Het Kolfspel
Ons Weekpraatje
Toen In 1914 de Europeesche wereldmachten na
jaren van voorbereiding zich eindelijk sterk genoeg
waanden en het risico van een verderen wedstrijd
in bewapening niet aandurfden, sloegen ze ferm op
elkander n en zoo raak, dat de strijd naar alge
meen© opvatting niet langer dan zes weken zou
kunnen duren. Dan zou het geld op zijn. Maar het
geld bleef vloeien, hoewel niemand begreep, hoe de
finantieele goochelaars de truc in elkaar zetten.
Vier jaren duurde de strijd, Twintig millioen dooden
vielen.
De wapenstilstand van 1918 heette het einde te
zijn van het bloedige en hartstochtelijke avontuur,
waarin Europa zich had gestort. Maar de wereld
bleef ontredderd, groote stukken Duitsch gebied
bleven bezet, het verwachte na-oorlogsche herstel
bleef uit en de wereld voelde, hoe de oorlog eigen
lijk nog werd voortgezet met allerlei duistere me
thoden. De oorlog woedde nog hardnekkig op politiek
militair, maar vooral op economisch en finantieel
terrein.
Toen kwam de gedicteerde vrede van Versailles
als definitief einde van den wereldoorlog. Het bleek
een illusie. De oorlog werd voortgezet langs Rijn
en Roer en er ontstond een worsteling om de finan
tieele oppermacht. Aan de onthutste menschheid
werd medegedeeld, dat men den oorlog aan het li
quideeren was.
Daar zijn we tot heden mee beeig gebleven, zon
der dat het werkelijke einde in het zicht kwam.
We kregen Dawes en andere schuldenregelingen.
Ze heetten het einde van den oorlog.
Conferenties werden gehouden in Geneve, het
einde van den oorlog.
In Locarno het einde van den oorlog.
In den Haag - Wet einde van den oorlog.
f>e wereld werd gelukkig gemaakt met een Kel-
loggpact, Er zou nooit meer oorlog zijn, maar
het einde va nden jongesten oorlog was er nog niet.
eD oorlog in de loopgraven had directe menschen
levens geëischt, maar de geniepige voortzetting van
den strijd op economisch en finantieel terrein zaai
de gebrek, leed en kommer, in de huisgezinnen van
mllioenen, voor wie geen werk was en geen brood.
Zestig zelfmoorden per dag, zegt de statistiek van
heden. De oorlog is voortgezet met en om het goud,
goud, waaraan het bloed zit van de wereldellende
Frankrijk en Amerika zijn op het oogenblik de
overwinnaars. In die landen zijn nu twee-derden
van den wereld-goudvoorraad vergaard.
NU EINDELIJK WORSTELT DE WERELD IN
DEN EINDSTRIJD VAN DEN OORLOG.
De partijen hebben zich intusschen al lang an
ders gegroepeerd.
Het geslagen Duitschland en het machtige, oor
spronkelijk overwinnende Albion hebben zich ver-
eenigd in den nood, ja, alle volkeren kruipen bij
een om zich te beschermen tegen de twee eind
overwinnaars Frankrijk en Amerika waarheen door
de finantieele goocheltoeren de wereld.goudvoor-
raden zijn weggespoeld.
Naar de pottende Franschen, die hun welvaart
zelfs niet met eigen kinderen willen deelen. En
naar de Amerikanen, die immer twee goden heb
ben gekend, de dollar en den God in de Hemelen,
voor zoover Die laatste hen dienstig kon zijn om
aan de eerste godheid meer glorie te verleenen.
De eindstrijd van den wereldoorlog gaat nu gestre
den worden onder dezelfde uiterlijke omstandighe
den, waarmede hij begon.
Nog heeten Frankrijk en Amerika overwinnaars.
Maar nu gaan we het einde beleevn v allnaes
Maar nu gaan we het einde beleven van alles en
hopelijk gaan we nu komen tot een beter herbegin.
Het besef zal worden herboren dat de wereld in
haar geheel een ietsje kan weg hebben van een
aardsch paradijs maar dat de wereld nimmer in
haar geheel een hel kan zijn, met slechts een paar
Paradijsachtige vlekjes erop. Een Paradijs temid
den van een hel is onbestaanbaar.
Nu nog een kort woord over iets anders, iets ei
gens, iets verheffends van nationale bodem.
Ernstige tijden in de geschiedenis wekten steeds
grootsche ideeën en krachtige daden. Ons land daar
omtrent is vermaard. Hebben we niet een Piet
Hein gehad, die de duiten stal pardon! ver
overde toen we daar zoo'n behoefte aan hadden?
En een Van Speyck, die op het moment suprème
de lucht in vloog?
Thans, in onze benarde omstandigheden hebben
we een Minister van Financi4n, die voor Piet Hein
niet onder doet, als het aankomt op het garen
van gelden.
In Zaandam wonen nijvere menschen, de hun
best doen om de welvaart in hun streek te hand
haven. Tegen brand b. v. Ze brachten uit vrijwillige
bijdragen geld bijeen en kochten er een motorspuit
voor. Daar wilden ze nu eventueele branden mee
gaan blusschen.
Maar de fiscus zei: als je met die spuit buiten
durft te komen, dan moet je wegenbelasting beta
len. Als de gemeente zoo'n spuit bezigt, is die vrij
van belasting, maar als jullie de gemeente wilt
ontlasten en de kosten liever zelf draagt, dan moet
zulke gemeenschapszin als weeldeobject wor
den belast. En anders laat je den boel maar bran
den in de Zaanstreek.
De minister heeft den fiscus in het gelijk gesteld.
Het is niet alleen aan de Zaan, waar de molens
draaien; in Den Haag weten ze óók wat een
(malle) molen is. t
Land- en Tuinbouw
VERSLAGEN van de proeven genomen door de
Commissie van Correspondenten van den
Plantenziektenkundigen Ddienst, Kring Lan-
gendijk inhet jaar 1932.
PROEVEN TER BESTRIJDING VAN KNOLVOE7
IN KOOL.
Op eenigeplaatsen Is dit jaar een proef genomen
met een pasta ter bechikking gesteld door de N.
V. „Defa" te Arnhem. Ook vorig jaar waren reeds
proeven met dit middel genomen. Toen waren eeni-
ge resultaten waar te nemen tegen knolvoet doch
tevens bleek het middel een buitengewonen invloed
te hebben op den groei.
Dit jaar werden drie proef veldjes aangelegd en
wel te Alkmaar in den proeftuin, te Tjallewal bij
den heer de Geus en te Heerhugowaard bij den heer
Gootjes. De proef werd genomen met Deensche
Witte kool en met roode kool.
Naast de pasta werd nog versch- gebluschte kalk
geprobeerd en natuurlijk ontbraken de controle
veldjes niet.
Van een gunstigen invloed op den groei van de
pasta viel nu niets te bespeuren. Evenmin konden
resultaten worden geboekt ten opzichte van de tg
bestrijden kwaal. Dit moge blijken uitde volgende
cijfers.
In alle perceelen behandeld met versch-geblusch-
te kalk kwam een gemiddelde voor van 36 procent
ziek.
In alle perceelen behandeld met pasta kwam een
gemiddelde voor van 47 procent ziek en in alle
perceelen die voor controle dienden kwam een ge
middeld percentage van 39 zieke planten voor.
Men ziet dus nog wel verschillen maar bij knol
voet zijn cijfers alleen niet voldoende omdat deze
ziekte zeer pleksgewijze op het land voorkomen
kan.
Omdat de mogelijkheid zeer groot is, dat men een
volgend jaar mee resultaten zal kunnen zien van de
versch-gebluschte kalk is het de bedoeling volgend
jaar weer precies op dezelfde plaats kool te verbou
wen als dat mogelijk is.
ONTSMETTEN VAN KOOLZAAD.
In de voorjaarsvergadering werd door den heer
Muller de wenschelijkheid bepleit, eenige verge
lijkende proeven te nemen met het ontsmetten van
koolzaad. Weliswaar is het een gelukkig verschijn
sel, dat vrijwel alle koolzaad voor het uitzaaien
wordt behandeld. Evenwel mag daarin niet verslap
pen en het kan geen kwaad, dat de bouwers zoo
nu en dan aan de hand van proeven ophet nut der
ontsmetting worden gewezen.
Door den correspondent Mallekote worden deze
proeven opgezet. Door het optreden van de draai-
hartigheid moest een perceel buiten beschouwing
blijven terwijl het volgende perceel door een mis
verstand te klein genomen werd zoodat ook die re
sultaten niet betrouwbaar genoeg kunnen geacht
worden.
Op de laatste vergadering is besloten die proeven
niet weer te herhalen.
ONTSMETTEN VAN UIENZAAD.
Sedert 1930houdt onze commissie zich bezig met
het aonleggen van proefvelden, waarop wordt na
gegaan of de behandeling van uienzaad met de
gebruikelijke ontsmettingsmiddelen (Germisan en
Uspulun) gunstige resultaten oplevert. Het kan
niet worden ontkend, dat in enkele gevallen inder
daad duidelijke verschillen in het voordeel van de
ontsmetting zijn geconstateerd. Daarnaast dient er
kend, dat meerdere malen geen verschillen tusschen
het behandelde en onbehandelde deel waren op te
merken. Vergelijkende proeven zijn door den cor
respondent Mallekote in 1932 bij 5 verschillende
bouwers genomen.
In hoofdzaak is het zaad behandeld met een kwart
procent Germisan oplossing waarin het uienzaad
gedurende een half uur werd ondergedompeld.
IETS OVER EEN MOOIE VLINDER MET EEN
LEELIJK VERLEDEN.
Wie in de jaren 1928 en 1929 de dagbladen met
aandacht gelezen heeft, die heeft daarin kunnen
zien dat er in die jaren vooral in het zuiden van
ons land veel geklaagd werd over het optreden
van een rups. namelijk de rups van de bastaard -
satijnvlinder. Nu wordt over sommige dingen heel
spoedig geschreven en men nemet zulke dingen
niet altijd even ernstig op. Over die rups had men
in Limburg, Noordbrabant en Gelderland werkelijk
te klagen want de toestand was van dien aard,
dat heele bosschen kaalgevreten werden. Bestrijden
was niet heel wel mogelijk want die bestrijding
bestond uit het uit de boomen knippen van de
nesten in den winter. Men kan wel begrijpen, dat
het niet doenlijk was goedkoope boomen te gaan
bespuiten met dure middelen. De laatste jaren is
het optreden in die provincies van dit insect min
der geworden.
Wat in die jaren geschiedt is in die provincies
moest ons, Noordhlolanders tot voorzichtigheid no
pen, want, in die jaren hebben we in onze buurt
nauwelijks iets van die rups ontdekt. Wel zag men
hier en daar een nest maar dat is niet zoo erg.
Erger was het toen gesteld met de ringelrups, die
in zulke groote hoeveelheden voorkwam, dat in St.
Pancras de schoolkinderen duizende nesten hebben
verzameld.
Om nu te trachten te voorkomen dat we hetzelfde
beleven met de rups van de bastaardsatijnvlinder
wordt dit stukje geschreven. Hetis namelijk bij
mijn reizen door Noordholland opgevallen, dat het
aantal nesten van de rups van de bastaardsatijn
vlinder in onze provincie steeds grooter wordt. Het
is niet gemakkelijk een vruchtboom te vinden,
waar niet een of meerdere nesten in voorkomen.
Nu is mijn bedoeling door dit artkeltje ieder lief
hebber op te wekken die nesten uit de boomen t
knippen en ze te verbranden.
Daarvoor is .het echter noodig.dat men die nes
ten kent. Ik heb al eenige malen gesproken over
„nesten" maar die nesten hebben al heel eigenaar-
digen vorm en zitten ook op eigenaardige plaatsen.
Geeft men op het oogenblik zijn oogen de kost
dan ziet men in sommige boomen, liefst heel hoog,
enkele doode blaadjes hangen, tenminste, men denkt
dat het doode blaadjes zijn maar het is veel erger.
Het zijn wel doode blaadjes maar die heeft de bas-
tardvlinder gebruikt om er haar nest van te maken.
In die paar doode blaadjes die door spinsel bijeert
gebonden zijn, kan men nl. zeer kleine rupsjes vin
den. Het loont al de moeite voor de liefhebbers,
eens zulk een nest open te maken. Men zal spoedig
bemerken, dat het openmaken van zulk een nest
niet zoo eenvoudig gaat want het nest is nog ver
deeld in enkele afdeelingen of kamertjes. In elk
kamertje vindt men dan eenige zeer, zeer kiene
rupsjes. Die blijven dus gedurende den heelen win
ter in dat nest over. Men behoeft niet bnag te zijn
dat ze dood zullen gaan, Het nest is wel zoo dicht
en warm, dat ze geen last hebben van koude en
vochtigheid.
Ziet men dus zulke nesten, dan hale men ze uit
den boom, men kan wel voor waar aannemen, dat
een dood blaadje niet voor nïèt in den boom blijft
hangen en dat zal men ook spoedig genoeg be
merken, als men die doode blaadje eens nakijkt.
Men bedenke dat het bestrijden van de rups van de
bastaardvlinder nu nog wel mogelijk is, maar niet
meer als het zoo erg geworden is als dat in 1928
1929 in de zuidelijke provincies het geval was.
Ondergeteekende geeft natuurlijk gaarne alle ver
dere gewenschte in lichtingen.
De ambtenaar bij den Plantenziektenkun
digen dienst,
VAN HERWIJNEN.
SINT PANCRAS.
(Overgenomen uit de „Revue der Sporten.)
Het kolfspel dat ook heden ten dage nog in ver
schillende deelen van ons land en wel meer spe
ciaal in Westfriesland en langs de Zaan wordt be
oefend, is wel een van onze oudste nationale spelen.
Historie.
Dat bet wel een populaire sport was, blijkt wel
uit de talrijke gezegden aan het kolfpsle ontleend,
zooals „dat is een kolfje naar zijn hand", „de kolf
naar den bal werpen" (d.w.z. het spel gewonnen
geven, het opgeven) en dergelijke alsmede uit vele
„keuren" (overheidsbepalingein) uit vroeger eeu
wen. Zoo bestaat er een oorkonde uit het jaar
1390, waarbij Hertog Albrecht van Beieren den
Briellenaars toestond„te caetsen ende den bal
metter colven te slaen buten der vesten". De ge
goede burgers speelden het spel op speciale banen
die later zelfs overdekt wierden, terwijl het volk
zich in de straten op de pleinen en zelfs op de kerk
hoven met deze sport bezighelld. Daar dit laatste
natuurlijk net zonder gevaar was voor de voorbij
gangers, moest de overheid steeds weer nieuwe
verbodsbepalingen uitvaardigen. Zoo stuitten we in
de geschiedenis van de stad Leiden herhaaldelijk
op verbodsbepalingen omtrent het oklfspel. In Am
sterdam en in Naarden was het omstreeks 157&
verboden „boeverye op ten Kerckhove te doen met
colven", In den winter werd de kolfspeort op het ijs
beoefend, zooals op talrijke schilderijen van oude
Hollandsche meesters te zien is. In de tweede helft
van de 18e eeuw nam het spel een groote vlucht
en omstreeks het jaar 1790 waren in de omgeving
van Amsterdam niet minder dan 200 kolfbanen,
meestal bij herbergen of sociëteiten gelegen.
Dat de wijn in dien tijd een belangrijke rol speelde
bij deze sport, daarvan getuigen de oude reglemen
ten der kolfcolleges. Zoo vinden we in het reglement
van het College „Eendracht maakt macht" te Am
sterdam dateerende uit het jaar 1799 o.a.:
„Iemand met Kolven 1.5 fles Wyn verlooren heb
bende, zal mogen uitscheiden, en tevens gebruik
kunnen maaken van het gelagh. Des vaonds zullen
de lampen voor minder dan 4 personen niet wor
den opgestooken ten zy er door ieder ten minsten
een fles Wyn zal worden geconsumeerd."
Van ruziemaken was men niet gediend, zooals
blijkt uit «en ander artikel uit het reglement,
waarvan de aanvang luidde:
„Geene ongeregeldeheden, hoe genaamd, zullen
de vriednschappelyke verkeering in de Baan mo
gen stooren; zy die evenwel zich door hun gedrag
haatlyk maken by andere leden, zullen als over-
treederes der Wet worden gehandeld."
Een kolfbaan.
Hoe ziet nu zoo'n kolfbaan ier uit? Aanvankelijk
bestond een kolfbaan uit een langwerpig of vier
kant afgeschut perk, waarin twee dunne paaltjes
waren geplaatst, terwijl de grond meestal losjes
met schelpen was bestrooid. Later werden de schel
pen vervangen door leem en werd de baan eenmaal
per week met een zwaar rolblok gerold. Naderhand
werden de banen van cementen vloeren voorzien,
die waterpas, vlak en glad waren. Daar deze cemen
ten vloeren na eenigen tijd dikwijls scheuren ver
toonden probeerde men het met asphalt, doch dit
heeft weer het nadeel, dat het in den zomer gauw
zacht wordt, terwijl het ook stroef is en de kolf
er niet zoo gemakkelijk overheen schuift. De meest
gebruikelijke afmetingen voor een kolfbaan zijn
wel 5 meter breedte en 20 meter lengte. Aan beide
uiteinden van de baan staat op 2 meter van het
einde in het midden van de baanbreedte een paal
die van onderen glad en rond is, terwijl hij van bo
ven soms versierd is of een lamp draagt. Deze palen
worden resp. voor- en achterpaal of ook wel boven
/en benedenpaal genoemd. De opstaande kanten
van de baan heeten „rabatten"; de eindrabatten
moeten van hardsteen vervaardigd zijn en ©enigs
zins naar binnen overhellen om het springen van
de ballen tegen te gaan. De. zijrabatten kunnen
zoowel van hardsteen als van hard geschaafd hout
zijn en moeten een weinig achterover hellen. Het
onderste gedeelte van de palen is van zwart marmer
of hard hout (zg. pokhout). De palen moeten ee-
nigszins naar het midden van de baan overhellen
(ca. 85. graden.)
Het verloop van het spel.
Oorspronkelijk sloeg men een lichten haren bal
met een stok, waaraan een vierkante houten klik
was bevestigd, van paal tot paal vanaf een hoopje
zand, hetwelk het „tuitje" werd genoemd. (Hiervan
is nog het gezegde afkomstig „het balletje op het
tuitje zetten" d.w.z. het nog eens wagen, volharden.
Naderhand bediende men zich van stokken die
voorzien waren van een geelkoperen kolf of schop
terwijl gespeeld werd met gom- of met sajetballen.
De gom (gummi) ballen zijn van caoutchouc ver
vaardigd, terwijl de sajetten ballen een elastieken
kern hebben, welke met sajet stevig wordt omwon
den tot de bal de vereischte grootte heeft (810
cm. in doorsnede waarna er met koperdraad een
geite- of bokkevelletje omheen wordt genaaid.
Men onderscheidt bij het kolfspel drie slagen,
nl. den uitslag, den opslag en den eind- of trekslag.
Bij den eerstgenoemden slag slaat de speler den
bal naar den achterpaal en wel zoo, dat deze het
achterschot raakt hetzij direct of via hetKbdtneaao
achterschot raakt en vervolgens weer terugkomt
naarden achterpaal. Indien bij den uitslag de bal
den achterpaal raakt, hetzij direct of via het ach
terschot, mag men deze voor den volgenden slag
(opslag) leggen waar men wil. Men heeft dan
een zg, vrijen bal. Bij den opslag moet de bal zoo
danig op den achterpaal worden geslagen, dat hij
naar voren loopt, het voorschot raakt en vervolgens
zoo gunstig mogelijk bij den voorpaal komt te lig
gen. Wordt bij dezen slag zoowel de achterpaal
als de voorpaal geraakt dan mag men den bal weer
in een zoo gunstig mogelijke positie leggen voor den
volgenden slag (eindslag.) Bij dezen laatsten slag
wordt de bal op den voorpaal gslagen en dit dient
dan zóó te geschieden, dat de bal zoover mogelijk
naar achteren rolt. Hij, die zijn bal het verst naar
achteren weet te brengen, is winnaar, terwijlde-
gene, wiens bal het verst van het achterschot is
verwijderd, verliezer is. Men kan het spel met een
maat spelen, waarbij dan de een den uitslag doet,
de ander den opslag en de eerstgenoemde weer den
uitslag, of wel zelf alle slagen doen, waarbij men
dus den bal moet naloopen. Indien er veel spelers
op de baan zijn, wordt er meestal met een maat
gespeeld, waarbij dan door loting wordt bepaald
wie er zullen samenspelen. Elke partij bestaat uit
vijf slagen (waarbij onder „slag" dient te worden
verstaan: uitslag en opslag en eindslag). Degene
die een slag heeft gewonnen, mag een streepje
schrijven. Dit geschiedde aanvankelijk met een krijt
je op den binnenkant van den kolfstok, doch na
derhand werd zulks aangeteekend op een plank
lei of wel door middel van een rekje met verschil
lende rijen balletjes.
De puntentelling.
Later werd de zg. „streepjesteljing" (ook wel
„scheefjestelling" genoemd) vervangen door een
puntentelling. De kolfbaan werd nu verdeeld in
twaalf vakken, genummerd van 1 tot en met 12,
en wel 6 tusschen de twee palen elk van 2 meter
en 6 vanaf den achterpaal tot het achterschot elk
van 5/12 meter. Aangezien het laatste vak (d.w.z.
hetvak, dat zich het dichtst bij het achterschot of
eindrabat bevindt) het hoogste nummer heeft, (12)
het voorlaatste vak het nummer 11, enz., is het zaak
den bal bij den eindslag zoover mogelijk naar ach
teren te brengen. Deze puntentelling is veel bil
lijker dan de vroegere streepjestelling. Indien men
nu een mooien slag doet, waardoor de bal verder
naar achteren gaat dan vroeger noodig zou zijn
geweest, om het van zijn tegenstander te winnen,
wordt men beloond door een hooger aantal pun
ten. Het maximum aantal te behalen punten is
60, doch dit wordt niet dikwijls bereikt. Indien
de bal uit de baan springt, krijgt men een nul voor
dien slag, evenajs wanneer men den paal met zijn
kolf raakt.
Verder bestaan er natuurlijk nog tal van andere
bepalingen, die de finesses van het spel betreffen,
doch het zou ons te ver voeren, ook daarover nog
uit te weiden.
Uit 1791.
Merkwaardigheidshalve laten wij hieronder nog
eenige bijzonderheden volgen, welke werden ontleend
aan een beschrijving, overgenomen uit het „Alge
meen Huishoudelijk, Natuur-, Zedekundig en Kons-
Woordenboek" 1791 van M. Noël Chomel (ons wel
willend toegezonden door den Secretaris van de
Utrechtsche Golfclub „De Pan" dhr. W. Ph. Pe-
letier.)
,Elk slaat op zyen beurt naa r de paal, en 'er
behoort" eene ongemeene kundigheid toe om de bal
len zo te treffen, dat ze, ten opzichte van de andere
paal, op eenen goeden wederslag of aftrek, zo als
't kunstwoord luidt, blyven liggen. Dit geschied
zynde, komt het op den laatsten slag aan; en hij,
wiens bal daar mede het digtste aan 't achterschut
der baan© stille ligt, wint het spel. Elders, onder
anderen in 't Stichtsche en in Friesland, daar men
't harde slaan verkiest en het terug speelen tegens
de schutting dat men rabatteeren noemt, in gebruik
is, wint het de verst afliggende; doch het eerst-
gemelde is in Holland zeer algemeen.
Men heeft hier nog aan te merken, dat 'er meer
maals onder onZe Natie zwaare weddingschappen
uit dit spel ontstaan; als mede dat de Baanhouders
en Kasteleins der voornaamste Kolfbaanen hier en
daar de liafhebbers jaarlijks laaten speelen om eene
net gemaakte zilveren Kolf, gehegt aan een fraayen
stok, met een fluweel goud of zilver geborduurd
handvatzei
Al van overlang is men begonnen de Kolfbaanen
met houten lootzen te overdekken; die, allengs kost
baarder en prachtiger geworden, thands aan veele
plaatsen in en om de groote steden, met schuif-
raamen en ruime zittingen voor de aanschouwers,
indiervoege gebouwd zijn, dat ze, in een zeker op
zicht, als trotsche Schouwburgen voorkomen. Be-
halven de ruime Kolfbaanen van die soort te Rot
terdam en Amsteldam, daar men 'er zelvs op zol
ders vindt, verdienen hier gemeld te worden de
Kolfbaanen in den omtrek van Leyden en Leyder-
dorp, die der Leydsche Schooljeugd, nu de Malie-
baanen in vergetelheid zijn, eene eerlyke en man-
nelyke uitspanning verleenen, waarvan men zich
te meerder bedient, zedert dat de Raket- en Kaats
baanen onder de aanzienlyke lieden, mede buiten
de gewoonte geraakt zyn."