West-Friesche gedachten in het West-Friesch dialect Onschuldig verbannen. Ons Gaurantenverhaal Plaatselijk Nieuws Broek op La n gend ijk. Woensdag 22 Februari des avonds half acht hield de J. V. op G. G. haar Jaarvergadering in de geref. kerk alhier Die vergadering werd geopend door den eere- voorzitter. den weleegw. heer Dis. Donner, die een gedeelte voorlas uit ps. 138, en daarna voor ging in gebed. Hierna volgden de verschillende gelukwen- schen der broeders- en zustervereenigingen. Diaarop kregen de secretaris, epnningmeester en bibliothecaris gelegenheid tot het uitbrengen v. 'hun Jaarverslagen, welke allen sloten mét een batig saldo. Verder waren er eenige zeei* goede inleidingen. Het eerste over art. 14 Geloofsbe lijdenis en het 'tweede Kerkgeschiedenis, geti teld 3e Kruistochten, waarop een aangename ge el ac* tenwisseling volgde. Ook was de afwisseling tusschen de onderwer pen zeer goed opgesteld. Hieraan verleende o.a. het pas opgerichte Evangelisatiekoor onder lei ding van J. Pluister zijn zeer gewaardeerde me dewerking. Zeer» te betreuren is het, dat hier ter plaatse voor een dergelijke leerzame en overi gens goed geslaagde vergadering, zoo weinig ani mo bestaat die te bezoeken. - Zuidseharwoude. Bioscoopcommissie. Tot 1 eden der bioscoopcommissie zijn benoemd de heeren 'N. Kramer, C. de Boer Wzn., NYiSnee- kes, Jb. Butsen en J. Th. Kunnen, voorzitter. Oudkarspcl. Bij de gehouden stemming voor een kerkvoogd van de Ned. Herv. Kerk te Oudkarspel, is ten gevolge van het overlijden van den heer G'. Hart benoemd de heer Jb. Kroon Jbz. "Wegens bedanken van den heer Jb. Eiecen als secretaris van notabelen, 'is in dia plaats benoemd de heer F. Moeijee Fz. Nou ik ben der weest bai Cor Vis. Ze zaide al, ek mien dat et Kaan was, of ik mocht van Meraitje, maar ze zou ok nag kommen hewwe, want ze ver trouwde et niet vanzelf. Maar 't was er te koud, en ze is maar in der hoekje bleven, 'k Zat vlakbai. Ik kon em goed zien. Wat heb ie skreeuwd. Hai gierde et uit betaien. Afain of en toe zaid ie nog wel ders wat, dat ik docht, kaik je valle men nic-t of, maar aars nou, nou, 't stoof er of. Hai was aars nagal wat je noeme een natte prater, 't wat Zaterdeg- eivend vanzelf, maar Maarten van Frans, die naast men neef zat, was metien wasken en verskoond, en as 't weer es komt, neem ik Meraitje der plu mee. Hai zaide, dat Arie was al knap genog om komgne- FEUILLETON Lady Wolga nam den brief en doorliep hem snel. Het was een elegant billet van den Mar kies van Montheron, die haar en haar gasten aan de belofte herinnerde, om in zijn jacht een grooten tocht op zee te maken. De wind was gunstig en alle verschijnselen beloofden, dat hij gedurende den dag vast zou blijven, waarom de Markies voorsloeg den volgenden morgen den tocht te ondernemen. Als het lady Wolga Clvffe aangenaam was, dan zou de „Begina" gedurende den nacht aan de landingsplaats te Clyffebourne aanleggen om haar en haa rgasten den volgendeji morgen aan boord te nemen,. Het plan lachte lady Wolga toe en daar het des morgens reeds bij het ontbijt was -besproken, wist iz ij, dat het ook den bijval van haar gasten zou verwerven. Felice wachtte totdat haar meesteres het ant woord, waarin de uitnoodiging werd aangenomen geschreven had. Zij hield zeer veel van lady Wol ga en ook deze mocht haar kamenier gaarne lij den, zoodat in den loop der jaren tusschen haar beiden een zekere vertrouwelijkheid was ont staan. Toen Felice den brief aan den Markies van Montheron ontving, en daarbij de andere briveen op de tafel gereed zag liggen, riep zij verwonderd uit: „Zooveel brieven van morgen milady U heeft er ten minste zes geschreven.. Het is niet goed, dat u allle brieven zelf beantwoordt, milady. U mist uwe juffrouw van gezelschap. Wil ik een boodschap zenden naar het dorp Kont Heron en laten vragen of zij spoedig beter zal zijn en in staat om haar betrekking waar1 te nemen,. „Neen, Felice. Ik zal haa rin ieder geval niet terugnemen," antwoordde lady Wolga met een vaste, aangename stem. „Zij is bepaald niet de persoon, die ik voor mij wensch. Als wij naar Londen gaan zal ik daar wel iemand in haar plaats vinden." Felice toonde een ontevreden gèbaar. ,Jk wilde wel. dat ik u van al die moeite kon verlossen, rn.il.ady," zeide 2ïj. „Als ik kon voor niet te worren, want die wist er al een barre brad van. Ik had eerst ok nag in debat gaan wullen en- ders vrage wullen, weerom ie hillegaar niet van 't geloof in Rusland praat heb, maar hai wist overal wat van, net as sekwa. Allien geneest ie 't niet met meziek, maar as je erg veul pain hewwe, neemt ie je mee nei de kelders van de Tsjeka, en schiet ie je dood, den is 't metien over. Of je magge pootje bade tot je heer aan toe, in de Indische Oceaan. Afain, ien ding moet ek em toegevewe moeten niet terug nei vroeger, nei de febrieke van Regout, weer joenses en maldjes van zeuven jaar werkte, en de taid dat ze een daghuursman niet veul aars kreeg as strootjes met stroup en zuurvaaien zuipen, 'k Had nag wel nei Kelain ook wullen, maar ik kon de hip niet kraige, een Zaterdaggenmiddag en deer ken ik dus niks van zegge. Weer ik nag wel wat van zegge wul, van 't koor van Suntebankeris. Nei, niet van Zaal of van Kok, maar 't speciale koor; dat Zundeseivends op straat zoo'n groote waffel op zet. Der ben Broekers ok bai. Skreeuwe en blerreke, veul en niet genog. En den op 't Broekerdaike met zen twuntigen ien maidje aanhouwe, en der temet mee op streit an 't rollebollen, want ze heb in de krant skreven, dat ze most hillegaar vechte om los te kommen. Dat móet een. zootje tweidehandsrom- mel uit Broek weest hewwe, die em dat flikt heb. Afain, men neef zei der een klain kwaad krabbeltje over skraive, en ik heb alders docht, om men ders as maidje te verkleiden, en main den ok ers aan houwe te leiten. Den ken ze 't nag goed bal men hewwe. 'k Zou allien oppasse moete, dat et niet al te hard gong, want aars most ek nag voor de houge heere kommen bai dat, net as die kattebaier van Egmiond. Deer ben ik ok weest van de week, want ek mocht mee. 't Is deer wel leuk, as je kom- me. Eerst was er voor main gien plaats leek et, maar toe hew ek die pertier zei ek maar zegge een war- reme hand geven, en toe zat ek iniensen vlak bai meneer Iesen, en ba de perse. O, nei, ik zei gien klucht mee make al was er bai die rechtzitting een heeleboel, weer je eerder om lache as om hulle konne. 't Is deer al net as op een raasvergadering. Die affekaat niet meneer Iesen vanzelf, want die mocht niet meedoen maar zoo'n are, die die verdachte verdedige most, heb nog wel een uur praat. En die meneer, de anklager had zaid, dat die pelisie moste ze. vrai leite. Nou, den had k m'n mond maar houwen, den had 't minder taid en minder geld kost. Maar ja, ik begraip 't wel Hai heb al meer pelisies verdedigd in zen leven, en op die peblieke trebune, deer skreeuwde ze al van morgen doene we 't weer, dus die man docht vanzelf, ho, ik moet efkes hoore leite, dat ik 't ken, want allicht kraig ik meer klandizie. Hai deid nag Grieksch ok prate, ik verstond zooveul as ,,Aj' pere jatte, Manus, draaie ze main in een fiat naar de justitia," of zok of zain, en toe zaid ek teugen zoo'n are man, waj; zaid ie nou? En die zaide, dat be- teekent, al valt de heele boel in mekaar, blijft de rechtbank staan. Ik docht ok al, in een Fiat, wel nei afain je wete aars opheden niet, weer ze meer voor voele, om Jantje de gapper, of om Pietje, weer is 't van stolen heb Nou, de groete, ok van Meraitje, Suntebankeris. JASPER. P.S. Der ben nag twei nuwtjes hier op 't durp. Een bekend ingezetene, man van veule amibachte, heb een permanent wave op de korte golf zette leiten, en 't hondje van de wethouwer van 't post- kentoor groeit voorspoedig op, en heb z'n baas alders een natte broekspaip bezeurgd. Dag on. Huiduitslag Wasch de aangedane plaatsen met warm water en Purolzeep, droog daarna voorzichtig af, doe er dan wat Purol op en strooi daar over heen nog wat Purolpoeder. Herhaal dit eiken dag, zoolang het noodig is. lezen, zingen en spelen, zooals de juffrouw dat deed, zou ik gelukkig zijn, miladyC' „ÏErger je daarover maar niet, Felice' ant woordde ladj' Wolga. „Je bent me in je tegen woordige betrekking even nuttig en noodig. Breng nu den bode den brief." Felice verwijderde zich. Lady! Wolga stond op en plaatste zich aan e£n venster, vanwaar zij den strandweg kon overzien. Het oude grijze slot Mont Heron, op zijn hooge rots in donkere lijnen tegen den morgenhemel afstekende, ver hief zich in de verte en lady! Wolga zag ver langend daarheen. In dit oud, eerwaardig slot, had zij de wei nige gelukkige jaren van haar huwelijk door leefd. Zij was er als een vroolijke gelukkige bruid ingetrokken met het zekere vooruitzicht, dat zij daar eens rechtmatige meesteres en haar jonge echtgenoot heer zou zijn. Diaa rginds was haar dochter geboren, het bekoorlijke kind, aan wie zij nooit kon denken zonder heete tranen te vergieten. Diaar was het vreeselijk lot over haar gade gekomen, waarmede ook voor haar een tijd aanbrak van verschrikkelijk onbeschrijf lijk lijden een tijd, dien zij zich niet kon herin neren, zonder dat de oude wonden wenden open gereten en deze haar nieuwe smarten veroon- zaakten. Het schemerde haar voor de oogen, een i felle smart doorvlijmde haar ziel en zij wend door een lichte duizeling overvallen. Zij leunde 1 tegen hef vensterkozijn en drukte beide handen i op haar bonzend hart, dat met een (naamloozen angst vervuld was. i Sedert het uur waarop zij met schaamte en schande het kasteel van Mont Heron had moe ten verlaten, daar op denzelfden morgen haar echtgenoot als de moordenaar zijns broeders ge vangen werd genomen, was zij niet meer op het slot geweest. Zij had vroeger steeds gedacht, dat zij het nooit meer van zich zou kunnen verkrij gen het opnieuw binnen te treden. Nu echter haakte zij er naar nog eenmaal de plaats te zien, waar zij zoo gelukkig was. Zij zou de helft "van haar vermogen gegeven hebben, om weer eens al leen in d ezalen te zijn, weer eens in den leun stoel van haar eigen kamer te zitten, geheiligd door het aandenken van haar "kind, dat daar twee jaren had gespeeld. Deze gedachten voeren haar door het hoofd toen een rijtuig langs den zandweg kwam gere- GRAHAM ACKERLY'S THUISKOMST. Een onwaarschijnlijk verhaal. Door G. F. HUMMEL. Graham Ackerly liep langzaam de korte oprij laan op naar een donkere massa voor hem: zijn huis, dat hij in negen maanden niet gezien had. Negenmaanden van moeitevol en gevaarlijk reizen door de binnenlanden van Afrika, waarheen hij door zijn firma was uitgezonden. Negen maanden zonder contact met zijn vrouw, zijn familie. En nog was hij eerder thuis dan hij verwacht had, doordat een vriend van hem, piloot bij den luchtpostdienst, hem het laatste gedeelte van de reis helpen be korten. Wat was dat? Een auto? In het duister onder scheidde hij de vage omtrekken van een crême- kleurigen wagen. Hé, zij had zekerd en ouden wagen wat laten bijlakken en hem een ander kleurtje laten geven. Toch dom v^n haar om hem zoo midden in den nacht buiten te laten staan. Voor de huisdeur bleef hij stilstaan, hij zag een vage lichtschemer in de vestibule. Idioot ook eigen lij kva n hem, om dezen tijd van den nacht thuis te komen. Hij had verstandiger gedaan met zich aan zijn eerste plan te houden en tot morgenochtend in een hotel te blijven. Maar zijn verlangen naar Maggie was hem te machtig geworden. Eindelijk stak hij den sleutel in het slot, opende de deur en sloot die geruischloos weer achter zich. Een oogenblik stond hij onbeweeglijk in de sche merige stilte van de vertrouwde vestibule. Dan wierp hij zijn hoed op de eiken bank en liep naar zijn studeerkamer. De schemerlamp in den versten hoek, tusschen zijn schrijftafel en zijn leeren club fauteuil, wierp een gedempt licht door het ver- trek.Een blokkenvuur brandde onder den hoogen schouw. Waarom in vredesnaam? Hij luisterde. De portières waren gesloten. Geen enkel geluid weerklonk. Ofhoorde hij daar toch iets? Hij keerde terug naar de vestibule. Zonder het zelf te weten had hij op zijn teenen geloopen. Met zwaaardere schreden liep hij wee rterug. Bleef onder aan detr ap staan. Ook boven was het licht aan. Waarom toch zooveel licht in het holst van den nacht? Gedempte geluiden drongen van boven tot hem door. Uit de verte, onduidelijk. Uit haar kamer hun kamer? Wel een minuut lang bleef hij aan den voet van de trap staan luisteren, metge bogen hoofd. Einde lijk richtte hij zich weer op, liep nogmaals de hall door, opende de buitendeur, draaide het stoeplicht aan, liep een paar treden af en trad op den glim- menden wagen toe. Bekeek hem nauwkeurig. Het was niet de hunne. Hij klemde de tanden op elkaar, ging zijn huis den. Zij zag het wel; doch sloeg er geen acht op en zij stond nog op dezelfde plaats toen «eni gen tijd daarna Felioe met een brief binnentrad. Lady, Wolg azette zich op een divan neer. Het meisje bemerkte zeer goed haar zwakheid en ontroering, doch zij was te fijngevoelig om er eenige aanmerking op te maken. „Vergeef mij milady," zeide Felice, „u heeft mij bevolen u dezen morgen niet te storen of] ihet moest voor dringende zaken zijn, en daarom heb ik ook niemand willen toelaten]." „'Ein is er nu een dringende zaak?" „Ja, milady. Zoo even is een jonge dame met een rijtuig uit het dorp Mont Heron gekomen. Ik héb haar zelf gezien, want ik kwam juist door den grooten gang, toen zij James den brief gaf en ik nam op mij hemf u over te reiken. ,Zij is de schoonste jonge lady een echte lady die ik ooit gezien heb, dat moet u1 gerust gelooven, milady, en ik ben overtuigd dat zij tot een voorname familie behoort. James leid de haar naar de receptiekamer, waar zij zich ,nog bevindt." „Een jonge dame en geheel alleen", zeide lady "Wolga. „Misschien is zij een 3er zomergas ten van het dorp, die het huis en aanhorigheden wil zien." Zij nam den brief en opende hem]. Het eenvou dige couvert bevatte een eenvoudig wit papier, zonder monogram of wapen. Het schrift was fraai, doch flink en karakteristiek. Die brief kwam van Alexa, die daarin een voudig verklaarde, dat zij in Engeland geheel vreemd was efi in het dorp had vernomen dat lady Wolga Clyff een juffrouw van gezelschap had gehouden, die nu doo rfciekte verhinderd werd haar langer te dienen,, waarom zij, Alexa, de vrijheid nam om deze plaats te verzoeken. Zij kon goede getuigschriften toonen en hield zich overtuigd de tevredenheid van lady "Wolga Olyffe te verwerven, indien zij daartoe in de gelegenheid wer dgesteld. Tenslotte verzocht zij dringend om een onderhoud. Dfe lady herlas den brief met véél 'belang stelling. Het viel haar op, dat daarin geen zweem van huichelarij en slaafsche onderdanigheid door straalde. De schrijfster moest dus een beschaaf de dame zijn. De manier van zich uit te druk ken, de trots, zelfs het schrift beviel haar. ,/Lees den brief, Felioe," zeide zij, dezen aan weer binnen en liep met looden schreden nogmaals naar denvoet van de trap. Terwijl hij omhoog stond te staren naar de schemerig verlichte bovenhal, spande zich plotseling iedere spier van zijn lichaam. Ditmaal washij zeker! Er was gelachen de zware lach van een man. Daarop een vrouwenstem. Vervloekt, mompelde Graham Ackerly. Met vaste schreden nu begaf hij zich weer naar de studeerkamer, liep recht op zijn schrijftafel toe, trok de rechterla open. Ja! zijn revolver lag er nog. EQj opende het magazijn. Vol. Weer naar den voet van de trap, woedend, met op elkaar geklemde kaken. Weer liep hij op zijn teenen. Trede voor trede de trap op, tot bij den eersten draal. Langen tijd bleef hij daar staan. Hoe lang, dat herinnerde hij zich later absoluut niet meer. Zijn oog viel op den revolver In zijn vuist en opeens viel een ontzaglijke moeheid over hem, die hem noodzaakte, zich aan de leuning vast te houden. Hij trilde. Haar vermoorden? Zijn lieve, kleine meisje, dat vijf jaar geleden zoo rein, zoo verlan gend en zoo vol vertrouwen tot hem gekomen was? Als een man, die uitgeput of dronken of heel, heel oud is, wankelde hij weer naar beneden, stond weer voor den haard In zijn studeerkamer, met een hand geleund tegen den schouw, de andere slap langs het het lichaam neerhangend. Hij staarde In de grillige vlammen van de eiken blokken, hoorde het snorren van het vuur en gevoelde de onzeg bare eenzaamheid van den man, die in alle op zichten door het leven geslagen is. Eindelijk, met een uiterste Inspanning van zijn wil, richtte hij zich op, keek de kamer eens rond als wilde hij alle bijzonderheden ervan voor eeuwig In zijn geheugen prenten en verliet daarop het huis, de deur zachtjes achter zich dichttrekkend. Buiten, In de duisternis van de struiken om het huis, haalde hij diep adem, als had de lucht in huis hem verstikt. Een zacht-rood licht gloeide achter de neergelaten gordijnen van de beide vensters van zijn vroegere slaapkamer. Allebei de vensters waren zorgvuldig gesloten. Een schaduw gleed langs het venajmL in den hoek van de kamer. Daarachter was het^Wteneinde van hun bed. Een schamplicht op den revolver vestigde er zijn aandacht op, dat hij dien nog altijd in zijn vuist geklemd hield. Vaag was hij zich bewust de on draaglijke spanning, de onheilvolle dreiging van het oogenblik, de onuitspreekbare vraag. Opeens een hevige schrik. Een kreet. Zonder na te denken reageerde hij bliksemsnel, vloog naar de deur, werd razend, dat de sleutel niet gauw genoeg in het slot wilde, wierp .de deur, toen hij die einde lijk open had gekregen, met een slag achter zich dicht, vloog de trap op en zijn slaapkamer bin nenen bleef staan, als door een electrischen schok verlamd. Een man boog zich over het bed zijn vrouw een andere vrouw wit, In haar han den een bundeltje een zwak gilletje, dat' aan stonds verstilde. „Ackerly! man!" „Dr. Blake!" „Sst!" kwam de verpleegster en, zonder te letten op den revolver In Graham's hand, beduide zij hem dat hij de kamer moest verlaten. En toen hij daar buiten als versuft tegen den muur geleund stond, met één hand in zijn jaszak liep de verpleegster haastig langs hem heen, met het bundeltje dicht tegen zich aangedrukt en fluisterde hem in het voorbijgaan zegevierend toe: „Het is een jongen, meneer Ackerly. Nu hebt U een stamhouder om voor te werken." haar overgevende. f „Je hebt gewoonlijk een goed oordeel over hét karakter de rfeaenschen. Zeg mij wat je van miss Strahge denkt." Felice nam den brief en sprak daarna zeer ten gunste van Alexa. ,JLaat haar hier komen milady" zeide zij. „(Zij heeft een gelaat als een engel, en ,fals ze even goed en bekwaam als schoon is, dan zal milady een schat in haar vinden." „jje bent haar wel genegen, Felioe. Daar zij zich nu toch hier bevindt wil ik haar ten minste zien. Laat haar binnenkomen." Felioe verwijderde zich en na eenige oogenbük- ken later "trad zij mét Alexa binnen. Het hart van het meisje bonsde hevig, haar bloed bruischte. Zij scheen haar zinnen niet meer meester te zijn, maar de gedachte aan haar va der eh aan het doel harer reis brachten haar weer tot haar zelve. Het stormde nog-wel in haar binnenste, doch zij bedwong zich en boog voor de trotsche lady, die opgestaan was om haar te ontvangen. Daar stond zij van aangezicht tot aangezicht tegenover een vrouw, die haar vader schuldig had geloofd aan een schandelijke en ontzettende mis daad en hem in het uur der zwaarste beproeving alleen had laten staan, voor de vrouw, welke hij nog beminde en liefhad, en die hij zoo gaarne zou weerzien, voor haar, door wie zij in haar kindsheid was vertroeteld, aan wier hart zij de eerste tranen vergoten en het eerst gelachen had, die haar moest bemind hebben met al haar krachten voor haar .moeder. E(n voor deze stond haar kind, aan haar eigen moeder onbekend. Door den overvloed; van rijk dom omgeven, lachte het geluk uit de oogen der schoone ^ady, terwijl haar echtgenoot in den vreemde, miskend en veroordeeld door de we reld, zijn droevige dagen sleet. Alleen deze en kele gedachte was voldoende om Alexa weer te doen bedaren. Zij moest onbekend blijven; wilde zij haar doel bereiken en alles wagen om den sluier van het vreeselijk geheim op te lich ten, waaronder haar vader zoo diep gebukt ging. E(n toch trok een nauwelijks te beteugelen en zoc verklaarbaar gevoel Alexa tot haax moeder, en zjj moest alle krachten inspannen om! niet de armen uit te strekken en „moeder ik ben Con stance, uw doodgewaand kind," te roepen. Wordtf vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1933 | | pagina 6