NIEUWE Si iai Nieuwsblad v. Holl.]Noorderkwartier No 86 TELEFOON INTERCOMMUNAAL NC. 52 ZATERDAG 22 JULI 1933 42e Jaargang -ï Uitgave: fiimi I. II. ttlZEB - .litotm I. H. UIZEB. lareel MoorisehaniBili. Kierde blad Een Hollander in Parijs Hoe dat Kees Layen te vraien gong UH LI) IJ kilt COURANT DEZE COURANT VERSCHIJNT DINSDAG DONDERDAG, en ZATERDAG. - J I Abonnmentsprlla: per S maanden /Lil, AD VERTENTXEN 15 receli 75 cent; elke regel meer 15 cent GROOTE LETTERS NAAR PLAATSRUIMTE. Ik ontmoette hem in een rookcoupé tweede klasse Hij was een oudachtig klein heertje en hij had een gereserveerde plaats. Hij zag er netjes en een beetje Stil uit en hij was keurig geschoren. Een kort snor retje. Hij zat stil in zijn hoekje en toen hij een van zijn koffers openmaakte om een boek te nemen, bleek een vluchtige blik op den inhoud voldoende om aan te toonen, dat het heertje lichtelijk pietluttig moest zijn, of dat zijn vrouw of huishoudster dat was. Later bleek mij dat de huishoudster daaraan de bet was, want hij was ongetrouwd. Hij las een dik boek. Na een uurtje ongeveer ver wisselde hij dat voor een ander nog dikker boek. Toen ik weer een uur later gelegenheid vond een kop koffie te drinken in de restauratiewagen, kwam bij daar ook, alweer met een boek, zoo mogelijk nog dikker dan de beide voorgaande. Hij kwam aan mijn tafeltje zitten en begon a bout portant te spreken over de gebrekkigheid van het onderwijs en het waanwijze van de jeugd. Verder deelde hij mij mee, dat hij zenuwachtig was, 's morgens niet at, maar zoo om dezen tijd koffie moest drinken. Hij voegde dan ook de daad bij het woord door twee sterke kommen naar binnen te slaan. Toen kwam hij heele- maal los en ik vernam, dat hij eerst van plan was geweest een fietstocht te maken. Maar nu maar eens veertien dagen naar Parijs ging. Hij hield van het mondaine leven, hij hield van de Franschen, hij sprak goed Fransch (wat waar was), hij was een beetje letterkundig en een beetje filosofisch aange legd. Hij beval mij de lezing van alweer een erg dik boek aan en had maar EEN zorg: of het hotel, dat in zijn A.N.W.B.-boekje stond, wel stil genoeg zou zijn 's-nachts. want hij had stilte noodig. Verder was hij heel gezellig om mee te boomen. Terug in onze coupé vonden we daar ook nog een paar nieuwe reizigers, en vlak tegenover hem een mijnheer en een dame, die voor de eerste maal voor genoegen naar Parijs gingen. De man kande wat Fransch de vrouw niet en mijn nieuwe kennis was reeds een kwartier later hen allerlei aanwijzingen, instructies, wenken en adressen te geven die de t oede menschen natuurlijk lang niet konden ver werken. Tot mijn spijt, want ik ben een suffe reizi ger en kan best een heelen dag zonder lezen of praten, betrok hij mij daarin steeds. De man, dien hij inlichtingen gaf, had een stijf been en een ge zicht, dat helaas onaangenaam was gemaakt door een stel tanden, die als de armen van een Barlock schrijfmachine, naar buiten werden geworpen, zoo dra hij at of sprak. De vrouw was te negatief om te beschrijven. Alleen bleek, dat ze als de meeste anders alles verwachtte te vinden, zooals ze het thuis gewend was. In de restauratiewagen was mets goed en toen haar ongelukkige echtgenoot aan de Fransche grens wat mineraalwater over zijn broek liet vallen, bleef het gesprek tot Parijs Vrijwel in liet teeken van dié gebeurtenis staan. Neen, het was niet gezellig Aan de Gera du Nord raakte ik mijn reisgenooten lrwijt, maar, het zou niet voor eeuwig zijn. Twee dagen later zoek ik 's-middags een plaatsje op het terras van d'Harcourt aan de linker-Seine- oever en daar zit mijn kleine phüqsofische vriend, v'.: schiet op hem af en vraag hem hoe of hij daar k°Nou, je hebt mij toch zelf aanbevolen hier eens te gaan kijken naar de aristocratiscne Jazzband, ik heb me zelfs nog niet kunnen scheren. En boven dien ben ik nog van hotel veranderd ook m dien tiid Het was me daar veel te druk cy de Mad< me, ..je 'ieik moet 's nachts rust hebben. Ik ben nu hier in de buurt. Ik hoop, dat het beter is. Ne een kwartiertje gingen we weer elk onzen A Pen volgenden avond ontmoette ik hem weer Ik flaneerde om ongeveer 12 uur s avonds .angs de terrassen van de Place Blanche, toen ik plotse ling een hand op mijn schouder voelde en mij oin draaiende keek ik recht in het niet erg appetut^jke E t zicht van den heer met het manke been. „Or ik het gezelschap de eer wou aandoen even bij hen te ^Vriendelijker kon het niet en ik ging me?. Daar zal ook zijn vrouw, een man en een vrouw, zoo uit de klei (hij met een jvckeypetje op) en waaracnug nnK piweer mijn ouwe heertje. - laatste was alweer niet geschoren. M iiikheden met zijn hotel, te veel lawaai SnaciL.. zün verhuizing naar een hotelletje aan de om N1d ditmaal om van den regen m den.arau^te komen) dat alles had hem geheel m besiag geno ^nder^ i^dden0^:!!16^ ^vee^uitge^loofd dien ^lag ie in den beghine altijd doet) en de aanwezig- 88 van totaal onbekende werkte remmen! - Blijkbaar dacht de ongeschoren snoodaard er ook zoo over, want in een minimum van tij profiteerde hij van de gelegenheid om er tus» Jchen uit te knijpen en mij met de door hem aangeknoopte relaties te laten zitten. Ten slotte gelukte het ook mij om zonder onaangenaamheden te veroorzaken de plaat te poetsen. Nu zag ik hem in twee dagen niet terug. ri ocli zou ik hem weer ontmoeten. Des nachts om twee uur zat ik te genieten vaneen glas bier (dat hebben ze tegenwoordig ook heel goed in Parijs) voor de brasserie Place Pigalie. Ik had al heel wat sigaretten weggegeven en ettelijke consumpties betaald in ruil voor verschillende door en door Pa» rijsche gesprekken met door en door vrien» delijk gebouwde dames. Die gesprekken \va» ren ten slotte geëindigd met het gebruikelijke verwijt, dat ik een „méchant homme" was en „pas chic." (Tusschen twee haakjes het Fransche ,Chic" heeft een heel andere betee» kenis, dan het onze. Chic in Parijs beteekent aardig", een beetje dubbelzinnig vertaald „meegaand.") En toen kreeg ik de schok van mijn leven. Van uit de verte komt een mijnheer aan» loopen, blootshoofds, een kleine mijnheer, met een gang, alsof hij de tram nog moest halen. Regelrecht schiet hij op het terras af en zonder links of rechts te zien, laat hij zich vlak bij mij op een stoel vallen. Het was mijn reisgenoot. Alweer ongeschoren en rood van vermoeidheid en opwinding. Mille excuses (hij kreeg de Fransche smoes al aardig te pakken) dat hij me in den steek had gelaten. Hij moest verder. Ook had hij alweer een ander hotel, Het was toch maar beter geweest als hij een rustige fietstocht had gemaakt, dacht hij. Als hij er niet m slaagde eens een nacht rustig te slapen, ging hij weer naar Amsterdam terug. Verder kwam hij niet, want reeds streken twee nym» phen naast hem neer, die bij mij bot hadden gevangen maar het nu eens wilden probeeren met „mon ami." Hun eerste aanval gelukte schitterend. Si» garetten? Had hij niet. Onmiddellijk een pak» je „Camel" besteld bij den kelner. Biertje? Cognac? Had de brave man nu maar kalmweg voor hen betaald dat zou hij er af zijn geweest Helaas speelde zijn breedsprakigheid en zijn philosophie hem parten, want hij vroeg ze, waarom of ze geen andere talen leerden. Dat moest hen van groot voordeel zijn. Talen en nog eens talen was de hoofdzaak. Het was gemakkelijk genoeg, wat woorden te leeren. Kijk eens hier. En voordat ik er op verdacht was, had hij waarachtig drie van die kleine dictionairetjes voor den dag gehaald en hij begon theorie te houden, waarbij hij met de boekjes manipuleerde en als zeer ongeluk» kig voorbeeld het woord „limonade" nam, hetgeen, zooals uit zijn dictionaire bleek in alle talen vrijwel hetzelfde was, behalve in het Fransch. Hij kwam niet erg ver, want er was niet veel animo om te leeren. Mij viel het nog mee dat hij niet op zijn Fransch voor IJzeren Hein werd uitgescholden, maar dat hij tot de werkelijkheid werd teruggeroepen door de woorden, hoeveel hij hen wenschte te beta len voor de in uitzicht gestelde genoegens. Toen koos hij de wijste partij, rekende af, na een kleine schermutseling met den gar?on over de 9 francs voor het doosje sigaretten Waar ik heen ging? Naar mijn hotel, vlak bij, in de rue Pigalie. Hij liep een stukje mee. Hij vertelde nog, dat hij het onbegrijpelijk vond, dat deze meisjes de aanwezigheid van een ontwikkeld mensch niet beter wisten te waardeeren, dat niet hij, maar zij het een eer moesten achten een gezeten burger bij zich te hebben. Vreemd vond hij het, dat hij er nog nooit in geslaagd was in Parijs een vrouwtje te vinden, dat hem bij zijn verblijf gezelschap wilde houden, zonder geldelijke eischen te stellen (hij was ongeveer zestig). Dan plot seling: „Wat is dat daar?" „Die ingang met die blauwe letters? Dat is een poplaire dansgelegenheid. „Le Paradise." „Duur?Kan ik er binnen gaan?" „Ja zeker, Maar denk er om, het is twee trappen af. Het is onder. Tabarin en van tijd tot tijd dansen daar ook meisjes van boven. Soms is het erg gezellig." „Nou saluut dan." Ik had nog juist gelegenheid hem van een wissen dood te redden, want aan zijn jasje hield ik hem terug van een duiksprong on» der een auto. Nauwelijks liet ik hem los, of hij rende dwars de straat over en dook weg in het Paradijs. Toen heb ik hem niet weer gezien. De verloving. Een Schot wil aan zijn ouders zijn verloving tele- gtefteren. De telegraafbeambte aan het loket zegt hem, dat het telegram drie shilling kost. „Och nee," zegt de Schot," dan breek ix de verlo ving maar liever af.' TRAINT JE: (Schrikkend) vader en moeder. Dat hewwe jolle maar mooi ofloert Wat is dat voor een jo'en met zen onwaize lange heer, et laikt wel een bolsewiekiWat doen jau bai een maidje as vader en moeder niet thuis benne VADER: Dat hewwe we wel zien, moederVan wie ben jai der ien Ik ben Kees Laienen ikkwam te vraien. MOEDER: Mooi vraie, as vader en moeder niet thuis benne et hoort hillegaar niet zoo. Den moet je eerst gnap komme te koffieophalen. Ben je waizer. VADER: Kees LaienKees Laienwacht ersjou vader is toch ok nog zoowat peerdeskarrelaar niet.en doet ie ok niet kippe en knaine koupe TRAINT JE: Hai is boer zaide Keesen ze hewwe een groote MOEDER: Nou ja, men kouseband knapteen toe kon ek vanzelf zoo hard niet meer loupe En we hadde nag efkes staan te lollepotten bai Peet Ma, Nou toe zouwe we maar om de thee gaan nei Breg- gie, maar die was nuei de fisselmandus et liep a'legaar teugen.Toe ben we maar weer op huis of gaan. En nou kwamme ze net op taid. Laatste tooneel allen, behalve Kees. OOM JAN: orn te verhinderen dat het blijspel een drama wasJonge, jonge wat hebben we gelachen achter de deur. Maar je hebt je kostelijk gehouden Nichtje. TRIJNTJE: Ik ben er warm van (Vervolg 2e. pagina.) Noodig zeker., in een werkmanshuisieEn jai woue main dochter hewwe? Ken je begraipe jou vader heb main ders zaid dat ie de bruin van die dampighaid ofhellpe zouen toe fiew ik smering van em kregen, 't Heb gien donder holle pen TRAINT JE: Hai kwam om een middel voor skeipeteeken dan metien te vraien VADER: As jou vader zen smering verombetaalt, kraigt hai dat reidje. En nou gauw de wurref uit. zokke vraiers kennen we misse. (Druipt af, laat zen pet liggen). TRAINT JE: (Schijnbaar bedroefd) O.deer gaat men Keesie. (Als hij de kamer uit is) Hè gelukkig.o vader nou moet ik je ders wat vertelleet was van zelf allegaar VADER: Ja. men kaind dat weet ik alze hewwe et deer op de koeis al zoowat verteld.et is mooi. maar et wier nou toch gevaarlijk. MOEDER: Zus zei wel waizer wezeze heb em fain tuk hadJa, dat komt we wazze hillegaar te laat voor spoor. TRAINT JE: Te laat voor spoor? Hoe ken dat nou De geschiedenislessen van meester Weettewel Het is het lesuur weer, ah, daar komt Klaas aanrennen; Recht zitten jongens nu, en allen opgelet; Gemakk'lijk is het niet het standsverschil te kennen, Dat zelfs in „titelatuur" op brieven werd gezet. Zeg Klaas, jij kwam het laatst, jij zal het zeker weten, Hoe toch de titel was der vrouwen uit dien tijd, Die ongetrouwd, getrouwd, die rijk of arm heetten. Of erg hoog in stand, die het meeste werd gevleid. Ja meester, ongetrouwd en zonder centen: „Juffrouw": Getrouwd en werkmansvrouw, dan was 't geloof ik: „Vrouw"; Die even meer was, ja, die heette dan een „Juffrouw"; En die nog hooger was, die noemde men „mevrouw." Best jongen, best, heel goed zeg Piet, zeg jij den maire, Hoe was de titel van een adelijke vrouw? Ongetrouwd was 't „Freule," getrouwd „douairière", Of „Vrouwe", douairière, dan was ze weduwvrouw. Heel goed, heel goed, dat heb je goed onthouden, Nu weet je ook wel wie een Hooge Vrouwe was? Kom, ik vertelde immers, dat zij later trouwde En werd„Vrouwe van Dondersteen tot Bliksemslag!" Zie je wel, dat je 't wist! 'k Ga jullie nu vertellen, Hoe driekwart-eeuw terug de titels luidden toen; Ja, toentertijd, och. och, toen viel er wat te stellen Met rangen, titels, standen; 't was moeilijk te doen! Men schreef „den heer" aan hen die moesten „bik-sementen", Wie hooger was kreeg toen „weledel" voor zijn naam Verschil in stand bestond toen meestal in de centen; Wie veel had zag „hoogedel" op d'enveloppe staan. Hoogedel en gestreng, weledel-, hooggeboren, Wel-, Zeer- en Hoogeerwaarde of ook Eerwaarde Heer, Gelukkig, dat wij thans daarvan nu niet meer hooren, 't Getitel is nu uit; 't is nu alleen „den Hee*\" En was men Dorpsschout, dan was men Edelacht baar, Hoogedelachtbaar heette 't, als maire van een stad, Zoo luidden toen de titels voor Stads- en Buiger- vaer, Van welken rang of stand, voor ieder wist men wat. Hoog- en Zeergeleerd: Professors en Doctoren, Weledel en Gestreng voor advocaten-rang; Hoogedel en Gestreng ook dat mocht niet verloren, Voor dergelijke heeren was men 't meeste bang. Dan had men nog een titel, een hooge, „Excellentie!" „Monsieur le ministre", eenvoudig in het Fransch; Het was gebruikelijk, het was eenmaal conventie; Geen rang-, geen standsverschil, maar allen één is 't thans. En leer nu alleen goed, hoe al die titels heeten. Het komt misschien, wie weet, ook jullie nog te pas; Het is geschiedenis, maar jullie moeten 't weten; Hoezeer men toentertijd gesteld op „titels" was!

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1933 | | pagina 11