graaf van Kingscourt, groot, donker van uitzicht, jong en met baard, berijdt een schimmel. Gij ziet^ dat het voor mij niet moeilijk was u te herkennen. De andere zijn eveneens rijk, maar niet met den graaf te vergelijken. Ik wacht u sinds tewe uur." „Wat wilt gij van ons?" vroeg de graaf. „Ik kan niet veronderstellen dat gij uw woord zult breken." „Daarvan zal ik u overtuigen," viel Spiridion in. „Geef ons uw portefeuilles, juweelen, horloges en andere zaken van waarde." (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1932 | | pagina 1