Kinderrubriek Waar vrouwen graag van lezen. West-Friesche gedachten in het West-Friesch dialect Rob de Avonturier H* dell scha] feu buit* heel bij d E* schil kaaa al ie die van tena: ax u Bij die taak aant heer door Lan ómg< is en zoov er zi ©n zal ham A en t voor bijzc del uitej meei welt deld de begr gest. WOOl besti dag* telij del. geen schr gel zij v stelt inak< en z bew: Z» iem* ontt leve, heid ook die verl nooi Eit maa hun ovei ©en geer H late' sten doet verl dela lijk* eenr ■nooc te tn ham dere zoo op E ten., min stul en 1 ver- moe geti and Hij ove: dat dat teki is d te v het gen Elk terJ ken dee; pro ke DE CLUB VAN OOM JAN. En jongelui? Het aardappelmesje klaar? Ik wed dat moeder gezegd heeft, van voorzichtig doen. Maar geen nood hoor, we doen langzaam aan, nietwaar? Ook de aardappelen liggen in het bakje, dus we kunnen beginnen. Dan eerst maar met de hoofdpersoon van ons spel, de heer Jan Klaassen. Je neemt daarvoor een groote aardappel, met in het midden, op den langen kant, zoo'n aangroeisel, een dikke pukkel, zal ik maar zeggen. Die pukkel wordt Jan zijn neus. Nu schil je voorzichtig, de aardappel half af, maar de neus eraan laten hoor! Zoo, dat is klaar. Zie je wel, dat je al ongeveer een gezicht hebt? Je gaat nu den neus wat fatsoenee ren, en dan maak je zijn vangen, door de vlakken langs zijn neus, heel flauw uit te hollen. Nu komt zijn mond aan de beurt. Die is nogal groot, in tegenstelling met jullie eigen, want jullie geeft natuurlijk nooit iemand een grooten mond, hé? Of wel? Enfin, Jan is een vroolijke snuiter, dus je maakt den mond wat lachend. Net een omgekeerd sikkeltje van de maan, als dit op eerste of laatste kwartier staat, en met de punten naar boven. Onder den mond voel maar eens bij je zelf, komt de kinjuist. Voorzichtig aan, dan wordt dat wel goed. Kijk eens aan, wat wordt het een mooie Jan Klaassen! Nu de oogen. Maak maar twee flauwe hcflten. Zoo, klaar. En nu pak je je kleurdoos. De mond en de wangen worden goed rood, de neus een beetje, de rest van het gezicht vleeschkleurlg, de oogen en wenkbrauwen zwart. Ook teeken je nog wat haar boven zijn oogen. Nu vraag je aan moeder, een appelboor, en als ze die niet heeft, doe je het met je mesje, en je maakt héél voor zichtig (anders scheurt de aardappel) een gat van onderen. Daar moet later je vinger in, om den kop te doen bewegen. Volgende week gaan we hiermee verder. Tot slot deze week een aardigheidje, en dan weer een verhaaltje voor de kleinen. Jullie kent natuurlijk allemaal de beroemde zinnetjes, die men snel achter elkaar tienmaal moet opzeggen, zonder één vergissing, namelijk: „De kat krabt de krullen van de trap", of „De meid snijdt recht en de kok snijdt scheef", maar deze nieuwe zin heb je misschien nog nooit gehoord: „Luister eens meneer van Jongen, mijn jongen wil niet dat jou jongen mijn jongen een aap van een jongen noemt, want mijn jongen kan van jou jongen niet hebben, dat jou jongen mijn jongen een aap van een jongen noemt."Ga je gang! OOM JAN. OVER ELSJE DIE GEEN BROOD WOU ETEN. De broodpap in de heksenketel. Een Duitsch sprookje. Hans en Elsje waren een broertje en zusje, die buiten het dorp woonden en in het middaguur geen tijd hadden om thuis te gaan eten en daarom kregen zij van hun moeder ieder een pakje brood mede. Daar het heel mooi weer was, gingen zij op een middag naar het nabijzijnde bosch en aten daar hun boterhammen op. „Waar zijn jouw boterhammen?" vroeg Hans aan zijn zusje. „Je kunt onmogelijk alles al opgegeten hebben". „Weggegooid", zeide Elsje en wees naar een groepje heesters, dat ze zoo juist voorbij waren geloopen. „Maar Elsje, dat mag toch niet. Je weet heel goed, dat moeder erg boos zou zijn, als zij dit wist en ook weet je, dat wij niets mogen wegwerpen in het bosch. Nu mag je straks niet met ons mee spelen". „Och Hans, waarom zeg je dat nu?" hernam het zusje. „Ik heb het brood achter de heesters ge gooid, de boschwachter zal het heusch niet vinden." „Maar de duivel wel", zei de groote broer zoo, boos, dat Elsje verschrikt opkeek. Weet je dan niet, dat de duivel al het weggeworpen brood opeet? Wanneer het zooveel bij elkaar is als je zelf weegt, dan haalt hij je en brengt je naar zijn hol." „Ik zal het gauw weer gaan oprapen", jammerde het zusje en liep op een drafje terug, maar het brood was niet meer te vinden. 's Avonds in haar bedje lag zij nog na te denken over hetgeen Hans haar verteld had en eensklaps zag zij een heel leelijk mannetje voor zich staan. „Zoo, ben jij Elsje", zei hij. „Nu, jij hebt mij met al dat brood, dat je zoo vaak weggooide een groot plezier gedaan. Ga nu maar dadelijk met mij me°". Hij pakte haar heel hardhandig beet en voerde haar in een razende vaart met zich mede over bergen en dalen zóó, dat Elsje hooren en zien verging. „Mooi zoo, mooi zoo", kraste een leelijke stem haar in de ooren, „je bent een heel flink kereltje". Elsje vertrouwde haar eigen oogen niet, over het geen zij zag. Voor haar stond een leelijk, oude heks, nog veel leelijker dan die uit het sprookjesboek van Hans en Grietje. Het was de grootmoeder van den duivel. „Hier komen, alsjeblieft en nu moet je deze ketel leegeten", beval zij en liet het kind een groote ketel zien, waarin stukken brood lagen te koken. Slot volgt. UIT KINDERMOND. Ma deed niet aan hongerkuren, Voor slanke lijn gaf ze geen cent. Ma was zoetjes aan geworden Wat je noemt wat corpulent. Pa was vreeslijk druk in zaken, Ma had dus de zware taak Liesjes vragenmond te stoppen, En zoo'n kinddat vraagt maar raak. Gister bladerd' ze in een boekje, Plaatjes kijken deed ze graag, Maar opeens toen kwam bij Liesje Ook de gróóte, gróóte vraag Zonder er bij na te denken (De nieuwe blouse was bijna af) Zei ma, „uit de bloemkool, Liesje", Maar toen, toen stond Liesje paf. 't Kleine hoofdje werkte hevig, Tot het mondje spreken gaat Die van U was zeker ,reuzenbloemkool Die hier op dat plaatje staat! MERIJKE. Brief van een huismoeder. We leven in een tijd van deviezen en leuzen, het eene gevleugelde woord vóór, wisselt het andere gevleugelde woord na af en als ze spoedig blijken vleugellam geworden te zijn, ligt dat stellig niet aan den goeden wil onzer medemenschen. Het is merkwaardig met hoeveel geduld zij zich door de leuzen van nu laten bekogelen. „Eet meer Visch"; roept men ons toe, of „Eet meer vruchten!", „Zegt het met bloemen' klinkt het elders en „Vergeet den Moederdag niet!", fluistert men ons aan een ande deren hoek in het oor. Het wordt ons dagelijks in geheid, dat we om onze zenuwen te sparen, een bepaalden drank niet, en een anderen bepaalden drank wél moeten drinken. Met opgeheven vinger verzekert men ons dat déze firma „toch voordee- liger" is, waarop zijn concurrent zich haast ons nevens te vertellen dat hij „toch beter" is. In het algemeen geldt: hoe korter, hoe pakkender een leuze klinkt, des te beter zal ze het „doen". Maar aangezien het niet zoo gemakkelijk is om altijd leuzen te vinden die kort en pakkend zijn, ervaren we dat er ook heel wat deviezen in omloop komen, die ons met méér dan een enkel woord zeggen dat een bepaalde firma veel gelukkiger is met een stuk of wat tevreden klanten dan met een groot aantal verkochte artikelen. Ik zou zoo nog een heel poosje door kunnen gaan. Het is werkelijk wel amusant" óm .na te gaan met hoeveel energie, soms hoeveel geest, men ons, huismoeder, tracht op te wekken om te koopen Al eens eerder mocht ik de aandacht vestigen op de bedrijfsreclame van onzen tijd en dat deze groote vorderingen gemaakt heeft en dat ze meer succes zal oogsten, naarmate ze meer en meer in handen komt van de menschen, die, als beroep, het woord en de teekenpen beheerschen. En tocher gaat daarnevens iets buitenge- woon-vermoeiends van al deze reclame uit. Het is me al vaak opgevallen dat mijn mede-huisvrouwen, wanneer we over inkoopen en winkelen praten, met een moe gebaartje zeggen: „Och, ja, die mooie woordenoch ja, al die leuzen. Ze klinken heel aardig! Maar wat schuilt er achter?" Inderdaad: hier hebben we een zeer klemmend punt: wat schuilt er achter? De praktijk heeft ons namelijk geleerd dat achter alle bonte reclame nog lang niet steeds schuilt wat de advertentie ons belooft. En dat is, van twee kanten bezien, jammer! Jammer voor de huisvrouw, die door aardige reclame gelokt werd om een zeker artikel eens te probeeren en die nu ontwaart, dat ze volstrekt niets bijzonders op den kop tikte. Jam mer ook vóór den verkooper, die zijn eens gelokte klant niet zal behouden. Neen, reclame, leuzen, deviezen, gevleugelde woor den met betrekking tot het opwekken van den kooplust moeten niet vermoeiend zijn. Ze moeten de lezende vrouw niet willen opschroeven eens iets te koopen, iets te probeeren, dat ze anders allicht niet gekocht en niet geprobeerd zou hebben. Het gaat met deze dingen als met een hoog-oplaaiend vuurtje van wat los papier of houtwol gestookt: de vlam stijgt even op en schroeit, dan zinkt het vuur ineen en dooft. Men behoeft volstrekt geen bezwaar te hebben tegen een leuze, die een fabriek of een firma ten bate van haar verkoop lanceert. Maar die leuze moet een zekere mate van rust geven en vertrou wen wekken. De leuze moet niet meer beloven dan de firma geven kan, moet geen valsche voorspie gelingen wekken. Ongetwijfeld stellen heel veel vrouwen er belang in te weten wat nu eigenlijk de principes zijn in een bepaalde zaak waar ze gaarne koopen, maar ze zijn gewoonlijk slim genoeg om deze, in een leuze neergelegde theoretische prin cipes ook te willen toetsen aan de werkelijkheid. Eh dan moet het kloppen. Want klopt het dan niet dan is de zaak ook haar vertrouwen kwijt. Welnu, hoe heerlijk is het voor diezelfde huis vrouw als ze ontwaart, dat er een categorie van Winkeliers bestaat, die niet alleen bepaalde dingen zeggen omtrent hun artikelen, maar die dingen ook waar maken! En dat kan, als men de reclame met zorg voorbereidt. Er zijn waarheden-als-koeien, die men omtrent ieder artikel verkondigen kan. Men kan dit doen op opgeblazen manier, „met muziek" zooals een zekere politieke partij dat, in de eigen gelederen opmonterend noemt, of zonder deze „mu ziek", maar met beschaving en tact. In dat laatste geval worden gespeculeerd slechts op de werkelijke behoefte aan comfort. Ook verdient het nooit aan beveling de huisvrouwen en-massa te behandelen. Er zijn onder onze Hollandsche moeders en inkoop- sters namelijk heel wat, die hechten aan, en aan spraak maken op een eigen individualiteit en wan neer uw reclame verzekert dat „iedereen" door een bepaald artikel voldaan is, hebt ge kans dat menige vrouw neus-optrekkend zegt: „Dat is nu juist niets voor mij.' Sumima summarum: leuzen zijn goed, leuzen en gevleugelde woorden, ten behoeve van den handel aangewend, zijn soms heel aardig, soms geestig zelfs. Maar nog al te veel werken ze alleen maar onrustig. Ze geven daardoor geen vertrouwen. Want men mag de vrouwenwereld nu wel in de ooren toeteren: „Eet visch!", „Eet sinaasappelen", „drinkt Hollandsch most" of wat al niet, het eind van het lied is tóch, dat we hier nog geenszins in Amerika leven, waar de mensch, speciaal in de groote steden, tot een type geworden is, dat men bij honderden en duizenden vindt, elkaar gelijkend, tot in alle finessen. Neen, de Hollandsche huis moeders laten zich niet over één kam scheren en pas leuzen, die een zeker beroep doen op ieders eigen smaak en eigen oordeel en deze ook min of meer waarborgen, zullen kans van slagen hebben. (Alg. Weekbl. Middenstandsbond). Nou, hew'we jollie alders proefstoomd, hoe Je aan- sens stemme zelle? Das algeluk wel nóodig, want main mense, je mochte ders een aar hokkie zwart make, as je docht hadde, t Zei der weer te doen wezeen as je 't zoo ders leze, dan ben zé alle gaar even best. Afain, 't gaat tot heden toe nagal. Maar je magge wel uitkaike, aars konder hier wel ders beure watte ze in Duitschland dein hewwe. Makkeluk is 't aars welas je Je teugenstanders belette, om ja te zeggen, nou den is 't amen niet zoo erg meer eiIk ben nag niks blaid met Hitier. Wel neinik, hai is bai main nag niks in de kasMet die aiere en die keisterieve 'k sprak venochend nag een vrouw, en die was blaid, want die docht, aansens de aiere vier om een cent, en de keis een dubbeltje of driestuivers 't pond, dat wint uit. Den je waizerAansens komme de kippeboere en de keishandelare ok weer om steun, en we moete 't toch allegaar betale. De mense make de aigen zoo gauw blaid met een dooie mosk, maar 't is in de regel morrel of morrel an met die dinge. Ze loupe aars weers as ienoorde kolle, om 't eerst in de Kamer te wezen. Meraike zaide ok al, vaiftien stapkes op een stikkebordje, en nag niet over de rand, en zoo is 't niet. 't Zal main benuwe, wat er van al die beloftes overblaift. De ben der hier ok nag puur vandaan, die op dat water visse, hew ek lezen, 't Kon nag wel ders weze, dat er in Zuidskerwou heel gauw een nuw raaslid kwam. Ja, 't laikt werentig wel Zoo. As je wat worre wiulle, zien den eerst maar in de Raad te kommen, den zit je goed vast, en den douwe ze je wel veerder. Dat zien je an Oudkarspel, 't Hoorde 't efkes leden van men neef. Sfcraif er maar niks van zaid'ie. Afain ze moste de kompie weer gauw hewwe deuze week en wai moete een Zaterdag nei Tessel, te Staaspen- sioenen, dus ik ben nou, das een Donderdag maar begonnen. Hoe 't ofloupe zei weet ek niet, maar ze hewwe 't raar versierd, as je 't zoo hoore Een krommelasie van funksies, zaide ze. Wat dat is weet ik niet, maar in ieder geval, krom is niet bai rechtuit. Wat ok niet bai rechtuit was aigeluk, dat ik vanmiddag efkes in de vergadering van de Koopmanne weest ben, bai Piet Kramer. Afain, ze hewwe main wel niet zien denk, want ik was in een hoekje kropen. Ik dacht eerst we kraige zeker een mooi biejeskoopstik, want Kuiper was er ok, maar neiVerder wazze de meneere en gewone manne, en ze moste ien voor ien prate. Je moete der aars welders om lache. Der was er ien, van de meneere, en die zaide, dat ie een goed staatsburger was, en dat er een omzetbelasting noodig was. Maar voor zen aigen most ie der niks van hewweAfain, ien van de manne zaide dat ok al. Je moete 't ver slag maar ders leze, wat men neef maakt heb. Dei- Was er ok ien, die had al een plaatje van Hitier bai em. Ik dacht dat de koupmanne niet erg Hitlerig an der laif wazze maar 't zei wel bedoeld weze as af- skrikwekkend voorbeeld. Meskien wou die man ok wel zegge, nou we allegaar zoowat os leste hemd anhewwe, zouwe we niet ers een bruin hemd an- passe? Ik heb nag wat vergeten, zou die jo'en bai ons op 't durp zegge, maar ik denk toch, dat ik an *t end ben.As ik nag wat hoor, van die raasver - gareng, skraif ik 't nag wel in 't leste nuws. De groete, ok van Meraike, want die is weer beter. Nagal taid in Suntebankeris. 12. Daarna liet hij hem plaats nemen aan de voet van een palm. „Hoe krijgen we de machine weer overeind, Rob?" vroeg Daan somber. „Dat is van later zorg," antwoordde Rob, die zich geweld aan deed, om vroolijk te zijn. Maten we eerst 'es geod uitrusten en wanneer het eb wordt, kunnen we om het vliegtuig heenloopen en zien, wat er gebeuren moet." Rob was heelemaal niet van plan, om te gaan slapen, maar gewiegd door het koeltje, dat door de palmen speelde, lag hij spoedig in een lichte sluimer verzonken, terwijl ouwe Daan bijna onmiddellijk nadat hij z'n oogen gesloten had, van uitputting in sloap viel. Terwijl ze sliepen, sloop een inlandsch meisje onhoorbaar naar de rand van de wildernis en keek op heen neer. 14. Ze had het vliegtufg aan zien komen en was getuige geweest van het ongeluk, dat plaats greep. Nu gaarde ze al haar moed bijeen, om de vreemde lingen, die op zoo'n verwonderlijke manier op het eiland geland waren, van dichterbij te aanschou wen. 15. Langzamerhand verdween de vrees in haar oogen, om plaats te maken voor een uitdrukking- van medelijden. „Ze hebben honger en dorst," dacht ze. „Ik zal wat voedsel voor ze halen." Ze sloop zachtjes weg, verzamelde wat vruchten uit de wil dernis, vulde een kruik met water uit een bron en keerde terug naar het strand. af-WrjKe.UU UUiUOTX gcv&ll, uy OUU," achting van vele zijner lezers. Op straffe soms ook vajn een inkrimping van de abonnementen lijst van zijn blad. lange gras in portalen, vertrekken en lustwaranden. Ontelbare smaragdgroene hagedisjes, gloeiend als mozaiek in de zon, schuifelen en zigzaggen blik- haar oogen niet als zij met naar vrienumuen ein delijk het hooggeroemde Thaliatheater gevonden heeft. Eln het hoonend gelach van haar mede- Voor nadere bijzonderheden verwijzen 'wij naar de in dit nummer voorkomende advertentie.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1933 | | pagina 8