In de jaren van groei
Ons Gourantenverhaal
Burgerlijke Stand
Rubriek van den Arbeid
heel aan lager wal en zijn grootste angst was, dat
hij op een of andere dag over de grens zou worden
gebracht als zijnde zonder middelen van bestaan.
In België wachte hem den doodstraf. Daarom gaf
ik hem een bescheiden baantje in mijn bedrijf, hij
telde wat op. deed boodschappen, schreef wat brie
ven tegen wat steun van mij en anderen.
Maar, hij had oude handelsschuld in Nederland
door mislukte transacties in steenen ontstaan. Een
der crediteuren meende, dat onwil in het spel was,
of. misschien kwam er een persoonlijke veete bij
in elk geval: op zekeren dag kwam de man in de
gijzeling. Het was in een tijd, dat hij weer wat
scharrelde en ik zag hem soms in weken niet.
Het was een schrijven, uit de gevangenis, waarin
deze gijzeling te mijner kennis werd gebracht en de
brief was treurig genoeg. Zijn vrouw was in Zee-
brugge bij familie achter gebleven. Aanvankelijk
gewoon ziektegeval, later in een smachtende ziels
ziekte overgegaan, niet meer in staat te reizen
kwijnde ze weg en ze zou het niet lang meer maken.
In dien brief.och laat ik met 2 beenen op den
grond blijven en dien brief niet neerschrijven.
De man moest uit de gijzeling en naar zijn vrouw.
Om de feiten te controleeren maakte ik een reisje
naar Zeebrugge. Inderdaad: er was geen dag te ver
liezen. Het einde van de patiënt was nabij.
In Amsterdam terug namen wij (mijn vrouw
en ik) de volgende stappen:
a. persoonlijk naar den president van de recht
bank. Deze had geen macht in te grijpen.
b. Naar den Officier van Justitie, die eveneens in
competent was.
c. mijn vrouw bezocht den dir. der gevangenis
(een vroegeren Alkmaarder toevallig) zonder
succes natuurlijk.
d. Zij bezocht met mr. Hden advocaat, die
de gijzeling had gevraagd zonder succes.
Het bedrag der schuld, ongeveer flOO.— kon ik
toen niet betalen (nu weer niet hoor!) en we ston
den dus voor het feit:
dat geen macht ter wereld iemand voor een paar
dagen uit de gijzeling kan helpen, geen president,
geen officier, geen minister.
Vergis ik met niet, dan kan de levenslange ge
vangene in soortgelijke gevallen nog onder geleide
zijn treurig bezoek brengen. Alleen, de arme gegij
zelde stumperd niet.
U wilt het slot weten:
In een eenigszins heftig persoonlijk onderhoud
met mr. H. kreeg ik den man vrij. Het was een
gunst, meer niet, een gunst van een particulieren
advokaat. We zorgden voor de reiskosten en de man
ging op reis.
Heb ik het recht te spreken van onze „afgrijse
lijke wetten? Een paar jaar geleden is de wet op
ce gijzeling verbeterd, maar.op dit punt is geen
verbetering gebracht.
J. H. ELFRING.
P.S. De man heeft het geld verbruikt, ik heb hem
nooit meer gezien, zijn vrouw overleed 3 da
gen later enhij is niet naar België gegaan.
C'est la vie! zeggen mijn Fransche vrienden.
Loop der bevolking.
Ingekomen: H. Noor van Amsterdam.
Vertrokken: M. Ootjers echtgen. T. J. Beenken
naar Hensbroek K. Kaas naar Noordscharwoude
C. Chattillon naar Wijk aan Zee en Duin A.
Kossen naar den Helder F. Moeijes naar Haren
karspel.
HUN VACANTIE.
OUDKARSPEL.
Burgerlijke Stand over de maand Juli 1933.
Geboren: Cornelia, d. van J. Dekker en G. Bood
Frederik Pieter, z. van M. de Boer en G. Posker
Jan Lourens. z. van A. Cornelissen en P. Voort-
huijzen Maria, d. van N. Ooijevaar en A. Spaan-
sen.
Ondertrouwd: F. Moeijes, 28 jaar en E. de Jong
30 jaar C. J. Met 25 jaar en M. Nierop 20 jaar.
Getrouwd: F. Moeijes en E. de Jong C. J. Met
en M. Nierop.
Overleden: T. G. Stet 24 jaar, ongehuwd Leven
loos aangegeven kind van A. Cornelissen en P.
Voorthuijzen H. C. Wildenburg, 76 jaar, echtg.
van A. de Groot.
Vroeg op een morgen was mr. George Grighton
Howard in het hotel gearriveerd, had de beste ka
mer genomen, die Europa te bieden had en had zich
dien dag niet vertoond voor het diner. Toen hij
echter aan tafel verscheen, was iedereen het er over
eens, dat Brighton Howard de knapste, elegantste
best gekleede man was, die het hotel onder de
gasten telde en het hotelpersoneel gedroeg zich dien
overeenkomstig.
Brighton Howard deed in het geheel geen opval
lende" dingen, na mabsoluut geen airs aan, maar
zijn verschijning alleen had al iets uitermate gedis
tingeerds. Het onbeschrijfelijke ik-en-weet-niet-wat
dat den man teekent, die, zonder het ook maar
eenigszins te willen, het bewonderd middelpunt
vormt van het milieu, waarin hij geplaatst is.
Meneer Lavater, directeur van het luxueuse hotel
beschouwde hem vanzelfsprekend als een ideaalgast
een aanwinst, die het soortelijk gewicht van zijn
tocbheusch selectief publiek nog zeer aanzienlijk
deed stijgen. De dringende tip aan het personeel
hem met onderscheiding te behandelen, was echter
overbodig. Brighton Howard had van den eersten
dag af blijk gegeven te weten, hoe met personeel
om te gaan. Als hij belde, was het een wedijver, wie
hem bedienen zou. En mijnheer Howard belde nogal
eens.
Een enkele keer ging hij uit voor een kleine wan
deling door de bosschen Maar het grootste deel
van den dag bracht hij op zijn appartementen door
Blijkbaar was hij een van die lieden, voor wie va-
canties geen werkelijke rustperiode beteekenen. Er
was in het hotel maar één gast, die als tverschijning
eenigszins met den heer Brighton kon wedijveren.
Dat was mevrouw Cheronnier. Ze was twee dagen
na Howord verschenen en had op de mannelijke
gasten een diepen indruk gemaakt. Ze was slank,
donker en droeg haar kostbaar avondtoilet met de
groote donkerpaarsechrysanten, met onmiskenbare
gratie.
De heeren rekenden het zich tot een eer een
paar woorden met haar te mogen wisselen en sta
ken elkaar de loef af. in het bedenken van com
plimenten.
Alleen Brighton deed daaraan niet mee. Voor hem
scheen madame Cheronnier in geen enkel opzicht
een uitzondering, te maken op de overige vrouwe
lijke gasten.
De heer Lavater scheen het als een plicht ie
hebben gevoeld, iets bijzonders te doen en daarom
had hij voor dien Donderdagavond een intiem tuin
feest georganiseerd.
Tusschen heesters enrozenhagen was een dansvloer
gebouwd. De muziek de heer Lavater had geen
half werk gedaan en een voortreffelijk dansorkest
geëngageerd had zich op een klein met rozen
getooid podium opgesteld en wisselde scherp-ryth-
mische foxtrots af met langoureuse tango's en sen-
timenteele Engelsche walsen.
Het was bij een vurige Argentijnsche tango dat
madame Cheronnier haar waaier verloor. Vele han
den strekten zich om het kostbaar kleinood op te
rapen maar het was Howord's hand, die den waaier
aan de eigenares overeikte.
„Als belooning moet u mij den eerstvolgenden
dans schenken" zei hij met een glimlach.
Zij knikte.
Een paar minuten later dansten ze samen en ve
len bleven zitten om dit zoo geheel bij elkaarpas-
send danspaar gade te slaan.
Na afloop geleidde h ijhaar naar haar plaats.
Met een hoffelijk uitnoodigend gebaar wees ze op
den stoel tegenover haar. Howard scheen even te
aarzelen, toen boog hij en nam plaats.
Men glimlachte
„U wilt zeggen?"
„Eenvoudig dat ik Zaterdag met den Dtreinnaar
Londen terugga."
„uist, dat is eenvoudig genoeg" Madame Cheron
nier speelde met haar waaier.
„Ook ik ga hier Zaterdag weg, niet met den trein
ik wilde eerst nog een kleine bootreis maken. Maar
de weinige dagen die ik hier heb doorgebracht,
midden tusschen de bosschen, in deze verrukkelijke
omgeving, vormen voor mij het hoogtapunt van
het jaar."
Brighton keek haar aan.
„De gedachten die u hier uitspreekt, zijn de mijne
zei hij. „Voor mij beteekent deze week een ver
vulde illusie, en een, die mij geen teleurstelling ge
bracht heeft. Hij zweeg.
„Meestal brengen illusies wel teleurstellingen, liet
hij erop volgen.
Madame Cheronnier wist niet wat ze van deze woor
den moest denken. En hoewel zijn volgende opmer
king misschien een verklaring inhield, werd de si
tuatie er haar niet duidelijker door.
„Daarom is het beter, dat ik maar weer naar mijn
plaats ga" zei Howard.
Dien Zaterdagochtend, het was nog zeer vroeg,
hoorde madame Cheronnier die in de serre zat te
lezen, een stem achter zich zeggend:
Mag ik u een oogenblik spreken voor ik vertrek.
Het was Brighton Howard, die op haar toestem
mend antwoord ging zitten.
Madame zei hij, ik kan niet weggaan zonder meer
maar ik wil mijn woorden van eergisteren verklaren.
Weliswaar wordt u er een illusie armer door maar
daarbij een levenservaring rijker. Ik heb zooeven
mijn hotelrekening betaald, ik verzeker u ze was
hoog. Ik bezit nog vijf entwintig gulden, mijn ge-
heele rijkdom op deze wereld. Ik moet er deze maand
mee toe. Dan pas kan ik mijn maandsalaris innen
als bediende in de afdeeling heerenkleedmg van Da-
rington's warenhuis. U kent het. Darington, die
steeds beter is en steeds voordeeliger. Een jaar lang
heb ik hiervoor gespaard, om een week te leven als
een prins. Een jaar lang heb ik gerend als er een bel
klonk, gevlogen als de chef of een chent jet» beval
of wenschte. Nu ben ik zelf geweest, die bellen,
bevelen en wenschen kon. Nu is er voor my eer end,
gevlogen. Een gansche week lang heb ik geleefd
als een prins, als een kerel voor wie geldvanon-
dergeschikt belang is. Wel met pleizier zal ik maan-
/inn uuppr n.f»ht.fcr de toonbank staan, by Darington,
nig sympathie hebben. Daarnaast is het de vraag
of men den winkelstand en den groothandel en den
fabrikant ee last op mag leggen. Want daarop komt
het neer, om op deze wijze de steun aan de werk-
loozen té verruimen en de overheid te ontlasten,
afgewacht mag worden, wat de Regeerinig met dit
rapport zal doen.
den weer achter de toonbank staan, bij
Als George Howard, bediende.
Hij keek zijn toehoorster aan, nieuwsgierig naar den
indruk die zijn woorden hadden gemaakt. Even zat
zij roerloos, toen wierp ze met een vroolijken meis
jesachtigen lach het hoofd achterover waarbij een
weerbarstige krul over haar voorhoofd viel.
Let op, mijnheer Howard, Maandag ben ik weer
heel gewoon Elsie Graham, mannequin van Maison
de Paris en laat me bewonderen om mjjn tol
letten. Terwijl ik hier bewonderd ben als vrouw.
Om dat verschil ben ik hier mijn vacantie komen
Ci°°Als u^er geen bezwaar tegen hbet, zouden we
samen met den D-trein de werkelijkheid tegemoet
kunnen reizen," stelde Howard voor. g
[Terwijl de kapitein veel vertelde en mededeel
de, spiak de baron slechts weinig. Zijn wenkbrau
wen waren nog donker samengetrokken, hij staar
de nög voor zich heen.
Plösznitz had, niettegenstaande 'hij zijn best
deed zijn vroegeren vriend opnieuw voor hem te
winnen, nog niet dat gevoel van zekerheid ver
kregen zijn doel thans te bereiken. De ernstige
stemming waarin de baron blijkbaar verkeerde,
zijn schijnbare teruggetrokkenheid hinderde hem
temeer daar hij de oorzaak ervan nog niet kon
vaststellen. Dat zijn sombere stemming en zijn
samengetrokken wenkbrauwen niet de smart
vertolkten over het verlies zijner echtgenoot,
wist hij zeer goed, alleen wist hij niet of zijn
aanwezigheid er de oorzaak van was. Zijn scherp
oog, had het gelaat van den baron meermalen
opgenomen zonder hem eenige zekerheid te ge
ven. Hij sprak dus hoogst voorzichtig, op een
toon, meer uitvorschend, waarmede hij hoopte
het punt aan te roeren, waar Buschbeck over
dacht en waarover hij inwendig tobde, maar dat
hij verzweeg.
,JWaarde vriend, het verwondert mij, dat je
zoon, dat Horst niet hier is" sprak hij.'
jHij is hier," gaf de baron ten antwoord.
'„Dp zijn kamer trachtte de kapitein uit te
vorschen, terwijl zijn oogen zich half sloten om
den geringsten trek in het gelaat van den baron
niet te ontgaan.
■Tn de pastorie is hij", riep Buschbeck en hij
sprong opgewonden op. „Je weet, dat hij zich
daar meer thuis gevoelt heeft dan in zijn ouder
lijk huis. Wat hem daar bindt? Ik weet het niet
maar ik meen, dat hij reeds lang had moeten in
zien, dat hij daar in een mij minder goed gezin»
gezelschap is."
Hij schreed de kamer onrustig op en 'neder.
Plösznitz voelde een zekere vreugde in zijn
borst opzwellen, want thans kende hij de oor
zaak van de verbitterde stemming waarin Busch
beek verkeerde. En hij zelf haatte eveneens dén
predikant, omdat hij voor zichzelf er van
overtuigd was, dat het Eibers was geweest, die
zijn invloed bij de barones had aangewend om
hem uit het huis van den baron te doen verdrij
ven.
„Dus dog steeds als voorheen," zëide hij stil
voor zich zelf.
De baron had echter deze worden gehoord, hij
bleef oor den kapitein staan en vroeg hem vrij hef
tig: „Hóe meen je dat?'
Plösznitz haalde min of meer minachtend de
meening zeggen?' vroeg hij
„Spreek!' riep de baron.
„Je weet, ik beschuldig iemand niet licht, en dan
zeker nog met tegenzin, maar de kiem van menige
droeve stonde, die u het leven heeft verbitterd, is
daar in de pastorie gelegen. Ik heb nooit met jou
daarover gesproken, ik wil ook Ebers niet beschuldi-
gen, want ik geloof, dat hij een zeer eerwaardig
persoon is en een goed karakter heeft, maar hy
STEUN IN NATURA.
Wij hebben indertijd in een van deze rubrieken
er reeds op gewezen, dat het denkbeeld om over-
toüige levensmiddelendie hetzij door moeüyk-
heden in het buitenland, hetzij om andere redenen,
niet in voldoende mate kunnen worden afgezet, bil
wijze van steun onder de werkloozen te verdeelen,
op het eerste gezicht zeer aanlokkelijk schijnt en
toen ook reeds opgemerkt, dat met belangstelling
het rapport zou moeten worden afgewacht van de
door de Regeering ingestelde commissie om na te
eaan in hoeverre het verstrekken van steun in na
tura aan werkloozen mogelijk en gewenscht zou
ZSjDit rapport is thans verschenen en het blijkt dat
feitelijk de commissie niet uit het vraagstuk is
kunnen kómen. De moeilijkheid zat in de eerste
plaats in het feit, dat de meerderheid vanjïe com
missie een verplichte steun in natura, zoowel uit
ethisch als uit opvoedkundig oogpunt, verkeerd
nchtte en verder in het feit, dat de commissie, hoe
zij dan ook deze steun in natura wilde invoeren m
elk geval wenschte, dat het bestaande distributie-
appaS. met name de bestaande winkelstand, zoo
veel mogeliik intact gehouden zou worden
VeEen degrde kwestie was, dat bij een steun in natura
de administratie en de daaraan verbonden kosten
zóó'n omvang kunnen aannemen, dat het geLeeie
voordeel verloren gaat. Het spieekt vanMif dat een
zoodanige regeling ook niet erg aanlokkelijk zou
Z1^AUes bij elkaar kan men dus wel zeggen, dat de
commissie feitelijk tot de conclusie is gekomen dat
de steun in natura te groote bezwaren oplevert om
te worden uitgevoerd. Toch heeft de commissie iets
willen doen en zij stelt dan ook voor om z.g. natu-
rabonnen in te voeren, waarvoor een werklooze iets
ter waarde van een kwartje kan koopen, doch
waarvoor hem slechts 24 ets. in rekening worden
gebracht. De werklooze heeft dus 4 pet. voordeel met
dergelijke bonnen. De Overheid echter meer Im
mers de winkelier krijgt voor deze bonnen slechts
22 cent van de Overheid terug en ^u dus 12 pCt.
minder ontvangen dan in normale omstandigheden.
Hij mag daarvan echter 4 pCt. verhalen op zijn.
leverancier, in dien zin, dat hij bij het beton van
ppn rekening aan den groothandelaar of fabrikan»,
de bewijzen van inlevering van naturabons kan
overleggen en over het bedrag, dat deze vertegen
woordigen 4 pCt. korting op zijn rekening krijgt.
Dit is ht plan van de commissie Het roept we-
derom den oorlogstijd met zijn bonnen steUelm
onze herinnering terug en zal alreeds daarom wei-
We zien het graag dat onze kinderen flink eten:
degelijk voedsel, dat met smaak wordt genuttigd,
is voor hen één van de voornaamste voorwaarden
voor krachtige onttwikkeling.
In de meeste gevallen laat de natuurlijke eetlust
niéts te wenschen over; zelfs is er wel eens reden
voor, om te verhoeden dat de verorberde porties
te groot worden: vrij gemakkelijk bereikt de ver
standige huismoeder dit doel door de kostjes niet
al te licht te maken, maar ze liever eenigszins aan
den zwaren kant te houden. Een stevige erwtensoep
b.v., een maal spekpannekoeken, een stamppot,
waarin niet te spaarzaam met vet is omgegaan
het zijn elle voorbeelden van voedsel,' dat goed
verzadigend werkt.
Daarnaast moet ook gedacht worden aan de groote
beteekenis, die de vitaminen en zouten hebben, juist
tijdens den groei van het lichaam. En ook aan dien
eisch is gemakkelijk te voldoen: een stevige boter
ham (bij voorkeur van bruin brood1 met een flinke
portie smakelijke sla, waarin liefst één van de
groenten in rauwen toestand voorkomt; een ruim
gebruik van tomaten gedurende de maanden, dat
deze vrucht overvloedig voorkomt; het dagelijksch
verstrekken van de een of andere vrucht, die in den
bepaalden tijd van het jaar voordeelig te krijgen is
al dergelijke middeltjes helpen mee om de voeding
aan haar doel te laten beantwoorden. Ze mogen dus
zeker niet beschouwd worden als overbodige luxe
(een opvatting, die vroeger veel voorkwam!) maar
ze moeen wel degelijk worden meegeteld onder de
noodzakelijke levensbehoeften voor de opgroeiende
jeugd.
Stevige erwtensoep (voor 4 flinke eters, van 14—
16 jaar).
750 gr. (anderhalf pond) groene erwten, 500 gr.
(1 pond) aardappelen. 5 L. water. 4 preien, flink
bosje selderij, 4 bouillonblokjes, 200 gr. (2 ons) spek
ongeveer 30 gr. (3 afgestreken eetlepels) zout.
Wasch de erwten en laat ze in de 5 L. water een
nacht weeken. Breng ze met hetzelfde water aan
de kook, laat ze gaar koken (ongeveer anderhalf
uur) en voeg er dan het zout, de gesnipperde soep
groente, het in dobbelsteentjes gesneden spek en
de in blokjes gesneden aardappelen bij. Laat alles
samen verder gaar koken en gelijkmatig gebonden
worden (nog ongeveer 1 uur), nu en dan de erwten
tegen wand der pan fijnwrijven. Los tenslotte de
bouillonblokjes in de soep op. Geef bij elk bord soep
een flinke snee brood.
Sla van bieten, gesnipperd lof en uien (4 flinke
porties).
1 middelmatig groote gekookte biet, 4 struikjes
Brusselsch lof, 1 groote ui, 3 lepels citroensap (of
azijn), 3 lepels slaolie, half theelepeltje zout, 3 thee
lepels soja.
Meng het gesnipperde, gewasschen en goed ge
droogde lof met de in plakjes gesneden biet en de
fijngehakte ui. Klop de de olie met het citroensap
(of aazijn), het zout en de soja door elkaar en meng
er de sla mee aan.
Voedzaam gerecht van rijst en tomaten (middag
schotel voor 4 flinke eters).
400 gr. (4 theekopjes) rijst, ongeveer 1 eetlepel
zout, 500 gr. (1 pond) tomaten. 250 gr. (half pond)
uien. 80 gr. (4 afgestreken eetlepels) boter of vt,
250 gr. (half pond) Edammer kaas, 4 theelepels
soja.
Zet de gewasschen rijst op met driemaal zooveel
watr, voeg er het zout bij en laat de rijst zachtjes
gaar worden (ongeveer een ralf uur) Smaar intus-
schen de gesnipperde uien en de in plakjes gesne
den tomaten met de boter (of het vet) lichtbruin
en gaar; roer dit mengsel door de gekookte rijst en
meng er tegelijkertijd ook de geraspte kaas en de
soja door.
heeft je nooit verstaan en begrepen en hij zal
je nook nooit leeren verstaan en begrijpen."
„Hij heeft zich echter noch om mij noch om mijn
inzichten te bekommeren!" viel Buschbeck heftig uit.
„Ik blijf den weg dien hij gaat verre maar ik ver
lang ook dat liij den mijne op geen enkele wijze
kruist."
Dat is ook mijn meening," verzekerde Plösznitz.
„Je hebt het recht dit te verlagen en je bent het
ook schuldig aan je naam en je stand."
Ik zal dat recht ook weten toe te passen" viel
de baron in. „Wanneer Horst hier is, behoort hij
hier te zijn in mijn huis.
„Waarde vriend, maak je zoon daarvan geen ver
wijt' merkte Plösznitz met een zekere mildheid in
zijn stem op, niettegenstaande hij ook Horst nooit
genegen was geweest. „Hij leeft nog onder den in
druk, dien hij in zijn kinderjaren op de pastorie
in zich heeft opgenomen en die opnieuw werden
verlevendigd zoo dikwijls hij lang of kort hier was.
Hij stond immers met den predikant in geregelde
briefwisseling, Die jeugdindrukken zijn moeilijk
weg te nemen."
„Ik zal die wegnemen!' riep Bruschbeck heftig,
terwijl hij zijn glas in één teug ledigde
De wijn had hem opgewonden, zijn anders matte
oogen schitterden.
Beste vriend, wind je toch niet zoo op zoo
trachtte de kapitein hem te kalmeeren, en toch ver
heugde hij zich dat de baron de oude gewoonte om
te drinken nog niet had verleerd. Ongemerkt vulde
hij het glas opnieuw. ,.Ik heb altijd je eerlijke over
tuiging bewonderd, werp de schuld niet op je zoon,
die hij niet verdiend heeft.
Hij is geen knaap meer en moet weten, wat hij
moet", zeide Buschbeck nog even heftig. „Ik weet
wel, dat hij onafhankelijk van mij is, want hij ont
vangt alles uit de hand, die voor mij steeds geslo
ten is geweest. Indien hij echter hier is, verlang ik,
dat hij zijn plichten als zoon vervult, welke hij my
schuldig is."
Zeker vokomen waar, maar het hindert mij,
wanneer ik je zoo opgewonden zie," antwoordde de
kapitein. „Kom, oude vriend, ga weer zitten en kom
tot kalmte.
Hij hield hem zijn glas tegen.
Buschbesck greep ook het zijne en ledigde het, ml
zag niet, dat Plösznitz het opnieuw weder vulde,
want hij was te eenvoudig de geslepen oogmerken
van den kapitein te doorzien.
„Mijn ergernis is gewettigd" antwoordde hij
Dat geef ik volkomen toe, mgar je benadeelt je
er mee. Wellicht kan op een andere wijze hierin
verbetering worden gebracht, wij willen dit op kal
me wijze met elkander bespreken."
Horst trad op dit oogenblik de kamer binnen.
Verschrikt bleef hij op den drempel staan als M
Plösznitz zag, van wiens aanwezigheid hij geei
vermoeden had en dien hij als de booze geest van
zijn vader kende. Hij alleen was de schuld van
ongelukkige en droevigen uren, die zijn moeder
d<Sf^k en dien van den kapitein ontmoetten!
elkander, zij zagen elkander vijandig aan, doen
slechts één seconde. Toen sprong Plösznitz op en
ijlde op hem toe. „J
Ah hoe ik verlangd heb 'u weder te zien, jonge i
vriend," riep hij. „Sinds jaren is mij dat geluk nieil
ten deel gevallen, maar mij nfantasie schiet er nOBI
te kort bij. U is een prachtjongeling geworden, a'el
zich zoo langzamerhand tot een man heeft ontwik'I
keld Onder tienduizenden zou ik u echter onmiddel
lijk hebben herkend. De trekken uwer moeder.
„Reik mij de hand, jonge vriend."