Kinderrubriek Voor wijze menschen. Waar vrouwen graag van lezen. Rob da Jlvarafuriar Vrouwen A. B. G. West-Friesche gedachten in het West-Friesch dialect (Or/1 De Club van Oom Jan. Toen ik zoo oud was als jullie had ik een oom, dis precies zoo heette als ik, dus „Jan". Dat is niets bijzonders zullen jullie zeggen, en velen hebben ook een oom Jan. Goed, maar zoo'n oom als ik had, neen, ik geloof niet, dat ik er zoo veel zou vinden. Die goeie man was overal van op de hoogte, eigen lijk zoo'n tweede oom Henk van de radio. Hebben jullie die wel eens gehoord? Knappe man hè? Nu, oom Jan was ook zoo'n knappe man. Je kón hem zoo gek niet vragen of hij wist er wel een antwoord op te geven. En weet je, wat nu zoo leuk was? Ik had een vijftien neefjes en nichtjes, allemaal op dezelfde school. En die hadffen natuurlijk- allemaal weer hun vriendjes en vriendinnetjes, zoo allemaal tusschen de acht en veertien jaar. Op een mooien dag in de vacantie kwam oom Jan eens bij ons, en zei „Jan, zijn de jongens allemaal op het dorp? Met jongens bedoelde hij dan ook de meisjes, zie je! Nu, ze waren er allen, want de school zou over twee dagen weer aanvangen. Om twee uur, allemaal present bij mij in den tuin, zei Oom Jan. Wat moet er gebeuren Oom" vroeg ik. Peren plukken, pefen eten, en nog wat, zei hij. Of we er waren. Natuur lijk, want allen kenden Oom Jan, en allen wisten, dat hij veel met de jeugd op had, en waren na tuurlijk nieuwsgierig naar het „nog wat". Toen het perenplukken en pereneten afgeloopen was, moesten we allemaal in de schuur komen. Er waren fcisten neeergelegd, en daarop lagen planken, waar we op konden gaan zitten. „Het lijkt hier wel een vergaderlokaal" vond mijn neefje Jan, en hij had gelijk ook, want oom Jan stelde voor De club van Oom Jan, op te richten. Met gejuich werden de plannen begroet, dat beloof ik je. En gezellige middagen dat we gehad hebbenNu eens volksspelen, hardloopen, balgooien en andere spelletjes, dan weer prijsknikkeren, enfin, te veei om op te noemen. En als het regende vonden we het altijd fijn. Weet je waarom? Dan vertelde oom Jan, zulke fijne verhalen of hij gaf raadsels op, of we hadden „Vraaguurtje." Dan mochten we vra gen wat we wilden. We zeiden natuurlijk allemaal „oom", ook de vriendjes en vriendinnen. En dan was het maar oom Jan voor en na.Oom Jan wat is dit.oom Jan, wat is daten „Oom Jan ik heb wel eens gehoord vanEn overal had die Oom Jan nu een antwoord op. De club heeft twee jaar bestaan. Toen is Oom Jan naar Limburg verhuisd, en was het afgeloopen. Hij is nu heel oud, maar af en toe schrijft hij mij wel eens. Nu had ik gedacht, toen ik hoorde, dat de Langedijker krant iederen Zaterdagavond een bijvoegsel geeft, kom aan, ik vraag aan dien meneer, van de krant, of hij mij een hoekje wil afstaan, eigenlijk ons, want ik wil ook een club van oom Jan oprichten. We gaan van alles doen. Alleen de peren en appelen, die bij dien anderen oom Jan zoo lekker smaakten moet je er voorloopig maar by denken. Misschien komt dat ook nog wel. Wie weet. Er staat een heeleboel op het programma. Van de week zyn we begonnen met een mooi ver haal. Van Rob. Ik heb het heelemaal gelezen, en ik verzeker jullie, die Rob, dat is me er eentje, maar van het goeie soort, zooals jullie allemaal bent, niet? Zeg, als jullie eens iets te vragen, of te wenschen hebt, schrijf my dan maar eens. Je stuurt je brief maar heel gewoon aan de Langedyker Courant, by meneer Keizer in Noordscharwoude. Die sturen mij de brieven dan wel op, en dan krijg je het antwoord in de krant. Binnenkort gaan we pry zen.maar dat vertel ik nog niet. Zeg, ik kwam laatst een goed zak van een jongen tegen. Draaide ik hem om, dan werd het iets waaraan ik niet graag zou hangen. Weten jullie wat ik bedoel? Dag hoor allemaal! PARATE EXECUTIE." HEEFT DE GEMEENTE RECHT HET GAS AF TE SNIJDEN? Als een gewoon crediteur (schuldeischsr; een vordering heeft, al is die nog zoo gemakkeiyk be- wysbaar, dan moet hy, om die vordering op de be zittingen van den schuldenaar (debiteur) te kunnen verhalen, eerst een vonnis van den rechter hebben. Daarna volgt de z.g. beteekening door den deur waarder, en mag deze tenslotte tot verkoop van den boedel overgaan. Enkele crediteuren vormen hierop een uitzondering, daar deze een dergeiyk vonnis, een z.g. executorialen titel niet noodig hebben, om even- tueele vorderingen, betaald te krijgen. Men spreekt dan van het recht van „parate executie" en komt dit recht o.a. toe aan den Ontvanger der Directe Belas tingen, voor zoover betreft Ryksbelastingen, opcen ten en vervolgingskosten, een aan den Raad van Arbeid voor de premies, verschuldigd krachtens de Ongevallen en Invaliditeitswetten. Het Rijk, de Pro vincie, Gemeenten en Waterschappen hebben dat recht ook, niet alleen zelfs voor schuldvorderingen, maar elgeniyk meer in algemeenen zin. Dat dit noo dig is, zal ik nu door een voorbeeld aantoonen. Wan neer büv. een zeedyk op het punt van doorbreken stond, en het gevaar zou kunnen worden voorkomen, door zand te halen van een nabygelegen land, dan kan het. Waterschapsbestuur „gelukkig" van zyn recht gebruik maken, dit zand te gebruiken. Naar eigendomsrechten kan en mag dan niet gevraagd worden. En een gemeente behoeft b.v. geen jaren lang proces te voeren, om zich het recht te verzeke ren een bouwvallige muur omver te halen. Nu voelt allen, dat, wanneer dergeiyke bepalingen niet be stonden het Staat en Gemeente in veel gevallen onmogelijk zou zyn, voor de veiligheid zyner onder danen te waken. In art. 180 van de Gemeentewet' is dit „recht van parate executie" geregeld, en den gemeenten toegekend voor „uitvoering van veror deningen van den Raad". Onder verordeningen wordt tegenwoordig vrij algemeen verstaan „alles wat de Raad regelt". Het schynt echter, dat er op dit punt nog wel eenig meeningsverschil bestaat. Nauwkeurig omschreven is het recht van parate executie dus niet. In enkele wetten wordt een rege ling wat nader omschreven, O.a. in de Woningwet, die invordering van door de gemeente gemaakte kosten by dwangbevel toelaat. Dit is dus iets der- geiyks als by belastingschulden. In artikel 180 van de Gemeentewet, staat o.a. nog dat de belangheb bende schrifteiyk moet worden gewaarschuwd, zon der dat daarbij echter eenige verdere vorm vordt voorgeschreven. Het is nu dus wel duidelijk dat de gemeenten het recht hebben „zich zelf te berech ten". Nu heb ik dikwyis de meening hooren verkon digen, dat men het recht heeft gemeente-ambte naren buiten zyn woning te houden, b.v. in geval van gas- of lichtafsnyding. Nu is er nog een andere wetsbepaling die den gemeenten veroorloofd, een woning binnen te treden, ter uitvoering van een verordening „die strekt tot handhaving van de openbare rust, of veiligheid, of tot bescherming van het leven of de gezondheid van personen". In veel gevallen zal dit natuurlyk met handelin gen als hierboven aangegeven weinig te maken heb ben. Men zou dus kunnen weigeren, maar doet beterhet niet te doen. Als men den gemeente ambtenaren toegang weigert, komt hy even later terug met een commissaris of Hoofd der Politie, en kan zich desnoods met geweld toegang verschaffen. En anders breekt de gemeente even de straat voor uw huis op, en sluit van buiten af van gas en electriciteit of waterleiding. Wenscht.men dan weer aansluiting dan heef men deze kosten ook nog te betalen. Ook wanneer door omstandigheden uit- stedigheid of anderszins de licht- of gaskwitan- tie onbetaald bleef, en men ontving by zijn thuis komst direct bezoek van een incasseerder, die men niet zou betalen, heeft de gemeente het recht licht of gas onmiddeliyk af te snijden. Zelfs wanneer men aan hem kan toonen, het bedrag den volgenden dag te zullen betalen. Slechts de meerdere of mindere souplesse van den verantwoordeiyken hoofdambtenaar geeft hier den doorslag. Houders van een girorekening kunnen in ieder geval deze narigheid voorkomen, door den Ryksgirodlenst opdracht te geven dergeiyke schul den automatisch te laten overschryvcn. Overigens is ook hier de theorie wyzer dan de praktyk. Want velen zullen hun girorekening v/el dubbel en dwars noodig hebben, om de dingen van den dag te betalen. MEN NEME KRENTENPANNEKOEK. Men neme 1 pond meel, 3 eieren en een snuifje zout, en make daarvan door telkens wat melk by te voegen een dun deeg. Daarna voege men een half pond krenten, die tevoren 10 minuten in lauw water hebben gestaan, er by. De koeken langzaam in een groote pan in boter of vet bakken. BROODPUDDING. Men snijde 10 oude broodjes in dobbelsteenen en weekt dat in melk. Dan voege men daarby een kwart pond boter of margarine, 4 eieren, de helft van de helft van een pond amandelen, en een half pond krenten Rasp daarin een weinig citroensap en druk daarby naar smaak wat sap. Dan nog een messepunt zout en drie eetlepels meel. Nadat men een 'hoogen vorm van binnen met boter heeft besmeerd wordt deze met het deeg ge vuld en laat dit anderhalf uur in waterbad (au bain marie) koken. NJet vruchtensaus opgediend een „machtig" heeriyk Zondagskostje. VOOR DE VROUW. HET ZELFMAKEN VAN KLEEREN. Zelfmaken van kleeren ls in dezen tijd van bezuiniging weer zeer algemeen geworden. Met een paar meter stof en een eenvoudig patroon kan men de alleraardigste japonnen maken, of vermaken, als U van een oude japon een meisjes jurk of een andere japon wilt vervaardigen. Wij stellen ons voor U hierbij zooveel moge lijk behulpzaam te zijn en U in den loop van de volgende weken een aantal eenvoudig te maken fraaie modellen van nieuwe japonnen te geven. Wij beginnen met een ook voor gezette figuren geschikte PRACTISCHB HU ON. (D 801 Deze buitengewoon pracösche japon is heel eenvoudig te maken en leent zich buitengewoon goed voor gezette figuren, De japon kan van gewerkte stof ge maakt worden met een effen halsafwer king of van effen stof met een zijden bies in afstekende kleur. De schuine punthals kleedt zeer af en is daarom zoo geschikt voor meer gezette figuren. Het patroon be staat uit vóór- en achterbaan, die uit één stuk geknipt worden, terwijl op zijde een kleine ge plooide baan wordt ingezet. De mouw is ruim met een smalle manchet, terwijl de ceintuur een afste kend galalith gespje heeft. Gemakkelijk na te knippen pa tronen verkrijgbaar in alle maten tot 52, DE JUISTE MAAT. Mhat: Bustewijdte: Heupwijdte: 40 92 100 c.M. 42 100 104 44 108 110 46 112 116 48 120 124 50 126 130 1. Rob was een ondernemende jongen, die met z'n ouders en zusters en vele bedienden op een afgelegen plantage op een van de kleine eilanden in O.-Indië woonde. Hy had één groote liefhebberij, waaraan hy alle vrye tyd wydde, n.l. vliegen. Twee vliegeniers hadden hem volkomen in de geheimen van het moeiiyk vak ingewyd en vele keeren was Rob reeds met z'n vliegtuig, dat z'n ouders hem ge schonken hadden, opgestegen. 2. Op zekeren dag wilde hy met Daan, een oude opzichter van de plantage, een tochtje maken. De reservoirs werden met benzine gevuld en de twee maakten zich gereed, om te vertrekken. „Veel ge noegen", zei Lorma, Robs zuster, „ik hoop, dat je geen noodlanding hoeft te maken en door die ver- schrikkeiyke Dajakkers gevangen genomen wordt." „Maak je niet ongerust, daar zal ik wel voor op passen," lachte Rob vrooiyk, „ik zal heusch wel uit hun buurt biyven. Ik ben van plan een tochtje boven de zee te maken." 3. Daarna wuifde hy de achterbiyvenden toe, zete zich in de stuurstoel en bracht de machine op gang. Toen Daan z'n plaats achter Rob inge nomen had, startte het vliegtuig van het harde zand en steeg sierlyk omhoog. „Hoera! Daar gaan ze!" riep Lorma opgewonden, terwyi ze met haar hand wuifde, en een gemeenschappeiyk gejuich weerklonk. A is de aardappel, het zout wordt nooit vergeten. B is de bezem, een „wapen" wel geheeten. C is chocolade, (niet te veel van snoepen). D dat is de dokter, die U anders nog moet roepen. E de eensgezindheid, die U in 't werk moog' sterken. F de finantieelen, die daaraan medewerken. G gehoorzaamheid, die d' echtvriend is verschuldigd. H dat is de hoogmoed, die U hopeiyfc niet huldigt. I is 't ideaal, van manlief vóór het trouwen. J de juiste kyk, die we op hem overhouden. K dat is de kroep;, die manlief steeds moet my der. L dat is het leed, dat de kinderen anders ïyden. M dat zyn de motten, hou ze uit de kleeren. N dat is de narigheid, waar thans we in verkeeren. O dat is odeur, van vroeger lodderyn. P dat is de poes, die kan ook kattig zijn. Q dat is een klank, die hoort hier niet in thuis R dat is de regen, gauw de wasch in huis. S de schoonmaakvreugd, door geenen man gehaat. T is om de „thee", waar nooit by wordt gepraat. U is uitverkoop, waar geene vrouw om geeft. V de valsche schyn, waar menigeen in leeft. W de winkelier, vermijdt (als 't kan) het borgen. X een rare klank, die 'k ook niet kan bezorgen. IJ de ydelheid, (dat slaat meer op de heeren). Z de zuinigheid, die elke vrouw moet leeren. MERIJKE Nadruk verboden. Nou, ze hewwe et maar weer goed dein in Sunterbankeris, de jo'ensies van meneer Zaal? Meraitje is er weest, en die wist nou aigeluk niet, weer ze et mooier dein hewwe, op Oukarspel of bai ons. Et heb main wel speten, maar ik was die eivend met men neef mee nei de Helder. Deer hewwe jollie wel van lezen zeker? Nou, ze hadde zaid, dat et gevaarluk was, deer, maar veul gevaar hew ek niet zien. We hewwe aigeluk maar ien gevaarluk mement meemaakt. Ze moste efkes tillefeneere, de heere, en toe wazze we an zoo'n kenaal, zei ek maar zegge, en deer was een herre- berg, en deer stond op de glaze, dat die een tille- foon hadde. Zoo van buiten zag et er wel gnappies uit, dus wei nei binnen. Maar gelaik datte wai an een tafeltje zatte, zatte der een paar maidjes op zokke houge stoeltjes voor de tapkas. En die deye maar niks as lache nei ons. Nou, je begraipe et zeker, we hewwe gauw ons gelag opdronken, want dat zelle wel gevaarlijke vrouwe weest hewwe. Ek heb buiten ders voeld, maar men golden, die ek van ■dus et was nag best ofkomlmen. Die Wainkoop, komt een Zaterdag bai Cor Vis. Ik wou wel heen, want ik wor der vanzelf niet heit nag koud van. maar Meraitje is er puur op teugen. Want die denkt nou. altaid maar dat et met die kommeniste net is, as vroeger in Rusland, en datte ze bai Cor Vis teen bom gooie zelle. En bommegooie, dat doene alliendig halleve waize, maar de heere zelf houwe der hande wel droug.Och ja, et is wel mooi, wacte ze wulle, deer zei ik niks van zegge, maar zok kraige ze in ienen niet klaar. As je et main vrage, glouf ik, datte ze et op de duur wel winnen zelle. Maar wai moete en kenne toch wel zurrege, dat wai et niet meer beleve. En wie den leeft, moet den maar weer zurrege. Wat zelle we et weer drok' kraige niet, met de verkiezing. Verkiezing.wat zelle ze een houp voor je doen. Ze belouve je al, ben je twuntig, pensioen. De boere, de handel, en de middenstand. Die zelle weer worre, de steun van et land As ek eerst maar es zit, nou den komt et wel goed Wie is er zoo gek, dat ie den nag wat doet. As ek denk an regeeren, den wor ek al ziek Maar ek ken rentenieren, want ik kraig honderd piek Das nou de eerste vier regels „voor het gebruik", en de leste vier „Na het gebruik", das dus jantje contrarie met de havermout, want voor et gebruik ben je dun, en nei et gebruik ben je dik. Maar dut is in de regel na het gebruik dun, en voor het gebruik dik doen. Over dik doen sproken. Een Zun- dag benne bakker de Jong, je wete wel van Zuid- skerwoud, die nou bai uns weunt, en de vrouw veer tig jaar trouwd weest. En der was reseptie bai Bouwstra. Wai wazze ok nood, dus wai heen. Wai hare een kluisie van em, dus dat vlait ok wel van zelf. Die man zei ok wat ofbakt hewwe zen leven. Zoete broodjes heb ie alliendig nooit bakke wullen, maar 't is toch wel een pittig stel, en net as Jan van Kampen zaide, een aanwinst voor Sunteban- keris. En toe hew ek nag een stukje dein, van de paleng van de heere. Dat gaat over de dikdage, van de polderbesture. En deer staat ok in, datte ze den zoo'n dag prate over de daike, et riet en al zok meer. En veerder lekker smikkele vanzelf. Maar nou was er zoo'n polderbestuurder toevallig ok. En die wist et nag sterker. Die zaide, ze doene hillegaar nergens over prate, maar alliendig maar ete. Van 's ochends acht uur, tot 'seivends twaalf uur. En hai kon et wete vanzelf. Ik ben niks gien baantjesjager, maar ik zeide toch teugen Meraitje, as je zokke baantjes hewwe.den hè je zoowat de kost voor et kauwen. Hier een endje van dut, deer een hompie, van dat. As jolle ders wat voor men wete? De groete ok van Mieraitje. Suntebankeris.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1933 | | pagina 8