EXPOSITIE Openbare Verkooping HARENKARSPEL. Nieuwsblad v. Holl. Noorderkwartier op Dinsdag 4 April 1933, Dames! PERMANENT thans f 5. Woensdag 5 April '33 MARIE VAN VLIET DAMESHOEDEN No 38 TELEFOON INTERCOMMUNAAL NT. 52 ZATDERDAG 1 APRIL 1933 42e Jaargang Uitgave: firma 1. H. KEIZER Bedactear I. H. KEIZER. Bareel Hoordscharwoude. ]p den bodem v. den Oceaan West-Friesche gedachten in het West-Friesch dialed Kleine Kwaje Krabbeltjes, te Broek op Langendijk des namiddags 1 uur, bij opbod, afslag en combinatiën, in het Koffiehuis van j. VIJSELAAR bij de Markt, ten over staan van de Notarissen mr. C. J. DE ONZE ONOVERTREFBARE Notaris P. H. HILBRAND te Obdam VERKOOPT IVIND. GARANTIE RITSEVOORT 22 NIEUWE m a LAHGEIMkKI COURANT DEZE COURANT VERSCHIJNT DINSDAG DONDERDAG en ZATERDAG. AbonnmentsprJjs: per S maanden LU. AD VERTEN TIEN 1-ic(cu ia ccut; elke regel meer 15 cent. GROOTE LETTERS Vt^R PTl«T«RmMTR VERSCHRIKKINGEN IN DE DIEPTE. 3EVECHT MET HET AFSCHUWELIJKSTE VAN ALLE ZEEMONSTERS, DEN INKTVISCH OP LEVEN EN DOODi. Een van de moeilijkste vakken voorzoover men iet een vak kan noemen, is het parelduiken dat ooral aan de Koraaleilanden in de Stille Zuidzee log druk wordt beoefend. üelden komt het voor dat een duiker meer verdient lan zijn dagelljksch brood, hetgeen men, gezien de .evaren aan het duiken verbonden, een schande tan noemen. Toch heeft het vorige jaar een Zweed- iche matroos, Vivtor Berge geheeten, het geluk *ehad een parel op te duiken, die hem met één slag ;ot een vermogende man maakte en hem een zoet winstje opbracht van 1400 pond sterling plus een Drachtige zeilboot. Zoowel boot als geld heeft hij iirect in dienst gesteld van een duikersonderneming ioor hemzelf geleid en in gezelschap van enkele menden vertrok hij wederom naar de Stille Zuid- op zoek naar andere parels. Over zijn ervaringen tieeft hij een espectabel stuk lectuur samengesteld, waarvan wij hieroder egn overzicht laten volgen Zoo trokken zij dan er op uit naar avontuurlij ke jachten waar de sensationeele elementen niet Dntbreken. Wij voelden ons, zoo ongeveer vertelt hij, als de vier musketiers van d e Tu. We hadden geld en kon den ons behoorlijk beewgen. We hadden den gan schen oceaan als operatieterrein en we waren vrij als vogels in de lucht. Zoo zeilden we uit om ie deren dag nieuwe avonturen te beleven en die ble ven niet uit. Een ander doel dan het vieze, weeke ding, dat wij pareloester noemen, hadden we niet. Tot zoover konden we rustg en zorgeloos varen. Geen oogenblik hadden we besef van wat ons nog te wachten stond. We waren gelukkig en niemand deed ons wat. Het monster. van de merkwaardigste diepzeebewoners is de inktvisch en hij is tevens de gevaarlijkste Dit grie zelig monster heeft acht grijparmen, die om den verschrikkelijken muil heenkronkelen en in vergelij king tot de rest van het lichaam buitengewoon lang zijn. Het lijken acht reuzenarmen, die zich met groote snelheid gelijktijdig bewegen. Als het beest zich opricht en zich verplaatst zijn tevens alle leden van die grijparmen in beweging. Hij is van de griezelige behendigheid een reuzespin gelijk. Maar ineens houdt hij zich stil, verandert zijn kleur om zich aan den achtergrond aan te passen neemt de vormen van zijn omgeving aan en gaat op buit liggen loeren. Zulke kleurveranderingen komen veel vuldig voor op den bodem der zee, maar zooals de inktvisch het doet, doet geen ander monster het hem na Hij imiteert de kleuren rood, lila, rose, purper en blauw met hetzelfde gemak als groen en het lijkt wel of de Schepper den inktvisch alle mogelijke faciliteiten heeft verleend. Aan den bin nenkant van de armen zijn tallooze zuignappen, waarin luchtledige ruimten zijn, waarmede hij zich onweerstaanbaar aan voorwerpen vasthecht. Iedere prooi, die met deze zuignappen in aanraking komt, is verloren en wordt verder bewerkt door een reus- achtigen snavel, die uit den an gstaanjagenden muil tevoorschijn komt. Deze hoornachtige snavel snijdt en kerft het vleeschvan de prooi aan stuk ken, zij verbreekt gemakkelijk de harde schaal van de kreeft, die zijn geliafkoosd voedsel is. Achter dit ontzaglijk meganisme schuilt een enorme kracht De inktvisch verslindt groote en sterke lichamen entontziet zelfs in vele gevallen de beenderen niet. Hij is als een cementmolen die alles stukmaalt. wat hem tusschen de raderen komt, of liever als een molen, die in zijn binnenste de raderen be weegt, temidden van de bijtendste zuren. En dan zijn oogen. De inktvisch gaat gewoonlijk des nachts op jacht en de oogen hebben een heid die men bij geen enkelen visch aantreft. Visschenoogen zijn meestal dof en zonder licht, maar de oogen van den inktvisch vlammen als e hel. Wie de verschrikking van deze oogen niet heeft gezien, kan er zich onmogelijk een voorstelling van vormen. Zij zijn ovaal en klein, boosaardig en dui- velsch en hun uitdrukking lijkt op de uitdrukking in de oogen van een neushoorn. Zelfs de haai, die voor het menschelijk gevoel wel een van de ver schrikkelijkste visschen is, maakt een tammen in druk, als men hem met den inktvisch vergelijkt. En n uspreken we nog niet van de eigenaardig heden van zijn afschuwelijk lichaam. Zijn vies en aftstootend lijf heeft een trechtervormige holte, die in een buis in den muil uitloopt, een paar kieuwen waardoor hij ademt en een ventiel, die hem dienst baar is bij het duiken. Deze ventiel kan hij naar believen openeif en sluiten. Door de buis neemt hij water naar binnen, haalt de zuurstof eruit en spuit de rest langs den trechter weg. Zijn ademen kan men opmerken aan de deining van het water. Het werkt precies als bij een pomp. Het dier heeft drie verschillende bewegingsrichtingen. Het kan zwem men met groote snelheid maar hetkan even snel over den bodem van de zee loopen en als een roei boot door het water schieten en tenslotte kan hij door zijn trechter zoodanig het water zuigen, dat hij door uitstooting van het water den druk ver hoogt en zich als het ware als een stuk laat weg slingeren. Zoo schiet hij soms met de snelheid van een raket vijftig tot honderd meter weg en geen oog, dat hem volgen kan. In dat geval plakt hij zijn lange armen vast tegen het lijf en op het oogenblik dat hij zijn prooi bereikt, slingert hij zijn armen erom heen, plaatst zijn zuignappen en trekt zijn prooi in de diepte. Is de prooi groot en sterk, dan moet hij een paar armen gebruiken om zich aan een steunpunt vast te klampen. Wie het niet gezien heeft, kan eenvoudig niet gelooven, hoe katachtig snel en wild de inktvisch op groote afstanden aan valt. Tot overmaat van ramp heeft de inktvisch nog een inktzak. Wanneer hij zijn terugtocht wil dekken en een nieuwen aanval voorbereidt, dan kan hij uit zijn inktzak een blauwzwarte vloeistof spuiten, die zich als een beschermende wolk om hem heen legt. Dan kruipt hij tusschen de rotsen om vanuit een nieuwe plaats zijn aanval te herhalen. Zoowel van inboorlingen als van blanken hoort men griezelverhalen over deze Üiepzeebewoner, maar nooit heb ik die verhalen willen- gelooven tot den dag, dat ik zelf mijn eerste les zou krij gen. Wij zeilden van Noord Oost Borneo naar de Straat van Makassar. Wij besloten vischeieren en schildpadden te vangen, een ware lekkernij voor zwervers op den Oceaan. Als goed duiker bekeek ik aandachtig den bodem van de zee, terwijl we lang zaam over de ondiepe plaatsen naar de kust dreven en hier en daar zag ik plaatsen, die mij begonnen te interesseeren, omdat ik daar pareloesters ver wachtte. De situatie was in alle opzichten gunstig en Ro, onze inboorling dook, om nader op verken ning te gaan, terwijl ik de wacht hield. Hij kwam spoedig met een kleine oester terug, maar geen pa rel was te zien. Het scheen, dat er heele banken jonge oesters lagen, en wij begonnen ons op te winden over het feit, dat wij nieuwe banken hadden gevonden. Toen ging ik naar beneden om me op de hoogte te stellen. Het water was tamelijk diep en tusschen heele massa's van koralen zag ik een groot gat, waarin ik meende een groote oester te ontdekken. Het voorwerp dat ik zocht overtrof al mijn verwachtingen en toen ik wilde grijpen, voel de ik plotseling een lichte aanraking op mijn linker arm. Mijn instinct en mijn scholing redden mij het leven. Zonder het minste vermoeden te hebben wat er kon gebeuren, liet ik mezelf om mijn eigen as draaien trok mijn mes en sloeg met volle kracht drie of vier maal in de richting vanwaar de aanra king moest komen Het geluk was met mij en ik sneed twee slangachtige armn af, die mij hadden aangegrepen en ware dit niet geschied, dan had de inktvisch mij in de eerstvolgende oogenblikken omarmd en voukomen machteolos gemaakt. Terwijl ik rondkeek, grepen twee andere armen mij aan, ieder om een been, Ik voelde een stevigen ruk en ik was bijna omgevallen. Aanval. Met geen woorden zou ik den schrik kunnen be schrijven die over mij kwam. Op eenigen afstand zag ik een kwallige massa bewegingloos tusschen de rotsen liggen. Daar kwamen de armen vandaan. De twee afgesneden stukken lagen er naast. Ik vocht op goed geluk af en telkens moest ik met alle kracht verhinderen, dat ik omgetrokken werd. Ik voelde me als een kind, dat door een sterken man heen en weer geslingerd wordt. Mijn helm en mijn borstplaat werden met groote hevigheid op mijn hoofd en lichaam geslagen. Plot seling werd ik door een feilen slag tegen de rots geworpen en ik had geen adem meer. De kracht van den inktvisch was verschrikkelijk en joeg mij den doodsangst op het lijf en vooral de berekening waarmede het ondier al mijn bewegingen voorzag, werkte verlammend op mij. Het was een strijd op leven en dood. Beiden vochten we met overleg en met zuinig beheer van onze krachten. Het laatste wat een duiker doet is aan de noodlijn trekken maar zelfs dit durfde ik niet. omdat ik op een punt stond dat zeer gevaarlijk voor me was. Had men mij naar boven getrokken, dan zou de lijn waarschijnlijk gebroken zijn tusschen de kris kras gegroeide rotspunten, waar zij tusschen ge werkt was. In dat geval zou ik reddeloos verloren geweest zijn. De strijd duurde inmiddels voort met alle inspanning van geest en lichaam. Ik moest mij voronamelijk bepalen tot het weerstaan aan den ruk aan mijn beenen en tot het afsnijden van de armen die mij wilden grijpen. Die levende ketens leken mij zoo talrijlk, dat er geen beginnen aan was. Nog een bekommernis was mijn helm, die dreigde af te gaan in welk geval de lucht in mijn duikerspak zou dringen, hetgeen een onvermij delij ken dood zou beteekenen. Alsof het beest precies wist waar mijn zwakke plek te vinden was, trok het mij met de beenen op zij en wierp mij met het hoofd tegen de rots, juist op de plaats waar het water zwart zag van den inkt, dien het griezelige monster had uitgespoten. Het werd langzamerhand hopeloos. Ik kon het gekronkel van de vangarmen niet langer verdragen en nog een blik in de duivelsche oogen van den visch zou mij doen bezwijken. Liever alles dan dat Toen rekte ik mij om het noodsignaal te geven en op hetzelfde oogenblik rukte het dier mij een meter of tien van mijn plaats weg. Dit alles was het werk van tien minuten, hoog stens een kwartier. Voor m- leek het een eeuwig heid, waaraan nooit een einde zou komen. Toen rukte iik als een waanzinnige aan de lijn en even voor ik het bewustzijn verloor, zag ik het monster op mij toeschieten op hetzelfde oogenblik dat ik mij in een opwaartsche beweging gevoelde geraken. Gered. Boven op het dek had Ro reeds aan de pomp ge werkt. Zijn bekwaamheid en instinct zeiden hem, dat er beneden iets niet in den haak moest zijn. In angstige spannig wachtte hij op een noodsignaal wetend dat een ingrijpen zonder signaal levensge vaarlijk kon zijn. Tenslotte, op het moment, dat ik mijn bewustzijn verloor, greep hij in, intuïtief voe lend dat hij niet langer wachten mocht. Dit was mijn redding geweest. Vermoedelijk was de inktvisch, die zich juist in mijn nabijheid met twee armen aan een rotspunt had geankerd, genood zaakt geweest zich weer los te werken, toen ik naar boven werd getrokken een beweging, die hij niet had verwacht. Op enkele meters onder den water spiegel was ik weer tot bewustzijn gekomen, toen ik tot mijn schrik voelde dat ik niet meer stijgen kon omdat de inktvisch mijn voeten met een arm had vastgekneld. Zoo rekte het vieze lijf van het mon ster zich tusschen mijn voeten en den rotspunt. Het was een afschuwelijk gezicht en het leek wei of de valsche oogen van den duivelschen vijand glinsterden van een valschen wellust. Ik kon niets doen en behoefde gelukkig ook niets te doen, want ook het monster moest afwachten, of ik naar bené den zou komen. Toen voelde ik een dikker touw om mijn lijf Het was Ro, die om mij heen zwom en nu naar boven steeg om de mannen aan boord aan te sporen hard te halen. Toen keerde hij weer terug met het mes in de hand. Met een paar forsche sla gen sneed hij den arm af, die mijn voetenvast hield. Toen was ik gered en met een ruk schoot ik de hoogte in het licht tegemoet. Nog langen tijd had ik het kleverige gevoel, dat de zuignappen van het afschuwelijke dier mijn heele lichaam betastten en zeker wist ik dat ik den zwaarsten strijd van mijn leven achter den rug had. Een paar glazen rum werden mij in den mond gegoten en stroomden warm door mijn .lichaam. Toen begon ik luidop te lachen en daarna te huilen als een kind. Maar ook mijn kameraden waren deer lijk in de war en menige flesch rum werd aangespro ken. Van werken kwam de eerste twee dagen niets, maar die rust hadden we wel verdiend en du rum ook(N.H. Dagblad.) Nou, ik docht, ik most van de week maar over slaan, had ik docht, zaide ik teugen men neef, want met die verhuizen is 't vanzelf veul te drok. Maar ja, hai zaide, men jo'en, je moete toch nag je of- skaidspreek in Sunterbankeris houwe, dat hoort zoo. Nou ik zaide, dat zei zoo noodig niet weze, want guster zaide der ien teugen men, 't wordt taid dat je gane. Nou, zaide men neef, das nag een klom- plement, want hewwe ze dat aiders zaid, dat je nag niet van plan wazze op te roden? Wel neinik, zaid ik, vanzelf niet. Nou, vanzelf niet, vanzelf niet, zaide men neef, der ben der in Sunterbankeris genog, die der zoo vast zitte, as en stien in de muur, maar die je ze elke dag voele leite, dat ze algeluk maar heel gauw de tred opneme moste, dus deer steek jai nag gnap bal af. Nou, afain dat zelle we dan maar deer leite, maar jollie worre in allegeval in Suntebankeris allegaar bedankt voor de gunst, en we hewwe der mooi weund. En altaid goed brood had. Peetma zaide, best brood met vaatbutter, maar die haalt vanzelf altaid een aar of. En nou hoop ik maar, dat jollie je veerder in Sunterbankeris gnappies houwe zelle, en niet zoo akelig klamme as welders beurd is. Afain, as er ders raasvergaring is, den kom ek nag wel ders kaike, en veerder is er nog een man op Sunterbankeris, die alles weet wat Jasper vergeet of niet weet, dus den moet die maar ders uit de hoek komme. We gane nou de noord in, maar aigeluk was ik liever ders nei Broek gaan. Al was 't allien maar om ers nei de raasver garing te kennen. Van de week ben ik er hillegaar ders weest. Nou, 't viel main niet of. Ze hadde zaid, dat er was allien maar solozang te genieten, en 't koor deid op z'n best wat bromstemme, maar das allegaar leugen. Ze hewwe pittig praat, warentig, en ze zaide allegaar wat. Over de baggerbeweging. Dat woue ze ok voor de kleine tuinders hewwe, maar de burgemeister zaide van niet, maar hai was er niet dalek mee klaar. (De Radio-Raad heetf aan de verschillende Ra- dio-Omroep-vereenigingen opgegeven, welke zend tijd zij aan de diverse politieke partijen voor ver kiezingspropaganda moeten afstaan. Bepaald geestig is het, dat nu bv. de VARA tijd moet afstaan aan den Alg. Ned. Fascistenbond, de N.C.R.V. aan de Revolutionair Socialistische Partij, enz. enz.) RADIOTERIE. De Radioraad heeft ten einde raad Zijn wil gedecreteerd, En voor de omroepmicrofoons, Wordt druk gepropageerd. Maar nu gaat alles door elkaar Zwertbroekman staat waar Vogt, Tot heden slechts zijn AVROkreet, De lucht in slingeren miocht. De V.N.H., de O.S.P., De P.OR., C. H. De A-B-C-D-E-F-G Sie sind jetzt wieder da. De VARA, die wordt nu Fascist, En de N.C.R.V. Die krijgt te gast dat is toch wat Die rooie R.S.P. Het tureluurt me voor m'n oor, Van 't Radio-Raadsbesluit Kies, kies, rang ik kies Daventry, Dan is 't gezanik uit.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1933 | | pagina 7