E
3 Dol 32
Onwetend en nederig tegenover
de werelochaos.
Onschuldig verbannen.
He! vraagstuk der
oorlogsschulden.
De gouverneur van de Bank van Engelan3f,~eên
man die zeker kijk heeft op net economuscne xeven
verklaarde een paar weken geleden dat hij er geen
kijk op heell. hij noemde ae moeinjkneaen zoo
groot en de krachten zoo onbeperkt, dat hij er mee
alleen onwetend maar ook nederig tegenover staat.
Menigeen ziet niets van de moemjkheoen en hun
oorzaken en meent, daarom met een paar groote
woorden de weg tot uitkomst te kunnen aanwijzen
Maar hoe meer men er van weet, des te ingewik
kelder en moeilijker te ontwarren blijkt die econo
mische toestand der wereld te zijn.
De heer Tn. van Weideren baron Rengers tee
kent naar aanleiding van de erkenning van hulpe
loosheid door zuik een vooraanstaand man ais de
gouverneur van ue Bank van üingeiand, oe uitwer
king van de geweldige uitvindingen en proauctie-
vermeerdering op ae wereid. Ua ae toepassing van
stoom en eiectnciteit is er eerst een zekere gelei
delijkheid in de ontwikkeling der tecnniek geweest,
zooaat de wereld haar kon bijnouaen en zien erDij
aanpassen, maar daarna is die ontwikkeling tot
een ontzettenaen en onoevaarbaren waterval gewor
den. De heer Rengers spreekt dan ook van „den
stormachtige^ en aemocratischen vooruitgang" in
de toepassing der natuurwetten en de sneue opvol
ging der uitvindingen, waardoor de vastneid van
grondslag, de zekerneid voor den producent in hoo-
ge mate ondermijnd is. Hij geeft daarna een aan
tal voorbeelden.
De eene verbetering in het voortbewegen van sche
pen volgt op de andere. De leevnsduur van den auto
band is in weinige jaren verzesvoudigd. De steen
kool wordt verdrongen door olie en electriciteit.
De kaars, de olie- en gaslamp worden la minder
gebruikt. De motorboot vervangt het kleine zeil
schip. De vrachtauto doet aan het motorscheepje
een doodelijke concurrentie aan. In het marktwezen
verdwijnen de veedrijvers, de veeschippers, de markt
stallingen enz. De mode is nog griiiiger en verande-
lijker geworden, en allerlei stoffen en kleuren daar
door spoedig veranderd. De smaak heeft zich van
lmnne aiScweia en net verrbuik daarvan is in tien
jaar met 50 procent verminaera. Ee;n modegril
is in staat udizenden werkloos te maken en eiders
udizenden aan het werk te zetten. De opbrengstmoge
lijkheden van den bodem zijn ontzaglijk vermeerderd
Het evenwicht tusschen vraag en aanbod is daar
door geheel verstoord. De stikstof heeft de oogsten
verdubbeld en die vermeerdering gaat door. De auto
duwt het spoorwegwezen in een hoek en milliarden
gaan daarbij verloren. Spoedig zal het vliegtuig
of een ander verkeersmiddel de autokapitalen waar
deloos maken. Afgelegen plaatsen zijn er niet meer.
Auto en vliegtuig bereiken alle uithoeken en overal
kent men des avonds al het laatste nieuws van den
dag. Twintig jaar geleden gingen er uit een bepaal
de streek vijf leerlingen naar de stad ter schole.
Thans uit diezelfde streek zestig. Zoo komt er een
voortdurend zoeken, vinden en weer verhezen van
het evenwicht tusschen productie en consumptie.
We zijn nog maar in de beginperiode, on s geslacht
staat nog slechts in het voorportaal van de onmete
lijke schatkamer der natuur. De heer Rengers ziet
heden en toekomst aldus: Niet alleen het oude stort
ineen, maar ook het nieuwe wijkt voor het aller
nieuwste. Zeker zal uit de puinhoopen nieuw leven
opbloeien, maar slechts met overgangen van ellende
Verwarrend en ontwrichtend werkt ook de oplitieke
onrust der wereld. Is rust gevonden, dan kan men
zich zetten tot de ontzaglijke taak om een ieuwe
FEUILLETON
2)
Tegenstand was nutteloos, en daarom gehoor
zaamden de Engelschen, door hun beurzen, horlo
ges enz. in den hoed van een der roovers, die naar
hen toe gekomen was, te werpen.
Nadat Spiridion de zaken onderzocht had, gaf hij
zijn ontevredenheid over het gering bedrag van het
verzamelde te kennen.
De drie vrienden hadden slechts een onbedui
dende som geld bij zich, niet meer dan hetgeen ter
bestrijding hunner reisbehoeften volstrekt noodig
was; ook bezaten zij slechts een gering getal kost
baarheden van mindere waarde.
„We zullen dat later vereffenen," zeide de hoofd
man nadenkend. „Ik zal genoodzaakt zijn voorloo-
pig twee uwer hier te houden: My lord, omdat hij de
rijkste, en Kollys omdat hij de zoon van een lord is.
Kapitein Wilbraham een barbaarsche naam
kan vrij heengaan!"
De Engelschen begrepen hem volkomen, maar hij
haastte zich, hun een nog duidelijker uitlegging te
geven.
„De kapitein kan zijn paard behouden," zeide hij.
„Hij moet direct naar Athene terugkeeren en de
boodschap medenemen, dat lord Kingscourt en zijn
vriend Kollys in de macht zijn van den vreeselijken
Spiridion. Hij moet de tijding naar Engeland over
brengen en zeggen, dat de verschrikkelijke Spiridion
een losgeld verlangt van twintig duizend pond ster
ling voor lord Kingscourt en van vijf duizend pond
voor den anderen Ehgelschman.
„Als niets anders kan gedaan worden, zoo volbreng
de voorwaarden voor den afloopvder drie maanden.
Wilbraham", zeide Kollys. ,,'t IS mijr. bepaalde
wensch, dat als mijn ooren naar Engeland terug
keeren, ik zeJf ook meê ga."
„Ik zal u niet in verlegenheid laten," verzekerde
Wilbraham. „Zoo 't eenigszins mogelijk is zult gij
zonder losgeld vrijkomen. Het spijt mij U onder de
bandieten te moeten achterlaten. De hemel be-
scherme U vrienden, vaartwel!"
Nogmaals gaf hij allen de hand, draaide zijn
paard om en verdween in de richting van waar zij
gekomen waren.
„Halt!" riep de graaf, „mijn dienaar moet met
hem mede."
„Ik verlaat u niet, Mylord!" riep Briggs uit. „Waar
gij gaat, ga ik ook! Zend mij niet weg."
„Trouwe dienaar," zeide Spiridion edelmoedig, „je
zult blijven. Het is de plicht van een goeden knecht
het lot zijns meesters te deelen, en als ik de
ooren van Mylord naar Engeland zend, beloof ik je
dat jou plebejische ooren de zijne zullen begeleiden.
En nu, aldus wendde hij zich tot lord Kingscourt,
„laat ik U in mijn armzalige schuilplaats voeren.
Ik kan mij niet op gezelschapszalen en galerijen
met voorvaders beroemen, maar gij zult ondervin
den, dat ik mij toegedane harten bezit, en ik zou
orde te scheppen voor het materieele leven van de
komende geslachten.
Deze beschouwing wekt bij den heer Rengers ook
het gevoel van onwetendheid en van potmoed
We staan klein tegenover de groote moeilijkheden
Wij staan tegenover de wereldhuishouding als een
huisvrouw tegenover een huishouding, waar alles
in de var is, ooverhoop gehaald en van zijn plaats
gezet en men bovendien nog voortdurend nieuwe
dingen indraagt, die weer andere overbodig maken.
Zij mag echter niet wegloopen met de gedachte,
dat zij er niets van terecht kan brengen. Zonder de
groote moeilijkheden te overschatten, moet ez gaan
aanpakken, overleggen en handelen en bij haar
werk van heden bedenken, dat er morgen weer een
dag komt. Nederigheid mag niet leiden tot gemis
aan zelfevertrouwen en lijdelijkheid. Tegenover de
toekomst die donker is van al de problemen en
moeilijkheden, hebben wij in het heden noodig men-
schen, naar het oude pittige woord, met hoofden
koel, harten warm, ijzeren wil en stalen arm.
denvraagstuk is niet beslissend meer voor de sanee
ring der wereld. Was men daartoe enkele jaren ge-
Leden overgegaan, dan had men misschien redding
kunnen brengen. Nu zijn er steeds nieuwe pro
blemen ontstaan, nog geweldiger in omvang dan de
vroegere. Hoe langer men goedbedoelde maatregelen
uistelt, hoe minder invloed de oplossing zal hebben.
Er komt hoogstwaarschijnlijk een economische
wereldconferentie. De taak, waarvoor deze confe-
j rentie gesteld is, moet bovenmenschelijk worden
I genoemd en juist daarom zal geen oplossing gevon-
den kunnen worden. Mien zoekt het te ver, te groot.
Dc wereld zelf zal haar eigen oplossing moeten vin
den, onafhakelijk van kunstmatig en daardoor on
vruchtbaar gedoe. Het is foutief, nogmaals in den
natuurlijken ioop der dingen te willen ingrijpen.
De saneering ligt in hetgeen gescheidt, zonder dat
men daarvoor speciale conferenties heeft bijeenge
roepen. Er is een neging om zich eerst achter de
eigen veilige grenzen terug te trekken en die maat
regelen te treffen, welke bevorderlijk zijn voor het
eigen bedrijfsleven. Wanneer het eigen bedrijfsleven
weer gesaneerd is, kan men gaan denken om zich
met anderen in verbinding te stellen, want wat doen
zieke lichamen tenslotte door contact zoeken anders
dan het zieke lichaam nog zieker maken? Wanneer
het binnenlandsche bedrijfsleven zich aan de ver
anderde omstandigheden heeft aangepast, moet men
in ziehier verband gaan samenwerken, om daarna
eerst de grootere problemen onder het oog te zien.
Men kan op zijn tien vingers narekenen, dat er
toch niets geregeld zal worden Dit hebben wij in
de periode i 5)29—1932 nu al duidelijk genoeg ge
zien.
Nauwelijks waren de hoera-kreten over de ver
kiezing van Roosevelt tot President der Vereenigde
fcitaten verstoma, of ae vertegenwoordigers aer ex-
Ueaineeraen maaKten qieue voor net Witte Huis om
nun requesten te aeponeeren, waarin om uitstel aer
ooriogsscnuidoetaiingen wordt verzoent. Deze geste,
die oin den semjn van „aispraaajes" te voornomen,
onamanneiijk van eiKaar geaaan is, is weinig ver-
heiiena voor het prestige aer oude wereld. Men
heelt de scnuiaen aangegaan en dan moet men
betaien, of men vmdt ze onereus en aan moet men
weigeren ze verder te voiaoen. Een anaer aicerna-
tiei bestaat er voor zienzelf respecteerende ianaen
nit. Engeiand heeft daartoe vrijwilng de Bauour-
overeenaomst geteenena. Dit gescmeaae in de perio
de, aat Lonaien zijn oude plaats ais internationaal
finantieei centrum weer wnde innemen en te dien
einae met opoirering van veel geld het Pond op de
vroegere gouapariteit opschroefde. Men weet, met
werne ongeiuKJtige gevoigen. Frankrijk chicaneerde
tot de Mellon-Berenger-overeenkomst werd getee-
kend. De Franscne Regeering scnijnt met die onder
teekening een slag om den arm te hebben gehou
den, in ieder geval werd de Fransche Kamer or
officieel buiten gelaten, en deze voelt zich nu niet
gebonden, waaraoor een conflict moeilijk kan uit
blijven.
We zeiden reeds dat de oorlogsschulden of billijk
zijn en dus betaald moeten woraen, of onbillijit en
aan moet Ameruta ze senrappen. Noch Hoover,
noch Roosevelt staat op het standpunt, dat ze 011
juist mogen woraen genoemd en zij eiscnen betaling
zij net ook op speciaie voorwaarden. Over die voor
waarden zal moeten woraen gestreden en te dezen
opzichte zal het eerste conflict tusschen Roosevelt
en Europa ongetwijfeld bestaan. VermoedenjK zal
met de regeling woraen gewaent tot na de economi
sche wereldconferentie. Deze zal, tenminste wanneer
zij niet steeds wordt uitgesteld, tegen den zomer
worden genouden. W'e hebben dUs een nieuwe in
stabiele periode voor den boeg, waarin zoo goed als
geen constructief werk kan worden verricht en waar
bij de kans bestaat, dat de crisis nog verder om
zich heen in het economische leven gaat ingrij
pen. Hoe langer de onzenerheid heerscht, hoe meer
knas bestaat op een instorting.Trouwens, het schul-
mijn vrij wild leven niet met al uw glans en pracht
wüien ruilen. Voorwaarts, kameraden!" H liet de
beide andere bedienden en de gidsen gaan, die zich
haastig verwijderden. Toen vatte hij den teugel van
lord Kingscourts paard, zijn luitenant greep het
paard van Kollys, de andere roovers omringden de
gevangenen en de troep zette zich in beweging.
Zij verlieten den straatweg en sloegen ie en pad- in,
dat langs een ruischende beek liep. Toen zij een ge-
ruimen tijd gereden hadden, werd plotseling halt
gehouden.
„Wij zijn thans genoodzaakt U te blinddoeken,
mijne heeren," zeide Spiridion op zijn kalme manier.
„Als uw losgeld betaald is, verkrijgt U weer uw
vrijheid, maar ik moet op mijn hoede zijn, dat U
deze niet tot mijn nadeel aanwendt. Als ik niet de
noodige voorzichtigheidsmaatregelen neem, dan zou
U naderhand als gids de soldaten naar mijn schuil
plaats kunnen brengen. Messandros, Lanos, doet den
gevangenen een blinddoek voor!"
De beide genoemde roovers verrichtten de ver
langde manipulatie met een verwonderlijke behem
heid; nu werden de armen van de gevangenen op
den rug vastgebonden en de tocht werd voortgezet,
berg op, berg af, langs murmelende beekjes en brui
sende watervallen. Na een rid van drie uren kwamen
zij op een steil rotspad, waar de kleinste misstap der
paarden een zekeren dood moest ten gevolge heb
ben.
De roovers zwegen; slechts de korte commando's
van den hoofdman verbraken tusschenbeide de stilte
Eindelijk werd halt gehouden, men steeg af en
zette den marsch te voet voort. Een half uur lang
werden de gevangenen op een moeilijk begaanbaar
rotspad voortgeleid, toen verdwenen de roovers, de
een na den andere, door een smalle spleet in de
rots, in een van binnen ruimer wordende hol.
De ingang was zoo onmerkbaar verborgen, dat
men dien zelfs bij een nauwkeurig onderzoek niet
zou hebben ontdekt.
Lord Kingscourt en Mr. Kollys werden door de
rotsspleet getrokken, waardoor aan hun kleederen
geen geringe schade werd berokkend. Dit hol was
een soort van voorzaal, en door een tweede op een
tunnel gelijkende opening kwamen zij in een groote
ruimte, waar de gevangenen van hun blinddoek
werden bevrijd.
Zij zagen snel om zich heen. De eerste gedachte
van Kingscourt; was aan zijn trouwen bediende
Briggs, die dicht naast hem stond met nog ge
blinddoekte oogen en gebonden handen. De doek
werd hem op hetzelfde oogenblik afgenomen en
toen hij zijn meester zag, trad hij met een uitroep
vreugde een paar schreden naderbij.
„De natuur heeft deze plaats in het bijzonder
voor bandieten ingericht, naar het schijnt," zeide
Kollys, zoo zacht, dat alleen zijn vriend hem kon
hooren. Ik heb veel van groote holen gehoord, maar
er nog nooit een gezien. Op schoonheid kan dit
waarlijk niet bogen, maar het voldoet geheel en
al aan het doel van onzen vriend Spiridion."
Het hol was niet alleen breed en lang, maar ook
hoog en luchtig. In het achterste gedeelte van deze
rotszaal bevond zich een kleine waterval, wiens
kristal helder water in een breeden greppel weg
stroomde.
Aan de eene zijde van het hol brandde een helder
vuur, waarboven eenige ketels hingen. Op verschei-
Piaaiseüjk fója&iaws
Staatspensioen Oudkarspel
Noordschairwoude.
Het bestuur van bovengenoemde afdeeljng ver
zocht ons .nog een voorbericht te willen schrij
ven naar aanleiding van den te houden avond
bij den heer Ju. de Hakker, waar de iiim Uud
en Arm vertoond zal worden, de heer Hruin fut
Alkmaar een propagandarede zal houden, en Jas
per en Alexaike zuilen declameeren en enkele vroo
lijke Vv iestiriesche Liedjes en een praatje zuilen
brengen. L,e bekende Yv .estiriegche medewerkster
van ae iijnkhuizer courant „Maartje uit de Biem
ster" geelt een verslag in het blad, over een ge-
iijksooriigen avond door de aid. De ±Ujp georga
niseerd, waaruit we het volgende ontieenen
lk keek erg op, vleden week, toe er eenj
brieike kwam of ik niet in de JLlj.jp kome kon
een Yv' o ensdageivend want dat Jasper en Me
raike deer een voordrachteivend gavve loor
Staatspensioen.. Houw trof et niet erg, want
er was net JSIutseivend in de Hees, en dat ver
zuim ik nooit, maar dat is welderes meer,
en dat ik de kans hew om dat steltje te hooren
komt niet veul voor, olskoom nou de kans be
staat dat ze nageres in de Hiemster ok kome,
want ze hewwe deer best voldein. Maar je
weune hier en in de omtrek van de J-fjjp erg
ongelegen as je niet busse of lietse. Maar ik
ben met de auto gaan en met zoo n ding ben
der gien olstande meer en ai zat ik niet erg
rustig heenre in de oto, ik bin der komen, zon
der ongelukke en ik bin blaid dat ik er weest
bin, want et was een mooie eivend. Die spreker
Bruin was verhinderd, maar dat was nins erg
want et steltje voororeigers en de violist Öieu-
werts wiste de eivend best om te kraigen en
dene plaatsen waren lantaarns aangebracht, wier
licht de groote ruimte mat oestraaiae. DeKens en
veilen van dieren bedekten den bodem, en ver
scheidene tafels, stoelen en banken stonden in het
rond.
Het was een zonderling fraai, wild tooneel; de
roovers, in hun schüderacntige, Grieksche kleeding,
die om het heldere vuur gescnaard lagen, hier en
daar in den matten schijn der lantaarns rondliepen
of in de diepe schaduw stonden; de ruwe, oneifen
rotswanden met het onregelmatige gewelfd, de doffe
schijn der lantaarns, de flikkerende glans van het
vuur en in het bijzonder de verschillende gelaats
trekken der roovers boeiden de blikken der gevan
genen.
„Het verwondert mij, waar de rook heentrekt,"
zeide Kollys, kalm het opstijgen van dezen beschou
wende.
„Als hij een uitgang heeft," antwoordde is-ings-
court, „dan kan je er zeker van zijn, dat zich door-
boven een bosch bevindt, zoodat de rook in de
boomen verdwijnt en de opmerkzaamheid niet tot
zich trekt."
Spiridion had zich voor een oogenblik verwijderd,
nu verscheen hij w;eder en ging naar zijn onvrij
willige gasten, beleefd en vriendelijk als altijd.
„U ziet ons geheele domicilie niet," zeide hij,
„wij hebben behalve deze groote ruimte nog drie
kleine kamertjes of cellen, die voor een deel het
werk van menschenhanden zijn. Hier zult U uw tijd
van wachten doorbrengen en ik ben overtuigd, dat
U na afloop van een week zult verzoeken om brieven
naar Engeland te mogen zenden, waarin U uw vriend
zult smeeken, zoo snel mogelijk met het losgeld
terug te keeren. Ik maak het mijn gevangenen hier
nu niet zóó aangenaam, dat zij liever bij mij zouden
willen blijven dan van hun geld afscheid nemen."
Hij riep Lanos en beval hem de gevangenen in hun
cellen te brengen. Deze gehoorzaamde en wenkte
de heeren hem te volgen. Spiridion bleef staan en
zag hen met een tevreden lachje na.
In het meest verwijderde gedeelte van het hol
bevond zich de voor de gevangenen bestemde cel, die
slechts uit een door balken en planken afgesloten
rotsspleet bestonden. In deze afsluiting was een deur,
van een sterk slot voorzien. Een paar ronde gaten
veroorloofden de lucht slechts karig naar binnen te
dringen. Behalve twee ruw getimmerde houten stoe
len en een paar schaapsvachten had de cel hoege
naamd geen meubels.
De wanden van de rots waren nat en de lucht
was dof. Kollys viel op een stoel neder en huiverde
onwillekeurig toen hij in het donkere en vochtige gat
rondzag.
„Jij moet buiten slapen," zeide Lanos tot Briggs
in de Grieksche taal, die de arme bediende niet
verstond.
„Mijne heeren Engelschen, deze vachten zijn uw
bedden. Gedurende den dag kan je in de buitenzaal
vertoeven; des nachts "wordt je hier opgesloten."
„Ik zou geen hond in zulk :een gat opsluiten!"
riep lord Kingscourt verontwaardigd uit.
„U weet, als U dat niet bevalt, behoeft U hier
niet langer te blijven dan u wilt," antwoordde Lanos
beleefd.
„Laten wij in het groote hol terugkeeren, Bertin",
zeide de graaf. „Wij moeten in dit gat niet langer
vertoeven dan bepaald noodig is. Het is hier niet
hiet te vergeten de mooie film die deer of-
draaid wier. Hoe een jongetje al vroeg de
hande uit de mouw steke most, bai vader i!n |de
boerderai, voor ie nei skool gong en in skool
in sjeip zakte omdat ie al een hallef skort
achter de reg had. van een s~kippersmaidje,
die boeremaid worde, en anslag kreeg mit de
jongen die ok wist wat werreken wag en van
vraie kwam trouwe. Je zagge et bruispaar nei
et stadhuis gaan in een open kar, een rain stel
tje, mit de^ zwuup mit de rooze in de koker
in de karEen groote janplezier, met ouwers en
getuige nei et stadhuis gaan en van deer nei
de herberg, weer de brulleft was. Later hard
werke om et hoofd boven water te houwejnj.
Maar et gong wel zoolang» ze alle twei, ge
zond wazze, maar toen de vrouw ziek worde
en kwam te sterven, was et hillegaar mis en
et end van et liedje was, dat de man die van
kind of an altaid hard werkt had, nei et
armehuis gong. Jasper en Meraike droege ok
zoo n soort stukkie voor, alles aigen werk en
nag wat liedjes voor ouwe arme meuschen die
zoon behoefte hadde an staaspensioen en et
niet krege, en later hai as boer Jasper en zal
as Meraike met kap en dek op zingende en
voordregende wat we allegaar even mooi vonde
Ze doene nagal wat op zoo'n eivend. Later
gavve Jasper en die violist nag mooie mu-
zieksolos ok, bai de film zei ik maa rzegge, dat
ze zelle wel niet gauw thuis weest hewwe enj
meskien zien we ze nag wel ders optrede om
de Noord ok, want voor Staatspensioen bin et
reuzereklamemakers en wazze ze allegaar erg
over hullie voldein."
Waar wij in diverse bladen lezen, dat jie samejn
stelling vaJn dit programma overal veel waardee
ring vindt ,gelooven wij, dat ook hier de belang
stelling en de resultaten wel zoodanig zullen
zijn, dat het bestuur van een „goeden" avond
zal kunnen spreken.
Het bekende orkest valh Stammes zal voor af
wisseling zorgen.
BROEK OP LANGENDIJK.
Verloren voorwerpen:
een zilveren col-
Gevonden voorwerpen:
Twee verschillende handschoenen, een pet
een blauwe muts een grijze mantelband.
Inlichtingen verstrekt die gemeentepolitie.
DRAI5ltIA-vAM'W.KEhBURG'S'
iLEVERTR
LEEUWARDEN-
uit te houden. De hemel mag weten, wat er van ons
zal worden als wij niet spoedig hulp bekomen, en
ik begin te vreezen dat wij er geen te verwachten
hebben. De soldaten der Griekscne regeering zullen
ons nier moeinjK kunnen vinden en na drie maanden
zuilen wij dood of krankzinnig zijn.
TWEEDE HOOFDSTUK.
Het avontuur van lord Kingscourt en zijn vrienden
in Griekenland verwekte niet slechts in Athene maar
ook in Engeland en in de geheele beschaafde wereld
een bijzonder opzien. Kapitein Wilbraham deed al
het mogelijke om de gemoederen op te winden en uit
deze opwinding het meest mogelijke voordeel voor
zijn vrienden te trekken. De Engelschen te Athene
senreven brieven aan de couranten en verlangden
van de Regeering een energiek optreden, ten einde
de aanslagen op de vrijheid en de bezittingen van
Engelsche onderdanen eens voor altijd gestreng zou
den worden gestraft. Engelsche dames bespraken
de zaak als zeer „romantisch" en verlangden er naar
den held van het avontuur te ontmoeten.
De markies van Middieton, de vader van Bertin
Kollys, wendde zich persoonlijk tot de Koningin.
De voorname bloedverwanten van graaf Kings
court en vele hoaggeplaatste personen, die met ge
noegen in een nadere betrekking met den jongen
man zouden getreden zijn, sprongen voor dezen in
de bres. De Regeering deed dadelijk de noodige stap
pen tot bevrijding van de beide jonge mannen en
trad tot dit doel in een drukke correspondentie met
de Grieksche regeering. Ook deze laatste nam krach
tige maatregelen. Troepen werden uitgezonden om
de wegen, bosschen en velden te doorkruisen, de
bergen, rotsenen kloven te doorzoeken maar alles
bleef zonder eenig gevolgd.
Geen spoor was er te vinden van de roovers en
hun schuilplaats.
zTwee manden waren verstreken, het einde van de
derde was nabij. De bezorgdheid en angst der
belangstellenden werd eiken dag grooter. Verhalen
van Spiridion's ontzettende wreedheid gingen van
mond tot mond, en werden met de gebruikelijke
versierselen in de couranten medegedeeld.
Men herinnerde zich, dat hij, nog slechts- een
jaar geleden, de ooren van een gevangene naar zijn
bloedvervanten had gezonden, omdat dezen geaar
zeld hadden het losgeld te bezorgen. Men herinnerde
zich, dat hij twee door hem gehate personen, die in
zijn handen, vielen tot den dood toe had gemarteld.
Kapitein Wilbraham besloot eindelijk met het los
geld naar Athene terug te keeren ten einde zijn
vrienden te bevrijden. De markies van Middieton
en de agent van den graaf bezorgden hem dit.
Gedurende dien tijd hadden de gevangenen niet
alleen van de vochtigheid, koude en ongezonde lucht
maar ook door allerlei ontberingen te lijden, zoodat
hun het leven in het hol vreeselijk tegen de borst
stuitte. Zij waren afgemat en zwak en verlangden
naar frissche, gezonde lucht. Reeds sinds lang had
den zij besloten het losgeld te betalen, om later
middelen te bedenken ten einde de roovers te tuch
tigen en hen voor de toekomst onschadelijk te
maken.
(Wordt vervolgd).