Kameroverzicht Onschuldig verbannen. Het vrije woord EIERSTE KAME1R, I)|e b«grooti|njgiffli van Otc- drrwijs en van D|»fe'n$ile aangenomen. Nu de Tweede Kamer deze maand piet meer in openbare zitting bijeenkomt, bestaat er voor de werkzaamheden aan de andere zijde van het Binnenhof weer eenige vermeerderde belangstel ling. Betrekkelijk vlug kreeg minister Terpstra zijn begrooting van Onderwijs er "door. D|e eeni ge redevoering van principieels beteekenis werd gehouden door den heer De Zeeuw fctd. die ide gevolgen van de onderwijspacificatie duur noem Me maar deze pacificatie nochtans niet zou willen missen. Hij bracht ook den wenseh der sociaal democraten naar voren tot verdere uit breiding van den leerplichtigen leeftijd. Aan dat laatste aldus de minister, kan pp het oogen blik alleen reeds ingevolge de positie van 'fe lands kas niet worden gedacht. Ejn bij de he- oordesling van de duurte der onderwijspacifica tie mag niet uit het oog worden verloren, meende hij, hoe sinds 1920 de overheid betaalt, hetgeen vroeger de particulieren betaalden. Prof. Kranenburg critiseerde naar aanleiding van de instelling van een Kantiaansche leerstoel aan de Leidsehe universiteit, het gemak waar mede particulieren bijzondere leerstoelen kunnen vestigen. De mogelijkheid daarvan is door dr. Kuijper geschapen, maar zoo betoogde de hoog leeraar, diens bedoeling kan het nooit zijn ge weest om menschen aan een professorstitel te helpen die zonder salaris willen doeeeren. Ook minister Terpstra bleek er voor te gevoelen om de wettelijke bepalingen ten deze te verscher pen, al wilde hij aan het statuut als zoodanigg niet tornen. De heer Nivard r.k. brak een lans voor het Nij verheidsonderwijs, waarop z.i. te veel werd be zuinigd. Die minister toonde aan, dat die bezui niging slechts vier ton bedroeg op een post van 15 millioen. Ons Nijverheidsonderwijs, waarmede we ook al weer aan de spits van alle landen staan is verre van goedkoop, Wat het onderwijs be treft leven we op een duurte-eiland. Buitenspo rig kan men, gelet op de omstandigheden, de be zuiniging niet noemen. De begrooting werd zon der hoofdelijke stemming goedgekeurd. Bij de behandeling van de begrooting van De fensie stonden mevr. PothuisSmit s.d. en prof. de Savornin Lohman scherp tegenover elkaar. Be eerste is hevig voor nationale ontwapening jen ze toonde een warm hart te bezitten voor de dienstweigeraars. Haar warm hart speelt haar wel eens parten. In ernst beweerde ze, dat mi nister Deckers aan de leveranciers van de bom, welke zulke vernielende uitwerking had op de Zj. P. een woord van dank had gezonden voor de degelijkheid van het fabrikaat. De heer de Savornin Lohman wilde van geen verdere bezuiniging op Defensie meer weten. Hij vond het al heel bedenkelijk dat van 1922 tot 1932 ruim 25 procent op deze begrooting was bezuinigd, terwijl nu weer 7 procent verminderd werd. Hij waarschuwde a.r. en r.k. voor een samengaan met de Vrijz. democraten na de ver kiezingen, want bij de v.d. achtte hij het belang van onze landsverdediging geenszins veilig. Mocht het tot zulke samenwerking komen, dan zouden de ö.h. zich in de oppositie scharen. Be professor toonde zich voorts bezorgd over den Belgischen fortenbouw aan de Nederlandsche grens, een aangelegenheid welke heel het zuiden van ons land ernstig zou beroeren. De heer de Bruin r.k. bepleitte een ver door gevoerde bezuiniging op de begrooting van oor log, al zou hij de regeering het strikt noodige FEUILLETON DRIE-EN-TWINTIGSTE HOOFDSTUK Het kasteel van Mont-Heron was helder verlicht; door de groote Fransche vensters wierpen de talrijke candelaibres haar helderen gloed naar buiten. Ook de terrassen, pleinen en grotten waren verlicht en aan de boomen, die den steilen, slingerenden weg naar 'boven omzoomden, hingen bonte lantarens. In deze ltohtzee had het oude kasteel een tooveraehtig aan zien. Binnen in het kasteel ontbrak het evenmin aan pracht. Alle kamers waren opgesierd. Langs de wanden der groote zaal hinigen wapenen, vaandels en oorlogstropieëen uit vroegere eeuwen. Aan weerszijden dezer zaal lagen de gezelschapskamers. De eerst was het salon, dat met alle denkbare weelde gemeubileerd, door een vleugeldeur toegang verleende aan een wintertuin, afgewisseld door kleine fonteinen en watervallen. In het salon 'bevond zich alleen de markies van Montheron, die onrustig op en neer liep. Zijne oogen blonken helderder dan naar gewoonte, terwijl op zijn gelaat eene innerlijke vreugde te lezen was. „Het wordt tijd dat zij komen," zeide hij bij zich zelf, nadat hij de gordijnen van een raam wegge schoven en een' blik op de geillumineerden weg had geworpen. „Ik hoor geen geratel van rijtuigen! Zij heeft het mij nochthans beloofd, en lady Wolga be hoort niet tot degenen, die iets beloven en hun woold niet houden. Neen grillig is zij niet, dat zij op het laatste oogenblik nog van gedachten zal ver anderen." Hij schrok voor zijn eigen woorden, want hij dacht er aan, dat lady Wolga wel eens zoo grillig kon zijn. Hij ging opnieuw naar het raam, schoof het gordijn weg en keek naar buiten; hij luisterde scherp of hij het geratel van een rijtuig hoorde, maar er was niets te hooren of te zien. „En toch hangt er van hare komst dezen avond zooveel af," mompelde hij, zijne onrustige wande ling door het groote salon vervolgende. „Indien zij haar afkeur voor dit huis heeft overwonnen, dan is dat alleen om mijnentwille. Zij heeft mij nooit een teeken harer gunst geschonken, ofschoon ik er ja renlang als het ware om gebedeld heb. Op mijn verzoek kwam zij wel is waar naar Clyffebourne, maar dit is ook alles. Wanneer zij hedenavond ver schijnt, zal Iedereen dit als eene verloving tusschen ons beschouwen. Hare komst Is een bewijs dat zij in mijn aanzoek bewilligt en een indirecte toestem ming om mijne vrouw te worden. Als zij Ikornt, dan komt '4j als toekomstige burchtvrouw, en dat weet zij zoo goed als ik." Opnieuw luisterde hij; doch niet het ministe ge rucht verstoorde de stilte van den avond. De markies begon onrustiger te worden. Zijne schreden werden sneller en elke minuut bleef hij staan om te luiste- voor de handhaving van onze onafhankelijkheid niet willen onthouden. Prof. Kranenburg v.d. verklaarde dat de ziens wijze zijner partij ten opzichte van Defensie niet veranderd is. Maar over kabinetsformatie e.d. moet prof. Lohman hier niet spreken zoo zeide hij, want de politieke leiding hoorti aan de Tweede Kamer. Als de heer de Geer leider der c.h. fractie in de volksvertegenwoordiging wordt, aldus prof. Kranenburg, zal hij Lohman wel afleeren in de Eerste Kamer tegenleiding te geven. 1 Minister Djeckers had bij de beantwoording der gemaakte opmerkingen gelegenheid om zijn rijke rhetorische gaven te demonstreerenHij hield een zeer slagvaardige rede, waarin hij voor al aan de sociaal democraten nogal harde noten te kraken gaf. Die begrooting werd met de stem 'men van sociaal democraten en van vrijz1. dem tegen aangenomen. Op Buitenlandsclie Zaken was veel eritiek. Genadeloos waren meerdere leden voor minis ter Beelaerts, toen deze zijn begrooting van bui tenlandsche zaken te verdedigen kreeg. Prof Lohman critiseerde scherp 's ministers beleid in de Nederlaudsch Belgische kwestie. Mocht de minister meenen dat de Eerste Kamer het niet zal aandurven om nog eens een Verdrag te ver werpen, dan zal hij ervaren, aldus spr„ dat hij zich vergist, wanneer zulk verdrag zou afwijken van het memorandum van 1929. Mr. van Lan schot r.k. noemde onze tractatenpolitiek met Duitschland geen monument van politieke kennis Ook de heer Blomjous r.k. kwalificeerde de han. delspolitiek visie van het Departement als ont stellend. Hij eisehte een krachtige ruilpolitiek Nederland behoeft zich niet te gedragen als een schaap, dat zich laat opeten. Prof. Kranenburg v.d. deed een waarschuwend woord hooren om toch vooral de internationale or.twapeningsgedachte te bevorderen. De minister zou op Dingdag va» 4ej?e week aan het woord komen. GEACHTE REDACTIE, Gaarne zag ik plaatsing van het onderstaande, waarvoor bij voorbaat mijn beleefden dank. DE NOOD IN DEN TUINBOUW. Onder dit opschrift verschenen een paar inge zonden stukken van de hand van den heer Tj. Koe lemeij. En ik kan niet nalaten hier nader op in te gaan. De heer K. maakt in deze stukjes een fundamenteele fout, waardoor ra.i. de opzet van beide stuikken verkeerd is. Nadat de heer K. in zijn eerste ingezonden stuk herinnerd heeft aan de offers die de tuinders moesten brengen om der wille der gemeenschap, en aan den dank der regeering, door de tuinders in den nood vrijwel zonder hulp te laten zitten, meent hij als middel om daarin verbetering te krij gen een eigen tuinders-candidaten-lijst te moeten aanbevelen. Niemand beter dan een tuinder zelf zal in de Kamer de tuindersbelangen kunnen be hartigen. En wanneer dan alle tuinders en hunne vrouwen mitsgaders de landarbeiders op die lijst stemden, dan zou het er dus voor de tuinders wel beter uit gaan zien. Maar juist hierin schuilt de groote denkfout van den heer K., die hij hoewel onbewust, reeds zelf aangaf d®9r te schrijven dat dit geen opruier of geweldenaar behpeft te zijn, want daarmede bereikt men niets en eén zoodanige geest heerscht hier ook niet. Dus geen tuinder zpneier meer, maar hij zal „Dit is het keerpunt in mijn leven," zeide hij fluisterend. „Wanneer zij niet komt, moet ik haar wegblijven als eene openbare afwijzing beschouwen. En ik kan (haar biet opgeven, ik wil haar niet opgeven! Komt zij echter, dan weet ik dat ik ge wonnen heb! Ware ik maar uit deze onzekerheid!" De d«ur werd geopend en eene oude dame trad binnen. Het was Mrs. Ingéstre, de wediuwe van den oud sten broeder van den markies van Montheron. Zij trad tegenover de gasten van den markies als gast vrouw op, en was om het zoo uit te drukken de meesteres van het huis. In weerwil van haar grijze haren, zag zij er goed uit, was gezet, langzaam in hare bewegingen en nog langzamer in haar spre ken. Zij geloofde dat zij aan eene ongeneeslijke ziekte leed en bezat gelukkig, een eigen inkomen, voldoende om hare uitgaven, die alleen hare gar derobe golden, te bestrijden. Zij hield haar zwager, den markies van Mont-He:ron voor den vohnaaksten man', omdat déze edelmoedig jegens haar geweest was en (hare dankbaarheid verdiende. „Ha! ben jij het, Augusta!" zeide die markies, ter wijl hij zich omkeerde. „Je ziet er hedenavond bui tengewoon goed uit." „Ik zie er beter uit dan ik werkelijk ben," ant woordde zij op haar sleependen toon. „De drukte is moj te zwaar geweest, ik ben uitgeput. Na het schrijven van een tiental brieven, heb ik de huis houdster mijne instructies gegeven, en ben meer geneigd mij ter ruste te leggen dan hier gasten te ontvangen." De markies beklaagde haar meit eenige vriende lijke woorden. „Ja," zeide Mrs. Ingestre, „ik heb deelneming en hulp noodlg. Sedert ons bezoek op Clyffebourne van eergisteren avond, ben ik zeer verdrietig. Lady Wolga is nog jong, geziond en krachtig en heeft behalve hare kamenier en lady Markham, nog een meisje, dat zich alleen bezighoudt met hare brieven te schrijven, hoor voor te lezen, voor haar te zingen en in 't algemeen haar te amuseeren als zij zich ver veelt. Ik weet natuurlijk wel dat ik geen hertogs dochter ben, zelfs niet de zuster van een hertog, geen eigen goederen bezit noch een groot inkomen héb, dat mij in staat stelt al mijne wenschen te bevredigen; maar ik ben toch van adellijke ge boorte," zij begon zacht te weenen en hield den zakdoek voor hare oogen. „Dat kan niemand ont kennen, al ben ik dan ook een weduwe en onbe middeld." „Ik geloof dat niemand ooit aan je adellijke ge boorte getwijfeld heeft, Augusta," zeide de markies met een fijn lachje. „Neen; ik geloof dat iedereen mij dit armzalig voorrecht gunt," hernam Mrs Ingestre bitter. „Maar lady Wolga is steeds door een groot gezelschap om ringd, waartoe heeft zij dan een. gezelschapsjuf frouw noodig? Ais onze gasten het kasteel verlaten, ben ik alleen, zonder eenig gezelschap; slechts be zoeken eenige familieleden uit den omtrek mij eens per week. Ik heb meer behoefte aan een gezelschaps juffrouw ddn lady Wolga." „Wel, neemi er een,' zeide de markies. „Ik heb je nooit iets geweigerd! en zal je ook dit niet weigeren. dan toch aan bepaalde voorwaarden moeten voldoen Ook moet het geen S.D.A.P.-er zijn, zegt K. in zijn tweede stuk, want men zal van andersdenkenden niet mogen verlangen dat zij op een S.D.A.P.-er stemmen. Dan zal het misschien een. partijlooze moeten zijn, dus zoo iemand als de heer K. zelf. Maar dan zullen zeer vele tuinders weer niet mee doen, omdat je niet weet wat je aan hem hebt. Ook kan niemandi beter de belangen der tuinders behartigen dan een tuinder zelf. Maar waarom neemt een gedaagde voor de rechtbank dan toch altijd een advocaat? Niemand kan zijn belangen beter behartigen dan hij zelf. En nu mag men op- i merken dat het hier niet hetzelfde is een verte- i genwoordiger in de Tweede Kamer en een gedaagde I voor een rechtbank. Maar meent de heer K. dan 1 heusch, dat het in de Tweede Kamer voldoende is, wanneer je maar weet, hoe erg de nood is? Wan neer een minister of partij van rechts het niet noo dig vindt, dat er geholpen wordt, dan zijn die hee- ren wel zoo gehaid, dat ze je binnen een paar minuten schaakmat zetten. Bovendien weet men in de Kamer heel goed dat het er hier allertreu rigst uitziet. Maar dank zij de eveneens allertreurig ste organisatie der tuinders, is er nog geen directe noodzaak om aan de verlangens der tuinders tege moet te komen. De op één na grootste partij in de Kamer heeft bij herhaling al getracht van de Ka mer gedaan te krijgen, dat er meer voor de tuin ders werd gedaan maar deze fractie van 24 leden, waarin naast tuinbouwspecialisten, ook advocaten zitten, kon niet de gewenschte verbeteringen berei ken. Ik wil hier twee voorbeelden geven om het een en ander nader toe te lichten. Het wordt algemeen als een grove onbillijkheid gevoeld en niet het minst onder de tuinders, dat de kleine tuinders zegeltjes moeten plakken voor hun arbeider. Zelf moeten ze hard werken en als ze oud er arm zijn krijgen ze zelf niets, maar voor hun arbeider moeten ze wel plakken om deze aan een pensioentje te helpen. Voor deze menschen is het ook onredelijk een bijdrage te verlangen ten behoo ve van de Ongevallenwet en de Ziektewet, Dit is onbillijk voor deze tuinders, die tegenwoordig zelf niet meer het hoognoodige kunnen bekomen. Daarom werd in December 1931 door mr. Duys een motie ingediend, waarin de Kamer wordt uitge- noodigd zich ervoor uit te spreken, dat iedere werk gever die of in het geheel niet in de Rijksinkomsten belasting is aangeslagen of lager dan f l&OO vrij gesteld wordt van de premie voor de sociale ver zekering en Üeise premieën zullen komen ten laste van den Staat. Waarschijnlijk heeft de heer K. deze sociaal-de mocratische heer Duys wel een hooren spreken en zal dan weten, dat er niet gemakkelijk een knapper redenaar te vinden is. Men mag dus aannemen, dat bij de motie genoegzaam heeft verdedigd, maar desondanks werd ze verworpen, piet 55 tegen 26 stemmen. Alle burgerlijke partijen stemden tegen, ook de vrijzinnig democraten. Bet tweede voorbeeld is karakteristiek omdat het hier betreft het verleenen van een krediet aan de tuinders van f700.000 dat in de Kamer niet ver anderd werd, omdat, aldus de minister, de leiders der tuinders dit zelf hebben voorgesteld. Zoodra 't wetsontwerp voor dat krediet in de Kamer werd in gediend, was de S.D.A.P, er terstond van overtuigd, dat dit de tuinders nog meer zou belasten en toch niet afdoende zou blijken te zijn. Waar het echter door de heeren Slot en Valstar bij de regeering was aanbevolen zijnde den wensch dep tuinders die geen steun wilden aanvaarden maar slechts kr,lediet, be sloot mr. Duys zich persoonlijk op de hoogte te stel lvn van de meening der tuinders. Hij is toen in verschillende tuinbouwcentra geweest, o.a. in Nrd. Scharweude waar hij de vraag stelde, of het .juist was, dat mep met krediet tevreden was en dit vol doende geacht werd of dat men voor steqi\ was. Zijn conclusie was dat verreweg de meeste tuinders huiverig waren voor het krediet omdat zij er geen licht in zagen dit ooit nog weer terug te kunnen betalen en wanneer er een kleine opleving zou komen ze dit crediet als een schuldenlast zouden aanvoelen. Derhalve hield Duys een klemmend betoog in dé Kamer, maar zijn motie om naast het te verleenen crediet ook steun te verleenen werd verworpen. De minister vond het betoog van Duys lichtelijk belachelijk, want dit krediet was tot stand geko men op advies van de tuinders zelve. De heeren Slot en Valstar beweerden dat de tuinders slechts krediet wenschten. Tegen deze motie stemden alle kerkelijke partijen en de Vrijheidsbond. En zou nu de heer K. gelooven, dat een paar tuinders uit deze streek wel verbeteringen zouden Wil je een juffrouw van gezelschap hebben, dan zal ik haar gaarne onderhouden." Het gelaat van mrs. Ingestre klaarde op en zij antwoordde: „Ik mag de gezelschapsjuffrouw van lady Wolga gaarne lijden. Het is wellicht sleoht van mij, doch ik zou miss Strange wel willen engageeren." De markies antwoordde niet. Hij was zoozeer met zijn eigen beschouwingen bezig, dat hij -haar woor den niet hoorde. .Dus je meent dat het met slecht zou zijn, Ro land? Ik weet, dat je me ook het tegendeel zoudt zeggen als je er anders over oordeelde. Misschien kan ik hedenavond met miss Strange over de zaak spreken. Maar Roland, geloof je dat lady Wolga hedenavond werkelijk zal -komen?" Deze laatste woorden verstond de markies duide lijk omdat zij in zijn gedachten grepen. „Zeker zeide hij, „ze heeft het moj beloofd." „Zij is niet meer hier geweest, sedert den moord" vervolgde mrs. Ingestre. „Het moet voor haar een moeilijke gang zijp. Hoe kan zij het doen? Zij schijnt je wel zeer genegen te zijn Roland, want als zij komt is dat een teeken uwer verloving." „Ja, ja, dat hoop ik", antwoordde de markies on rustiger dan ooit. „Je hoopt >het?" vroeg mrs. Ingestre verwonderd. „Hare verschijning op Mont-Heron kan niet anders verklaard worden. Zij komt als toekomstige gebied ster. Wanneer vier je de bruiloft, Roland?" De marines hoefde niet te antwoorden, want eenige gasten traden binnen. Onder hen bevond zich ook lord Kingscourt en nauwelijks had de gastheer hen begroet of het langverwachte rijtuig liet zich liooren. Eenige minuten later hield het voor de trap pen van het portaal stil en de gasten stegen uit. De markies van Mont Heron stond als op gloeien de kolen toen de gasten van Clyffebourne het salon binnentraden en hij lady Wolga niet zag. Zijn bleek gelaat en zijn angstige oogen verrieden wat er ih hem omging. Reeds wilde hij lady Markham vragen waar lady Wolga bleef, toen deze en miss Starange v/erden aangemeld. Dadelijk daarop traden beiden doodsbleek binnen. De uitdrukking harer oogen was zeer verschillend. Lady Wolga had geweend, hare oogen stonden flets, terwijl in die van Alexa een koortsachtige gloed brandde. Eindelijk was zij op de plaats waar het bloedige familiedrama was I afgespeeld, dat zij wilde ontsluieren. Het eerste doel was bereikt. Lady Wolga was betoovererid schoon en even schoon was Alexa. Maakte de eene indruk door hare ma jestueuze houding, de ander bekoorde door haar jeugd. De markies verwelkomde lady Wolga met onverho len vreugde, en Alexa werd door lord Kingscourt in beslag genomen, zoodra zij mrs. Ingestre had begroet. „Ik kan je niet genoeg bedanken Wolga, dat je me heden met een bezoek vereert," zeide de markies zoo zacht, dat niemand het kon hooren. „Laat mij je welkom heeten in je oude woning, waar je eens meesteresse waart, in de woning, waarin je eiken dag opnieuw als meesteresse kunt optreden. Wees Vel-kom, Wolga." Lady Wolga liet haar blikken door het salon gaan hebben bereikt, waar mannén als Duys en van' der Siuis faalden? Och kom. K. weet wel beter. BH dit laatste geval waren het immers- de allerhoog ste vertegenwoordigers d-er tuinders die eert «Sus- danig advies gaven. Maar deze heeren, SJIofc Valstar zijn dan ook wel niet candidate® en heer K. op het oog heeft. _ue de Neen, wanneer er een goéde en krac' dersorganisatie bestond dan was er r ntige tuin- ment dat tenminste eenlgsztns st' -mg een argu- maar de huidige organisattéW -ekhoudend was, eenige kentering in komt, beb -m, waar gelukkig coöperatieven aankoop yar mndelt hoogstens den maar va werkelijke ma' kunstmest en manden, immers geen sprake, ^schappelijke belangen is ging eens met nood*' Wanneer een tuinbouwvereeni komt, dan komt -akeliJke wenschen voor den dag vereeniging. lle'; gowoonlfjk niet verder dan die Twee oorz' tuinders e' z,!jn er m i- dle de crisis voor de De err maken> dan noodig is. de orr j0ts,e oorzaak is wel de absoluut onvoldoen- bor r\ °anisatle. Er zal moeten komen een tuinders- b -d, of neen die is er immers al, de Neutrale Bond -eter ware Algemeene Bond van Land- en Tuin bouwers. Deze organisatie zal geheel moeten komen Plaate van de bestaande tulnbouwvereenigin- ,1" dan in een organisatievorm als de vakorga- S i ?ezu b-ond moet zich da-n aansluiten bdj het Ver^ond van Vakvereenigingen, die ruim 350' duizend leden telt. Want de praktijk zal aan de tuinders toch eindelijk wel eens hebben geleerd, dat een tuinder heusch niets ï'Ldan een landarbeider. Voor eenige jaren verbeeldde een tuinder zich tot een andere stand te behooren dan de arbeiders, maar hiervan komt men gelukkig al meer terug. Want wat beZit een tumder meer dan een arbeider? Hoogstens zijn meerdere zorgen, maar dat is toch geen factor om trots op te zijn. Want als een tuinder zijn land huurt dan gaat dat goed zoolang alles goed gaat en dan wordt een arme tuinder nimmer een rijke tuin der Maar wanneer alles misloopt dan loopt het met den tumder ook mis. Dan mag hij hard werken van des morgens vroeg tot des vaonds laat en van 2 Januari tot 31 December, maar hij staat machteloozer tegenover de tegenslagen dan de arbeider, die tenslotte nog zijn krachtige organisatie overhoudt, die er wel voor zal zorgen, dat de las ten der crisis niet worden gedragen door den arbei der die er geen schuld aan heeft, in tegenstelling met den kapitalist, die in de vette jaren vette brok ken wist te vergaren en thans om te tuinders heen sluipt om als de kans schoon is, zijn geld te kun nen beleggen in den met zweet doordrenkten grond van den armen tuinder, die het voor een appel en een ei zal moeten prijsgeven. En wanneer er dan straks weer een opleving komt, dan begint het spel letje weer opnieuw. De grond wordt duurder en de man met de centen verkoopt den grond weer (aan denzelfden tuinder misschien) met een zoet winstje wat hij slapende heeft verdiend. En de tuinder ploetert weer voort tot de volgende crisis. Tenzij men wijzer wordt en begrijpt dat men niet aan de zijde moet gaan staan van het kapitaal, maar van den arbeid. Het Is immers de strijd tusschen kapi taal en arbeid? Wat daar tusschen zit wordt fijn gewreven. Daarom stelt de S.D.A.P. ook In haar eischen, dat de Staat zich zal bemoeien met den Land- en Tuinbouw. Niet om als voogd op te reden, maar om door het nemen van maatregelen to voorkomen, dat de tuinders nog verder worden uitgebuit. Zij eischt daarom do oprichting van een instelling waar door het niet meer mogelijk zal zijn, dat de grond van een tuinder hem wodt rontnomen, wanneer hij buit-en zijn schuld onmachtig ig gewerden zijn verplichtingen na te komen. Voorts wil zij de op- ricting van een Centraal Verkoopbureau waardoor het prijzen verschil tusschen producent en consu ment zal worden beperkt en ook de oprichting van een Centraal Inkoopbureau, voor de gezamenlijke aankoopen van Kunstmest, gereedschappen, machi nerieën enz. Deze eischen hadden de tuinders bl] doelmatige organisatie al veel eerder zelf kunnen stellen, Tenslotte ben ik het met de redactie van de arbei derspers eens, dat de wenschen, die de heer K. stelt, reeds volledig zijn opgenomen in haar Land- bouwresolutie, terwijl ook in de praktijk reeds is bewezen, dat de S.D.A.P. de belangen der tuinders weet te behartigen. Niet in de verbrokkeling der groepjes, ligt de kracht der bezitloozen, maar in het eendachtig optrekken en het vormen van één machtige groep. U, geachte redactie, beleefd dankzeggend voor de wel wat groote plaatsruimte aan mij verleénd, J. V. d. ABEELE. Noordscharwoude, 20 Maart 1933. Haar lippen beefden een enkel oogenblik maar zij had het plan gemaakt zich goed te houden en men kon verder niet aan haar bemerken, dat zij ont roerd was. „Bedrieg je niet, Roland" zeide zij vriendelijk. „Ik kwam niet alleen omdat je mij had uitgenoodigd, maar ook omdat ik verlangde mijn vroegere kamer weer te zien en een souvenir van mijn kind te héb ben. Denk aan uwe belofte." „Zeker" antwoordde de markies. „Straks kan je er heengaan en niemand zal je afwezigheid bemer ken." Het diner werd gemeld en daardoor ontstond een einde aan hun gesprek. De markies bood lady Wol ga den arm, lord Kingscourt geleidde Alexa en de overigen volgden. De eetzaal was schitterend. Overal wisselden fclqe men en verblindend licht elkander af. Gedurende het diner scheen lady Wolga zeer vroa lijk, vroolijker dan de markies haar ooit had aange troffen. Maar hij vermoedde dat haar vroolijkheid gedwongen was en moest dienen om haar ontroering te verbergen. Na het diner keerden de dames naar het salon terug, terwijl de heeren nog een glas wijn bleven drinken, De dame amuseerden zich zoo goed mogelijk met praten. Lady Wolga hield nu haar tijd voor gekomen, zij naderde Alexa die alleen in een vensterraam zat. „Al'exa volg mij in de kleedkamer" zeide zij zacht. Alexa stond op en volgde lady Wolga De kamer was leeg. ,,Lief kind" zeide lady Wolga, haar ontroering nu niet meer verbergende, „eens was ik meesteresse in dit kasteel. Ik kwam hier als bruid en ging heen maar gij hebt deze treurige geschiedenis ze ker reeds vernomen. Het heeft mij veel gekost dezen avond hier te komen, maar ik heb het alleen gedaan om mijn vroegere kamer weer te zien. Zij is niet gebruikt sedert ik haar heb verlaten. Daar zijn nog reliquien van mijn kind en deze wil- ik bezitten. Ook hoop ik er reliquien te vinden van iemand, die mij even derbaar is als mijn lief dochtertje. Ga mee, Alexa. Je kunt voor de deur wachten, want niemand mag de kamer met mij betreden. Maar ik wilde niet alleen weggaan, want men zou het hebben kunnen merken en misschien zo ueen booze tong en aanlei ding tot laster in gevonden hebben. Wanneer je voor de deur wacht blijft houden, zal dit eene voldoende bescherming zijn tegen allen, die zouden willen zien wat ik ga doen en ik blijf onopge merkt. Kom." Lady Wolga ging haar voor door de vestibule, den breeden marmeren trap op naar de groote zaal daar sloeg zij een langen corridor in en bleef voor een deur staan, welke zij beproefde te openen, wat haar na eenige oogenblikken gelukte. „Ga daar op die bank zitten, Alexa," zeide lady Wolga, „en Wacht hier op mfij." Zij opende de deur en trad binnen. Alexa kon slechts een enkelen blik in de prachtig gemeubi leerde 'kamfer werpen. Daarna werd de deur gesloten en Alexa stond alleen. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1933 | | pagina 6