NIEUWE Ai
Nieuwsblad v. Holl. Noorderkwartier
No 21
ZATERDAG 18 FEBRUARI 1933
42e Jaargang
IlilMw: lima I. H IFI7FH - .aidictini I. H. 1E1Z1R. Hmul «BHilseharaouJe.
Derde bSad
Een nieuwe ienie
een nieuw geluid.
Geestmerambacht
Raedtpraet
De vroolijke kant.
Kleine kwaje krabbeltjes.
TELEFOON INTERCOMMUNAAL NC. 52
L4ir.ËDUKEIR COURANT
DEZE COÜRANT VERSCHIJNT
DINSDAG - DONDERDAG
en ZATERDAG.
A txmnmentsprljs:
per 3 maanden I.li.
ADVERTENTIEN
Van 1—5 regels 75 cent;
elke regel meer 15 cent
GROOTE LETTERS
NAAR PLAATSRUIMTE
Of liever, nog geen nieuwe lente, maar het geluid
gaat er aan vooraf. U heeft al wel iets van het
geluid gehoord, waarde lezer. U heeft wel gemerkt,
dat er iets gaande was bij de Langedijker, U heeft
eens een fototje gezien, een nieuwigheldje, eigen
lijk nog zwakke zuchtjes, een schuchter gaan in
een richting, die, naar wij hopen, onze lezers zullen
doen vragen naar meer. En nu, komen wij dan met
onze uitbreiding. U moogt het wel weten. Het is niet
in eens gegaan. Het zou al eerder gebeurd zijn, maar
andere zaken, andere zorgen vroegen onze aan
dacht. Maar nu, nu de natuur zich weer maar
laten wij niet lyrisch worden, en ons vermeiden in
hoopvolle beschouwingen, wat het kan worden.
Laten wij liever zeggen wat de Burgemeester van
Koedijk zei in de laatstgehouden raadsvergadering:
Laat ik wenschen, dat wij in 1933 niet meer achter
uitgaan, maar dat er langzaamaan verbetering
komt. Zoo willen wij ook, U medehelpen in alles
wat ons allen verbetering kan brengen. U is het
met ons eens, let wel, we zeggen niet, U is het
MISSCHIEN met ons eens, maar U is het met ons
eens, dat het PLAATSELIJK blad, kanzijn, MOET
zijn een vraagbaak, een nieuwsbode voor alle ge-~
izindten. Het kan zijn een blad, waarin plaats is voor
velerlei meeningen, waarin een ieder, die het goed
met zijn gemeente, met zijn medemenschen meent,
zijn gedachten kan uiten. Geen ander blad heeft er
zooveel belang bij, dat het nieuws van de plaats
zelf, zoo uitgebreid mogelijk vermeld wordt. En als
het door voor zorgt, zal ieder ingezetene zich ook
LOGISCH geroepen voelen het PLAATSELIJK blad
te lezen. Zoo kunnen wij elkaar helpen. Wij, door
U te brengen, wat U wenscht, U, door ons Uw steun
te geven, waardoor wij dat kunnen doen. Het is
nu eenmaal zoo, dat de liefde niet van één kant
kan komen.
En zoo gaan wij dan weer verder op den weg, die
wij ons nauwkeurig hebben uitgestippeld. Een uit
breiding van ons Za|terdagnumjmer. Hpt is een
begin. Een goed koopman, zegt niet vooruit, ik ZAL
dit doen, en ik ZAL dat doen, maar hij DOET. En
daarom, houdt ons ten goede, waarde lezer, dat wij
niet verklappen wat wij verder gaan doen. Dit is
een zoet geheim, U zult het wel zien, en het zal
U niet tegenvallen. En met dit korte woord, leiden
wij onze nieiuwe rubrieken bij U in en geven het
woord aan onze medewerkers.
DE REDACTIE.
plas, omstreeks 1300 drooggelegd onze dijk, onze
weg, waaraan wij wonen, is nog iets ouder werd
het een polder bemaald met 14 molens. Toen, in
1871 kwam de groote vooruitgang, de stoombema-
ling. In 1911 kwamen nieuwe stoommachines. In
1932 hadden ook deze afgedaan, en kwamen de
ruwoliemotoren. En nu aanstonds den nieuwen weg!
Hierbij geven wij twee foto's, één van de ruwolie
motoren, en één van Bestuur en genoodigden, ge
nomen op den dag, toen deze motoren In werking
zijn gesteld.
K O F O IJ K
VAN EEN RAADHUIS ZONDER BRIEVENBUS
LUCHTJE, EN DAAROM KOMT ER EEN
SCHOORSTEEN.
DE STRAFCEL VAN DEN GEMEENTEBODE.
VAN OUDE VADERS EN JONGE ZONEN.
MENEER HART HEEFT GROOTE PANNEN.
Wel is de ontwikkelingsperiode van het Geestmer
ambacht een langdurige geweest! Van een water-
We hadden ons voorgenomen om nu eens niet te
te laat te zijn, wat toevallig eenlge malen gebeurd
was, want de agenda mg er nogal aanlokkelijk uit.
Maar zooals het dan weer gaat, waren we nu véél
te vroeg, en verdéfelen onze nutteloozen tijd tus-
schen de beschouwing van een paar nadrukkelijfc-
leelijke aanplakbiljetten, en het turen naar het
uurwerk van den houten kerktoren, wiens een-
manswijzer een ondefinieerbaren tijd aanwees.
Een gezellige Hoedijker bollenbakker verzekerde
ons echter, dat de klok in Koedijk altijd voorgaat,
wat ook eigenlijk volkomen in den lijn van een in
meer opzichten voorlijke gemeente, een logische
zaak is. Ja, dat Koedijk is toch maar een modern
plaatsje. En de plaats waar de wijze mannen te
zamen komen, is ook van alle moderne gemakken
voorzien. Twee dingen waren echter vergeten, de
brievenbus en de schoorsteen, overigens kleinig
heden dus. Waarom de brievenbus vergeten was,
vermeldt de geschiedenis niet. Maar noodig is het
ding zeker toch, want er was juist een metselaar
aan bezig. Schoorsteenen waren er óók niet. Elec-
trische kachels hebben geen schoorsteen van noode.
Maar de vroede vaderen zijn aan 't rekenen gegaan
en hebben over de electrlciteitsverwarmingsappa-
raatjes-zonder-luchtje, hun veto uitgesproken. Hier
kwam nog bij, dat in het raadhuis slechts één wijs
gezelschap tegelijk vergaderen kon, omdat als in de
twee zalen full speed gebrand en gelicht werd, de
zaak overbelast werd. En het licht der wetenschap
en het vuur der redevoeringen van de heeren waren
ten eenenmale onvoldoende, een radicaal bezuini
gingsplan door te voeren, en licht en kachels uit
te sluiten.
Er komen nu gaskachtels. Zonder geur zal het
wel niet gaan, want het luchtje aan deze geschie
denis is er al. En daarvoor ziijn nu weer schoor
steenen noodig; welke met bekwamen spoed worden
aangebracht om de atmosfeer te zuiveren.
Na deze beschouwingen op het tochtige voor-
pleintje was het tijd om te beginnen en' beklommen
we in gepasten eerbied de sierlijke trappen, niet
zonder vooraf onze Langedijker baggerbottines van
onzuiverheden te hebben ontdaan, omdat we de
gemeentelijke school- en raadhuisschoonmakers nu
eenmaal een goed hart toedragen. Eenige oogen-
tolikken in de strafcel van aden gemeentebode, alias
achtste raadslid, werden nog gewijd aan genoeg
lijken kout met dezen functionaris, die een hem
bepaald onwaardig verblijf toegewezen is; in ver
gelijking met de in strenge schoonheid pgetrok-
ken overige heilige halletjes. Op den gang was
voorvergadering der publieke tribunisten, die na
tuurlijk „the topic of the day" bespraken, De Zeven
Provinciën. En toen konden de toeschouwers de
arena binnentreden.
We hebben wel eens den nieuwen Koedijker
opperbevelhebber becritlseerd, om de ons inziens
onzakelijke manier van vergadering leiden, en zijn
nog duidelijk blijkbare onbekendheid met de men-
taliteit en vuiligheidjes zijner onderdanen. Ook
hebben we gefoeterd over de onduidelijke, ver
warde agenda, de ook zaak was van rondetafel
conferenties na afloop. Eere wien eere toekomt! De
agenda was keurig, en uitgebreid, en de vergadering
j werd precies geleid, zooals het moest, en zooals ze
het in Koedijk hebben willen. De in twee front-
rijen opgestelde heeren op de publieke tribune,
waren merkbaar tevreden, en dat is al een heel
ding. En in die openingsrede,-daar zat wat in. Dat
was tragische humor, een rauwe waarheid, die
zuiver aandeed tegen den toon van andere nieuw-
jaars-gelegenheidswenschen. Inderdaad. Is het geen
ironie, geen spot eigenlijk, om elkaar een goed jaar
te wenschen? Blijft bewaard voor verdere achter
uitgang. Als dan, uit een schemerig verleden de
jaren '18, '19, '20 opdoemen, de jaren dat alles
kon, dan staat een eenvoudig mensch er eigenlijk
verbaasd van, dat hij nochthans altijd nog maar
meesjokt in de reuzenmallemolen, die ze leven noe-
Wij hebben eens aan een ouderen collega ge
vraagd, of er Raadszittingen bestaan hebben, waarop
niet over werkloozen en crisissteun gesproken werd.
j Hij wist het niet goed meer. Inderdaad, het is
overal hetzelfde. Besprekingen over steun, verzoek
van die organisatie, bericht van den minister over
dat soort steun en zoo ga je maar door. Mar
telen en wroeten, om de werkloozen nog een veer
tien daagjes aan den gang te houden. De gemeente
besturen zijn tegenwoordig precies eigenaartjes van
bloedelooze arnetierige bedrijfjes, die van de week
tot week doorsukkelen, tot de krach komt. De
gemeente is aan het eind van haar middelen, zegt
de Voorzitter. De Tuinders zijn noodig op hun
bedrijven, nu het lente wordt. Zonder steun gaat
het niet.Maar om steun te krijgen, moeten zij
in de werkverschaffing, en dan verwaarloost hun
eigen boeltje. Meneer Hart kwam juist op tijd ter
vergadering om hierover een van zijn bekende
speechjes te houden. Maar ook hij wist geen raad,
dan alleen aan het Rijk een regeling te vragen.
Meneer Mulder zei er ook 't een en ander over.
Deze afgevaardigde doet wel zijn best, en weet het
soms heel puntig te zeggen. Juist ook het gemis
van franje, geen gewilddeftige vergaderingstaai, met
cliché-uitdrukkingen van anderen afgeluisterd, als
„uiteindelijk" en zoo, doet altijd prettig aan. De
jongens worden „rompig", zei hij. Een betere om
schrijving als met dit kernachtige Wlestfriesche
woord is moeilijk denkbaar. Ja, 't is waar. Wat
voor een toekomst heeft een volk, wanneer zijn
jonge menschen in luie ledigheid hun besten tijd
doorbrengen? Voor velen, vooral zij die zich niet
hebben aangesloten bij een of andere organisatie,
zij het dan jongelingsvereenigingengezellenbon-
den, of j eugdcentrales, Is arbeid, café en sigaret
alles wat hun leventje vult. En als de arbeid dan
weggenomen wordt, wat blijft er dan over? We
krijgen aanstonds een nieuwe Kamer. Elk welden
kend mensch moet hopen, dat aan toestanden,
in deze Raadsvergadering geschilderd, van een
ouden vader, die te modderen moet, terwijl zijn
ongehuwde sterke zoons in den hoek zitten, een
einde zal komen. Dit is een sociaal onrecht, dat
zelfs de meest getrouwe bewonderaar van ons he-
dendaagsch Parlement niet kan goedpraten. Enfin,
méneer Hart krijgt een kans. Zijn oogen glommen
toen de aanstaande Kamerontbinding ter sprake
kwam. „We zullen em raken", zei deze bewuste
agrarische proletariër. En met het goedkeurend ge
mompel in de ooren, van zijn trouwe schare, die
deze woorden van den Hoofdman slikten als gema
len koekedeeg, verlieten Wij de samenkomst. Langs t'
kanaal waaide een stevige dwarse wind. -En het
water was als het steeds geweest is op zulke nawin-
tersche dagen, grauw en donker. Zooals altijd. In
de verte maalde een molen, zooals altijd. Een bou
wersman liep achter zijn ploeg, en zijn paarden
scheurden het ijzer door de weerbarstige aarde.
Alles, als vroeger. En dan, als je niet denkt, aan
alle narigheid, die je zooeven gehoord hebt, als je
je niet afvraagt, wat het den man geven zal, dat
ploegenals je vergeet, dat het een paskwil is,
dat molens malen, om het land droog te houden,
dat zijn gebruikers geen brood meer geven kan,.
dan vind je deze booze wereld nog zoo slecht niet.
Maar als dan bij de Alkmaarsche Frieschebrug
weer zoo'n armzalig troepje ronddazende stempe
laars je tot de werkelijkheid terugroept, wijkt je
besef, dat je op een mooie wereld leeft, dat alles
goed is, voor de vraag: „wat hebben de mènschen
er van gemaakt?
Mevrouw deed een kuur in Zwitserland. Ze had
niet genoeg slanke lijn. Meneer bleef thuis.
Na vier weken seinde ze: „Gewicht verminderd
tot op de helft. Wat nu?" Prompt telegrafeerde
meneer terug: „Prachtig. Blijf nog vier weken."
Er was repetitie van de rederijkerskamer. Het
vlotte niet. „Meer gevoel" zei Hein, de regisseur,
meer uitdrukking in je stem. Ik heb laatst door de
radio Vexkade een spijskaart hooren voorlezen, want
dat kwam in een tooneelstuk voor. Een café, en hij
was kellner, zie je. Enfin, maar daar kreeg je ge
woon de tranen van in je oogen. Zoo moet jullie
ook spreken.
O, zei Pieter, hai zei der zeker de praize bai lezen
hewwe?
Kerel zei Jansen tegen Klaasen, wat ben jij toch
altijd grof en ongemanierd, in gezelschap.
Ik zal je mijn boek eens leenen over den goeden
toon en de goede vormen. Nou, zei Klaassen, als je
het een oogenblik kunt missen?
(De wedstrijden op alle mogelijk en onmogelijk
gebied, inspireerden ons tot het volgende „vaers").
Vier en twintig goudsche pijpen
Dampen in een laag vertrek,
Rooktournooi, en twee uur lurken,
Nóg niet uit, is dan niets gek.
Twee ontzettend moede menschen
Dansen trager.... uur, na uur
Twee danswaanzin-ldioten,
Krijgen dan een gasthuiskuur
Twee omwalde doffe oogen
Handen kletsend op 't klavier....
Daurerekordpianospelen
Honderd uur, in rook en bier
Niet jaloersch, o Langedijker....
Spaar je tranen, hoor naar mij
Op de eerste zoetekoekeetwedstrijd
Den eereprijsdie winnen wij!
Want wij hebben staag geoefend
Al kregen we steeds maar „voor ons broek".
Maar al wat 't Landsbestuur ons toewees,
Aten we op als zoete koek!