Raedtpraet
Onschuldig verbannen.
BROEK OP LANGENDIJK.
„Daar niemand van de Heeren het
woord verlangt, wordt zonder hoofs
delijke stemming aldus besloten."
Hoe gelukkig vliedt het leven eens ges
rusten (Broeker) Raadslid heenAis er
al eensoppositie is van het linksche tweetal
komen de heeren aarzelend met het watertje
voor den dokter, en het gesprokene van de
andere Edelachtbaren beperkt zich meestal
tot een vraag om inlichtingen aan den Burs
gemeester- Als een der Raadsleden een op?
merking naar aanleiding van de notulen
maakt, antwoordt de secretaris zoo absoluut
afdoend, dat de vrager niet beter weet te
doen dan in arrenmoede kringetjes te bias
zen van de gul gepresenteerde sigaren. De
Heeren zijn: „wij als Overheid, zooals de
Voorzitter zich gaarne uitdrukt, en Uwe
Overzichtschrijver, acht het even moeilijk
een„smakelijk" overzicht te maken,als een
zwarten neger te vinden, die zich bij nieuwe
maan, in een donker dennenbosch verstopt
heeft Dus mijn lezers, laten wij t zonder
hoofdelijke stemming, confor meht voorstel
van J. Observer besluiten, de emotielooze
Broeker Raadszittingen te laten zijn voor
wat ze zijn En laten we eens praten over
OUDKARSPEL-
Wordt er een stenograaf benoemd?
De nietsopgevolgde adviezen van den
Burgemeester.
Een jong Raadslid, dat van niets wist.
Is werkloozensontspanning luxe?
Oudkarspel staatby Philips in een goed
blaadje.
Eigenlyk hadden we erop gerekend, niet
dan mte moeite het Raadhuis te kunnen be*
treden, want wij hadden, gezien de bespre*
kingen op den Neutralen Bondsvergadering
een massale opkomst van belangstellenden
verwacht. Er waren er maar vier, en dat wa*
ren nog vaste klantén. Wij hadden vergeten
buurman Vis te vragen, stoelen te reservee*
ren, wat wij, als steeds van goeden wille,
voor de extra*bezoekers hadden willen doen.
Gelukkig, anders hadden we een eenigszins
gek figuur geslagen. De deputatie is er wel
geweest. Daar we nog al lang op de gang
moesten wachten ('t lijkt daar net een zweet*
kamertje voor angstige examinandi, die wach
ten, alvorens de professoren hen als nieuw*
bakken advocaat of dokter op de onschuldige
medeburgers zullen loslaten), hebben we
zoo'n stil vermoeden, dat de kwestie van de
wekelijksche steun, al behandeld was, vóór
„pers en publiek" mochten binnen komen.
Althans er is geen woord over gerept, en de
Raad sloeg zich met loffelij kenijver door de
lange agenda heen.
Meneer de Boer was niet tevreden over
de notulen van de vorige vergadering. Inder*
daad, ze vermelden niet „precies" wat Z.
Ed. gezegd had. Het is voor ons altijd een
raadsel geweest, hoe de Heeren zelf zoo pre*
cies onthouden, wat ze gezegd hebben, en als
geheugenkunstenaars moeten deze leden wel
geen slecht figuur slaan- Die vorige vergade*
ring van Oudkarspel
De Voorzitter besprak de wenschelijkheid
een stenograaf aan te stellen, als de Heeern
FEUILLETON
De Engelschman en zijn begeleider waren door
een afdeeling bereden soldaten geëscorteerd gewor
den, die zich in het huis van edn wijngaardier
hadden teruggehuoedn. Deze man was zoo lang in
den dienst van mr. Strange gebleven en kende zijn
afkeer van vreemdelingen zoo goed, dat hij wei
gerde mr. Kollys en den geneesheer bij den zieke
te brengen als de soldaten niet wegbleven.
Mr. Strange ontving de vreemdelingen op de ve
randa, groette hen beleefd .en noodigde hen uit
binnen te treden. Mr. Kollys was niet weinig ver
rast in dezen afgelegen hoek waar hij gedacht had
een Griekschen boer te ontmoeten, een man van
zulk een opvallend edel uiterlijk te vinden.
De gastheer bracht hen in de woonkamer en gaf
Grieksch sprekende, zooals hij tegen iedereen deed
behalve tegen zijn dochter een kort verdag van
lord Kingscourts toestand.
„Ik geloof dat de graaf nu slaapt," zeide hij. „Hij
heeft een zeer slechten dag gehad en daarom is
het misschien beter hem niet te wekken. De heeren
zullen tot den nacht moeten blijven. Ik zal u thans
uw kamers laten wijzen, dan kan u na de thee
lord Kingscourt zien."
De gasten stemden hierin toe en werden in aan
gename luchetige vertrekken gebracht, waar zij een
bediende vonden, die hu nwater verzorgde en hun
kleederen van stof reinigde.
Daarna begaven zij zich weder naar de woonka
mer waar hun gastheer hen opwachtte. Hij geleid
de hen in de eetkamer en bewees niet alleen een
goed gastheer maar ook een aangenaam en onder
houdend man in gezelschap te zijn. Mr. Strange
had nooit gasten gehad, zoo lang hij dit huis be
woonde en derhalve bezat zijn tegenwoordig gezel
verlangen dat alles en alles in de puntjes
zijn zou. De verslaggeevrs hebben er al om
geknobbeld, en zien met verlangen een op*
roeping voor sollicitanten tegemeot. Innnd*
dels gelooven wij wel het secretarie*persoueel
een pluimpje te mogen geven voor de keu*
rige agenda annex mededeelingen. Toevallig
hoorden wij, dat een der Raadsleden van
Koedijk niet tevreden was over ons laatste
Raadsverslag- Hoe is het mogelijk, gosmgoe*
lijk, tante BetjeOns Koedijker Raads*
overzicht moge hem opheldering geven!
We zullen^maar niet aannemen van met
„leedvermaak", maar toch met een zekere
genoegdoening betoogde de Burgemeester,
dat hij meer adviezen heeft gegeven, die niet
opgevolgd werden en later de Raad daardoor
voor nieuwe dilemma's plaatste. Inderdaad,
als we een vroeger raadsverslag naslaan,
blijkt het heel duidelijk hoe Z. Ed. erop ge*
tamboureerd heeft, de subsidie voor het
Kanalenplan te handhaven, omdat de groote
broers dit sommetje toch zouden opeischen.
Voor zoover ze nog op dit aardsche tranen*
dal ronddolen, en hun zorg voor den bo*
terham mte nul over kaas praten we
niet meer hen veroorlooft nog een blik in
de diverse raadsverslagen te slaan, zullen de
oud*Edelachtbaren die indertijd zóó in weel*
de baadden, dat ze zonder blikken of blozen
toekenden, den Burgervader een waardeerend
knikje toekennen. „Waar moet het heen!"
riep Z. Ed. met een door aandoening haast
gesluierd geluid" als de volgende Raad steeds
maar de besluiten van de vorige intrekt?
Ja, waar moet het heen, als een volgende
Raadhet zoo moeizaam verkregen resultaat
inzake de fiets van den veldwachter, waar
uren voor noodig geweest zijn, intrekt na
ampele bespreking? Overigens men kan
hier werkelijk de zaak van twee kanten be*
kijken. Met alle resspect voor het toentertijd
wellicht juiste oordeel van een raad, gelooven
wij toch met mr. Eecen, dat een volgende
Raad niet al te scrupuleus mag zijn, en zich
moet richten naar wat nu noodig en nuttig
kan zijn. Mr. Eecen bekeek de zaak ook,weer
eenigszins van juridischen kant en liet zich
van een nog zeer bescheiden kant zien, door
op te merken, dat hij een jong raadslid was,
dat van niets wist. Overigens, men kan jong
van jaren maar oud van uren zijn, en die
overgroote bescheidenheid zullen we maar
niet serieus nemen. Ofheeft mr- Ee*
een de opmerking ironisch bedoeld tegen*
over de Heeren van den Neutralen Bond.
die immers op de vergadering bij Vis in*
derdaad betoogden, dat mr. Eecen den nood
in den tuinbouw niet kende en van niets
wist?
Goed onderwijs is alles, betoogde de heer
de Boer. Gelijk heeft hij, Het is het eenigste
wat de kleine man zijn kinderen mee kan
geven. Voor anderen is de gelegenheid er,
maar wij achten het een plicht, wanneer er
animo voor herhalingsonderwijs bestaat,
van welke richting ook dit te steunen-
Het offer was waarlijk niet zoo groot, en
meneer Kostelijk wilde wel wat heel erg
het domme potlood gebruiken, toen hij zich
tegenher halingsonderwijs uitsprak. In dezen
tijd, waarin door de steeds voortschrijdende
techniek, een minimum aantal arbeiders een
maximumprestatie moeten geven, is kennis
macht. Ook de landbouwbedrijven worden
steeds meer gemechaniseerd. Op de protest*
vergadering in Hoorn sprak men over kool*
plantmachines. Het is de vraag of de tuin*
bouw immer behoefte aan zooveel arbeids*
krachten hebben zal, arbeidskrachten, die
voortkomen uit de laten we zeggen
smalle gemeente. Is het dan niet de taak van
de Gemeentebesturen in onze streek, het on*
derwijs te steunen, zoodat de jongelui ten*
minste een basis hebben, waarop ze voort
kunnen bouwen, en niet bij voorbaat ver*
oordeeld zullen worden, een eenzijdig be*
schap voor hem het bekoorlijke van nieuwheid.
Onder den opwek^enden invloed van beschaafde
vreemdelingen ontwikkelde hij een volheid van ge
dachten en toonde een scherpte en fijnheid van
geest, waarover mr. Kollys in de grootste verba
zing geraakte.
Na het eindigen van den maaltijd, zond mr. Strange
een bediende in de kamer van den zieke, die spoe
dig daarop met de tijding terug kwam, dat lord
Kingscourt wakker en bereid was zijn bezoekers te
ontvangen. Mr. Strange bracht hen naar de zieken
kamer en ging toen naar het vertrek van zijn
dochter, die op het verlangen van haar vader zich
niet aan de gasten had vertoond.
Lord Kingscourt zat rechtop in zijn bed en zag
met spanning naar de deur toen zijn vriend bin
nen trad. Mr. Kollys snelde op hem toe en riep uit:
„In bed? Dat is een treurige geschiedenis. Kings
court. Hier is de dokter, een gestudeerde Griek.
Je weet, hij zal je dadelijk weer beter maken.
Dit is geen slecht verblijf" zeide hij, om zich heen
ziende. „Ik dacht je in de hut van den wijn
gaardenier te vinden en was nogal voor je bezorgd.
Hier echter kan men het wel uithouden"
Hij stelde den dokter voor. Daarop volgde een
kort geneeskundig onderzoek en de geneesheer
schudde bedenkelijk het hoofd.
„De voorschriften van de verpleegster zijn uitste
kend" merkte hij op, nadat hij eenige vragen om
trent de verpleging had gedaan. .„Er moet echter
nog iets bijgevoegd worden maar binnen een maand
kan u niet vertrekken mylord."
Mr. Kollys zette een treurig gezicht.
„Eerst over een maand" reip hij uit. „U ziet, zijn
ledematen zijn gezwollen" antwoordde de dokter,
„en zijn voeten hebben bijna den dubbelen om
vang der normale grootte. De verpleegster heeft
alles gedaan wat ik en ieder ander gedaan zou
hebben. Er kunnen u nog eenige krachtige genees
middelen voorgeschreven worden om de genezing te
bespoedigen. Het meest komt echter aan op de ver
pleging en op de rust."
Mr. Kollys wierp zich gelaten in een stoel. De
staan te krijgen, omdat hun de kennis ont*
breekt andere wegen in te slaan.
Over het punt subsidie aan de kinderuit*
zendingen zoo veel te schrijven zijn. Wij
doen het niet. Persoonlijk vinden wij split*
sing niet toe te juichen, maar eerbiedigen
de motieven van andersdenkenden, die hun
kinderen in een speciale omgeving verpleegd
willen zien. Er is over dergelijke kwesties
al vaten inkt verschreven en een oplossing
komt er toch niet voor, omdat hier een tan*
tasten van beginselen in het spel komt, die
een bepaalde groep van onze bevolking van
ouder tot ouder heilig zijn.
De subsidie aan de werkloozenontspanning
Laten we voorop stellen, dat uit een zake*
lijk oogpunt de raad gelijk had, geen sub*
sidie aan de St. Josefgezellen te geven. Maar
er kwam een opmerking van meneer Koste*
lijk, die toch wel een nadere beschouwing
waard is. Werkloozenontwikkeling en werk*
loozenontspanning. Natuurlijk ontwik*
keling nummer één, opdat straks, als ooit
weer deze tijd van „onmaatschappelijke wan*
orde' zou meener Hoogland van St- Pancras
zeggen, voorbij is, de thans werkloozen ca*
pabel zijn, het hun opgedragen werk naar
behooren te verrichten. Daarnaast ontspan*
ning, die meneer Kostelijk een zekere luxe
durfde noemen. Wij schrijven met opzet
„durfde want om dit te beweren is moed
voor noodig. Er zijn werkloozen èn werkloo*
zen, en er is ontspanning èn ontspanning.
Als wethouder Bakker ontspanning met daar
aan gepaard gaand noodzakelijk cafébezoek
van de hand wijst, zeggen wij „dan liever
geen ontspanning"- Maar er is een andere
ontspanning. Hier advies in te geven ligt niet
op onzen weg. Werkloos te zijn wij we
ten het uit ondervindipg helaas demorali*
seert, en maakt het sprookje van arbeids*
schuwheid tot een vermoedelijke werkelijk*
heid. Het meerendeel van onze jongeren,
leeft gelukkig niet meer van brood al
leen, en heeft naast materialistische behoefte
ook geestelijke verkwikking noodig. Zoo licht
zakken zij af, naar een voorkeur voor plei*
ziertjes, waar de Rechtbankverslagen de
gevolgen soms zoo veelvuldig van aangeven.
Vindt meener Kostelijk dat beter? Als er
wel animo wast geweest wij vinden het
jammer, dat die er niet was, en hadden de
voormannen ons inziens voor het tege ideel
moeten en kunnen zorgen had de nu,d
waarschijnlijk voor gestemd, met meneer
telijk als consequent man tegen.
Waarom heeft meneer Kostelijk niet voor*
gesteld deze zestig gulden als extra kerstgave
voor de werkloozen te bestemmen, als hij
verklaarde het geld liever aan directe hulp
ite besteden? Het woordje „luxe" is zoo be-
trekkelijk Als een raadslid een pijp rookt
ter vergadering, misschien bedoeld als pro*
test tegen het verstrekken van een sit? ar*
tje, dat niet zoo slecht is, dat het daarom
niet gerookt kan worden, voorkomt rn
zekere luxe. Maar wanneer deze pijp dan
weer gemonteerd is met een fraai barnstee*
nen roert je demonstreert hij een zekere luxe
want een kalken pijp van drie centen rookt
ook, en als hij wat doorgerookt is, is er zelfs
niet lekkerder. We zijn misschien wat pi*
kantMeneer Kostelijk excuseere ons.
Het gaat niet tegen zijn persoon, maar slechts
tegen de eenzijdige bezuinigingswoede, waar*
van dit geacht raadslid het monopolie schijnt
te bezitten.
Meneer de Boer vertelde een somber ver*
haal over de Engelenburg, vol aangrijpende
tooneelen. Het was duister een donkere
avond. Wij dachten het verhaal van de
veertig roovers te zullen hooren, die in de
schaduw van een grashalm beraadslaagden
en waarvan de oudste sprak: „Peter vertel
graaf bemerkte echter de zorgvolle uitdrukking
op zijn gezicht.
„Wat is er mijn oude vriend" vroeg hij. „Je hebt
wat op het hart."
„Dat heb ik" antwoordde mr. Kollys openhartig.
„Gister-en vernam ik te Athene dat in Engeland
groote pogingen voor onze bevrijding zijn gedaan.
De Engelsche regeering heeft zich tot de Griek-
sche gewend met den ernstigen eisch, dat dadelijk
energieke maatregelen tot onze bevrijding en tot
bestraffing der bandieten moesten worden genomen
Geheel Engeland verkeerde in groote spanning en
mijn arme moeder is van schrik en angst zoo
ziek geworden, dat zij aan den rand van het graf
staat. Niets kan haar doen herstellen dan mijn
terugkomst.'
„Dan moet je dadelijk vertrekken, Bertin."
„En je hier alleen laten?"
„Zeker, ik word hier goed verpleegd en sta erop
dat je gaat."
„Konden we je maar tenminste naar Athene
brengen," antwoordde mr. Kollys. „Er kon een stil
verblijf voor je opgezocht worden, en als Wilbra-
ham komt, kan hij je oppassen."
„Ikverlang niet naar Wilbraham" antwoordde de
graaf bitter. „Hij mag in geen geval naar hier
komen. Mijn trouwe Briggs kan mij verplegen. Be
kommer je niet om mij Bertin, want zooals je ziet,
ben ik hier in goede handen. Ga naar Engeland,
naar je oude moeder. Ik zal je volgen, zoodra ik in
staat zal zijn de reis te maken."
„Ik zal gaan. Zeker ik moet mijn moeder zien.
Maar het valt mij moeilijk je in dezen toestand
achter te laten in een vreemd land en onder
menschen, die je vroeger nooit ontmoet hbet."
„Laat mij buiten de kwestie en doe je plicht"
zeide lord Kingscourt. „Je hadt in het geheel niet
bij mij moeten terugkomen. Daardoor heb je drie
dagen verzuimd. Mijn lieve, trouwe vriend, ik weet
het, dat je moeder en ik je op het oogenblik even
na aan het hart liggen. Je hadt d-en dokter naar
mij moeten zenden en dadelijk op reis gaan."
„Ik dacht dat je nog in de hut waart en wilde je
ons wat." En Peter begon: „Het was duis*
ter......" Enfin, u kent de mop wel. Maar
het liep uit op lantaarnpalen, die noodig wa*
ren- Waaruit blijkt dat zelfs de meest pro*
zaische zaken, op een smeuige manier ver*
teld, voor een aangename afwisseling kun*
nen zorgen.
I Een aangename afwisseling gaf ook de stem
ming over de verkiezing van leden voor het
Armbestuur en Commissie van het Lager
Onderwijs. Anders het droogste punt werden
deze nu, door een overigens natuurlijk ge*
heel onschuldige vergissing van den voorzit*
ter, die vroeg hoeveel kalven er op den heer
Stem, inplaats van hoeveel stemmen op me*
neer Kalf waren uitgebracht. En waarachtig,
met meneer Mosk was het weer zoo. En wer*
kelijk zonder opzet- Dit doet ons een andere
ware gebeurtenis voor den geest komen, die
we als Zaterdagavondgrap wel eens vertel*
len kunnen. Een jaar of twintig geleden,
kwamen op den laten avond een gezelschap
dames en heeren, den hotelhouder van het
toenmalige hotel „De Locomotief" in Alk*
maar uit zijn bed porren, en vroeg om nacht
logies. De man heette „Sijs" een vogelnaam
dus en hij werd er om zijn naam nogal eens
tusschengenomen. Logies was er, en de me*
neer Sijs, vroeg naar de namen van het ge*
zeischap. „Musch" zei de eerste, Meener Sijs
schreef den naam op de nachtlijst. „Vink"
zei de tweede. Meneer Sijs, schreef, en keek
eenigszins verwonderd.
„Specht" zei nummer drie, Meneer SijS
schreef, keek zeer verwonderd en mompelde
iets. „Nachtegaal" zei de vierde. Toen werd
het meneer Sijs te machtig. Hij werd rood
van kwaadheid, maar hield zich in en vroeg
overbeleefd aan nummer vijf. „Heet u mis*
schien Roodborstje"? „Nee, meneer," ant*
woordde deze, eenigszins verlegen, „maar ik
heet Vogel, gewoon Vogel." „Spotvogels"
zijn jullie," schreeuwde meneer Sijs en ga
maar naar je eigen volière, en haal een fat*
soenlijk burgerman des nachts zijnbed niet
uit. Het gezelschap artisten, bestaande uit
de heeren Jan Musch, Charles. Specht, Al*
bert Vogel en de dames Marie Nachtegaal,
(thans mevrouw Meunier*Nachtegaal) en
Helène Vink overnachtte op het politiebu*
reau.
Zouden er eenige leepe tuinders in Oud*
karspel zijn, die hun laatste centen in Philips
aandeelen belegd hebben, en er voor zorgen
dat ter stijging van den omzet telkens de
lampjes springen? Maar neen, vandaag heb*
ben we veel gehoord omtrent de onkreuk*
baarheid van onze tuinders, dus het is na*
tuuriijk een samenloop van omstandigheden-
Misschien zijn de lampjes wel niet uit de be*
roemde „Gouden Miniwattserie" welk goud,
echter volgens „de Notenkraker" uit ver*
guldsel van oude lampen zóu bestaan, waar*
omtrent wij de verantwoordelijkheid van de*
ze krasse beschuldiging natuurlijk geheel
voor rekening van genoemd blad laten.
Zoo scheidden wij, niet nadat het hoofd der
scnool eenige zure opmerkingen van mr. Ee*
een te slikken had gekregen, welke opmer*
kingen de voorzitter, zeer politiek wijselijk
liet passeeren, zijnde niet aan zijn recht*
streeks adres, en zonder elkaar een zalig uit*
einde gewenscht te hebben. Maar dit hebben
de heeren bij het nakaarten wel gedaan. In*
middels stonden wij „lekker" o mnegen uur
alweer op het toekomstig asphaltdek des
Oudkarspelschen hoofdwegs, aan welk vroeg
tijdig einde de absentie van een der hoofd*
mannen over honderden wel niet vreemd
geweest zal zijn-
J. OBSERVER.
naar Athene brengen. Ben je zeker dat je me niet
missen zult?"
„Niet het minste" antwoordde de graaf op een
toon, die allen twijfel onmogelijk maakte.
„Dan wil ik morgen naar Athene terug keeren.
Overmorgen vaart een stoomboot af."
„Neem den dokter met je mede" zeide de graaf,
„Ik moet je nog iets bijzonders vragen, Bertin.
Mijn gastheer is een soort kluizenaar een men-
schtnhater zou ik bijna zeggen en ik verzoek je
mijn adres noch aan Wiibraham als je hem zond;
ontmoeten noch aan een van onze bekenden of
vrienaen in Athene te gtven."
Ik zou niet gaarne willen dat mijn gastheer
door h-ioekers lastig gevallen of in zijn kalme le
venswijze gestoord weit, en roduit gezegd ook ik
h?b geen verlangen iemand te zien, vcordat ik we
der op ce been ben.
„Mr. Kollys beloofde- he1: strengste stilzwijgen in
acht ie nemen omtrent nel verblijf van zij-n vriend
Hij bleef nog eenigen tijd bij den zieke, toen wensch
te hij hem goeden nacht zei hem vaarwel en begaf
zich naar zijn kamer.
Den volgenden morgen bij het aanbreken van den
dag, terwijl zijn vriend nog in diepen slaap lag,
vertrok Kollys met den geneesheer weder naar
Athene na zich bij het huis van den wijngaarde
niet bij de soldaten te hebben- gevoegd, onder
wier hoede zij de reis maakten.
Den volgenden morgen bevond mr. Kollys zich
aan boord van de stoomboot op weg naar Engeland.
„Arme Kingscourt" zeide hij tot zich zeiven, toen
hij tegen de verschansing leunde en de kusten van
Griekenland uit het oog verloor. Het avontuur is
nog niet ten einde. Het schijnt mij toe, dat hem
nog meer te wachten staat.
Niets zou mij hebben bewogen hem te verlaten,
ware het niet dat mijn moeder zoo dringend naar
mij verlangt. Maar hij heeft zijn bediende bij zich.
Die Stasso is een edel mensch, wie hij ook zijn
mogë en toch kan ik een zekeren angst niet van
mij zetten. Ik zou wel eens willen weten hoe dit
avontuur voor Kingscourt zal afloopen."
Wordt vervolgd