E 3 Dol 32 Onwetend en nederig tegenover de werelochaos. Onschuldig verbannen. He! vraagstuk der oorlogsschulden. De gouverneur van de Bank van Engelan3f,~eên man die zeker kijk heeft op net economuscne xeven verklaarde een paar weken geleden dat hij er geen kijk op heell. hij noemde ae moeinjkneaen zoo groot en de krachten zoo onbeperkt, dat hij er mee alleen onwetend maar ook nederig tegenover staat. Menigeen ziet niets van de moemjkheoen en hun oorzaken en meent, daarom met een paar groote woorden de weg tot uitkomst te kunnen aanwijzen Maar hoe meer men er van weet, des te ingewik kelder en moeilijker te ontwarren blijkt die econo mische toestand der wereld te zijn. De heer Tn. van Weideren baron Rengers tee kent naar aanleiding van de erkenning van hulpe loosheid door zuik een vooraanstaand man ais de gouverneur van ue Bank van üingeiand, oe uitwer king van de geweldige uitvindingen en proauctie- vermeerdering op ae wereid. Ua ae toepassing van stoom en eiectnciteit is er eerst een zekere gelei delijkheid in de ontwikkeling der tecnniek geweest, zooaat de wereld haar kon bijnouaen en zien erDij aanpassen, maar daarna is die ontwikkeling tot een ontzettenaen en onoevaarbaren waterval gewor den. De heer Rengers spreekt dan ook van „den stormachtige^ en aemocratischen vooruitgang" in de toepassing der natuurwetten en de sneue opvol ging der uitvindingen, waardoor de vastneid van grondslag, de zekerneid voor den producent in hoo- ge mate ondermijnd is. Hij geeft daarna een aan tal voorbeelden. De eene verbetering in het voortbewegen van sche pen volgt op de andere. De leevnsduur van den auto band is in weinige jaren verzesvoudigd. De steen kool wordt verdrongen door olie en electriciteit. De kaars, de olie- en gaslamp worden la minder gebruikt. De motorboot vervangt het kleine zeil schip. De vrachtauto doet aan het motorscheepje een doodelijke concurrentie aan. In het marktwezen verdwijnen de veedrijvers, de veeschippers, de markt stallingen enz. De mode is nog griiiiger en verande- lijker geworden, en allerlei stoffen en kleuren daar door spoedig veranderd. De smaak heeft zich van lmnne aiScweia en net verrbuik daarvan is in tien jaar met 50 procent verminaera. Ee;n modegril is in staat udizenden werkloos te maken en eiders udizenden aan het werk te zetten. De opbrengstmoge lijkheden van den bodem zijn ontzaglijk vermeerderd Het evenwicht tusschen vraag en aanbod is daar door geheel verstoord. De stikstof heeft de oogsten verdubbeld en die vermeerdering gaat door. De auto duwt het spoorwegwezen in een hoek en milliarden gaan daarbij verloren. Spoedig zal het vliegtuig of een ander verkeersmiddel de autokapitalen waar deloos maken. Afgelegen plaatsen zijn er niet meer. Auto en vliegtuig bereiken alle uithoeken en overal kent men des avonds al het laatste nieuws van den dag. Twintig jaar geleden gingen er uit een bepaal de streek vijf leerlingen naar de stad ter schole. Thans uit diezelfde streek zestig. Zoo komt er een voortdurend zoeken, vinden en weer verhezen van het evenwicht tusschen productie en consumptie. We zijn nog maar in de beginperiode, on s geslacht staat nog slechts in het voorportaal van de onmete lijke schatkamer der natuur. De heer Rengers ziet heden en toekomst aldus: Niet alleen het oude stort ineen, maar ook het nieuwe wijkt voor het aller nieuwste. Zeker zal uit de puinhoopen nieuw leven opbloeien, maar slechts met overgangen van ellende Verwarrend en ontwrichtend werkt ook de oplitieke onrust der wereld. Is rust gevonden, dan kan men zich zetten tot de ontzaglijke taak om een ieuwe FEUILLETON 2) Tegenstand was nutteloos, en daarom gehoor zaamden de Engelschen, door hun beurzen, horlo ges enz. in den hoed van een der roovers, die naar hen toe gekomen was, te werpen. Nadat Spiridion de zaken onderzocht had, gaf hij zijn ontevredenheid over het gering bedrag van het verzamelde te kennen. De drie vrienden hadden slechts een onbedui dende som geld bij zich, niet meer dan hetgeen ter bestrijding hunner reisbehoeften volstrekt noodig was; ook bezaten zij slechts een gering getal kost baarheden van mindere waarde. „We zullen dat later vereffenen," zeide de hoofd man nadenkend. „Ik zal genoodzaakt zijn voorloo- pig twee uwer hier te houden: My lord, omdat hij de rijkste, en Kollys omdat hij de zoon van een lord is. Kapitein Wilbraham een barbaarsche naam kan vrij heengaan!" De Engelschen begrepen hem volkomen, maar hij haastte zich, hun een nog duidelijker uitlegging te geven. „De kapitein kan zijn paard behouden," zeide hij. „Hij moet direct naar Athene terugkeeren en de boodschap medenemen, dat lord Kingscourt en zijn vriend Kollys in de macht zijn van den vreeselijken Spiridion. Hij moet de tijding naar Engeland over brengen en zeggen, dat de verschrikkelijke Spiridion een losgeld verlangt van twintig duizend pond ster ling voor lord Kingscourt en van vijf duizend pond voor den anderen Ehgelschman. „Als niets anders kan gedaan worden, zoo volbreng de voorwaarden voor den afloopvder drie maanden. Wilbraham", zeide Kollys. ,,'t IS mijr. bepaalde wensch, dat als mijn ooren naar Engeland terug keeren, ik zeJf ook meê ga." „Ik zal u niet in verlegenheid laten," verzekerde Wilbraham. „Zoo 't eenigszins mogelijk is zult gij zonder losgeld vrijkomen. Het spijt mij U onder de bandieten te moeten achterlaten. De hemel be- scherme U vrienden, vaartwel!" Nogmaals gaf hij allen de hand, draaide zijn paard om en verdween in de richting van waar zij gekomen waren. „Halt!" riep de graaf, „mijn dienaar moet met hem mede." „Ik verlaat u niet, Mylord!" riep Briggs uit. „Waar gij gaat, ga ik ook! Zend mij niet weg." „Trouwe dienaar," zeide Spiridion edelmoedig, „je zult blijven. Het is de plicht van een goeden knecht het lot zijns meesters te deelen, en als ik de ooren van Mylord naar Engeland zend, beloof ik je dat jou plebejische ooren de zijne zullen begeleiden. En nu, aldus wendde hij zich tot lord Kingscourt, „laat ik U in mijn armzalige schuilplaats voeren. Ik kan mij niet op gezelschapszalen en galerijen met voorvaders beroemen, maar gij zult ondervin den, dat ik mij toegedane harten bezit, en ik zou orde te scheppen voor het materieele leven van de komende geslachten. Deze beschouwing wekt bij den heer Rengers ook het gevoel van onwetendheid en van potmoed We staan klein tegenover de groote moeilijkheden Wij staan tegenover de wereldhuishouding als een huisvrouw tegenover een huishouding, waar alles in de var is, ooverhoop gehaald en van zijn plaats gezet en men bovendien nog voortdurend nieuwe dingen indraagt, die weer andere overbodig maken. Zij mag echter niet wegloopen met de gedachte, dat zij er niets van terecht kan brengen. Zonder de groote moeilijkheden te overschatten, moet ez gaan aanpakken, overleggen en handelen en bij haar werk van heden bedenken, dat er morgen weer een dag komt. Nederigheid mag niet leiden tot gemis aan zelfevertrouwen en lijdelijkheid. Tegenover de toekomst die donker is van al de problemen en moeilijkheden, hebben wij in het heden noodig men- schen, naar het oude pittige woord, met hoofden koel, harten warm, ijzeren wil en stalen arm. denvraagstuk is niet beslissend meer voor de sanee ring der wereld. Was men daartoe enkele jaren ge- Leden overgegaan, dan had men misschien redding kunnen brengen. Nu zijn er steeds nieuwe pro blemen ontstaan, nog geweldiger in omvang dan de vroegere. Hoe langer men goedbedoelde maatregelen uistelt, hoe minder invloed de oplossing zal hebben. Er komt hoogstwaarschijnlijk een economische wereldconferentie. De taak, waarvoor deze confe- j rentie gesteld is, moet bovenmenschelijk worden I genoemd en juist daarom zal geen oplossing gevon- den kunnen worden. Mien zoekt het te ver, te groot. Dc wereld zelf zal haar eigen oplossing moeten vin den, onafhakelijk van kunstmatig en daardoor on vruchtbaar gedoe. Het is foutief, nogmaals in den natuurlijken ioop der dingen te willen ingrijpen. De saneering ligt in hetgeen gescheidt, zonder dat men daarvoor speciale conferenties heeft bijeenge roepen. Er is een neging om zich eerst achter de eigen veilige grenzen terug te trekken en die maat regelen te treffen, welke bevorderlijk zijn voor het eigen bedrijfsleven. Wanneer het eigen bedrijfsleven weer gesaneerd is, kan men gaan denken om zich met anderen in verbinding te stellen, want wat doen zieke lichamen tenslotte door contact zoeken anders dan het zieke lichaam nog zieker maken? Wanneer het binnenlandsche bedrijfsleven zich aan de ver anderde omstandigheden heeft aangepast, moet men in ziehier verband gaan samenwerken, om daarna eerst de grootere problemen onder het oog te zien. Men kan op zijn tien vingers narekenen, dat er toch niets geregeld zal worden Dit hebben wij in de periode i 5)29—1932 nu al duidelijk genoeg ge zien. Nauwelijks waren de hoera-kreten over de ver kiezing van Roosevelt tot President der Vereenigde fcitaten verstoma, of ae vertegenwoordigers aer ex- Ueaineeraen maaKten qieue voor net Witte Huis om nun requesten te aeponeeren, waarin om uitstel aer ooriogsscnuidoetaiingen wordt verzoent. Deze geste, die oin den semjn van „aispraaajes" te voornomen, onamanneiijk van eiKaar geaaan is, is weinig ver- heiiena voor het prestige aer oude wereld. Men heelt de scnuiaen aangegaan en dan moet men betaien, of men vmdt ze onereus en aan moet men weigeren ze verder te voiaoen. Een anaer aicerna- tiei bestaat er voor zienzelf respecteerende ianaen nit. Engeiand heeft daartoe vrijwilng de Bauour- overeenaomst geteenena. Dit gescmeaae in de perio de, aat Lonaien zijn oude plaats ais internationaal finantieei centrum weer wnde innemen en te dien einae met opoirering van veel geld het Pond op de vroegere gouapariteit opschroefde. Men weet, met werne ongeiuKJtige gevoigen. Frankrijk chicaneerde tot de Mellon-Berenger-overeenkomst werd getee- kend. De Franscne Regeering scnijnt met die onder teekening een slag om den arm te hebben gehou den, in ieder geval werd de Fransche Kamer or officieel buiten gelaten, en deze voelt zich nu niet gebonden, waaraoor een conflict moeilijk kan uit blijven. We zeiden reeds dat de oorlogsschulden of billijk zijn en dus betaald moeten woraen, of onbillijit en aan moet Ameruta ze senrappen. Noch Hoover, noch Roosevelt staat op het standpunt, dat ze 011 juist mogen woraen genoemd en zij eiscnen betaling zij net ook op speciaie voorwaarden. Over die voor waarden zal moeten woraen gestreden en te dezen opzichte zal het eerste conflict tusschen Roosevelt en Europa ongetwijfeld bestaan. VermoedenjK zal met de regeling woraen gewaent tot na de economi sche wereldconferentie. Deze zal, tenminste wanneer zij niet steeds wordt uitgesteld, tegen den zomer worden genouden. W'e hebben dUs een nieuwe in stabiele periode voor den boeg, waarin zoo goed als geen constructief werk kan worden verricht en waar bij de kans bestaat, dat de crisis nog verder om zich heen in het economische leven gaat ingrij pen. Hoe langer de onzenerheid heerscht, hoe meer knas bestaat op een instorting.Trouwens, het schul- mijn vrij wild leven niet met al uw glans en pracht wüien ruilen. Voorwaarts, kameraden!" H liet de beide andere bedienden en de gidsen gaan, die zich haastig verwijderden. Toen vatte hij den teugel van lord Kingscourts paard, zijn luitenant greep het paard van Kollys, de andere roovers omringden de gevangenen en de troep zette zich in beweging. Zij verlieten den straatweg en sloegen ie en pad- in, dat langs een ruischende beek liep. Toen zij een ge- ruimen tijd gereden hadden, werd plotseling halt gehouden. „Wij zijn thans genoodzaakt U te blinddoeken, mijne heeren," zeide Spiridion op zijn kalme manier. „Als uw losgeld betaald is, verkrijgt U weer uw vrijheid, maar ik moet op mijn hoede zijn, dat U deze niet tot mijn nadeel aanwendt. Als ik niet de noodige voorzichtigheidsmaatregelen neem, dan zou U naderhand als gids de soldaten naar mijn schuil plaats kunnen brengen. Messandros, Lanos, doet den gevangenen een blinddoek voor!" De beide genoemde roovers verrichtten de ver langde manipulatie met een verwonderlijke behem heid; nu werden de armen van de gevangenen op den rug vastgebonden en de tocht werd voortgezet, berg op, berg af, langs murmelende beekjes en brui sende watervallen. Na een rid van drie uren kwamen zij op een steil rotspad, waar de kleinste misstap der paarden een zekeren dood moest ten gevolge heb ben. De roovers zwegen; slechts de korte commando's van den hoofdman verbraken tusschenbeide de stilte Eindelijk werd halt gehouden, men steeg af en zette den marsch te voet voort. Een half uur lang werden de gevangenen op een moeilijk begaanbaar rotspad voortgeleid, toen verdwenen de roovers, de een na den andere, door een smalle spleet in de rots, in een van binnen ruimer wordende hol. De ingang was zoo onmerkbaar verborgen, dat men dien zelfs bij een nauwkeurig onderzoek niet zou hebben ontdekt. Lord Kingscourt en Mr. Kollys werden door de rotsspleet getrokken, waardoor aan hun kleederen geen geringe schade werd berokkend. Dit hol was een soort van voorzaal, en door een tweede op een tunnel gelijkende opening kwamen zij in een groote ruimte, waar de gevangenen van hun blinddoek werden bevrijd. Zij zagen snel om zich heen. De eerste gedachte van Kingscourt; was aan zijn trouwen bediende Briggs, die dicht naast hem stond met nog ge blinddoekte oogen en gebonden handen. De doek werd hem op hetzelfde oogenblik afgenomen en toen hij zijn meester zag, trad hij met een uitroep vreugde een paar schreden naderbij. „De natuur heeft deze plaats in het bijzonder voor bandieten ingericht, naar het schijnt," zeide Kollys, zoo zacht, dat alleen zijn vriend hem kon hooren. Ik heb veel van groote holen gehoord, maar er nog nooit een gezien. Op schoonheid kan dit waarlijk niet bogen, maar het voldoet geheel en al aan het doel van onzen vriend Spiridion." Het hol was niet alleen breed en lang, maar ook hoog en luchtig. In het achterste gedeelte van deze rotszaal bevond zich een kleine waterval, wiens kristal helder water in een breeden greppel weg stroomde. Aan de eene zijde van het hol brandde een helder vuur, waarboven eenige ketels hingen. Op verschei- Piaaiseüjk fója&iaws Staatspensioen Oudkarspel Noordschairwoude. Het bestuur van bovengenoemde afdeeljng ver zocht ons .nog een voorbericht te willen schrij ven naar aanleiding van den te houden avond bij den heer Ju. de Hakker, waar de iiim Uud en Arm vertoond zal worden, de heer Hruin fut Alkmaar een propagandarede zal houden, en Jas per en Alexaike zuilen declameeren en enkele vroo lijke Vv iestiriesche Liedjes en een praatje zuilen brengen. L,e bekende Yv .estiriegche medewerkster van ae iijnkhuizer courant „Maartje uit de Biem ster" geelt een verslag in het blad, over een ge- iijksooriigen avond door de aid. De ±Ujp georga niseerd, waaruit we het volgende ontieenen lk keek erg op, vleden week, toe er eenj brieike kwam of ik niet in de JLlj.jp kome kon een Yv' o ensdageivend want dat Jasper en Me raike deer een voordrachteivend gavve loor Staatspensioen.. Houw trof et niet erg, want er was net JSIutseivend in de Hees, en dat ver zuim ik nooit, maar dat is welderes meer, en dat ik de kans hew om dat steltje te hooren komt niet veul voor, olskoom nou de kans be staat dat ze nageres in de Hiemster ok kome, want ze hewwe deer best voldein. Maar je weune hier en in de omtrek van de J-fjjp erg ongelegen as je niet busse of lietse. Maar ik ben met de auto gaan en met zoo n ding ben der gien olstande meer en ai zat ik niet erg rustig heenre in de oto, ik bin der komen, zon der ongelukke en ik bin blaid dat ik er weest bin, want et was een mooie eivend. Die spreker Bruin was verhinderd, maar dat was nins erg want et steltje voororeigers en de violist Öieu- werts wiste de eivend best om te kraigen en dene plaatsen waren lantaarns aangebracht, wier licht de groote ruimte mat oestraaiae. DeKens en veilen van dieren bedekten den bodem, en ver scheidene tafels, stoelen en banken stonden in het rond. Het was een zonderling fraai, wild tooneel; de roovers, in hun schüderacntige, Grieksche kleeding, die om het heldere vuur gescnaard lagen, hier en daar in den matten schijn der lantaarns rondliepen of in de diepe schaduw stonden; de ruwe, oneifen rotswanden met het onregelmatige gewelfd, de doffe schijn der lantaarns, de flikkerende glans van het vuur en in het bijzonder de verschillende gelaats trekken der roovers boeiden de blikken der gevan genen. „Het verwondert mij, waar de rook heentrekt," zeide Kollys, kalm het opstijgen van dezen beschou wende. „Als hij een uitgang heeft," antwoordde is-ings- court, „dan kan je er zeker van zijn, dat zich door- boven een bosch bevindt, zoodat de rook in de boomen verdwijnt en de opmerkzaamheid niet tot zich trekt." Spiridion had zich voor een oogenblik verwijderd, nu verscheen hij w;eder en ging naar zijn onvrij willige gasten, beleefd en vriendelijk als altijd. „U ziet ons geheele domicilie niet," zeide hij, „wij hebben behalve deze groote ruimte nog drie kleine kamertjes of cellen, die voor een deel het werk van menschenhanden zijn. Hier zult U uw tijd van wachten doorbrengen en ik ben overtuigd, dat U na afloop van een week zult verzoeken om brieven naar Engeland te mogen zenden, waarin U uw vriend zult smeeken, zoo snel mogelijk met het losgeld terug te keeren. Ik maak het mijn gevangenen hier nu niet zóó aangenaam, dat zij liever bij mij zouden willen blijven dan van hun geld afscheid nemen." Hij riep Lanos en beval hem de gevangenen in hun cellen te brengen. Deze gehoorzaamde en wenkte de heeren hem te volgen. Spiridion bleef staan en zag hen met een tevreden lachje na. In het meest verwijderde gedeelte van het hol bevond zich de voor de gevangenen bestemde cel, die slechts uit een door balken en planken afgesloten rotsspleet bestonden. In deze afsluiting was een deur, van een sterk slot voorzien. Een paar ronde gaten veroorloofden de lucht slechts karig naar binnen te dringen. Behalve twee ruw getimmerde houten stoe len en een paar schaapsvachten had de cel hoege naamd geen meubels. De wanden van de rots waren nat en de lucht was dof. Kollys viel op een stoel neder en huiverde onwillekeurig toen hij in het donkere en vochtige gat rondzag. „Jij moet buiten slapen," zeide Lanos tot Briggs in de Grieksche taal, die de arme bediende niet verstond. „Mijne heeren Engelschen, deze vachten zijn uw bedden. Gedurende den dag kan je in de buitenzaal vertoeven; des nachts "wordt je hier opgesloten." „Ik zou geen hond in zulk :een gat opsluiten!" riep lord Kingscourt verontwaardigd uit. „U weet, als U dat niet bevalt, behoeft U hier niet langer te blijven dan u wilt," antwoordde Lanos beleefd. „Laten wij in het groote hol terugkeeren, Bertin", zeide de graaf. „Wij moeten in dit gat niet langer vertoeven dan bepaald noodig is. Het is hier niet hiet te vergeten de mooie film die deer of- draaid wier. Hoe een jongetje al vroeg de hande uit de mouw steke most, bai vader i!n |de boerderai, voor ie nei skool gong en in skool in sjeip zakte omdat ie al een hallef skort achter de reg had. van een s~kippersmaidje, die boeremaid worde, en anslag kreeg mit de jongen die ok wist wat werreken wag en van vraie kwam trouwe. Je zagge et bruispaar nei et stadhuis gaan in een open kar, een rain stel tje, mit de^ zwuup mit de rooze in de koker in de karEen groote janplezier, met ouwers en getuige nei et stadhuis gaan en van deer nei de herberg, weer de brulleft was. Later hard werke om et hoofd boven water te houwejnj. Maar et gong wel zoolang» ze alle twei, ge zond wazze, maar toen de vrouw ziek worde en kwam te sterven, was et hillegaar mis en et end van et liedje was, dat de man die van kind of an altaid hard werkt had, nei et armehuis gong. Jasper en Meraike droege ok zoo n soort stukkie voor, alles aigen werk en nag wat liedjes voor ouwe arme meuschen die zoon behoefte hadde an staaspensioen en et niet krege, en later hai as boer Jasper en zal as Meraike met kap en dek op zingende en voordregende wat we allegaar even mooi vonde Ze doene nagal wat op zoo'n eivend. Later gavve Jasper en die violist nag mooie mu- zieksolos ok, bai de film zei ik maa rzegge, dat ze zelle wel niet gauw thuis weest hewwe enj meskien zien we ze nag wel ders optrede om de Noord ok, want voor Staatspensioen bin et reuzereklamemakers en wazze ze allegaar erg over hullie voldein." Waar wij in diverse bladen lezen, dat jie samejn stelling vaJn dit programma overal veel waardee ring vindt ,gelooven wij, dat ook hier de belang stelling en de resultaten wel zoodanig zullen zijn, dat het bestuur van een „goeden" avond zal kunnen spreken. Het bekende orkest valh Stammes zal voor af wisseling zorgen. BROEK OP LANGENDIJK. Verloren voorwerpen: een zilveren col- Gevonden voorwerpen: Twee verschillende handschoenen, een pet een blauwe muts een grijze mantelband. Inlichtingen verstrekt die gemeentepolitie. DRAI5ltIA-vAM'W.KEhBURG'S' iLEVERTR LEEUWARDEN- uit te houden. De hemel mag weten, wat er van ons zal worden als wij niet spoedig hulp bekomen, en ik begin te vreezen dat wij er geen te verwachten hebben. De soldaten der Griekscne regeering zullen ons nier moeinjK kunnen vinden en na drie maanden zuilen wij dood of krankzinnig zijn. TWEEDE HOOFDSTUK. Het avontuur van lord Kingscourt en zijn vrienden in Griekenland verwekte niet slechts in Athene maar ook in Engeland en in de geheele beschaafde wereld een bijzonder opzien. Kapitein Wilbraham deed al het mogelijke om de gemoederen op te winden en uit deze opwinding het meest mogelijke voordeel voor zijn vrienden te trekken. De Engelschen te Athene senreven brieven aan de couranten en verlangden van de Regeering een energiek optreden, ten einde de aanslagen op de vrijheid en de bezittingen van Engelsche onderdanen eens voor altijd gestreng zou den worden gestraft. Engelsche dames bespraken de zaak als zeer „romantisch" en verlangden er naar den held van het avontuur te ontmoeten. De markies van Middieton, de vader van Bertin Kollys, wendde zich persoonlijk tot de Koningin. De voorname bloedverwanten van graaf Kings court en vele hoaggeplaatste personen, die met ge noegen in een nadere betrekking met den jongen man zouden getreden zijn, sprongen voor dezen in de bres. De Regeering deed dadelijk de noodige stap pen tot bevrijding van de beide jonge mannen en trad tot dit doel in een drukke correspondentie met de Grieksche regeering. Ook deze laatste nam krach tige maatregelen. Troepen werden uitgezonden om de wegen, bosschen en velden te doorkruisen, de bergen, rotsenen kloven te doorzoeken maar alles bleef zonder eenig gevolgd. Geen spoor was er te vinden van de roovers en hun schuilplaats. zTwee manden waren verstreken, het einde van de derde was nabij. De bezorgdheid en angst der belangstellenden werd eiken dag grooter. Verhalen van Spiridion's ontzettende wreedheid gingen van mond tot mond, en werden met de gebruikelijke versierselen in de couranten medegedeeld. Men herinnerde zich, dat hij, nog slechts- een jaar geleden, de ooren van een gevangene naar zijn bloedvervanten had gezonden, omdat dezen geaar zeld hadden het losgeld te bezorgen. Men herinnerde zich, dat hij twee door hem gehate personen, die in zijn handen, vielen tot den dood toe had gemarteld. Kapitein Wilbraham besloot eindelijk met het los geld naar Athene terug te keeren ten einde zijn vrienden te bevrijden. De markies van Middieton en de agent van den graaf bezorgden hem dit. Gedurende dien tijd hadden de gevangenen niet alleen van de vochtigheid, koude en ongezonde lucht maar ook door allerlei ontberingen te lijden, zoodat hun het leven in het hol vreeselijk tegen de borst stuitte. Zij waren afgemat en zwak en verlangden naar frissche, gezonde lucht. Reeds sinds lang had den zij besloten het losgeld te betalen, om later middelen te bedenken ten einde de roovers te tuch tigen en hen voor de toekomst onschadelijk te maken. (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1932 | | pagina 3