Mei ie H.A.B.O. rond het llselmeer Nieuwsblad v. Holl. Noorderkwartier No 71 TELEFOON INTERCOMMUNAAL NC. 52 ZATERDAG 17 JUNI 1933 42e Jaargang m.u. - Uitgave: Firma 1.1IEI2ER - latetan I. H. ttlZIB. - Bureel Nootdscharwnuda. Derde blad De vroolijke kant. Be geschiedenislessen van meester Weettewel NIEUWE m L4NGKIUKII DEZE COURANT VERSCHIJNT DINSDAG DONDERDAG en ZATERDAG. ADVERTENHEN Van 1—5 regels 75 cent; elke regel meer 15 cent GROOTE LETTERS NAAR PLAATSRUIMTE. HOE VIJFTIEN VREEMDE MENSCHEN ZICH VERBROEDEREN. KENT UW LAND! INMAAKSTEENEN VAN DE REUZINNEN. VAN EEN BOER. DIE ER EEN EIGEN KERK OF NA HOUDT. VOORREDE. Men neme een HABO-toerbus, nieuw model, met gerieflijke zitplaatsen, zooals de geijkte term luidt. Men stapt er in, eenige dames en heeren van verschillenden leeftijd, van verschillenden „stand" zoo u wilt, die elkaar gisteren nog niet kenden. Men laat ze 500 K.M., oftewel 17 uur zachtjes sudderen, om het uur een paar lepels al-dan-niet alcoholische, maar in ieder geval opwekkende vloei stof bij gietend, en om de drie uur een wat vaster mengsel, als aardappelen met nog wat en nog wat en nog wat bijvoegend. Men vergete niet om warmloopen of overkoken te beletten, af en toe wat ijs, al of niet met vanille, naar smaak bij te mengen. Het brouwsel of baksel zal het eerste kwartier niets doen, het tweede kwartier schijnt het zich te willen verbinden, en na drie kwartier toonen de verschillende heterogene bestanddeelen neiging vol komen homogeen te worden, welk proces zich na precis één uur geheel voltrokken heeft. De totaal compacte massa zal hoe langer hoe beweeglijker worden, zelfs geluid gaan maken, dat duidelijk „thuis te brengen" is en varieert van brave vader- landsche liederen tot de laatste voortbrengselen van jaszf abrikan ten, tot alle klanken samenvloeien in een langgerekt: Lang zullen ze leven" Die ze. dat zijn dan primo de Habo, secundo haar voor dat vak onovertroffen reisgeleider de heer Ten Burg- gencate, en tertio Bertus DE chauffeur. Ziehier dan het recept voor een Habotocht, die de deelnemers zich nog lang zullen herinneren. Ik weet niet of wij het nu juist zoo bijzonder troffen, maar ver moedelijk zijn het wel de onmiskenbare conferen tietalenten van den leider geweest, die een sfeer wisten te scheppen, waardoor de reis, de gróóte reis, geen moment eentonig of vermoeiend is ge worden. En we zouden haast in de toekomst van den communistischen heilstaat gaan gelooven, als we terugdenken hoe het gezelschap den ganschen lieven dag koekjes en zuurtjes en sabbeltjes deelde; en hoe zelfs de meest verstokte socialist de schit terende kleuren van Nederlandsch vlag verdedigde omdat zijn buurman in naam van Oranje de poort opende, en je toch wel eens zien wil, of jou grove stem het tegen zijn piepgeluid kan bolwerken Broeders en zusters in de vreugde GOED BEGIN DAALDER WAARD. Een mensch kan zich ook te veel uitsloven. En als je dan als braaf huisvader, jezelf voorgenomen hebt, het je wederhelft eens bijzonder aangenaam te maken, door er eerder uit te gaan, thee te zetten, eitjes te bakken, en al wat verder een goede huis vrouw uitgezonderd op haar verjaardag, en de eerste drie dagen van haar huwelijken staat pleegt te doen, en je vergeet den wekker op te WindendanHet hier volgend huiselijk tafe reel, heeft U allicht uit eigen ondervinding genoeg, aanschouwd, want wie vergeet nu eens niet den wekker op te winden dus we kunnen de draad van ons verhaal wel weer opvatten, toen we in de bus zaten, die ons stipt op tijd kwam ophalen. Wij rijden nog wat onwennig zaten we bij elkaar, en zooals dat gaat, pleeg je dan wederzijdsch elkaar wat uit te hooren. Misschien ben je nog wel „in de kennis". Want dat is een speciale eigenschap van den Noordhollander, dat ie altijd „in de kennis", of kennis van een kennis wil wezen. Noordholland werd genomen met een nog niet ingeloopen bus. Op den korten afstand een bruikbaar wagentje, maar voor ons wereldreizigers niet snel genoeg. In Wieringen kwam er een ander, en in versneld tempo duurde het niet lang of we mochten op den afsluit dijk offeren ten bate van het crisiscomité. En dan sta je toch even stil bij dat wonderwerk van Hol- landsche ingenieurskunst. Ternauwernood is de Hol- landsche kust onzichtbaar geworden of de Friesche doemt op. FRIESLAND. We zijn den dijk alweer af en draaien een onmo gelijk klein slingerweggetje op, dat ons via eenige onnoembare 3 of 4 huizige dorpen naar Bols- ward moet voeren. Bij een boerderij zien we een toren staan. Een eenzame toren En als we dan vernemen dat de boer en zijn vrouw zeventien kinderen hebben, willen we grif gelooven, dat, ge zien de afstanden, de man zijn eigen kerk er op na houdt TOL, DIE GRAAG BETAALD WORDT. Een genoeglijk slim baasje staat er telkens bij een hek op den weg, dat hij „gratis" open en dicht doet, en dat oorspronkelijk als veekeering bedoeld was. Maar het dubbeltje wordt graag geofferd als we vernemen dat de armhuisverpleegden bij toer beurt als tolbaas optreden. In Sneek eten we drab belkoeken. Dat hoort zoo; evenals in Groningen molleboonen. in Haarlem halletjes en in Hoorn sprits. De buffetjuffrouw van het bekende Friesche standaardtype, gróót, blond, véél rood, véél wit, en de roodbebiesde Manus-van-alles hebben even een klein kiffie over een al dan niet verkochte ander halve cents postzegel, zoodat ze in het Friesch elkaar flinkop de waarheid zeggen. Voor een Hol lander een vermaak op zich zelf, dit aan te hooren. ONZE HALZEN WORDEN LANGER.. Weet u hoe ze in Amerika de toeristen noemen die in sight seeingcars New York doorgeloodst wor den? „Rubbernecks", omdat de halzen wel van rubber mogen zijn. om de hoofden in elke ge- wenschte stand te brengen, opdat de oogen alles zullen zien, wat er te zien is. Onze halzen kregen ook van die rubber neigingen, en als we voor-en- na gebruik de lengte eens opgemeten hadden, waren ze absoluut een centimeter gerekt gebleken. Want tusschen Sneek en Steeenwijk is véél te zien! De Friesche meren, wat kunnen ze zeilen die Frie zen, en wat houden ze er van aardige boerderijen, Heerenveen, „het Friesche Haagje", en het mooie Steenwij kerwold! Halt, Steenwij k! En hier haalden we de tweede bus in, die vandaag den tocht maakte, en die een vroolijk gezelschap Sintmaartenaren en Valkoogelaars vervoerde. Ons busgezelschap hief ter begroeting, een tot clublied gepromoveerd, „Wij zijn niet bang" aan, aangevoerd door onze eerste so praan: Mevrouw M.Van V., uit Alkmaar, die behalve een permanentexpert, zooals onze ad vertentie van de Firma Marie van Vliet vertelt, ook een zangeres van niet te onderschatten kwaliteiten is. Sinte Maarten was er beduusd van. AAN TAFEL. Of meneer Bruggencate bij de handelsreizigers in de leer is geweest, weet ik niet, maar evenals dezen kent hij ook den weg, en zijn uitgekozen restaurant lapte ons, hongerige toeristen weer heelemaal op. Voor de ongetrouwden had het café nog een bij zondere attractie, daar de lieftallige dochters des huizes met hoogsteigenhandige handigheid de scho tels serveerden. Van Steen wijk naar Staphorst, maar eerst nog even naar de hunebedden. Er waren dames, die behoefte hadden aan een inmaaksteentje, maar deze waren toch wel wat al te groot. „Door den Fotograaf werd het gezelschap in een schil derachtige groep opgesteld en op de gevoelige plaat voor het nageslacht vereeuwigd", zouden we ambts halve geschreven hebben Van Steenwijk naar Staphorst. Weer een heel andere omgeving dan in Friesland, andere huizen, andere kleederdrachten. EEN EEUW TERUG. Staphorst schijnt niet in deze booze wereld thuis te hooren. Honderd jaar geleden was het er óók al zoo. Een folklorist smult hier van de oude boen- banken, horren, kamers met tegelwanden. Saksische kachels, hooge bedsteedjes, en al wat de moder ne mensch verder als ouderwetsch en onhygiënisch veroordeelt. KAMPER UIEN EN SCHOON GEZANG. We zijn niet langs Kampen gegaan. Meneer Ten Bruggencate was te bevreesd, dat we weer, zooals laatst daar anderhalfuur voor de brug moesten wachten, omdat de kanarievogel van den burge meester was weggevlogen, en men het beest zoo doende den uittocht naar Meppel of Zwolle wilde beletten. En met het vertellen van deze en andere Kamper uien, en nadat we den musicus in zijn café hadden laten spelen, de zilveren vlóhóhót veroverd, het land gekend, op de blanke top der duinen ge staan, de dorpsmuziek laten blazen, en van Alkmaar nooit gehoord hadden, kwamen we in OverijseTs ZWOLLE! DEFTIG DOEN! De deftige Zwolleneesjes in het deftige cafe, waar we aan deftige tafeltjes, een deftig kopje thee gebruikten, gereserveerd door een deftigen „Herr Ober" keken ons met „o foei" oogen aan, toen wij wat bangelijk „wij zijn niet bang" begonnen te neuriën, ja, bepaald neuriën. Zwolle—Apeldoorn. Eerst over den nieuwen gewel digen Katerbrug, dan via Heerde en Epe, langs prachtige lanen Het Loo, waar we met gepasten eerbied van uit de verte het paleis van de Koningin bewonderden. De enorme speeltuin. De Julianatoren, was natuurlijk „voor ons". Dwaaltuinen, uitkijk toren, apen-en-beren, lachspiegels, geheimzinnige griezelgrotten mein Liebschen wasz willst du noch memhr. En dan maar weer genieten van prachtige panorama's, bosch en heide, buitenplaat sen met of zonder „Te huur"bordjes. Hier had ons paard dorst, maar na zijn drankje van veertig li tertjes. bracht hij ons in nonstomptempo naar Groot Mokum, waar een uurtje gerembrandpleind, en ge- heckt werd. AMSTERDAM. Voor minder bekenden in Amsterdam: even op het Rembrandtplein, het „hart" van Amsterdam geke ken, en in de groote lunchroom van Heek gezeten, alwaar de heer Bruggencate en mijn getrouwe vriend die óók mee was zwaarwichtig gesprek hielden, of die karremenaad nou varkensvleis was of niet, en hun verwondering er over uitspraken, dat die bienophipper van een maidje nag niet op- perdan kwam met die pere- en appeleskuttel", onder eenige, dezen heeren onbegrijpelijke hilari teit van de omzittende Amsterdammers. Ze praatten toch gewóón. Tusschen haakjes, juist, dat we dit schrijven, komt er weer een HABO-bus voorbij. En de inzittenden zingen hetzelfde, niet zeer geestige, noch hoogstaande, maar onmisbare slotlied van zoo'n tocht. „Voor meneer Bruggencate nog een maal troelalaHet is dus wéér goedgegaan. THE END. En verder vinden we op een houtje van een enve loppe toch nog de dank- en afscheidsrede vermeld, die de heer H. uit Alkmaar, als oudste lid van onze ééndagsfamilie, gehouden heeft. Anders hebben we niets opgeschreven, maar de natuur ging toch boven de leer. Dit, zei die meneer: „Onze hartelijke dank aan de HABO, haar eminenten reis geleider, den heer Bruggencate, en onzen trouwen en vakkundigen voerman Bertus van 't Hooft. En ik hoop, dat wij met dit zelfde gezelschap nogmaals een tocht zullen maken, die even onvergetelijk is, als die we vandaag gehouden hebben." Wij waren het met den geachten spreker geheel eens J. Een boer, die aan rheumatiek lijdt, consulteert een arts, die hem vraagt, of hij soms reeds een collega geraadpleegd heeft. „Nee," zegt de boer. „Ik heb er alleen maar met een apotheker over gesproken." „En wat voor een onzinnigen raad heeft die je gegeven?" „Om mij tot u te wenden, dokter." Hij: „Ik lees hier, dat in het naburige dorp een vrouw woont, die overmorgen 105 jaar oud wordt. Die moest je eens gaan bezoeken!" Zij: „Waarom?" Hij: „Misschien weet die nog hoe men kousen stopt!" Twee heeren zitten tegenover elkaar in den spoor wegcoupé. De een steekt een sigaar aan en houdt die daarna den ander onder den neus. Wat zeg je van dat rookertje?" Het stinkt als smeulend varkenshaar!" Werkelijk? Dan ben ik zeker te dicht bij je Vrouw: „Ik heb indertijd wel twaalf aanzoeken gehad en elk van die mannen was heel wat ver standiger dan jij!" Man: „Je hebt gelijk!" (Een nieuwe rubriek, die U verplaatst in het jaar 2000). DE WET VAN OUD. Oud was zijn naam, maar jong zijne gedachten, En frisch de vrucht van slapelooze nachten Als hij tot heil van 't land, zoo stille lag te denken, Om Sym Betaal de schaamle haren weer te krenken Met eene nieuwe wet, om centjes en dat is dus, Nog juist als nu, ook toen voor Engelbertus Fiscus Een wet zoo schoon en rijk aan nieuwe paragrafen Waaraan de ambtenaar zich volop kon gaan laven. Een wet op lijfsdwang, voor de booze schuldenaren Die niet betaalden, om., dat zij „onwillig" waren.. Wie toen niet „had" nam Meester Oud, er heel gemakkelijk tusschen En plakt' hem sans pardon in één der lands- gribussen. Die spoedig een tekort aan ruimte gingen toonen, Omdat steeds groeide 't tal, van die er gingen wonen Een eerst gevolg hiervan was, dat (je werkeloozen In werkverschaffing bouwden vele nieuwe „doozen". Maar soms werd Meester Oud, daar wel eens mee gefopt, Als onderwijl de metselaar er zelf werd in gestopt. Tot eindelijk en ten laatst Heer Oud het moest beleven Dat in ons vaderland geen mensch was vrij gebleven Dan hoogstens vijf of zes, die dezen dans ontsprongen. En buiten de landsgrens „Wij leven vrij" toen zongen Maar kind'ren, 't is tijd, wij gaan nu zoet naar huis, 'k Vertel de andere week van de brosjure Duys

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1933 | | pagina 5