Kameroverzicht
Onschuldig verbannen.
Het vrije woord
EIERSTE KAME1R, I)|e b«grooti|njgiffli van Otc-
drrwijs en van D|»fe'n$ile aangenomen.
Nu de Tweede Kamer deze maand piet meer
in openbare zitting bijeenkomt, bestaat er voor
de werkzaamheden aan de andere zijde van het
Binnenhof weer eenige vermeerderde belangstel
ling. Betrekkelijk vlug kreeg minister Terpstra
zijn begrooting van Onderwijs er "door. D|e eeni
ge redevoering van principieels beteekenis werd
gehouden door den heer De Zeeuw fctd. die ide
gevolgen van de onderwijspacificatie duur noem
Me maar deze pacificatie nochtans niet zou
willen missen. Hij bracht ook den wenseh der
sociaal democraten naar voren tot verdere uit
breiding van den leerplichtigen leeftijd. Aan
dat laatste aldus de minister, kan pp het oogen
blik alleen reeds ingevolge de positie van 'fe
lands kas niet worden gedacht. Ejn bij de he-
oordesling van de duurte der onderwijspacifica
tie mag niet uit het oog worden verloren, meende
hij, hoe sinds 1920 de overheid betaalt, hetgeen
vroeger de particulieren betaalden.
Prof. Kranenburg critiseerde naar aanleiding
van de instelling van een Kantiaansche leerstoel
aan de Leidsehe universiteit, het gemak waar
mede particulieren bijzondere leerstoelen kunnen
vestigen. De mogelijkheid daarvan is door dr.
Kuijper geschapen, maar zoo betoogde de hoog
leeraar, diens bedoeling kan het nooit zijn ge
weest om menschen aan een professorstitel te
helpen die zonder salaris willen doeeeren. Ook
minister Terpstra bleek er voor te gevoelen om
de wettelijke bepalingen ten deze te verscher
pen, al wilde hij aan het statuut als zoodanigg
niet tornen.
De heer Nivard r.k. brak een lans voor het Nij
verheidsonderwijs, waarop z.i. te veel werd be
zuinigd. Die minister toonde aan, dat die bezui
niging slechts vier ton bedroeg op een post van
15 millioen. Ons Nijverheidsonderwijs, waarmede
we ook al weer aan de spits van alle landen staan
is verre van goedkoop, Wat het onderwijs be
treft leven we op een duurte-eiland. Buitenspo
rig kan men, gelet op de omstandigheden, de be
zuiniging niet noemen. De begrooting werd zon
der hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Bij de behandeling van de begrooting van De
fensie stonden mevr. PothuisSmit s.d. en prof.
de Savornin Lohman scherp tegenover elkaar.
Be eerste is hevig voor nationale ontwapening jen
ze toonde een warm hart te bezitten voor de
dienstweigeraars. Haar warm hart speelt haar
wel eens parten. In ernst beweerde ze, dat mi
nister Deckers aan de leveranciers van de bom,
welke zulke vernielende uitwerking had op de
Zj. P. een woord van dank had gezonden voor
de degelijkheid van het fabrikaat.
De heer de Savornin Lohman wilde van geen
verdere bezuiniging op Defensie meer weten. Hij
vond het al heel bedenkelijk dat van 1922 tot
1932 ruim 25 procent op deze begrooting was
bezuinigd, terwijl nu weer 7 procent verminderd
werd. Hij waarschuwde a.r. en r.k. voor een
samengaan met de Vrijz. democraten na de ver
kiezingen, want bij de v.d. achtte hij het belang
van onze landsverdediging geenszins veilig.
Mocht het tot zulke samenwerking komen, dan
zouden de ö.h. zich in de oppositie scharen. Be
professor toonde zich voorts bezorgd over den
Belgischen fortenbouw aan de Nederlandsche
grens, een aangelegenheid welke heel het zuiden
van ons land ernstig zou beroeren.
De heer de Bruin r.k. bepleitte een ver door
gevoerde bezuiniging op de begrooting van oor
log, al zou hij de regeering het strikt noodige
FEUILLETON
DRIE-EN-TWINTIGSTE HOOFDSTUK
Het kasteel van Mont-Heron was helder verlicht;
door de groote Fransche vensters wierpen de talrijke
candelaibres haar helderen gloed naar buiten. Ook de
terrassen, pleinen en grotten waren verlicht en aan
de boomen, die den steilen, slingerenden weg naar
'boven omzoomden, hingen bonte lantarens. In deze
ltohtzee had het oude kasteel een tooveraehtig aan
zien.
Binnen in het kasteel ontbrak het evenmin aan
pracht. Alle kamers waren opgesierd. Langs de
wanden der groote zaal hinigen wapenen, vaandels
en oorlogstropieëen uit vroegere eeuwen. Aan
weerszijden dezer zaal lagen de gezelschapskamers.
De eerst was het salon, dat met alle denkbare
weelde gemeubileerd, door een vleugeldeur toegang
verleende aan een wintertuin, afgewisseld door
kleine fonteinen en watervallen.
In het salon 'bevond zich alleen de markies van
Montheron, die onrustig op en neer liep. Zijne oogen
blonken helderder dan naar gewoonte, terwijl op
zijn gelaat eene innerlijke vreugde te lezen was.
„Het wordt tijd dat zij komen," zeide hij bij zich
zelf, nadat hij de gordijnen van een raam wegge
schoven en een' blik op de geillumineerden weg had
geworpen. „Ik hoor geen geratel van rijtuigen! Zij
heeft het mij nochthans beloofd, en lady Wolga be
hoort niet tot degenen, die iets beloven en hun
woold niet houden. Neen grillig is zij niet, dat zij op
het laatste oogenblik nog van gedachten zal ver
anderen."
Hij schrok voor zijn eigen woorden, want hij dacht
er aan, dat lady Wolga wel eens zoo grillig kon
zijn. Hij ging opnieuw naar het raam, schoof het
gordijn weg en keek naar buiten; hij luisterde
scherp of hij het geratel van een rijtuig hoorde,
maar er was niets te hooren of te zien.
„En toch hangt er van hare komst dezen avond
zooveel af," mompelde hij, zijne onrustige wande
ling door het groote salon vervolgende. „Indien zij
haar afkeur voor dit huis heeft overwonnen, dan is
dat alleen om mijnentwille. Zij heeft mij nooit een
teeken harer gunst geschonken, ofschoon ik er ja
renlang als het ware om gebedeld heb. Op mijn
verzoek kwam zij wel is waar naar Clyffebourne,
maar dit is ook alles. Wanneer zij hedenavond ver
schijnt, zal Iedereen dit als eene verloving tusschen
ons beschouwen. Hare komst Is een bewijs dat zij
in mijn aanzoek bewilligt en een indirecte toestem
ming om mijne vrouw te worden. Als zij Ikornt, dan
komt '4j als toekomstige burchtvrouw, en dat weet
zij zoo goed als ik."
Opnieuw luisterde hij; doch niet het ministe ge
rucht verstoorde de stilte van den avond. De markies
begon onrustiger te worden. Zijne schreden werden
sneller en elke minuut bleef hij staan om te luiste-
voor de handhaving van onze onafhankelijkheid
niet willen onthouden.
Prof. Kranenburg v.d. verklaarde dat de ziens
wijze zijner partij ten opzichte van Defensie
niet veranderd is. Maar over kabinetsformatie
e.d. moet prof. Lohman hier niet spreken zoo
zeide hij, want de politieke leiding hoorti aan
de Tweede Kamer. Als de heer de Geer leider
der c.h. fractie in de volksvertegenwoordiging
wordt, aldus prof. Kranenburg, zal hij Lohman
wel afleeren in de Eerste Kamer tegenleiding te
geven. 1
Minister Djeckers had bij de beantwoording
der gemaakte opmerkingen gelegenheid om zijn
rijke rhetorische gaven te demonstreerenHij
hield een zeer slagvaardige rede, waarin hij voor
al aan de sociaal democraten nogal harde noten
te kraken gaf. Die begrooting werd met de stem
'men van sociaal democraten en van vrijz1. dem
tegen aangenomen.
Op Buitenlandsclie Zaken was veel
eritiek.
Genadeloos waren meerdere leden voor minis
ter Beelaerts, toen deze zijn begrooting van bui
tenlandsche zaken te verdedigen kreeg. Prof
Lohman critiseerde scherp 's ministers beleid in
de Nederlaudsch Belgische kwestie. Mocht de
minister meenen dat de Eerste Kamer het niet
zal aandurven om nog eens een Verdrag te ver
werpen, dan zal hij ervaren, aldus spr„ dat hij
zich vergist, wanneer zulk verdrag zou afwijken
van het memorandum van 1929. Mr. van Lan
schot r.k. noemde onze tractatenpolitiek met
Duitschland geen monument van politieke kennis
Ook de heer Blomjous r.k. kwalificeerde de han.
delspolitiek visie van het Departement als ont
stellend. Hij eisehte een krachtige ruilpolitiek
Nederland behoeft zich niet te gedragen als een
schaap, dat zich laat opeten.
Prof. Kranenburg v.d. deed een waarschuwend
woord hooren om toch vooral de internationale
or.twapeningsgedachte te bevorderen.
De minister zou op Dingdag va» 4ej?e week
aan het woord komen.
GEACHTE REDACTIE,
Gaarne zag ik plaatsing van het onderstaande,
waarvoor bij voorbaat mijn beleefden dank.
DE NOOD IN DEN TUINBOUW.
Onder dit opschrift verschenen een paar inge
zonden stukken van de hand van den heer Tj. Koe
lemeij. En ik kan niet nalaten hier nader op in
te gaan. De heer K. maakt in deze stukjes een
fundamenteele fout, waardoor ra.i. de opzet van
beide stuikken verkeerd is.
Nadat de heer K. in zijn eerste ingezonden stuk
herinnerd heeft aan de offers die de tuinders
moesten brengen om der wille der gemeenschap,
en aan den dank der regeering, door de tuinders
in den nood vrijwel zonder hulp te laten zitten,
meent hij als middel om daarin verbetering te krij
gen een eigen tuinders-candidaten-lijst te moeten
aanbevelen. Niemand beter dan een tuinder zelf
zal in de Kamer de tuindersbelangen kunnen be
hartigen. En wanneer dan alle tuinders en hunne
vrouwen mitsgaders de landarbeiders op die lijst
stemden, dan zou het er dus voor de tuinders
wel beter uit gaan zien.
Maar juist hierin schuilt de groote denkfout van
den heer K., die hij hoewel onbewust, reeds zelf
aangaf d®9r te schrijven dat dit geen opruier of
geweldenaar behpeft te zijn, want daarmede bereikt
men niets en eén zoodanige geest heerscht hier ook
niet. Dus geen tuinder zpneier meer, maar hij zal
„Dit is het keerpunt in mijn leven," zeide hij
fluisterend. „Wanneer zij niet komt, moet ik haar
wegblijven als eene openbare afwijzing beschouwen.
En ik kan (haar biet opgeven, ik wil haar niet
opgeven! Komt zij echter, dan weet ik dat ik ge
wonnen heb! Ware ik maar uit deze onzekerheid!"
De d«ur werd geopend en eene oude dame trad
binnen.
Het was Mrs. Ingéstre, de wediuwe van den oud
sten broeder van den markies van Montheron. Zij
trad tegenover de gasten van den markies als gast
vrouw op, en was om het zoo uit te drukken de
meesteres van het huis. In weerwil van haar grijze
haren, zag zij er goed uit, was gezet, langzaam in
hare bewegingen en nog langzamer in haar spre
ken. Zij geloofde dat zij aan eene ongeneeslijke
ziekte leed en bezat gelukkig, een eigen inkomen,
voldoende om hare uitgaven, die alleen hare gar
derobe golden, te bestrijden. Zij hield haar zwager,
den markies van Mont-He:ron voor den vohnaaksten
man', omdat déze edelmoedig jegens haar geweest
was en (hare dankbaarheid verdiende.
„Ha! ben jij het, Augusta!" zeide die markies, ter
wijl hij zich omkeerde. „Je ziet er hedenavond bui
tengewoon goed uit."
„Ik zie er beter uit dan ik werkelijk ben," ant
woordde zij op haar sleependen toon. „De drukte
is moj te zwaar geweest, ik ben uitgeput. Na het
schrijven van een tiental brieven, heb ik de huis
houdster mijne instructies gegeven, en ben meer
geneigd mij ter ruste te leggen dan hier gasten te
ontvangen."
De markies beklaagde haar meit eenige vriende
lijke woorden.
„Ja," zeide Mrs. Ingestre, „ik heb deelneming en
hulp noodlg. Sedert ons bezoek op Clyffebourne van
eergisteren avond, ben ik zeer verdrietig. Lady Wolga
is nog jong, geziond en krachtig en heeft behalve
hare kamenier en lady Markham, nog een meisje,
dat zich alleen bezighoudt met hare brieven te
schrijven, hoor voor te lezen, voor haar te zingen en
in 't algemeen haar te amuseeren als zij zich ver
veelt. Ik weet natuurlijk wel dat ik geen hertogs
dochter ben, zelfs niet de zuster van een hertog,
geen eigen goederen bezit noch een groot inkomen
héb, dat mij in staat stelt al mijne wenschen
te bevredigen; maar ik ben toch van adellijke ge
boorte," zij begon zacht te weenen en hield den
zakdoek voor hare oogen. „Dat kan niemand ont
kennen, al ben ik dan ook een weduwe en onbe
middeld."
„Ik geloof dat niemand ooit aan je adellijke ge
boorte getwijfeld heeft, Augusta," zeide de markies
met een fijn lachje.
„Neen; ik geloof dat iedereen mij dit armzalig
voorrecht gunt," hernam Mrs Ingestre bitter. „Maar
lady Wolga is steeds door een groot gezelschap om
ringd, waartoe heeft zij dan een. gezelschapsjuf
frouw noodig? Ais onze gasten het kasteel verlaten,
ben ik alleen, zonder eenig gezelschap; slechts be
zoeken eenige familieleden uit den omtrek mij eens
per week. Ik heb meer behoefte aan een gezelschaps
juffrouw ddn lady Wolga."
„Wel, neemi er een,' zeide de markies. „Ik heb je
nooit iets geweigerd! en zal je ook dit niet weigeren.
dan toch aan bepaalde voorwaarden moeten voldoen
Ook moet het geen S.D.A.P.-er zijn, zegt K. in zijn
tweede stuk, want men zal van andersdenkenden
niet mogen verlangen dat zij op een S.D.A.P.-er
stemmen. Dan zal het misschien een. partijlooze
moeten zijn, dus zoo iemand als de heer K. zelf.
Maar dan zullen zeer vele tuinders weer niet mee
doen, omdat je niet weet wat je aan hem hebt.
Ook kan niemandi beter de belangen der tuinders
behartigen dan een tuinder zelf. Maar waarom
neemt een gedaagde voor de rechtbank dan toch
altijd een advocaat? Niemand kan zijn belangen
beter behartigen dan hij zelf. En nu mag men op-
i merken dat het hier niet hetzelfde is een verte-
i genwoordiger in de Tweede Kamer en een gedaagde
I voor een rechtbank. Maar meent de heer K. dan
1 heusch, dat het in de Tweede Kamer voldoende is,
wanneer je maar weet, hoe erg de nood is? Wan
neer een minister of partij van rechts het niet noo
dig vindt, dat er geholpen wordt, dan zijn die hee-
ren wel zoo gehaid, dat ze je binnen een paar
minuten schaakmat zetten. Bovendien weet men
in de Kamer heel goed dat het er hier allertreu
rigst uitziet. Maar dank zij de eveneens allertreurig
ste organisatie der tuinders, is er nog geen directe
noodzaak om aan de verlangens der tuinders tege
moet te komen. De op één na grootste partij in de
Kamer heeft bij herhaling al getracht van de Ka
mer gedaan te krijgen, dat er meer voor de tuin
ders werd gedaan maar deze fractie van 24 leden,
waarin naast tuinbouwspecialisten, ook advocaten
zitten, kon niet de gewenschte verbeteringen berei
ken.
Ik wil hier twee voorbeelden geven om het een en
ander nader toe te lichten.
Het wordt algemeen als een grove onbillijkheid
gevoeld en niet het minst onder de tuinders, dat de
kleine tuinders zegeltjes moeten plakken voor hun
arbeider. Zelf moeten ze hard werken en als ze oud
er arm zijn krijgen ze zelf niets, maar voor hun
arbeider moeten ze wel plakken om deze aan een
pensioentje te helpen. Voor deze menschen is het
ook onredelijk een bijdrage te verlangen ten behoo
ve van de Ongevallenwet en de Ziektewet, Dit is
onbillijk voor deze tuinders, die tegenwoordig zelf
niet meer het hoognoodige kunnen bekomen.
Daarom werd in December 1931 door mr. Duys
een motie ingediend, waarin de Kamer wordt uitge-
noodigd zich ervoor uit te spreken, dat iedere werk
gever die of in het geheel niet in de Rijksinkomsten
belasting is aangeslagen of lager dan f l&OO vrij
gesteld wordt van de premie voor de sociale ver
zekering en Üeise premieën zullen komen ten laste
van den Staat.
Waarschijnlijk heeft de heer K. deze sociaal-de
mocratische heer Duys wel een hooren spreken en
zal dan weten, dat er niet gemakkelijk een knapper
redenaar te vinden is. Men mag dus aannemen,
dat bij de motie genoegzaam heeft verdedigd, maar
desondanks werd ze verworpen, piet 55 tegen 26
stemmen. Alle burgerlijke partijen stemden tegen,
ook de vrijzinnig democraten.
Bet tweede voorbeeld is karakteristiek omdat het
hier betreft het verleenen van een krediet aan de
tuinders van f700.000 dat in de Kamer niet ver
anderd werd, omdat, aldus de minister, de leiders
der tuinders dit zelf hebben voorgesteld. Zoodra 't
wetsontwerp voor dat krediet in de Kamer werd in
gediend, was de S.D.A.P, er terstond van overtuigd,
dat dit de tuinders nog meer zou belasten en toch
niet afdoende zou blijken te zijn. Waar het echter
door de heeren Slot en Valstar bij de regeering was
aanbevolen zijnde den wensch dep tuinders die geen
steun wilden aanvaarden maar slechts kr,lediet, be
sloot mr. Duys zich persoonlijk op de hoogte te stel
lvn van de meening der tuinders. Hij is toen in
verschillende tuinbouwcentra geweest, o.a. in Nrd.
Scharweude waar hij de vraag stelde, of het .juist
was, dat mep met krediet tevreden was en dit vol
doende geacht werd of dat men voor steqi\ was.
Zijn conclusie was dat verreweg de meeste tuinders
huiverig waren voor het krediet omdat zij er geen
licht in zagen dit ooit nog weer terug te kunnen
betalen en wanneer er een kleine opleving zou
komen ze dit crediet als een schuldenlast zouden
aanvoelen.
Derhalve hield Duys een klemmend betoog in dé
Kamer, maar zijn motie om naast het te verleenen
crediet ook steun te verleenen werd verworpen.
De minister vond het betoog van Duys lichtelijk
belachelijk, want dit krediet was tot stand geko
men op advies van de tuinders zelve. De heeren
Slot en Valstar beweerden dat de tuinders slechts
krediet wenschten. Tegen deze motie stemden alle
kerkelijke partijen en de Vrijheidsbond.
En zou nu de heer K. gelooven, dat een paar
tuinders uit deze streek wel verbeteringen zouden
Wil je een juffrouw van gezelschap hebben, dan zal
ik haar gaarne onderhouden."
Het gelaat van mrs. Ingestre klaarde op en zij
antwoordde:
„Ik mag de gezelschapsjuffrouw van lady Wolga
gaarne lijden. Het is wellicht sleoht van mij, doch ik
zou miss Strange wel willen engageeren."
De markies antwoordde niet. Hij was zoozeer met
zijn eigen beschouwingen bezig, dat hij -haar woor
den niet hoorde.
.Dus je meent dat het met slecht zou zijn, Ro
land? Ik weet, dat je me ook het tegendeel zoudt
zeggen als je er anders over oordeelde. Misschien
kan ik hedenavond met miss Strange over de zaak
spreken. Maar Roland, geloof je dat lady Wolga
hedenavond werkelijk zal -komen?"
Deze laatste woorden verstond de markies duide
lijk omdat zij in zijn gedachten grepen.
„Zeker zeide hij, „ze heeft het moj beloofd."
„Zij is niet meer hier geweest, sedert den moord"
vervolgde mrs. Ingestre. „Het moet voor haar een
moeilijke gang zijp. Hoe kan zij het doen? Zij
schijnt je wel zeer genegen te zijn Roland, want als
zij komt is dat een teeken uwer verloving."
„Ja, ja, dat hoop ik", antwoordde de markies on
rustiger dan ooit.
„Je hoopt >het?" vroeg mrs. Ingestre verwonderd.
„Hare verschijning op Mont-Heron kan niet anders
verklaard worden. Zij komt als toekomstige gebied
ster. Wanneer vier je de bruiloft, Roland?"
De marines hoefde niet te antwoorden, want
eenige gasten traden binnen. Onder hen bevond zich
ook lord Kingscourt en nauwelijks had de gastheer
hen begroet of het langverwachte rijtuig liet zich
liooren. Eenige minuten later hield het voor de trap
pen van het portaal stil en de gasten stegen uit.
De markies van Mont Heron stond als op gloeien
de kolen toen de gasten van Clyffebourne het salon
binnentraden en hij lady Wolga niet zag. Zijn bleek
gelaat en zijn angstige oogen verrieden wat er ih
hem omging. Reeds wilde hij lady Markham vragen
waar lady Wolga bleef, toen deze en miss Starange
v/erden aangemeld. Dadelijk daarop traden beiden
doodsbleek binnen. De uitdrukking harer oogen
was zeer verschillend. Lady Wolga had geweend,
hare oogen stonden flets, terwijl in die van Alexa
een koortsachtige gloed brandde. Eindelijk was zij
op de plaats waar het bloedige familiedrama was I
afgespeeld, dat zij wilde ontsluieren. Het eerste
doel was bereikt.
Lady Wolga was betoovererid schoon en even schoon
was Alexa. Maakte de eene indruk door hare ma
jestueuze houding, de ander bekoorde door haar
jeugd.
De markies verwelkomde lady Wolga met onverho
len vreugde, en Alexa werd door lord Kingscourt
in beslag genomen, zoodra zij mrs. Ingestre had
begroet.
„Ik kan je niet genoeg bedanken Wolga, dat je
me heden met een bezoek vereert," zeide de markies
zoo zacht, dat niemand het kon hooren. „Laat mij
je welkom heeten in je oude woning, waar je eens
meesteresse waart, in de woning, waarin je eiken
dag opnieuw als meesteresse kunt optreden. Wees
Vel-kom, Wolga."
Lady Wolga liet haar blikken door het salon gaan
hebben bereikt, waar mannén als Duys en van'
der Siuis faalden? Och kom. K. weet wel beter. BH
dit laatste geval waren het immers- de allerhoog
ste vertegenwoordigers d-er tuinders die eert «Sus-
danig advies gaven. Maar deze heeren, SJIofc
Valstar zijn dan ook wel niet candidate® en
heer K. op het oog heeft. _ue de
Neen, wanneer er een goéde en krac'
dersorganisatie bestond dan was er r ntige tuin-
ment dat tenminste eenlgsztns st' -mg een argu-
maar de huidige organisattéW -ekhoudend was,
eenige kentering in komt, beb -m, waar gelukkig
coöperatieven aankoop yar mndelt hoogstens den
maar va werkelijke ma' kunstmest en manden,
immers geen sprake, ^schappelijke belangen is
ging eens met nood*' Wanneer een tuinbouwvereeni
komt, dan komt -akeliJke wenschen voor den dag
vereeniging. lle'; gowoonlfjk niet verder dan die
Twee oorz'
tuinders e' z,!jn er m i- dle de crisis voor de
De err maken> dan noodig is.
de orr j0ts,e oorzaak is wel de absoluut onvoldoen-
bor r\ °anisatle. Er zal moeten komen een tuinders-
b -d, of neen die is er immers al, de Neutrale Bond
-eter ware Algemeene Bond van Land- en Tuin
bouwers. Deze organisatie zal geheel moeten komen
Plaate van de bestaande tulnbouwvereenigin-
,1" dan in een organisatievorm als de vakorga-
S i ?ezu b-ond moet zich da-n aansluiten bdj het
Ver^ond van Vakvereenigingen, die
ruim 350' duizend leden telt. Want
de praktijk zal aan de tuinders toch eindelijk wel
eens hebben geleerd, dat een tuinder heusch niets
ï'Ldan een landarbeider. Voor eenige jaren
verbeeldde een tuinder zich tot een andere stand
te behooren dan de arbeiders, maar hiervan komt
men gelukkig al meer terug. Want wat beZit een
tumder meer dan een arbeider? Hoogstens zijn
meerdere zorgen, maar dat is toch geen factor
om trots op te zijn. Want als een tuinder zijn land
huurt dan gaat dat goed zoolang alles goed gaat en
dan wordt een arme tuinder nimmer een rijke tuin
der Maar wanneer alles misloopt dan loopt het
met den tumder ook mis. Dan mag hij hard werken
van des morgens vroeg tot des vaonds laat en
van 2 Januari tot 31 December, maar hij staat
machteloozer tegenover de tegenslagen dan de
arbeider, die tenslotte nog zijn krachtige organisatie
overhoudt, die er wel voor zal zorgen, dat de las
ten der crisis niet worden gedragen door den arbei
der die er geen schuld aan heeft, in tegenstelling
met den kapitalist, die in de vette jaren vette brok
ken wist te vergaren en thans om te tuinders heen
sluipt om als de kans schoon is, zijn geld te kun
nen beleggen in den met zweet doordrenkten grond
van den armen tuinder, die het voor een appel en
een ei zal moeten prijsgeven. En wanneer er dan
straks weer een opleving komt, dan begint het spel
letje weer opnieuw. De grond wordt duurder en de
man met de centen verkoopt den grond weer (aan
denzelfden tuinder misschien) met een zoet winstje
wat hij slapende heeft verdiend. En de tuinder
ploetert weer voort tot de volgende crisis. Tenzij
men wijzer wordt en begrijpt dat men niet aan de
zijde moet gaan staan van het kapitaal, maar van
den arbeid. Het Is immers de strijd tusschen kapi
taal en arbeid? Wat daar tusschen zit wordt fijn
gewreven.
Daarom stelt de S.D.A.P. ook In haar eischen,
dat de Staat zich zal bemoeien met den Land- en
Tuinbouw. Niet om als voogd op te reden, maar
om door het nemen van maatregelen to voorkomen,
dat de tuinders nog verder worden uitgebuit. Zij
eischt daarom do oprichting van een instelling waar
door het niet meer mogelijk zal zijn, dat de grond
van een tuinder hem wodt rontnomen, wanneer
hij buit-en zijn schuld onmachtig ig gewerden zijn
verplichtingen na te komen. Voorts wil zij de op-
ricting van een Centraal Verkoopbureau waardoor
het prijzen verschil tusschen producent en consu
ment zal worden beperkt en ook de oprichting van
een Centraal Inkoopbureau, voor de gezamenlijke
aankoopen van Kunstmest, gereedschappen, machi
nerieën enz. Deze eischen hadden de tuinders bl]
doelmatige organisatie al veel eerder zelf kunnen
stellen,
Tenslotte ben ik het met de redactie van de arbei
derspers eens, dat de wenschen, die de heer K.
stelt, reeds volledig zijn opgenomen in haar Land-
bouwresolutie, terwijl ook in de praktijk reeds is
bewezen, dat de S.D.A.P. de belangen der tuinders
weet te behartigen. Niet in de verbrokkeling der
groepjes, ligt de kracht der bezitloozen, maar in
het eendachtig optrekken en het vormen van één
machtige groep.
U, geachte redactie, beleefd dankzeggend voor de
wel wat groote plaatsruimte aan mij verleénd,
J. V. d. ABEELE.
Noordscharwoude, 20 Maart 1933.
Haar lippen beefden een enkel oogenblik maar zij
had het plan gemaakt zich goed te houden en men
kon verder niet aan haar bemerken, dat zij ont
roerd was.
„Bedrieg je niet, Roland" zeide zij vriendelijk. „Ik
kwam niet alleen omdat je mij had uitgenoodigd,
maar ook omdat ik verlangde mijn vroegere kamer
weer te zien en een souvenir van mijn kind te héb
ben. Denk aan uwe belofte."
„Zeker" antwoordde de markies. „Straks kan je
er heengaan en niemand zal je afwezigheid bemer
ken."
Het diner werd gemeld en daardoor ontstond een
einde aan hun gesprek. De markies bood lady Wol
ga den arm, lord Kingscourt geleidde Alexa en de
overigen volgden.
De eetzaal was schitterend. Overal wisselden fclqe
men en verblindend licht elkander af.
Gedurende het diner scheen lady Wolga zeer vroa
lijk, vroolijker dan de markies haar ooit had aange
troffen. Maar hij vermoedde dat haar vroolijkheid
gedwongen was en moest dienen om haar ontroering
te verbergen.
Na het diner keerden de dames naar het salon
terug, terwijl de heeren nog een glas wijn bleven
drinken,
De dame amuseerden zich zoo goed mogelijk met
praten.
Lady Wolga hield nu haar tijd voor gekomen,
zij naderde Alexa die alleen in een vensterraam zat.
„Al'exa volg mij in de kleedkamer" zeide zij zacht.
Alexa stond op en volgde lady Wolga De kamer
was leeg.
,,Lief kind" zeide lady Wolga, haar ontroering
nu niet meer verbergende, „eens was ik meesteresse
in dit kasteel. Ik kwam hier als bruid en ging heen
maar gij hebt deze treurige geschiedenis ze
ker reeds vernomen. Het heeft mij veel gekost dezen
avond hier te komen, maar ik heb het alleen gedaan
om mijn vroegere kamer weer te zien. Zij is niet
gebruikt sedert ik haar heb verlaten. Daar zijn
nog reliquien van mijn kind en deze wil- ik bezitten.
Ook hoop ik er reliquien te vinden van iemand, die
mij even derbaar is als mijn lief dochtertje. Ga mee,
Alexa. Je kunt voor de deur wachten, want niemand
mag de kamer met mij betreden. Maar ik wilde niet
alleen weggaan, want men zou het hebben kunnen
merken en misschien zo ueen booze tong en aanlei
ding tot laster in gevonden hebben. Wanneer
je voor de deur wacht blijft houden, zal dit eene
voldoende bescherming zijn tegen allen, die zouden
willen zien wat ik ga doen en ik blijf onopge
merkt. Kom."
Lady Wolga ging haar voor door de vestibule,
den breeden marmeren trap op naar de groote zaal
daar sloeg zij een langen corridor in en bleef voor
een deur staan, welke zij beproefde te openen, wat
haar na eenige oogenblikken gelukte.
„Ga daar op die bank zitten, Alexa," zeide lady
Wolga, „en Wacht hier op mfij."
Zij opende de deur en trad binnen. Alexa kon
slechts een enkelen blik in de prachtig gemeubi
leerde 'kamfer werpen. Daarna werd de deur gesloten
en Alexa stond alleen.
(Wordt vervolgd.)