De Spaansche etiquette Langs Dwaalwegen Meer licht Allerlei Aan het keizerlijk Hof te Weenen. In het volgende artikel beschrijft Lud- wig Bock, oud-directeur van de Stede lijke Bibliotheek in Weenen het leven aan het voormalige hof te Weenen. De 'absolute monarchie hield in, dat de vorst verheven was boven zijn volk, dat slechts met schuwe eerbied naar hem mocht opzien. Hij was omgeven door een bijna bovennatuurlijken glans, die echter ook afstraalde op zijn omgeving. Hoe aanzienlijker men was, hoe dichter men zich bij het stralende middelpunt mocht begeven en om al deze verschillen van rang en stand vast te leggen, maakte men gebruik van ceremoniën, die zoowel het leven aan het hof als de verhouding tusschen het hof en de buitenstaanders aan. strenge regels bond. Aan het Weensche keizerlijke hof was dit ceremonieel bijzonder streng men volgde er n.l. he ceremonieel, dat was ontworpen door den som beren Spaanschen koning Filips II, zij het ook niet in alle strengheid. Toch was het nog meer dan streng genoeg, zooals wij zullen zien. De „eerste retraite'" van den keizer. De keizer zelf werd door de etiquette het meest aan banden gelegd; hij was letterlijk geen oogenblik vrij. 's Morgens vroeg klopte de opperste kamerheer aan de deur van zijn slaapkamer; als er niet dade lijk een levensteeken kwam, herhaalde hij dat tel kens om het kwartier. Wanneer hij werd binnen geroepen, reikte hij den keizer een nieuw hemd, dat deze in bad aantrok. Daarna trok de keizer een kamerjapon aan, bad voor „het in de kamer staande altaar en begaf zich naar de z.g. eerste retraite, waar elf personen klaarstonden om hem aan te kleeden. Hij zei, wat hij dien dag wilde dragen en zette zich neer in een leunstoel. Nu mocht hij verder niets meer aan zijn eigen toilet doen. De opperste kamerheer nam hem zijn slaapmuts af en deed hem een witten mantel om; nu werd hij geschoren en gefriseerd. Vervolgens werden de kleedingstuk- ken een voor een op een zilveren presenteerblad aangereikt en den keizer aangetrokken. Tijdens het aankleeden sprak hij met zijn lijfarts of liet hij zich door den hofnar aangenaam bezighouden, zoodat de ministers en hoogwaardigheidsbekleeders in de „tweede retraite" dikwijls lang op hem moes ten wachten. Galakleeding voor een aderlating. Men maakte aan het hof verschil tusschen gewone en galakleeding. De gewone kleeding was zwart, doch de keizer werd zelfs bij de „gewone" kleeding geplaagd door een mantel en een degen, die hij niet af mocht leggen. Hij droeg de orde van het Gulden Vlies aan een zwart lint. Er waren echter heel wat dagen, waarop galakleeding was voorgeschreven: godsdienstige en andere feestdagen, verjaardagen en naamdagen van alle leden der keizerlijke familie en alle dagen waarop de keizer of de keizerin wer den adergelaten of medicijnen innamen! Natuurlijk verscheen niet alleen de keizer, doch het geheele hof op die dagen in galakleeding. Men had ook nog verschillende soorten van gala kleeding, nl. de zwarte, de gouden en de rouwgala. De zwarte gala leek zeer veel op de gewone klee ding, doch dan droeg de keizer gekleurde mouwen en kousen en breede kanten manchetten en hals kraag. De gouden gala bestond geheel uit goudlaken (drop-d'or)de keizer droeg dan het Gulden Vlies in diamanten, zoodat het goed zichtbaar was. Bij de eigenaardige rouwgala droeg de keizer een schort dat tot den grond reikte, een geheel langen mantel en een rouwsluier op den hoed, die tot het middel reikte. Het ceremonieel was wel het meest gekunsteld op de z.g. plechtige audiënties, waartoe slechts vorsten kardinalen ,en gezanten werden toegelaten. Zoo hadden de keurvorsten en andere vorsten van het rijk het recht, tijdens de audiëntie te zitten, doch alleen de keurvorsten kregen een stoel, die met vier pooten op het tapijt stond. De anderen hadden stoelen, die aan den rand van het tapijt op de planken vlöer stonden, maar zij wisten zoo te ma- nóeuvreeren, dat althans de voorpooten van hun stoel op de breede franje van het tapijt kwamen te staan! De keizer was natuurlijk bij zoo'n gelegen heid voor de minste beweging aan regels gebonden; zoo moest hij eiken keurvorst drie schreden tege- mmoet komen. Een van de keizers is het eens over- koomen dat hij in een ogenblik van afwezigheid slechts twee schreden deed. Toen bleef de keurvorst ook staan, totdat men den keizer had ingefluisterd dat hij nog een stap moest doen. FEUILLETON Dialect op den troon. Zuiver Duitsch hoorde men aan het hof te Weenen niet veel. Keizer Leopold I werd gaarne aangespro ken in het Latijn, hoewel hij ook vloeiend Spaansch en Italiaansch sprak. Hij kende wel Duitsch, doch dan bediende hij zich bij voorkeur van het Ween sche dialect, waarbij hij dikwijls grappige en ruwe uitdrukkingen gebruikte. In intiemen kring was hij gemoedelijk en vroolijk. Op zekeren dag kegelde hij buitenshuis met Vorst Portia, zijn leermeester en gunsteling, toen het begon te regenen. „Kijk, kijk," riep hij uit," daar regent het zoowaar in mijn mond." Hij had n.l. een sterk vooruitstekende onder kaak. Zijn zoon Josef I sprak het liefste Fransch. Na een regeering van slechts zes jaar werd hij opge volgd door zijn broer Karei VI, de vader van Maria Theresia. Karei VI sprak zoo onduidelijk, dat men hem in geen enkele taal eigenlijk kon verstaan. Maria sprak weer bij voorkeur het Weensche dialect, wanneer zij zich in intiemen kring bevond. Een Keizerin kookt. Keizerin Eleonora, de gemalin van Leopold I, kookte dikwijls zelf, vooral voor den maaltijd, die s middags om 12 uur in de vertrekken van den keizer gebruikt werd en waar behalve het keizerlijk gezin slechts hun bloedverwanten mochten aanzitten. Doordat er nooit vreemde gasten bij waren, ging het er tamelijk ongedwongen toe; toch zat de keizer nog onder een troonhemel op een esttrade met de keizerin aan zijn linkerzijde. De opperhofmeester reikte den keizer nu het eten zijn servet aon; de zelfde dienst bewees een der oudste hofdames aan den keizerin. De aartshertoginnen reikten vervol gens den keizer zijn hoed aan en de keizerin haar waaier en handschoenen. Bij een galadiner ging het natuurlijk heel anders toe. Dan at de Keizer in het publiek onder de muziek van de hofkapel, terwijl op het voorplein het binnenbrengen der gangen werd aangekondigd door trompetten en pauken. De schotels werden door schildknapen binnengebracht en door speciale die naars overgenomen. De keizer werd knielend bediend Hij hield tijdens den geheelen maaltijd den hoed op het hoofd en nam dien slechts af bij het gebed en wanneer de keizerin hem toedronk. Hijzelf ledigde altijd zijn eerste glas op zijn gemalin; daarna kwa men de uitgenoodigde vorsten aan de beurt, die daarbij moesten opstaan en |en diepe buiding maakten. De gezanten moesten den maaltijd staande bijwonen tot na den eersten dronk. De hofdames waren niet te benijden. Zij hadden vermoeiend werk. Hun leven was uit den aard der zaak ongeregeld, zij moesten lang staan, waren den geheelen dag vastgesnoerd in stijf geregen kleederen, kregen koud eten en gingen laat naar bed. Het was bekend, dat ook het mooiste meisje na eenigen tijd vervallen begon uit te zien. Zij kregen ook geen salaris, slechts een kamer in het paleis daar leefden zij in alle teruggetrok kenheid. want zij mochten niet uitgaan, anders dan om een collega geluk te wenschen met haar huwelijk. Het merkwaardigste was de verplichting aan de hofdames, en ook na het verlaten van haar dienst de keizerin jaarlijks op haar geboortedag een cadeau te geven. Tegenover dat alles stond slechts één voordeel: zij deden gemakkelijk een goed huwe lijk. De heeren, die met een gewezen hofdame wa ren getrouwd, konden n.l. rekenen op de protectie der keizerin, die trouwens tegenover haar hofdames de plaats van een moeder innam en het geheele hu welijksfeest aanrichtte; een hofdame droeg boven dien op haar trouwdag de geheele collectie juweelen der keizerin. Vlooien vallen. Er werd dus zeer veel waarde gehecht aan uiter lijke pracht; met dat al liet de zindelijkheid veel te wenschen ver. Zelfs in 1739 kende men in de ka mers der hofdames nog geen wasehtafels, men goot zich slechts wat water over de handen en bevoch tigde daarmee het gezicht. Het is ook verdacht, dat in de receptenboeken der dames, ook bij die van den hoogsten adel, zooveel middeltjes stonden tegen wandluizen, vlooien en luizen. Wanneer de dames in gezelschap verschenen, droegen zij om den hals en onder de japon verborgen vlooienvallen, uit ivoor gedraaide buisjes met gaten, die aan elkaar waren geregen met een in bloed gedrenkt koord, waardoor de vlooien werden aangetrokken. De heeren aan het hof. De leden van den hoogen adel streefden allen naar een positie aan het hof om de daaraan ver bonden voorrechten en omdat zij dan in hun eigen kring meer in aanzien stonden. Toch was de sala- rieering zelfs voor de hoogste ambten zeer schraal en dikwijls moesten zij voor hun benoeming hooge bedragen storten. De keizerlijke hofhouding werd trouwens voor een vrij belangrijk deel bekostigd uit deze gelden en uit die, welke geëischt werden bij het verleenen van adellijke titels. Dat de tdeloop ondanks dat alles zoo groot was, kwam doordat deze financieele nadeelen voor een groot deel weer wer den goedgemaakt door de soms zeer kostbare ge schenken van den keizer, terwijl bij den dood van „Ga in de residentie wonen, baron," zeide War berg. „Dat gaat niet", antwoordde hij. „U zal 't wellicht niet begrijpen, wanneer ik u zeg, dat het leven mij hier te duur is, en toch is het zoo. Ik zou mij trou- wehs ook moeilijk van mijn stillen heidegrond kunnen scheiden. Menigeen zou het leven daar te eenzaam zijn, het is daar ook eenzaam, maar ik heb mij er aan gewend. Zooals de bergbewoner zijn berg liefheeft, zoo houd ik van mijn heide. Die trekt ook hare bewoners aan, niet zoozeer door haar schoonheid, maar door den noesten arbeid, den zwaren strijd k>m het bestaan. Doch daarvan heeft u geen denkbeeld, met welke moeite elk voetbreed stukje grond der heide moet worden ontwoekerd. Ik zou haast het voorbeeld der ouders willen stellen die het meest die kinderen liefhebben, die hen de meest zorgen geven." Horst was stil. De gedachte zich met zijn vader verzoend te hebben, had hem innig aangegrepen, en voor zich zelf wilde hij gelooven, dat de diepere gevoelens zijns vaders hem hadden verteederd. Warberg zag den baron niet zonder groote ver wondering aan. Hij begreep niet. hoe zijn vriend met dezen zoo diep gevoelenden en levenslustigen man in conflict kon zijn gekomen. Hij kreeg een geheel anderen indruk van den baron als hij ont vangen had, zoo dikwijls Horst het karakter zijns vaders had blootgelegd. Zoo de strenge levensop vatting van Horst daaraan misschien schuld heb ben? Toen Horst en Warberg den baron 's avonds laat naar het hotel hadden begeleid, schreden zij zwij gend naastelkander voort. „Horst, ik had niet kunnen gelooven, dat pe vader zich van zijn gunstige zijde had doen kennen", zeide Warberg eindelijk. „Ik heb hem zelf zooals hij zich heden avond heeft gedragen, nog nimmer gezien," gaf Horst ten antwoord. „Ik ben hoogst voldaan, dat het nu weer vrede tusschen ons is." „Nu, mijn beste vriend, vermeid nu voortaan alles, wat de verhouding eventueel zou kunnen schaden." merkte Warberg vriendelijk op. „Heb ik mijn vader dan eenige aanleiding gege ven. dat hij reden zou hebben mij het huis te ont zeggen?" vroeg Horst. „Ja waart heden avond zoo stil." „Begrijp je dan niet waarom? Ik had het gevoel alsof ik jaren lang een vreemde voor hem was ge weest en nu plotseling weder in het ouderlijk huis was teruggekeerd. Anderen geven wellicht uiting aan hun vreugde ik kan dat niet, doch nu kan ik opgewekt en gelukkig mijn reis ondernemen, omdat ik weet, dat ik het hart van mijn vader weer heb gevonden." De beide vrienden scheiden van elkander met een hartelijken handdruk. De baron, die twee dagen later wederom naar huis terugkeerde, werd door kapitein Plösnitz, terwijl deze voor het oude gebouw onrustig op en neer liep, met eenige verwondering ontvangen. Buschbeck had afgesproken, dat hij op dezen dag zou terug- keeren, het rijtuig was naar het naastbijzijnde sta tion gezonden en elk oogenblik kon de baron aan komen. Plösznitz had den baron aangeraden zich met zijn zoon te verzoenen en diens financieele hulp in te roepen. Het was hem niet licht gevallen Buschbeck daartoe over te halen; toen hem dit dan eindelijk was gelukt, had zijn vriend nauwkeurig uiteen gezet, hoe hij verder handelen moest, alleen was hij nu eenigszins ongerust, omdat de twijfel in hem had post gevat, of de baron zijn raad had opgevolgd. Hoe licht toch had een enkel minder gelukkig gekozen woord van Horst de ergernis van Buschbeck weder kunnen doen vlam vatten. Zou daardoor de klove tusschen vader en zoon nog niet grooter ge- een keizer de hoogstgeplaatste leden der hofhouding automatisch alles erfden, waarvoor zij de verant woordelijkheid hadden gedragen. Zoo kreeg de op perhofmeester het servies, w.o. vele gouden en zil veren stukken, en de meubels, de opperste kamerhee* de kleederen, de opperstalmeester de paarden en rijtuigen, enz. Gewoonlijk kregen zij inplaats daar van een som geld. De bronnen van inkomsten waren echter te wis selvallig en het meeste voordeel kregen zij dan ook door de geschenken van hen, die zich tot het kei zerlijk hof wendden met het eene of andere verzoek Dan moesten niet alleen de hooggeplaatste personen rijkelijk worden bedacht, doch tevens alle lagere beambten, door wier handen de zaak ging. Soms verwachtten zelfs de vrouwen van de hovelingen geschenken. De geheele hofhouding van hoog tot laag rekende dan ook op deze „douceurs"; metter tijd was er zelfs een vast tarief voor ontstaan. Velen vonden het een schande voor het keizerlijk hof en meenden terecht of ten onrechte dat de keizer aan dit alles best een einde kon maken door zijn hofhouding hoogere salarissen te betalen. Moeilijke dienst. De hovelingen hadden dus een tamelijk winst gevend en vooral aanzienlijk ambt, maar gemak kelijk was het niet. Zelfs in dien tijd hoorde men de klacht, dat er een lange oefening toe noodig was, voordat men in staat was, de eigen neigingen geheel te onderdrukken en zich bij elke stap te schikken in de dwingende eischen der etisuette. Er is eens iemand van hoogen adel in ongenade gevallen, om dat hij uit het raam ke^£ en daarbij een vroolijk liedje zong, zoodat hij niet bemerkte dat de keizer de kamer binnenkwam. Bijna terzelfdertijd werden twee jeugdige hovelingen voor zeven jaar verban nen naar de Turksche grens. De eene had op een jachtpartij een knipoogje gegeven aan een boeren meisje en de ander had een woedend hert gedood, dat den keizer aanviel. Maar daarbij was hij dich ter bij den keizer gekomen dan de voor zijn Irang voorgeschreven afstand van drie passen en de hofkliek rustte niet, voordat dat vergrijp tegen de étiquette gestraft was. Naar het Russisch van Michail Sostsjenko. Tegenwoordig, broertjes, is electriciteit bij ons het wachtwoord! Het is natuurlijk ik spreek het niet tegen een bewonderenswaardige vooruitgang, geheel Sovjetrusland in electrisch licht te laten ba den, maar het heeft ook zijn schaduwzijden! Ik woonde, kameraden, in een groot huis; bracht mijn avonden door bij het zachte schijnsel van een petroleummlamp: Iedereen,, had zijn eigen Verlich ting; de een had een walmende olielamp, de ander een kaars, de derde de maneschijn. Toen komt er op eens electrisch licht in huis! Eerst laat de eigenaar het huis aansluiten. Hij is een stille, ernstige man. Hij bekijkt den aanleg stilzwij gend, krabt zich achter het oor en gaat, in gedach ten verzonken, zijns weegs. Dan komt mijn waarde hospita, Jelisaweta Ignatjewna Prochorowa met het voorstel onze woning electrisch te verlichten. Ieder een woont thans electrisch, zegt zij. „Nu. waarom ook niet?" Wij lieten ons dus electrisch verlichtenGroote genade! Wat zag de wereld er nu anders uit! Overal om ons heen vuil en ongedierte! Vroeger ging men 's morgens naar zijn werk, kwam des avonds laat thuis, dronk zijn thee marsch, naar bed! En men leefde héél goed zoo: bij kous en pit was niets dergelijks te zien. Maar nu? knipt het licht maar aan, en zie, hier ligt een uit- geloopen pantoffel, daar hangt het behang aan flar den van den wand, ginds heeft iemand zijn bemod- derde laarzen in een hoek gesmeten en een kudde wandjes vliedt, verschrikt, uit den lichtsfeer naar een gat in het plafond. Het hart doet je zeer als je dat allemaal moet aanzien. Er stond een oude canapé in de kamer. Ik had altijd gedacht, dat het een behoorlijke canapé was en zat er 's avonds heel gemoedelijk op. Nu echter knip ik het licht aan! Wat 'n canapé! Alles hangt er in vodden aan! En wat ziet dat alles er uit! Nee, op zoo'n canapé kan ik niet zitten! Daar protesteer geheel mijn gemoed tegen! En ik merk, dat ook mijn hospita, Jelisaweta treu rig rondloopt. Zij zit den ganschen avond in de keuken te kniesooren, voor zoover zij tenminste haar gemoed niet hoorbaar probeert te koelen aan potten en pannen, schalen en borden. „Wat scheelt er aan", vraag ik. „Wat mankeert je, waarde hospita?" Geen antwoord. Zuchtend wimpelt ze mij af. „Ach," zegt ze tenslotte, „ach, m'n goeie mensch, ik wist niet, dat ik zoo armelijk woonde!" Ik wierp een blik op de oude santaboetiek: niets dan vuil, modder en lokaas voor muizen en ratten, en dat*alles feestelijk electrisch belicht! Op den volgenden eersten kocht ik verf en plak sel en toog opgewekt aan den arbeid. Trok het los gelaten behangselpapier van den wand.klopte de wandjes er uit, veegde de spinnen weg, knapte de canapé wat op, kramde en lijmmde, verfde en plakte en mijn hart klopte weer vroolijk in mijn lijf. Maar, broertjes, wat heeft het mij alles gebaat? Niets! Heelemaal voor niets heb ik dat dure geld vermorst de hospita liet de aansluiting afsnijden. Zij woonde te armelijk, zei ze, bij deze verlichting! Zal ik stapel zijn, zei ze, en tot spot der wandjes die oude half vergane rommel electrisch laten ver lichten? Ik bad en smeekte haar tevergeefs. „Ik heb geen geld voor reparaties", zei ze. „Waar om dan licht? Als jij licht noodig heb, dan moet je maar verhuizen!" worden kunnen zijn? Was dit geschied, dan wist hij, dat Buschbeck hem alleen daarvan de schuld zou geven, en hij vermeed, angstvalliger dan ooit, den baron op eenigerlei wijze te prikkelen. De verhou ding tusschen hen had zich in den laatsten tijd niet verbeterd, eiken dag bijna hadden kleine geschillen tusschen hen plaats, het scheen wel, dat zijn invloed op den baron aan het tanen was, zooals meermalen bleek uit de heftigheid waarmede de baron hem aanviel. Plösznitz zelf had niet meer de onbevangen op vatting als vroeger. Zijn toekomst kwam hem min der zorgeloos voor. Hoe ouder hij werd, des te meer overviel hem het onbehaaglijk gevoel, dat zijn leven eigenlijk nies meer was dan een gebrekkig vaartuig, dat zich zonder roer en kompas op de stormachtige levenszee voortbewoog. Hij had door de opnieuw verkregen vriendschap van baron Busch beck weder eenig houvast gekregen, derhalve moest hij alle moeite doen die met alle kracht vast te hou den. Eindelijk zag hij het rijtuig om den hoek aanko men, ja, de baron zat er in, die hem reeds uit de verte met de hand toewenkte. Een gevoel van vreug de welde op in zijn gemoed, want hij had nii de zekerheid, dat de toeleg, waartoe hij zijn vriend had geraden, was gelukt. Vlug liep hij den baron tegemoet en toen de wagen stilhield, sprong de baron met jeugdige veer kracht er uit. „Goeden dag, Plösznitz!" riep hij, den vriend zijn hand toestekende. „Welkom, Buschbeck!" antwoordde de kapitein met vreugde. „Ik had je reeds een uur vroeger ver wacht, want de tijd heeft mij lang geduurd zonder jou." „Haha! En mij zijn die dagen als een droom voor bij gegaan," zeide Buschbeck. „Je hebt je dus nogal goed geamuseerd?" vróeg Plösznitz, de hand van zijn vriend drukkende. „Prachtig! Uitstekend! Was jij hier niet geweest, ik zou ongetwijfeld nog dagen lang daar gebleven zijn." „Maar, mijn beste vriend, het zou mij werkelijk spijten, wanneer je door mij nu vroeger thuis bent 2.000 ROZEN VOOR EEN DRUPPEL ROZENOLIE. Het bereiden van rozenolie in Bulgarije is reeds ongeveer 300 jaar oud en werd door de Turken uit Azi ingevoerd. Vroeger beheerschte rozenolie uit Perzië en Klein-Azië de Europeesche en Amerikaan- sche markten, thans wordt de olie in eenige stre ken van Anatolië (ongeveer 200 Kg.) en ook, doch slechts in zeer kleine hoeveelheid, in Griekenland gewonnen. In Bulgarije worden gemiddeld ongeveer 2.000 Kg. rozenolie gefabriceerd, welke om haar bijzondere kwaliteit ten zeerste wordt gewaardeerd in Frankrijk, Amerika en Engeland. In de laatste tien jaar heeft de fabricatie van olie in Bulgarije zich zeer snel gemoderniseerd. De eeuwenoude, zeer primitieve manier der destillatie door den rozenkweeker zelf. die in loodsen op zijn erf in eenige ketels langzaam en moeizaam de kost bare olie te voorschijn bracht, is 'thans door mo derne fabrieken vervangen, waarvan de grootste wel die van Gutsche Bagaroffs in Sopot is. De fabriek bezit 22 groote destillatieketels, die in den tijd van de rozenoogst 500 Kg. rozenolie en meer kunnen fabriceeren. Iedere ketel verwerkt in ongeveer 2 uur tijd 450 kg rozenknoppen, dus in 20 uur onge- veer4500 Kg., welke ongeveer 1 kg olie opbrengen. Daar gewoonlijk 400 rozen gemiddeld 1 Kg. wegen zoo moeten voor het verkrijgen van 1 Kg. rozenolie 1.800.000 rozenbloesems worden bewerkt, d.w.z. dat voor een enkele gram rozenolie het destillatiepro duct van ongeveer 1800 rozen is. Voor het vervaar digen dus van jaarlijks gemiddeld 2.000 Kg. rozen olie in Bulgarije zijn 9 millioen rozenbloesems noo dig. De rozenoliebereiding op moderne wijze is een eenvoudige, maar uiterst subtiele destillatiemethode In groote, luchtdicht gesloten koperen ketels, welke 400 tot 600 Kg. rozen kunnen bevatten, worden de rozen gekookt. De damp wordt door oppijpen iïl een met koud water gevulden cylindervormigen ketel gevoerd, waarin het zgn. rozenwater neerslaat. Dat water wordt weer opgevangen in twee kleine koperen vaten, waarop zich aan de oppervlyakte de olie ofzet en weer op haar beurt in glazen fleschjes wordt ge schept, terwijl het water in een grooter vat afvloeit, waarop zich, nadat het langentijd heeft gestaan, weer olie afzet. Nadat het afkoken der rozen is ge ëindigd, worden de ketels heel spoedig geleegd, wa,nt van de rozen is lsechts een onaanzielijke sterkrie kende massa overgebleven. Het Bulgaarsche roozendal van Kasanlik tt Rach- manlare. tusschen den Balkan en het Srenda-Gora- gebergte, een oppervlakte van 70' km, gelegen, is een paradijsachtig hoekje en maakt in den tijd, dat de rozenstruiken vol rozekleurige bloemen staan, den indruk van een bovenaardsch sprookje. De lucht is zacht en met rozengeur gevuld. Vroeg in den och tend, om vijf uur, wanneer de zon net is opgegaan, zijn de tuinen vol leven en vertier. Honderden boe renmeisjes, met witte hoofddoeken en rozen in het haar, plukken snel de bloemen in de manden. La chen en gezang klinken de opgaande zon tegemoet. Snel worden de manden in zakken geleegd en dade lijk worden de zakken met paard en wagen naar de nabijgelegen fabrieken vervoerd. Daar worden ze af gewogen, de bons voor de aflevering afgegeven en het kostbare goed komt in de ketels om later als rozenolie de geheele wereld te verblijden. Gedurende de „campagne" heerscht een ontzet tende drukte in het dal. Het is een zenuwachtige tijd, gedurende de zes weken van de bereiding. Met de laatste geplukte rozenknop wordt het weer stil in het dal der rozen tot het volgende jaar. In het ge heel houden ongeveer 10.000 boeren zich met de teelt van rozen bezig. Van alle landen koopt Frank rijk het meest en wel 1570 Kg.; Amerika koopt naar verhouding, weinig n.l. 228 Kg. De parfumerie- industtrie van Duitschland bewerkt ongeveer 200 Kg., dan volgt Engeland met 175, Zwitserland met 150 Kg. gekomen!" zoo veinsde de kapitein. Met een handbeweging weerde de baron deze bekentenis af. „Op onzen leeftijd houdt men het groote stadsleven in de residentie toch niet lang meer uit. Evenwel, Horst is toch een pracht van een jongen!" „Je hebt je met hem verzoend?" „Volkomen!" „Dat verheugt mij in hooge mate. Ik ken je zoon en je ziet, dat ik hem juist beoordeeld heb." „Plösznitz. riep de baron, „ik geloof, dat je mij menigmaal in mijn leven een slechten raad hebt gegeven, maar ik wil alles vergeten, omdat je mij hebt bewogen een stap te doen, namelijk mij met mijn zoon te verzoenen, waardoor het mij lichter om het hart is geworden. Ik heb hem vreeselijk miskend, en openlijk moet ik verklaren, dat ik niet voor hem zou gedaan hebben, wat hij, zonder een enkel teeken van weigering, ja, zelfs met vreugde voor mij heeft gedaan." „Buschbeck, je woorden treffen mij meer dan ik je zeggen kan!" sprak de kapitein, en hij keek daar bij zoo deemoedig den baron aan, alsof hij werkelijk de waarheid sprak. „Ik mag mij meermalen vergist hebben, de mensch is en blijft nu eenmaal een mensch, maar jij mag er niet aan twijfelen, dat ik jou steeds heb geraden, wat ik werkelijk en waar achtig voor jou als het beste hield. Houdt jij er mij werkelijk voor in staat onoprecht tegenover je te zijn?" „Neen neen!" riep Buschbeck gemoedelijk. „Je moogt mijn woorden niet zoo streng opnemen, want het was mijn plan niet je onaagenaam te zijn. Wij beiden kennen elkander reeds jaren en ik denk, dat wij nog menig jaartje tezamen zullen leven." „Ik hoop het," antwoordde de kapitein, de hand van zijn vriend vattende. „Mag komen wat wil, jou blijf ik tot mijn laatsten ademtocht getrouw!" De baron beantwoordde den handdruk van den kapitein. Hij beval den bediende toen zij in huis waren aangekomen, wijn in de tuinkamer te bren gen en in opgwekte stemming begon hij te drinken. (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1933 | | pagina 4