I Onwelvoegelijk Onbetamelijk Onwellevend Onschuldig verbannen. Uit den Omtrek Burgerlijke Stand „Gedurende de 8 jaren 1921-1928 was de gemid delde wereldtaqve-voerraad. begin ^ugustus, dat is dus ónmidatóïjk TOÖr'het 'ter mark' komen van de oogste&.dp bet noordelijk- hhlffimd, ongeveer 137 milliteniqubrtalejr. InJdb jaren 1929-1932 steeg deze voorraad Sot 2?Ö.jmjjj,o,en [qjuih talen. Indien men 135 millroln ijtiïn talen 'als e'en normalen voorraad aan- neeteij1 dfó» i4r%'r dus eer. ongewgnschte surpius- voorDjtód;varfi%5iimiIi;oen quintalen, of pl.m. 10 pet. van ^e,[j%ar}g^sche wereldproductie." Wanpeer deze surplusvoorraden zullen zijn opge- teera en Se productie ':ich weder met de onvermij delijke 8ichommelingen zal hebben aangepast aan het iverbruik, dan zullen de tarweprijzen weder op een gezonde basis komen. Zal dit in 1933, 1934 of nog later het geval zijn? Niemand die dit met eenige zekerheid kan zeggen, daar o.a. de opbrengst der oogsten zeer wisselvallig is. Dat het beplante areaal een vermindering heeft ondergaan, is nog niet ge bleken, maar de gegevens daaromtrent zijn nog niet volledig." Wel zal zoo goed als zeker uit Rusland geen export te wachten zijn en is de raming voor den komenden winteroogst in de U.SA. lager, ook zal althans waar sommige landen met verlies werken, de uitzaai binnen korteren of langeren tijd vermin derd worden, doch het is onmogelijk te berekenen wanneer precies de verbetering zal intreden. Verder stelt schrijver de vraag, wat het gevolg zal zijn van een prijsstijging der landbouwproduc ten. Om een gunstig resultaat te bereiken, zal hier aan aldus dr. Waller verbonden moeten wor den een daling van de prijzen der industrieproduc ten. „Een prijsstijging toch in den landbouw zal, Re- geeringsmaatregelen buiten beschouwing latend, niet weder de na-oorlogsche topprijzen doen zien. De verscherpte concurrentie door de vergrooting van het beplante areaal, de plaats gehad hebbende loonsverlagingen, de bezuinigingen ook in andere richtingen, zullen de graanprijzen op een lager niveau houden. Dit zoo zijnde, zal echter de indu strie alleen met goedkoopere producten den noodi- gen afzet kunnen vinden bij de millioenen men- schen, die in den landbouw hun bestaan vinden. Waar de productiekosten der industrie per slot van rekening voor pl.m. 80 pet. uit arbeidsloon bestaan, zal dus een loondaling met belangrijke bedragen van hoog tot laag noodzakelijk zijn. De werkloosheid van den huidigen tijd is zonder twijfel voor een goed deel veroorzaakt door het zich niet aanpassen der industrieloonen (industrie n den ruimsten zin genomen) en der overheidsuitgaven aan de mindere inkomsten van den landbouw en de daarmede sa mengaande loonsverlaging der landbouwarbeiders. Een kortzichtige tactiek der vakbonden maakt, dat deze aanpassing in een zeer langzaam tempo gaat. In de U.S.A., waar de loonsverlagingen in den landbouw van 60 tot 80 pet. bedragen, is het b.v. niet gelukt de loonen van het spoorwegpersoneel met meer dan 10 pet. te verlagen. De kortzichtig heid, hierboven genoemd, bestaat vooral hierin, dat men niet wil inzien, dat een loonsverlaging over de geheele lijn de voortbrenging der goederen zooveel goedkooper maakt, en de prijzen zoodanig doet dalen, dat, zooals de ervaring leert, slechts een be trekkelijk klein gedeelte ten laste der loontrekkers den komt, terwijl daarentegen de afzetmogelijk heden worden vermeerderd en de werkloosheid ver mindert." Ten slotte resumeert Dr. Waller zijn beschouwin gen uit het tweede artikel als volgt: Getracht werd aan te toonen: 1. dat een stijging der landbouwprijzen is te verwachten, maar omtrent het tijdstip niets valt te zeggen; 2. dat deze stijging een hoofdvoorwaarde is, zon der welke een herstel en vermindering der werk loosheid niet mogelijk zal zijn; 3. dat deze stijging echter niet meer de top- hoogte der „boom"-jaren zal bereiken; 4. dat de landbouw met een lager loonpeil en kleinere winsten zal werken; 5. dat voor een werkelijk herstel noodig is: een aanpassing van de industrieloonen en overheids uitgaven aan de lagere landbouwloonen." Ik wil u iets vertellen, .waarover ik mij in hooge mate heb geërgerd. Zooals men dat noemt liep het m.i. over kerk en klamp heen. Een an der mag er anders over denken en zoo zullen er wel zijn, maar ik blijf op mijn standpunt' FEUILLETON „Ik ben bij het water groot gebracht," zeide zij. „Mijn vader hield een jacht, waarin wij dikwijls zeil tochtjes deden. Ik ben altijd gaarne op zee geweest en indien mrs. Ingestre een tochtje wil maken, zal ik haar met genoegen vergezellen." z „Een kleine boot schommelt niet zoo hevig als een groot jacht," zeide mrs Ingestre, „en daar je het mij aanraadt, Roland, wil ik het beproeven." In de oogen van den markies lichtte een duivelsch vuur, dat echter noch door mrs. Ingestre noch door Alexa werd opgemerkt. „Ik zal er onmiddellijk voor gaan zorgen," zeide hij kortaf. Hij schelde en beval den binnentredenden bedien de, de „Heron" voor een pleiziertochtje langs de kust gereed te maken. „Ik zou gaarne van de partij zijn," zeide hij, „maar ik noodzakelijke brieven te schrijven en ver zoek je mij te verontschuldigen. J'e zult goed doen je warm te kleeden, want het is altijd koud op het water." Hij vertrok. De dames gingen naar hare kamers om zich voor het watertochtje te kleeden, en kwamen spoedig terug met groote shawls onder den arm. Mrs. In gestre steunde op den arm van Alexa en beiden ste gen de steile rotstrappen af. „Ik begrijp niet hoe ik er toe kwam, deze steile trappen af te klimmen,' zeide mrs. Ingestre toen zij beneden was, en zij zag sidderend naar de rotsen op. „Ik ben niet goed bij mijne zinnen geweest toen ik dit waagstuk ondernam. Ik geloof dat ik het deed omdat Roland zooveel belang in mij stelde. Nooit te voren heeft hij zich om mijne kwalen bekommerd en dikwijls kwam het mij voor, alsof hij er niet aan geloofde." staan en spreek over een dergelijk optreden mijn groote afkeuring uit. Ik zal geen plaats en geen namen noemen, m. a.w., ik wil in dit geval nog „grootmoedig", en „meegaand" zijn en daarom alleen de „ontboeze ming" der „dame" vertellen aan een collega/ van haar, óók onderwijzeres. Men kon zoo ont dekken, dat zij haar hart moest luchten. Met „zij" bedoel ik, of heb ik op het oog een jong onder wijzeresje, naar schatting laat ik hoffelijk zijn 20—21 jaar. Als ik mij niet vergis is zij niet langer dan een jaar in functie. Eir is een con flict ontstaan tusschen het hoofd der school en haar, d.w.z., dat zij niet volgens de haar gege ven voorschriften heeft gehandeld, tengevolge waarvan het hoofd der school haar op haar te vervullen plichten wees. Nu kan ik niet veron derstellen, dat éen zijsprongetje van die jonge onderwijzeres het hoofd der school, haar supe rieur, zou nopen, het hoofd der gemeente daar mede in kennis te stellen. Allicht moet hare halstarrigheid of hare weerbarstigheid, (ik heb hare verontwaardiging hooren uiten en kom tot die karaktereigenschappen), daartoe aanleiding hebben gegeven. Zij had zich dus te verantwoor den tegenover het hoofd der gemeente op aan klacht van het hoofd der school, die het optreden der jonge „dame", wat betreft het vervullen harer functie, stellig niet langer mocht noch wil de dulden. Mij komt het voor, dat dit binnen de vier muren had moeten blijven, waar het „pijnlijk" onderhoud plaats had. Niet alzoo! lie vrouwelijke collega kreeg in extenso het ver haal te hooren op een plaats en op eene wijze) die groote afkeuring verdient. Er was nog meer gezelschap, dat getuige was van het „gezellige" onderhoud tusschen die twee collega's, hoewel de „collega" die een beteren indruk op mij maak te, een 'geduldige toehoordster was en bijna niet reageerde op „Ja, ik zal altijd maar naar het voorschrift van het hoofd moeten handelen, ken je begrijpen, ik heb als onderwijzeres toch ook mijn zienswijze!" Ein dan volgde een hatelijk lachje. 'En ze ik bedoel de aan rijke le venservaring zoo rijke 21-jarige protesteerende onderwijzeres vertelde of beter smaalde, min achtend en zoo arrogant mogelijk, dat de bur gemeester er op had gewezen, dat zij nog maar een jaar in de school was, als ze er reeds 10 jaar was geweestAlsof dat er wat toe doet'). Gevolgd door hetzelfde wat-kan-het-mij-sche- len-lachje. Men schudt 'toch wel even het hoofd, als men een jonge onSderwijzarie^ een dergelijken toon hoort aanslaan. Genoeg. Het was een heel gesprek, éen aan klacht tegen hare terechtwijzing. En dit moest de buitenwereld nu eens weten. Want noch het hoofd der gemeente, noch het hoofd der school werden gespaard, zooveel begrip omtrent de „christelijke en maatschappelijke deugden" toon de dit „onderwijzeresje" niet te bezitten, waar door zij blijken gaf zelf nog opgevoed te moeten worden. Ik noem haar een brutale feeks, die den euvelen moed bezat in het openbaar haar erger nis te uiten, waar zij „tot de orde" werd geroe pen door haar superieuren. iLaat ik een oogenblik aannemen, dat zij te goeder trouw zich schuldig maakte aan plichts verzuim, hoewel er wel eenige waarschuwin gen aan vooraf zullen zijn gegaan, voordat het hoofd der gemeente met haar plichtsverzaking, en halsstarrigheid in kennis werd gesteld, dan nog getuigt het van weinig fatsoen, beleefdheid en gezagsbegrip, een spotten met de beteekenis van het woord „insubordinatie", dat heet: „ver zet tegen de verplichte gehoorzaamheid", wanneer op minachtende, ironische wijze het op treden van het hoofd der gemeente en van het hoofd der school aan „de groote klok" wordt gehangen. Bat noem ik onwelvoegelijk, onbetamelijk, on wellevend. Hier was zwijgen voor haar goud ge weest! Met den goeden raad ziph zelf eerst te cor- rigeeren zal ik wel aan doovemansdeur kloppen. Zij bereikten de bocht, waar de „Heron" op haar wachtte. Twee mannen bevonden zich in de boot van welke de een aan den mast stond, terwijl de andere bij de komst der dames aan land sprong en de boot vasthield, totdat de dames ingestegen waren; daarna stapte ook hij in, maakte den ketting los en stiet van wal. Hij gaf zijn makker een teeken, de zeilen te spannen, en de boot gleed pijlsnel voor uit. „Dat is hemelsch," riep mrs Ingestre. „Ik ben in 't geheel niet meer ziek. Het doet mij genoegen, dat ik het gedaan heb. Pembroke, je hebt zeker geneesmiddelen aan boord, voor het geval ik onge- steldn ocht worden. Ik vergat ze mede te nemen." „Men heeft een kistje met fleschjes, poeders en pillen gebracht, voor u hier kwam," antwoordde de schipper. „Ik heb anders altijd mijn zoon bij mij, maar hij ging heden morgen visschen en milords bediende bood zich aan hem te vervangen." Mrs. Ingestre en Alexa keken nu naar den man, die aan den mast stond en herkenden in hem Pierre Renard. „Het is goed dat je hier bent, Pierre", zeide mrs. Ingestre vroolijk verrast. Ikw eet, dat je zeer goed kan zeilen, en daarom gevoel ik mij veiliger." Renard boog en nam den hoed af. „Ikb racht de kist hier, milady," zeide hij, „en toen Pembroke mij meedeelde, dat zijn zoon ter vischvangst was, bood ik mij aan hem te helpen." Alexa gevoelde zich door de tegenwoordigheid van Pierre onaangenaam aangedaan. Zij wendde het hoofd van hem af en beschouwde de zeevogels en de schepen in de verte, terwijl Renard met de kalmte en zekerheid van een bekwaam zeeman zijne zaken deed. De „Heron" doorkliefde de golven met voorbeel- delooze vlugheid en het op de hooge rotsen gelegen kasteel verdween hoe langer hoe meer voor den blik Mrs Ingestre herhaalde verschillende malen hoe goed haar het tochtje deed en dat zij zich zoo ge zond gevoelde als dit ooit het geval was geweest. De schipper hield de boot dicht bij den oever en bij eeneTöocht verdween het kasteel uit het gezicht. Mrs. Ingestre keek op haar horloge. „Wij zullen Martrea Point omzeilen en dan terug- keeren," zeide zij. Haar bevel werd gevolgd. De boot schoot met volle Inschrijvingen Handelsregister. Van 9 tot en met 15 Mei 1933 werden in het Han delsregister te Alkmaar de volgende zaken inge schreven: Wijzigingen: Coöp. Boerenleenbank, Laanweg No. C 92, Schoorl, Bestuurswijziging. N.V. Kaashandel v.h. J. J. Houtkooper en Zoon, Dubbelebuurt 1—3 Wijziging bestuur en Statuten. Onderling Begrafenisfonds, Zuidscharwoude, Dorpsstraat A 198. Bestuurswijziging. R. K. Coöp. Boerenleenbank, Zijdewind, Oude Niedorp. Bestuurswijziging. Firma Jan Bak en Zonen, Luttik Oudorp No. 92, Alkmaar, grossierderij in kolqniale waren. Ven nootschap ontbonden. De zaak wordt voortgezet door J. Bak. P. N. G. Buren, koloniale- en grutterswaren, Laat A 223, Alkmaar, Filiaal te Zijpe opgeheven Opheffingen: A. Groen, vrachtsehipper, commissionair en han delaar in tuinbouwproducten, Benedenweg No. 87, Koedijk, postadres St. Pancras. EEN NIEUWE ATTRACTIE VOOR BERGEN. Bergen zal zich er weldra op kunnen beroemen een attractie te bezitten, die tot heden wel in enkele andere provincies te vinden is, maar voor Noord- Holland geheel nieuw zal zijn. Wij bedoelen het attractieterrein „De Bedriegertjes" gelegen aan den Bergerweg, tusschen Alkmaar en Bergen dus, in de onmiddellijke nabijheid van de bosschen en niet ver van de duinen. Op een terrein van 10.006 M2 is hier een ontspanningsinrichtingg ekomen, die een „volksvermaak" in den goeden zin van het woord genoemd kan worden. Men zal er in de eerste plaats vinden een groo- ten dwaaltuin, verdere en apenkooi, en dan een hooge rodelbaan, op welks platform men meteen van een schitterend uitzicht over Bergen en de om geving kan genieten. Ook is er een kettingbrug, en is er te bewonderen een zeer natuurgetrouw naboot sing van den Alkmaarschen Waagtoren. Bij de beschouwing daarvan, zal men meteen leeren begrijpen waaraan het terrein zijn naam „De Bedriegertjes te danken heeft. Dit vertellen we dus ook niet, en raden onze lezer aan dit zelf maar te gaan onderzoeken. De ondernemers willen in de eerste plaats den tuin maken „voor allen" en daarom Is de consumptie die niet verplicht is, men betaalt slechts een kleine entree zeer goedkoop. Op de uitgestrekte bijbehoorende grasvelden zal de jeugd nog naar hartelust kunnen ravotten en is dan ook wel aan te nemen dat schoolfeestcommissles e.d. „De Bedriegertjes", waarvoor men anders b.v. heel naar Arnhem moest reizen, in hun reisplannen zullen opnemen. Er is ruimte genoeg want 300 auto's kunnen er parkeeren. De inrichting zal Hemelvaartsdag des morgens half elf geopend worden. Wij hopen Zater dag nog nadere bijzonderheden te geven. HEER HUGOWAARD. Burgerlijke Stand. Geboren: Johanna Helena, d.v an J. P. Entius en M. Jonker Frederik Gerardus, z. van A. Brink en A. Masteling Treresia Geertruida, d. van J. v. Schagen en A. G. Schuit Wijnandus Jacobus, z. van L. J. Veldman en C. Bakker Frederik, z. van W. Blokdijk en N. Hink Catharina d. van W. zeilen voorwaarts langs een rij half onder water ver scholen rotsklippen, waarop de golven schuimend braken. „Daar staat de lichttoren van Bayged Rock", zeide mrs. Ingestre. „Bij storm is dat eene gevaarlijke plaats, Alexa. Reeds menig sterk schip werd hier aan stukken geslagen. Hoor eens hoe de branding bruischt. Het is als kanongebulder in de verte." Alexa zag opmerkzaam naar de aangeduide plek. „Wij zijn dichter bij de gevaarlijke riffen dan mij bij dezen wind lief is.' hernam mrs Ingestre. „Keer- om, Pembroke. Wij zullen terugvaren." Renard haastte zich het bevel uit te voeren. De dames zetten zich aan de andere zijde. Pembroke greep het roer om de boot te wenden en riep Renard toe het zeil, los te laten. Renard gaf op dit bevel geen acht. De boot keerde, de wind sloeg ter zijde in het zeil deed het zwakke vaartuig met een ge weldigen ruk kantelen en wierp alle opvarenden in zee. Mrs. Ingestre slaakte een luiden kreet. Men had het ongeluk van een in de nabijheid zijnde visschersboot gezien en de manschap nam onmiddellijk maatregelen om de verongelukten te redden. Pierre Renard kwam weer boven en zag in het rond. Pembroke was het dichtst bij hem. Mrs. In gestre hield zich aan de omgeslagen boot vast en riep om hulp. Miss Strange was het verst van hem verwijderd en haar hoofd stak nauwelijks boven de golven uit. Een blik van voldane woede schoot uit zijne oogen en hij riep tot den visscher: „Zorg voor mrs. Ingestre, ik zal miss Strange redden: Wij kunnen ons boven houden tot de vis schersboot hier is." De schipper zwom naar mrs. Ingestre en greep haar, juist toene en groote golf haar opnam. Renard zwom langzaam naar Alexa, doch deed geene po ging om haar te grijpen. „Ik wenschte dat zij verdronk", dacht hij. „Dan was het doel van dit tochtje bereikt. Wanneer zij niet spoedig zinkt, zal ik haar een stootje geven." Hij keek naar de visschersboot, die zich nog op zeer verren afstand bevond. „Ik heb nog tijd genoeg", dacht hij; „zij kan nog wel twaalfmaal verdrinken eer er hulp opdaagt." Pembroke had het te druk met de steunende mrs. Blokdijk en N. Hink Theodorus z. van N. C. Bes öff C. Leek. Ondertrouwd: C. J. de Vries en E. J. Groot P. Klaver van Spanbroek en A. Groen A. A. Beers en K. J. Scholten F. H. C. Kreiken den Haag en IJ. Zomer J. Kossen en J. C. BUlenkaniD N. Dekker Spanbroek en M. C. Oudhuis J. Potter en E. C. Bijvoet J. H. de Jong te Wieringen en W. Boekestein. Gehuwd: P. Klaver en Aa Groen F. H. C. Krei ken en IJ. Zomer A. A. Beers en K. J. Scholten J. Kossen en J. C. Billenkamp C. J. de Vries en E. J. Groot. Overleden: Maartje Mol 85 j., wed. P. Niercp Klaas Commandeur 68 j., echtg. van A. Schouten Adrianus Hoogeboom 54 j. Antje Frayman 80 j. echtg. van J. Smit H. Chattillon 79 j. wednr. van F. Veer. Levenloos aangegeven kind van K. Pluister en H. den Engelse. Ingestre, dan dat hij zich met Renard en Alexa kon bemoeien. Het hoofd van Alexa stak nog altijd bo ven water en haar vijand beschouwde hare worste- lng met angstige vreugde. De boot naderde en Re nard zwom met krachtige slagen naar het meisje. Deze zag hem komen, las zijn moorddadig doel uit zijne oogen en zonk met een luiden kreet in de diepte. Met duivelsch genot zag Renard haar verdwijnen en zijne vreugde was nog grooter, toen hij haar na eenige oogenblikken gewacht te hebben, niet meer boven zag komen. Hij had er zich niet over ver wonderd, dat zij zich zoo lang boven water had kun nen houden en het bevreemdde hem nu evenmin dat zij zoo plotseling zonk en niet weer te voorschijn kwam. Toen de boot naderde en Renard zeker geloofde dat Alexa den dood had gevonden, schreeuwde hij luide om hulp. Miss Strange is verdronken! riep hij. Zij zonk juist toen ik haar wilde grijpen. Pembroke, zij is verloren! Hulp! Hulp! Maar Pembroke kon niet helpen; mrs. Ingestre had hem in hare wanhoop zoo vastgeklemd, dat hij zich niet van zijne plaats kon bewegen. De boot naderde. Mrs. Ingestre werd er in gelegd en Renard en Pembroke klommen e eveneens in. Er was nog een jonge dame bij ons, zeide Pierre Renard, oogenschijnlijk diep ontroerd. Zij verdronk voor mijn oogen juist toen ik haar wilde redden. Is er geene hulp mogelijk? Kan ten minste haar lijk niet gevonden worden? Mrs. Ingestre begon hevig te snikken. „Wanneer zij verdronken is," zeide een der vis- schers „dan kan natuurlijk geene hulp meer gebo den worden, en wanneer het lijk niet door de golven aan land wordt geworpen dan zal men haar nooit meer terugvinden." Renard steunde. „Breng ons dan naar Montheron", zeide hij„mi- lady zal van koude sterven. O, de arme. jonge lady! arme miss Strange!" Op dat oogenblik werd Alexa in de nabijheid van het vaartuig zichtbaar, en zwom nader alsof zij een bad nam. (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1933 | | pagina 4