In de jaren van groei Ons Gourantenverhaal Burgerlijke Stand Rubriek van den Arbeid heel aan lager wal en zijn grootste angst was, dat hij op een of andere dag over de grens zou worden gebracht als zijnde zonder middelen van bestaan. In België wachte hem den doodstraf. Daarom gaf ik hem een bescheiden baantje in mijn bedrijf, hij telde wat op. deed boodschappen, schreef wat brie ven tegen wat steun van mij en anderen. Maar, hij had oude handelsschuld in Nederland door mislukte transacties in steenen ontstaan. Een der crediteuren meende, dat onwil in het spel was, of. misschien kwam er een persoonlijke veete bij in elk geval: op zekeren dag kwam de man in de gijzeling. Het was in een tijd, dat hij weer wat scharrelde en ik zag hem soms in weken niet. Het was een schrijven, uit de gevangenis, waarin deze gijzeling te mijner kennis werd gebracht en de brief was treurig genoeg. Zijn vrouw was in Zee- brugge bij familie achter gebleven. Aanvankelijk gewoon ziektegeval, later in een smachtende ziels ziekte overgegaan, niet meer in staat te reizen kwijnde ze weg en ze zou het niet lang meer maken. In dien brief.och laat ik met 2 beenen op den grond blijven en dien brief niet neerschrijven. De man moest uit de gijzeling en naar zijn vrouw. Om de feiten te controleeren maakte ik een reisje naar Zeebrugge. Inderdaad: er was geen dag te ver liezen. Het einde van de patiënt was nabij. In Amsterdam terug namen wij (mijn vrouw en ik) de volgende stappen: a. persoonlijk naar den president van de recht bank. Deze had geen macht in te grijpen. b. Naar den Officier van Justitie, die eveneens in competent was. c. mijn vrouw bezocht den dir. der gevangenis (een vroegeren Alkmaarder toevallig) zonder succes natuurlijk. d. Zij bezocht met mr. Hden advocaat, die de gijzeling had gevraagd zonder succes. Het bedrag der schuld, ongeveer flOO.— kon ik toen niet betalen (nu weer niet hoor!) en we ston den dus voor het feit: dat geen macht ter wereld iemand voor een paar dagen uit de gijzeling kan helpen, geen president, geen officier, geen minister. Vergis ik met niet, dan kan de levenslange ge vangene in soortgelijke gevallen nog onder geleide zijn treurig bezoek brengen. Alleen, de arme gegij zelde stumperd niet. U wilt het slot weten: In een eenigszins heftig persoonlijk onderhoud met mr. H. kreeg ik den man vrij. Het was een gunst, meer niet, een gunst van een particulieren advokaat. We zorgden voor de reiskosten en de man ging op reis. Heb ik het recht te spreken van onze „afgrijse lijke wetten? Een paar jaar geleden is de wet op ce gijzeling verbeterd, maar.op dit punt is geen verbetering gebracht. J. H. ELFRING. P.S. De man heeft het geld verbruikt, ik heb hem nooit meer gezien, zijn vrouw overleed 3 da gen later enhij is niet naar België gegaan. C'est la vie! zeggen mijn Fransche vrienden. Loop der bevolking. Ingekomen: H. Noor van Amsterdam. Vertrokken: M. Ootjers echtgen. T. J. Beenken naar Hensbroek K. Kaas naar Noordscharwoude C. Chattillon naar Wijk aan Zee en Duin A. Kossen naar den Helder F. Moeijes naar Haren karspel. HUN VACANTIE. OUDKARSPEL. Burgerlijke Stand over de maand Juli 1933. Geboren: Cornelia, d. van J. Dekker en G. Bood Frederik Pieter, z. van M. de Boer en G. Posker Jan Lourens. z. van A. Cornelissen en P. Voort- huijzen Maria, d. van N. Ooijevaar en A. Spaan- sen. Ondertrouwd: F. Moeijes, 28 jaar en E. de Jong 30 jaar C. J. Met 25 jaar en M. Nierop 20 jaar. Getrouwd: F. Moeijes en E. de Jong C. J. Met en M. Nierop. Overleden: T. G. Stet 24 jaar, ongehuwd Leven loos aangegeven kind van A. Cornelissen en P. Voorthuijzen H. C. Wildenburg, 76 jaar, echtg. van A. de Groot. Vroeg op een morgen was mr. George Grighton Howard in het hotel gearriveerd, had de beste ka mer genomen, die Europa te bieden had en had zich dien dag niet vertoond voor het diner. Toen hij echter aan tafel verscheen, was iedereen het er over eens, dat Brighton Howard de knapste, elegantste best gekleede man was, die het hotel onder de gasten telde en het hotelpersoneel gedroeg zich dien overeenkomstig. Brighton Howard deed in het geheel geen opval lende" dingen, na mabsoluut geen airs aan, maar zijn verschijning alleen had al iets uitermate gedis tingeerds. Het onbeschrijfelijke ik-en-weet-niet-wat dat den man teekent, die, zonder het ook maar eenigszins te willen, het bewonderd middelpunt vormt van het milieu, waarin hij geplaatst is. Meneer Lavater, directeur van het luxueuse hotel beschouwde hem vanzelfsprekend als een ideaalgast een aanwinst, die het soortelijk gewicht van zijn tocbheusch selectief publiek nog zeer aanzienlijk deed stijgen. De dringende tip aan het personeel hem met onderscheiding te behandelen, was echter overbodig. Brighton Howard had van den eersten dag af blijk gegeven te weten, hoe met personeel om te gaan. Als hij belde, was het een wedijver, wie hem bedienen zou. En mijnheer Howard belde nogal eens. Een enkele keer ging hij uit voor een kleine wan deling door de bosschen Maar het grootste deel van den dag bracht hij op zijn appartementen door Blijkbaar was hij een van die lieden, voor wie va- canties geen werkelijke rustperiode beteekenen. Er was in het hotel maar één gast, die als tverschijning eenigszins met den heer Brighton kon wedijveren. Dat was mevrouw Cheronnier. Ze was twee dagen na Howord verschenen en had op de mannelijke gasten een diepen indruk gemaakt. Ze was slank, donker en droeg haar kostbaar avondtoilet met de groote donkerpaarsechrysanten, met onmiskenbare gratie. De heeren rekenden het zich tot een eer een paar woorden met haar te mogen wisselen en sta ken elkaar de loef af. in het bedenken van com plimenten. Alleen Brighton deed daaraan niet mee. Voor hem scheen madame Cheronnier in geen enkel opzicht een uitzondering, te maken op de overige vrouwe lijke gasten. De heer Lavater scheen het als een plicht ie hebben gevoeld, iets bijzonders te doen en daarom had hij voor dien Donderdagavond een intiem tuin feest georganiseerd. Tusschen heesters enrozenhagen was een dansvloer gebouwd. De muziek de heer Lavater had geen half werk gedaan en een voortreffelijk dansorkest geëngageerd had zich op een klein met rozen getooid podium opgesteld en wisselde scherp-ryth- mische foxtrots af met langoureuse tango's en sen- timenteele Engelsche walsen. Het was bij een vurige Argentijnsche tango dat madame Cheronnier haar waaier verloor. Vele han den strekten zich om het kostbaar kleinood op te rapen maar het was Howord's hand, die den waaier aan de eigenares overeikte. „Als belooning moet u mij den eerstvolgenden dans schenken" zei hij met een glimlach. Zij knikte. Een paar minuten later dansten ze samen en ve len bleven zitten om dit zoo geheel bij elkaarpas- send danspaar gade te slaan. Na afloop geleidde h ijhaar naar haar plaats. Met een hoffelijk uitnoodigend gebaar wees ze op den stoel tegenover haar. Howard scheen even te aarzelen, toen boog hij en nam plaats. Men glimlachte „U wilt zeggen?" „Eenvoudig dat ik Zaterdag met den Dtreinnaar Londen terugga." „uist, dat is eenvoudig genoeg" Madame Cheron nier speelde met haar waaier. „Ook ik ga hier Zaterdag weg, niet met den trein ik wilde eerst nog een kleine bootreis maken. Maar de weinige dagen die ik hier heb doorgebracht, midden tusschen de bosschen, in deze verrukkelijke omgeving, vormen voor mij het hoogtapunt van het jaar." Brighton keek haar aan. „De gedachten die u hier uitspreekt, zijn de mijne zei hij. „Voor mij beteekent deze week een ver vulde illusie, en een, die mij geen teleurstelling ge bracht heeft. Hij zweeg. „Meestal brengen illusies wel teleurstellingen, liet hij erop volgen. Madame Cheronnier wist niet wat ze van deze woor den moest denken. En hoewel zijn volgende opmer king misschien een verklaring inhield, werd de si tuatie er haar niet duidelijker door. „Daarom is het beter, dat ik maar weer naar mijn plaats ga" zei Howard. Dien Zaterdagochtend, het was nog zeer vroeg, hoorde madame Cheronnier die in de serre zat te lezen, een stem achter zich zeggend: Mag ik u een oogenblik spreken voor ik vertrek. Het was Brighton Howard, die op haar toestem mend antwoord ging zitten. Madame zei hij, ik kan niet weggaan zonder meer maar ik wil mijn woorden van eergisteren verklaren. Weliswaar wordt u er een illusie armer door maar daarbij een levenservaring rijker. Ik heb zooeven mijn hotelrekening betaald, ik verzeker u ze was hoog. Ik bezit nog vijf entwintig gulden, mijn ge- heele rijkdom op deze wereld. Ik moet er deze maand mee toe. Dan pas kan ik mijn maandsalaris innen als bediende in de afdeeling heerenkleedmg van Da- rington's warenhuis. U kent het. Darington, die steeds beter is en steeds voordeeliger. Een jaar lang heb ik hiervoor gespaard, om een week te leven als een prins. Een jaar lang heb ik gerend als er een bel klonk, gevlogen als de chef of een chent jet» beval of wenschte. Nu ben ik zelf geweest, die bellen, bevelen en wenschen kon. Nu is er voor my eer end, gevlogen. Een gansche week lang heb ik geleefd als een prins, als een kerel voor wie geldvanon- dergeschikt belang is. Wel met pleizier zal ik maan- /inn uuppr n.f»ht.fcr de toonbank staan, by Darington, nig sympathie hebben. Daarnaast is het de vraag of men den winkelstand en den groothandel en den fabrikant ee last op mag leggen. Want daarop komt het neer, om op deze wijze de steun aan de werk- loozen té verruimen en de overheid te ontlasten, afgewacht mag worden, wat de Regeerinig met dit rapport zal doen. den weer achter de toonbank staan, bij Als George Howard, bediende. Hij keek zijn toehoorster aan, nieuwsgierig naar den indruk die zijn woorden hadden gemaakt. Even zat zij roerloos, toen wierp ze met een vroolijken meis jesachtigen lach het hoofd achterover waarbij een weerbarstige krul over haar voorhoofd viel. Let op, mijnheer Howard, Maandag ben ik weer heel gewoon Elsie Graham, mannequin van Maison de Paris en laat me bewonderen om mjjn tol letten. Terwijl ik hier bewonderd ben als vrouw. Om dat verschil ben ik hier mijn vacantie komen Ci°°Als u^er geen bezwaar tegen hbet, zouden we samen met den D-trein de werkelijkheid tegemoet kunnen reizen," stelde Howard voor. g [Terwijl de kapitein veel vertelde en mededeel de, spiak de baron slechts weinig. Zijn wenkbrau wen waren nog donker samengetrokken, hij staar de nög voor zich heen. Plösznitz had, niettegenstaande 'hij zijn best deed zijn vroegeren vriend opnieuw voor hem te winnen, nog niet dat gevoel van zekerheid ver kregen zijn doel thans te bereiken. De ernstige stemming waarin de baron blijkbaar verkeerde, zijn schijnbare teruggetrokkenheid hinderde hem temeer daar hij de oorzaak ervan nog niet kon vaststellen. Dat zijn sombere stemming en zijn samengetrokken wenkbrauwen niet de smart vertolkten over het verlies zijner echtgenoot, wist hij zeer goed, alleen wist hij niet of zijn aanwezigheid er de oorzaak van was. Zijn scherp oog, had het gelaat van den baron meermalen opgenomen zonder hem eenige zekerheid te ge ven. Hij sprak dus hoogst voorzichtig, op een toon, meer uitvorschend, waarmede hij hoopte het punt aan te roeren, waar Buschbeck over dacht en waarover hij inwendig tobde, maar dat hij verzweeg. ,JWaarde vriend, het verwondert mij, dat je zoon, dat Horst niet hier is" sprak hij.' jHij is hier," gaf de baron ten antwoord. '„Dp zijn kamer trachtte de kapitein uit te vorschen, terwijl zijn oogen zich half sloten om den geringsten trek in het gelaat van den baron niet te ontgaan. ■Tn de pastorie is hij", riep Buschbeck en hij sprong opgewonden op. „Je weet, dat hij zich daar meer thuis gevoelt heeft dan in zijn ouder lijk huis. Wat hem daar bindt? Ik weet het niet maar ik meen, dat hij reeds lang had moeten in zien, dat hij daar in een mij minder goed gezin» gezelschap is." Hij schreed de kamer onrustig op en 'neder. Plösznitz voelde een zekere vreugde in zijn borst opzwellen, want thans kende hij de oor zaak van de verbitterde stemming waarin Busch beek verkeerde. En hij zelf haatte eveneens dén predikant, omdat hij voor zichzelf er van overtuigd was, dat het Eibers was geweest, die zijn invloed bij de barones had aangewend om hem uit het huis van den baron te doen verdrij ven. „Dus dog steeds als voorheen," zëide hij stil voor zich zelf. De baron had echter deze worden gehoord, hij bleef oor den kapitein staan en vroeg hem vrij hef tig: „Hóe meen je dat?' Plösznitz haalde min of meer minachtend de meening zeggen?' vroeg hij „Spreek!' riep de baron. „Je weet, ik beschuldig iemand niet licht, en dan zeker nog met tegenzin, maar de kiem van menige droeve stonde, die u het leven heeft verbitterd, is daar in de pastorie gelegen. Ik heb nooit met jou daarover gesproken, ik wil ook Ebers niet beschuldi- gen, want ik geloof, dat hij een zeer eerwaardig persoon is en een goed karakter heeft, maar hy STEUN IN NATURA. Wij hebben indertijd in een van deze rubrieken er reeds op gewezen, dat het denkbeeld om over- toüige levensmiddelendie hetzij door moeüyk- heden in het buitenland, hetzij om andere redenen, niet in voldoende mate kunnen worden afgezet, bil wijze van steun onder de werkloozen te verdeelen, op het eerste gezicht zeer aanlokkelijk schijnt en toen ook reeds opgemerkt, dat met belangstelling het rapport zou moeten worden afgewacht van de door de Regeering ingestelde commissie om na te eaan in hoeverre het verstrekken van steun in na tura aan werkloozen mogelijk en gewenscht zou ZSjDit rapport is thans verschenen en het blijkt dat feitelijk de commissie niet uit het vraagstuk is kunnen kómen. De moeilijkheid zat in de eerste plaats in het feit, dat de meerderheid vanjïe com missie een verplichte steun in natura, zoowel uit ethisch als uit opvoedkundig oogpunt, verkeerd nchtte en verder in het feit, dat de commissie, hoe zij dan ook deze steun in natura wilde invoeren m elk geval wenschte, dat het bestaande distributie- appaS. met name de bestaande winkelstand, zoo veel mogeliik intact gehouden zou worden VeEen degrde kwestie was, dat bij een steun in natura de administratie en de daaraan verbonden kosten zóó'n omvang kunnen aannemen, dat het geLeeie voordeel verloren gaat. Het spieekt vanMif dat een zoodanige regeling ook niet erg aanlokkelijk zou Z1^AUes bij elkaar kan men dus wel zeggen, dat de commissie feitelijk tot de conclusie is gekomen dat de steun in natura te groote bezwaren oplevert om te worden uitgevoerd. Toch heeft de commissie iets willen doen en zij stelt dan ook voor om z.g. natu- rabonnen in te voeren, waarvoor een werklooze iets ter waarde van een kwartje kan koopen, doch waarvoor hem slechts 24 ets. in rekening worden gebracht. De werklooze heeft dus 4 pet. voordeel met dergelijke bonnen. De Overheid echter meer Im mers de winkelier krijgt voor deze bonnen slechts 22 cent van de Overheid terug en ^u dus 12 pCt. minder ontvangen dan in normale omstandigheden. Hij mag daarvan echter 4 pCt. verhalen op zijn. leverancier, in dien zin, dat hij bij het beton van ppn rekening aan den groothandelaar of fabrikan», de bewijzen van inlevering van naturabons kan overleggen en over het bedrag, dat deze vertegen woordigen 4 pCt. korting op zijn rekening krijgt. Dit is ht plan van de commissie Het roept we- derom den oorlogstijd met zijn bonnen steUelm onze herinnering terug en zal alreeds daarom wei- We zien het graag dat onze kinderen flink eten: degelijk voedsel, dat met smaak wordt genuttigd, is voor hen één van de voornaamste voorwaarden voor krachtige onttwikkeling. In de meeste gevallen laat de natuurlijke eetlust niéts te wenschen over; zelfs is er wel eens reden voor, om te verhoeden dat de verorberde porties te groot worden: vrij gemakkelijk bereikt de ver standige huismoeder dit doel door de kostjes niet al te licht te maken, maar ze liever eenigszins aan den zwaren kant te houden. Een stevige erwtensoep b.v., een maal spekpannekoeken, een stamppot, waarin niet te spaarzaam met vet is omgegaan het zijn elle voorbeelden van voedsel,' dat goed verzadigend werkt. Daarnaast moet ook gedacht worden aan de groote beteekenis, die de vitaminen en zouten hebben, juist tijdens den groei van het lichaam. En ook aan dien eisch is gemakkelijk te voldoen: een stevige boter ham (bij voorkeur van bruin brood1 met een flinke portie smakelijke sla, waarin liefst één van de groenten in rauwen toestand voorkomt; een ruim gebruik van tomaten gedurende de maanden, dat deze vrucht overvloedig voorkomt; het dagelijksch verstrekken van de een of andere vrucht, die in den bepaalden tijd van het jaar voordeelig te krijgen is al dergelijke middeltjes helpen mee om de voeding aan haar doel te laten beantwoorden. Ze mogen dus zeker niet beschouwd worden als overbodige luxe (een opvatting, die vroeger veel voorkwam!) maar ze moeen wel degelijk worden meegeteld onder de noodzakelijke levensbehoeften voor de opgroeiende jeugd. Stevige erwtensoep (voor 4 flinke eters, van 14— 16 jaar). 750 gr. (anderhalf pond) groene erwten, 500 gr. (1 pond) aardappelen. 5 L. water. 4 preien, flink bosje selderij, 4 bouillonblokjes, 200 gr. (2 ons) spek ongeveer 30 gr. (3 afgestreken eetlepels) zout. Wasch de erwten en laat ze in de 5 L. water een nacht weeken. Breng ze met hetzelfde water aan de kook, laat ze gaar koken (ongeveer anderhalf uur) en voeg er dan het zout, de gesnipperde soep groente, het in dobbelsteentjes gesneden spek en de in blokjes gesneden aardappelen bij. Laat alles samen verder gaar koken en gelijkmatig gebonden worden (nog ongeveer 1 uur), nu en dan de erwten tegen wand der pan fijnwrijven. Los tenslotte de bouillonblokjes in de soep op. Geef bij elk bord soep een flinke snee brood. Sla van bieten, gesnipperd lof en uien (4 flinke porties). 1 middelmatig groote gekookte biet, 4 struikjes Brusselsch lof, 1 groote ui, 3 lepels citroensap (of azijn), 3 lepels slaolie, half theelepeltje zout, 3 thee lepels soja. Meng het gesnipperde, gewasschen en goed ge droogde lof met de in plakjes gesneden biet en de fijngehakte ui. Klop de de olie met het citroensap (of aazijn), het zout en de soja door elkaar en meng er de sla mee aan. Voedzaam gerecht van rijst en tomaten (middag schotel voor 4 flinke eters). 400 gr. (4 theekopjes) rijst, ongeveer 1 eetlepel zout, 500 gr. (1 pond) tomaten. 250 gr. (half pond) uien. 80 gr. (4 afgestreken eetlepels) boter of vt, 250 gr. (half pond) Edammer kaas, 4 theelepels soja. Zet de gewasschen rijst op met driemaal zooveel watr, voeg er het zout bij en laat de rijst zachtjes gaar worden (ongeveer een ralf uur) Smaar intus- schen de gesnipperde uien en de in plakjes gesne den tomaten met de boter (of het vet) lichtbruin en gaar; roer dit mengsel door de gekookte rijst en meng er tegelijkertijd ook de geraspte kaas en de soja door. heeft je nooit verstaan en begrepen en hij zal je nook nooit leeren verstaan en begrijpen." „Hij heeft zich echter noch om mij noch om mijn inzichten te bekommeren!" viel Buschbeck heftig uit. „Ik blijf den weg dien hij gaat verre maar ik ver lang ook dat liij den mijne op geen enkele wijze kruist." Dat is ook mijn meening," verzekerde Plösznitz. „Je hebt het recht dit te verlagen en je bent het ook schuldig aan je naam en je stand." Ik zal dat recht ook weten toe te passen" viel de baron in. „Wanneer Horst hier is, behoort hij hier te zijn in mijn huis. „Waarde vriend, maak je zoon daarvan geen ver wijt' merkte Plösznitz met een zekere mildheid in zijn stem op, niettegenstaande hij ook Horst nooit genegen was geweest. „Hij leeft nog onder den in druk, dien hij in zijn kinderjaren op de pastorie in zich heeft opgenomen en die opnieuw werden verlevendigd zoo dikwijls hij lang of kort hier was. Hij stond immers met den predikant in geregelde briefwisseling, Die jeugdindrukken zijn moeilijk weg te nemen." „Ik zal die wegnemen!' riep Bruschbeck heftig, terwijl hij zijn glas in één teug ledigde De wijn had hem opgewonden, zijn anders matte oogen schitterden. Beste vriend, wind je toch niet zoo op zoo trachtte de kapitein hem te kalmeeren, en toch ver heugde hij zich dat de baron de oude gewoonte om te drinken nog niet had verleerd. Ongemerkt vulde hij het glas opnieuw. ,.Ik heb altijd je eerlijke over tuiging bewonderd, werp de schuld niet op je zoon, die hij niet verdiend heeft. Hij is geen knaap meer en moet weten, wat hij moet", zeide Buschbeck nog even heftig. „Ik weet wel, dat hij onafhankelijk van mij is, want hij ont vangt alles uit de hand, die voor mij steeds geslo ten is geweest. Indien hij echter hier is, verlang ik, dat hij zijn plichten als zoon vervult, welke hij my schuldig is." Zeker vokomen waar, maar het hindert mij, wanneer ik je zoo opgewonden zie," antwoordde de kapitein. „Kom, oude vriend, ga weer zitten en kom tot kalmte. Hij hield hem zijn glas tegen. Buschbesck greep ook het zijne en ledigde het, ml zag niet, dat Plösznitz het opnieuw weder vulde, want hij was te eenvoudig de geslepen oogmerken van den kapitein te doorzien. „Mijn ergernis is gewettigd" antwoordde hij Dat geef ik volkomen toe, mgar je benadeelt je er mee. Wellicht kan op een andere wijze hierin verbetering worden gebracht, wij willen dit op kal me wijze met elkander bespreken." Horst trad op dit oogenblik de kamer binnen. Verschrikt bleef hij op den drempel staan als M Plösznitz zag, van wiens aanwezigheid hij geei vermoeden had en dien hij als de booze geest van zijn vader kende. Hij alleen was de schuld van ongelukkige en droevigen uren, die zijn moeder d<Sf^k en dien van den kapitein ontmoetten! elkander, zij zagen elkander vijandig aan, doen slechts één seconde. Toen sprong Plösznitz op en ijlde op hem toe. „J Ah hoe ik verlangd heb 'u weder te zien, jonge i vriend," riep hij. „Sinds jaren is mij dat geluk nieil ten deel gevallen, maar mij nfantasie schiet er nOBI te kort bij. U is een prachtjongeling geworden, a'el zich zoo langzamerhand tot een man heeft ontwik'I keld Onder tienduizenden zou ik u echter onmiddel lijk hebben herkend. De trekken uwer moeder. „Reik mij de hand, jonge vriend."

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1933 | | pagina 6