7 lp '90 Z'n dag was kommen. Verbittering Onschuldig verbannen. 1 zijn' K t"TwS,ZS SSÏÏ55&ÏÏÏ ™i8lïpbSL?"/at"te M"*ne liad STEMPELEN JU III UU Spel ult West-Friesland in drie bedrijven door Ken mensch met een opgekropt gemoed heeft een natuurlijke behoefte o mzich te uiten. Voor eigen verlichting is het volstrekt niet noodig, dat hij zich op redelijke wijze uit. Hij is als een stoomma chine onder hooge spanning. Wil zoo'n machine niet uiteenspringen, dan is het noodig, dat een ut- 1 laat wordt geopend. De ontsnapte stoom kan dreu nend denderen, een fluit- of giltoon verwekken, brommen of stooten, dat alles doet er niet toe: de ontspanning was een weldaad. Met den mensch is het juist zoo. Wanneer door bijzondere gebeurtenissen alle zenuwen zijn gespan nen en het gemoed vervuld is geraakt van gedach ten en overwegingen, gevoelens van smart of wan hoop, twijfel en angst, dan moet de geweldige com- - ii moment worden verlichi Er zijn duizenden lieden die daaraan in dezen tijd van langdurige crisis,, malaise en werkloosheid be hoefte hebben. Uitingen van gram en teleurstelling zijn verklaarbaar, maar soms niet te rechtvaardi gen. Een mensch is geen domme machine. Een mensch heeft wil en verstand. Als hij behoefte heeft om zijn gemoed te luchten door zich te uiten dan moet hij zich daarbij toch door zijn verstand laten leiden en zich niet als een willooze laten meesleep,en. Na heel veel en zeer langdurige ellende' en narigheid hebben geleden kan dat soms moeilijk zijn, maar het blijft mogelijk voor een redelijk den kend wezen. Aan de benoodigde zelfbeheersching en zelftucht I begint het sommigen geslachtofferden van de cri sis wel te ontbreken. Er is een tijd geweest, een tijd, welken vele I thans levenden zich nog kunnen herinneren, een tijd bovendien welken we niet gaarne zouden terugwen I schen er is een tijd gee west waarin de armen en behoeftigen, slachtoffers van tijdsmostandigheden I zich zelve maar moesten zien te bedruipen, d.w.z. honger moesten lijden, na al het huisraad te hebben verkocht en de geringe reserve der finantien van I familieleden te hebben uitgeput. Tegenover dien tijd staan de tegenwoordige ver- I houdingen. We bezien arme menschen niet lan- ger als een soort goedaardige misdadigers of lui- i aards. We weten, dat dje meeste werkloozen geen slachtoffers zijn van eigen wangedrag, maar dat ze gedupeerd werden door den algemeenen maatschap I pelijken toestand d.w.z. door de gebreken van het stelsel, dat maatschappelijke of economische „orde" I beoogt te onderhouden, maar inderdaad vrij wille- keurig den een tot leven in staat stelt en den ander tot ondergang doemt. Degenen, die in het I maatschappelijk bestel en leidende functie of (en) andere verantwoordelijke functie hebben trachten uit hoofde van dat verruimde inzicht de geslacht- offerden te helpen, eerst door een werkloozenuit- keering. dan door werkvershaffing of steun. Die normen van maatschappelijk hulpbetoon zijn voor 4 de geslachtofferden een maatschappelijk recht ge- i worden. Om de erkenning van dat recht is men gelukkig geweest, maar men went aan een recht, zoowel als i aan in dit geval zeer betrekkelijk geluk. Cri- I sis en werkloosheid duren langer dan was voorzien a en zullen misschien nog langer duren, dan we thans wenschen te gelooven. Al te lichtvaardig wordt thans door velen vergeten, wat er al aan pllchts- I 'en verantwoordelijkheidsgevoel terzake van maat- I schappelijk hulpbetoon werd gewonnen. Er wordt j me;er en meer gemopperd over hetgeen crisisslacht- I offers nog moeten ontberen. Inderdaad is de hulp aan werkloozen in vele ge il vaden nog niet zoo ideaal, als ze zelfs gelet 1 op de buitengewoon moeilijke omstandigheden van het oogenblik voor allen kon zijn. Er kunnen I dan ook nog vele verbeteringen worden aangebracht I maar er is onder de werkloozen en andere onder- FEUILLETON Hij beval dat voor zijn geleiders goed moest ge- I zorgd worden tot aan hun terugkeer op den vol- genedn morgen en snelde naar zijn kamer waar hij I alles vond zooals hij het verlaten had. De sleutels van zijn koffer had hij verloren en daarom liet 1 hij een slotenmaker komen om het slot te openen. Zijn kleederen bevonden zich nog in goeden toe- stand en ook het geld en credietbrieven waren nog 1 voorhanden. 1 De keieren welke hij droeg, had hij van mr. Strange geleend daar de zijne door zijn verblijf in het roovershol slecht waren geworden. Hij verwis- 9 selde deze nu met zijn eigen kleedingstukken en I bestelde wat eten. Daarna liet hij zich papier, pen en inkt brengen en schreef een brief aan mr. a Strange waarin hij dezen van Spiridion terugkeer kennis gaf' en hem aanraadde op zijn hoede te I Deze brief gaf hij den volgenden morgen aan den wijngaardier, tegelijk met een goede som geld voor 1 hem en de andere mannen, die de terugreis aan- 1 vaardden. I Lord Kingscourts eerste gang op dien morgen 3 was naar het hoofd van politie, o mhem den terug- 1 keer van Spiridion in zijn oude schuilplaats te nael- den. De president toonde lord Kingscourt weinig m deelnemng, maar toch gelukte het dezen, de belofte van hem te verkrijgen, dat hij alles zou doen om ;l de roovers gevangen te nemen. I Daarop begaf de graaf zich niet den Engelschen consul, die hem met warmte ontving en hem met de bevrijding uit de handen der roovers geluk wenschte. Het was moeilijk voor den graaf de vra gen van den consul betrekkelijk zijn verblijf gedu rende zijn ziekte te beantwoorden. De veronder- Spel uit West-Friesland in drie bedrijven door FRED. P. GROOT en ANNY M. GROOT-Hagenaar (JASPER en MERAIKE) steunden een geest van verbittering en ontevreden- heid, van wrok, groeiende tegen de maatschappij en tegen de overheid, omdat niet alle zorgen wor«* dCn eersten prijs bekroond antwoordt op de den weggenomen en niet alle wenschen kunnen prysvraag voor Tooneelstukken, uitgeschreven door worden vervuld. In zulke uiting schuilt geen redelijkheid meer. Men let veelal nog slechts op hetgeen men zelf nog ontbeert terwijl men geen oog meer heeft voor den algemeenen nood en voor de moeilijkheden der maatschappij zelve, uit welken toch de steunbron- nen moeten opwellen. Het leger der werkloozen blijft groeiende terwijl het finantieel weerstands vermogen van de anderen, waarbij te rekenen de staat zelve, in gelijke mate blijft afnemen. Dat wordt vaak niet meer met voldoende rede lijkheid overdacht. Uit den Omtrek uitgeschreven door het Historisch Genootschap „Oud West-Friesland." In 't tweide bedraif is 't lang gien brulluft meer, o nei, den komme d'r gien bruistrane maar are trane Nou den, eerst een notariskentoor, met z'n heele ab-en-dippedensie, weer boere zitte en een akte word voorlezen, en den gaat de telefoon. En den i kraig je 't. De notaris word inlichtingen vraagt nei 1 Freek, die wel veul praas had, maar alles veul te i houg opzette. Nou, dat ken vanzelf niet. Dat most I ie vanzelf bezure. Z'n spul ging achteruit, heel erg en nou kon-ie geld kraige van een ketoor uit Am sterdam, en nou vroeg dat ketoor an de notaris I wie aigelik die Freek was. En effen later komt Freek ok op 't ketoor van de notaris, hai was nei Amsterdam weest, om geld moet je weite en nou j lait-ie zoo het ien en aar uit. En as-ie weggaan is, KOEDIJK. De afdeeling van den Neutralen Bond van Tuin ders, ontving van den Burgemeester onzer gemeente het volgende schrijven op 5 Januari 1933. Onderwerp: „Steun aan de Tuinders", hier bij doe ik U mededeeling van het resultaat den komt er weer ien op 't ketoor. Maar nou hew door mij de wenschen door uw bestuur naar voren 'k nag nks verteld van Aris, die van de brulluft waren voorgelegd. nel 1 buitenland gaan was. Deer had-ie erg z'n lste bespoediging uitkeering der steunwet en het I best dein en had veul geld verdiend. Deer zat wat verstrekken van voorschotten daarop 22 December j.l. is door de Commissie nogmaals om snelle afwikkeling verzocht. 2de steunregeling voor tuinders zoo lang nog geen gelden uit deze toeslag betaald worden: hierop is herhaaldelijk afwijzend beschikt beschikt, zoowel op verzoek, uitgaande van de Commissie uit Ged. Sta ten als uitgaande van gemeentebesturen en uit gaande van verschillende orgaisaties. 3de. Garantie ploegloon: de Commissie kan ten deze zake geen medewerking verleenen. 4e. Te willen bevorderen dat Burgemeesters wor den gemachtigd vervolgingen wegens belastingschuld te voorkomen: Vanzelfsprekend is inmenging van de Commissie voor verwezenlijking van deze wenschen uitgeslo ten, intusschen is door mij, zoo als ik uwen voor zitter reeds mededeelde aan den inspecteur der be lasting geschreven. (g.t.) Burgemeester NINABER. Mede was bij de afdeeling ingekomen. Onderwerp „Lasten Hoogheemraadschap": Naar aanleiding van het verzoek aan het Hoog heemraadschap om uitstel van betaling te verlee nen, werd ons medegedeeld, dat verzoeken om uit stel persoonlijk (dus niet collectief) worden ge daan, tevens werd ons medegedeeld dat het niet mogelijk is om lang uitstel te verleenen, aangezien daar door de afwikkeling van vorige diensten wordt bemoeilijkt. Plaatselijk Nieuws OUDKARSPEL. Door de Administrateuren van het legaat Reyer Adz. Groenveld, is besloten over 1932 de huurders van het Wei- en Bouwland 20 pet. Reductie te ge ven. DRAi3mAvANVALKEriBURG'S 'iLLVtRTR LEEUWARDEN in, zie je, en hai had 'm puur wete op te werken. Nou, hai is deer op 't ketoor heel druk an 't woord. Dat ken ok niet aars, want hai is tien jaar weg weest. Hai heb heel wat ondervinding opdein en nou zait-ie een heele boel, weer je ok nog efkes waizer van worre kemne. Eerst was-ie nei Holstein gaanmaar leit 't 't 'm zelf maar zegge leite. „Ikvond in den trein een advertentieDie bracht mij op het idee om naar Duitschland te gaan naar Holstein, daar konden ze Hollandsche jonge landbouwers gebruiken om het koolbewaren en zoo wat te leeren. Het spijt mij intusschen nog altijd, dat ik er toen aan meegewerkt heb om de Noord hollandsche bouwers een dikke kluit uit hun pap te halen Den zait de ketoorklerk: Ik begrijp je niet Den zait Aris weer: Nou, omdat wij in Noordholland zoo dom zijn ge weest die Duitschers alles te leerenAls ze in Holland kwamen voor een studiereis werden ze im mers aan den Langendijk als koningen ingehaald? Ja, nou ze hebben geleerden nu voorziet Holstein de Duitsche markt voor een groot gedeelte van de kool, en het drukt de Hollandsche prijzenHet is natuurlijk niet de eenige oor zaak, maar medunkt je kunt te internatio naal denken ook." As nou Aris alles an de weet kommen is van Freek, hoe die skooier, dat merk Freek van plan is uit te skudden, zei ik maar zegge, den kraigt-ie medelaiden met Freek en Meraitje, enne Den komt 't derde bedraif. Nou kenne jullie de rest wel reide. Dat gemeine oplichtersketoor in Am sterdam wul de boel van Freek verkoupe, vanzeif, en 't beurt ok. Maar op de dag van de verkooping is Aris er ok. Die heb 't voor mekaar. Die heb alles deurzien en na heel wat ommer en weerom zurgt-ie er voor, dat alles terecht kome. Z'n dag was kommen! Eerst hew 'k 't tooneelstik lezen en deernei nag eres deurlezen. Wulle jullie wel gelouve, dat 'k ex- zoo of en toe nag eres in kaik? Want er komme van die mooie andoenlaike stikjes in voor. 't Is zoo echt uit 't leven grepen. En wat ken de skraiver de mense in derlui doen en leiten. Ik vind, dat-ie een heele bolleboos is. En wat 'k nou veerder docht, ja, dat moeste jullie nou ereis reide. Ik wou, dat dut stik an de Langedaik opvoert wier. D'r benne zooveul goeie rederaikers. As zoo'n rederaikerskamer stelling dat hij al dien tijd in het huis van een arbeider had gewoond, liet hij onopgelost. Plotseling was hij de held van den dag geworden. Engelschen, die op reis waren of te Athene woonden bezochten hem. Hij werd op diners en danspartijen gevraagd, maar sloeg elke uitnoodiging af, sprak zoo weinig mogelijk over zijn avontuur en vertrok met de eerste boot naar Triëst. „Ik zal terugkëeren" zeide lord Kingscourt tot zich zeiven. „Ik heb Alexa niet voor altijd vaorwel gezegd. Haar en mijn lot zijn dusdanig aan elkander verbonden, dat geen macht ter wereld ons van een kan rukken. Zij behoort mij, ik zal weerkomen om mijn aanspraken op haar te doen gelden. Welk geheim ook tusschen ons moge liggen, het zal geen hinderpaal vormen voor mij" Terwijl het schip zich altijd verder van het land verwijderde en lord Kingscourt in nadenken ver zonken, op den door den avondzonneschijn verlich te oever teruu zag, wandelde Alexa door smart ge drukt in den tuin. Haar vader had sinds het vertrek van lord Kings court zijn kamer gehouden en verklaard, dat hij niet in staat was haar te zien. De brief van den graaf was hem gebracht maar hij had hem naar zijn dochter gezonden en geweigerd den wijngaardier te ontvangen, die zijn verslag aan Alexa had ge daan, waarvoor deze hem ruim beloond had. Het meisje had in den beginne zich geheel en al aan haar smart overgegeven, maar vastberaden van ka rakter vatte zij weldra moed en droeg haar leed standvastig, ter wille van haar vader, opdat deze haar verdriet niet uit de oogen zou lezen. Zijn wei gering om haar te zien, verontrustte haar nog meer en zij gevoelde zich vreeselijk eenzaam en verlaten toen zij daar langzaam tusschen bloembedden en rozestruiken wandelde. „Wat kan dat verschrikkelijk geheim toch wezen? vroeg zij zich af. „Totdat lord Kingscourt kwam, scheen mijn vader vroolijk, zelfs gelukkig daarna was hij echter geheel en al omgekeerd. Er kwelt hem iets dat mij onbekend is. Wat is er toch ge beurd, dat ik niet mag trouwen? Welk een verschrik kelijke vloek rust op mij? Waarom ben ik verstoe ten veracht? Waarom zouden de menschen mij vloeken, als ze alles wisten?" Zij dacht over deze vragen na. De zonderlingste en meest avontuurlijke denkbeelden, welke alle ver van de waarheid verwijderd waren, bestormden haar. Het kwam niet bij haar op, dat zij van haar vader het recht had te vorderen, om te worden ingewijd hi het geheim dat haar levensgeluk verstoorde. Zij was aan een grot, door dicht struikgewas omgeven, aangekomen. Hier zette zij zich op een tuinbank neder en zag nadenkend naar de bergen die zich in de verte als zwarte wolkenmassa's te gen den heme lafteekenden. De zon was reeds achter de bergen verzonken en in haar plaats bescheen de uit de zee opgekomen maan met haar tooverlicht het landschap. Een dood sche stilte heerschte rondom een stilte zoo juist geschikt om na te denken, maar ook om in ver- eeniging met de koelte, welke van de golf kwam aanstroomen, zelfs het meest angstige hart rust en kalmte te verschaffen. Ook op Alexa scheen dit geheimzinnig werken der natuur zijn tooverkracht uit te oefenen en als ver zachtende balsem haar bekommerde en zwaar be proefde ziel te verkwikken. Met het hoofd op de hand geleund, staarde zij droomend voor zich heen. Plotseling werd de stilte verbrken door het rui- schen van een wijngaard die den muur bedekts. Alexa zag verschrikt op. Op hetzelfde oogenblik sprong een man over den muur en stond na weinige snelle schreden voor haar. Deze man was Spiridion. ACHTSTE HOOFDSTUK. Toen Alexa Spiridion zag dacht zij met schrik aan de waarschuwing van lord Kingscourt en aan het verhaal van den wijngaardier. Doch zij bezat tegenwoordigheid van geest genoeg om haar kalmte te bewaren, en terwijl zij eenige schreden terugweek groette zij hem ongedwongen en beleefd. i Zijn voorkomen scheen haar buitengewoon on- Hij stempeld' tweemaal op een dag, Hij stempeld' alle dagen; Want hij was werkloos, arm en oud, Wsl veertig jaren al getrouwd. Zijn lot was zwaar te dragen. Zijn vrouw, iets jonger, troostte hem: „Laat toch je hoofd niet hangen; Kom, hou maar moed, we zijn er nog, 't Is overal hetzelfde toch En kuste hem de wangen. Dan ging hij weer hetzelfde pad, Hij stempeld' alle dagen; Maar ach, steeds zwaarder werd zijn gang, Het duurde immers al zoo lang Het was zoo zwaar te dragen. Drie maanden reeds al zonder werk Zoo tobde hij in gedachten; Wanneer komt hier een einde aan, Wanneer kan ik weer werken gaan, Hoe lang moet ik nog wachten? Hij stempeld' voort hoe zwaar 't hem viel, Dit deed hij alle dagen; Hoe and'ren met een grap, een lach, Hem steeds meer schrompelend komen zag Dat kon hij niet verdragen. Maar eens ontbrak hij in de rij Wat was daarvan de reden? De luiken van het huisje dicht? Waardoor nog scheen wat schemerlicht Was d' oude overleden? Aan 't bed zat weenend d' oude vrouw In 't bleek gelaat te staren; Waarop de dood nu 't STEMPEL drukt; Zij kuste schreiend, 't hoofd gebukt, Zijn mond, zijn grijze haren 't anvroeg bai 't West-Fries Genootskip, den kreige ze wel toestemming, denk. 't Is wel een slechte taid maar ik gelouf, dat de zaal vol volk liep. 'k Denk dat ze allegaar op redut ware as zg 't hoorde, dat 't opvoert wier. Nou, Jasper, je hew 't goed ofskööten! Nou houp ik maar, dat de redaksie 't goed vind wat 'k skreven heb. Deer zou 'k warentig nag ver- gete, wat 'k van plan was te doen, een paar regels uit de inleiding er bai skraive. En deer aindig 'k den ok mee. 't Is al mooi. doent ik. „Een stuk bedoeld voor eenigszins geroutineerde West-Friesche dilettanten, die van hun aialect op de planken een benoorijjk en bekoorlijk gebruik weten te maken en die ook met kiem naar voren kunnen brengen de groote ellende, die anno 1932 over Westfriesland gekomen is. Het oude histo rische Westfreisiand, dat toch zoo mooi is, en in den bloei- en oogsttijd zijn schatten toont, als ooit te voren EEN WESTFRIES. Auterusrecht van dit stuk is verzekerd, terwijl de vereenigingen die 't willen opvoeren, verplicht zijn zooveel boekjes bij den uitgever aan te koopen als 't stuk rollen telt. Uitgave van de N.V. Druk kerij „West-Friesland" te Hoorn. heilspellend toe, hoewel een soort van triomfeeren den glimlach op zijn lippen troonde, en zijn don kere oogen van onder de samengetrokken wenk brauwen bliksems schoten. „U ziet het, mejuffrouw," zeide Spiridion, „wij zijn in ons oud kwartier teruggekeerd. De vervol ging is opgeheven, de regeering vervalt weer in traagheid en de straten met al de daarop te oogsten gouden vruchten, zijn op nieuw in ons geweld. Wij hebben voor den wintertijd weder onze zuidelijke vesting betrokken en ik heb mij gehaast u mijn opwachting te komen maken. „Wil u niet in huis komen?" vroeg het meisje beleefd. „Ik dank u, neen" antwoordde Spiridion kort. „Ik dacht aan uw gewoonte om des avonds in uw tuin te gaan wandelen en wachtte gisteren den halven nacht op u, maar u kwam niet. Ook vandaag heb ik reeds een uur gewacht, totdat u eindelijk verscheen. Ik heb u iets te zeggen en dat kan het beste hier geschieden. De muren van het huis herinneren mij aan de gevangenis. „Wat kan u mij te zeggen hebben?" vroeg Alexa „Zeer veel.. Voor alles wilde ik over uw laatsten gast spreken. Ik heb van vrienden gehoord, dat de Engelsche lord den geheelen zomer onder uw dak heeft doorgebracht en eerst gisteren zou vertrokken zijn. Is dat waar?" „Waarom vraagt u dat?" vroeg Alexa trotsch. „Wij zijn aan niemand reenschap verschuldigd om trent onze gastvrijheid. Hij was den geheelen zomer bij ons." „Deze jonge Engelsche lord was dus bijna vier maanden hier?" viel Spiridion haar in de rede met duidelijk zich toonende jaloerschheid. „Het is goed voor hem dat hij weg is, want voor den duivel, als ik een dag vroeger ware gekomen, zou ik hem weer gevangen genomen in zijn oude kwartier vast gehouden of gedood hebben." „Wil u mij dat mededeelen vroeg het meisje kalm. „Ja dat ook. Toen ik hem op uw voorspraak los liet, om tegenover u mijn eed te houden en in uw

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1933 | | pagina 3