Ups en Downs van de Langedijker Groentenveiiingen Nieuwstijdingen AUTOBOTSING. Nabij Doetinchem heeft een autobotsing plaats gehad waarbij vier personen meer of minder ernstig gewond zijn. De wagens werden geheel vernield. Autobus te water. Naar de Tel. meldt is 'Zondagavond omstreeks kwart over acht een autobus 'van den T:OD .dienst SchiebroekBotterdam, waarin behalve de chauffeur nog acht passagiers gezeten waren, na bij Buitenzorg in de ringdijkvaart gereden. Alle inzittenden vijf dames en drie heeren konden ge red worden, terwijl de chauffeur door een zij raam van den wagen naar buiten kon -komen. Hiji fw.ist zwemmende den kant te bereiken. Groot» branden. Door het spelen met lucifers hebben kinderen brand gesticht in een hooiberg 'te Beesd. Het vuur greep zoo snel om zich heen, dat ook twee boerenwoningen, schuren en drie hooibergen een prooi der vlammen werden. Doortastend optreden van de brandweer voorkwam dat bet geheele dorp in de asch gelegd wend, welk gevaar niet denkbeeldig was. Uit Gorredijk wordt gemeld, dat aldaar een pakhuis met materialen en 'twee woonhui zen grootendeels door het vuur verwoest zijn. De bewoners moesten in nachtgewaad vluchten. De oorzaak is onbekend. De badplaatsen gesloten. Aan het einde van de Augustusmaand is het seizoen voor de badplaatsen voorbij. De groote inrichtingen sluiten en aïleeu des Zondags is er nog wat vertier, tot de plaatsen aan de Noord zee hun winterslaap ingaan, Over het algemeen zijn ex vrij goede zaken gemaakt. Een voorna me factor is wel het gunstige weer geweestt* waardoor het massabezoek 'vergoedde, wat er wellicht individueel minder verteerd is. 'Het drama te Nuth. De afschuwelijke moord op den molenaar We vers is te Maastricht voor de rechtbank behan deld. De verdachte een veertigjarige arbeider hoorde 15 jaar gevangenisstraf tegen zich eiscben Het O.M- acbtte doodslag bewezen. Inschrijvingen Handelsregister. van 29 Augustus tot én met 4 September .1933, Nieuwe zaken: J. Schut, van, Galenstraat 5, den Helder, klein handel in hout en houtwaren. Scheepswerf en constructiewerkplaats „Alc- maria" Friescbeweg 2, Alkmaar. Wijzigingen. Sneekes en Kossen, Dorpsstraat 74, Broek op iLangendkij, handel in en teelt van land- en tuin bouwproducten. Vennootschap onder firma ont bonden. i N.V. Mij. tot'exploitatie van onroerende goe deren Egmond aan Zee Vooruit, Voorstraat 84 Alkmaar, verhuur van- gemeubileerde villa's en verkoop bouwterrein. Statuten gewijzigd. N.V. Dameshoedenmagazijn v.h. H. Lind, Mient 35 Alkmaar, Bestuurswijziging. Land- en Tuinbouw PLANTENZIEKTENKUNDIGE VRAAGSTUKKEN. Tengevolge van een meer intensieve inspectie van de te exporteeren bloembollen, in dit geval de tulpenbollen, is de laatste jaren de aandacht ge vestigd geworden op een verschijnsel bij de tulpen, dat we zouden willen noemen „het gedeeltelijk vleezig blijven van de buitenste bolschubben." Omdat wij echter de hulp willen Inroepen, van die genen, die dit verschijnsel bij hun tulpen ontmoe ten. zullen we trachten, een bruikbare beschrijving ervan te geven. Zooals bekend is een rijpe tulpenbol licht- tot donkerbruin van kleur en in dat geval omgeven door een dunne opperhuid, die men schub pleegt te noemen. Deze huid gaat, naar bekend is, gemak kelijk door verschillende oorzaken barsten, b.v. door een sterke groei of ook wel door tocht. Onder ge barsten huid ziet men dan een wit bolweefsel, dat bestaat uit wat men vleezige rokken pleegt te noe men. In ons geval nu, in dit abnormale geval dus, heb- bejn we toen met tulpenbollen, die slechts ten deele bruin geworden zijn; een klein gedeelte, veelal slechts een vijfde deel van de geheele oppervlakte van de bol, is wit gebleven en dat witte deel is is ook niet schubbig geworden maar dik en vleezig Dit nu. zou slechts van plantkundig belang zijn, ware het niet, dat bollen, die slechts ten deele bruin geworden zijn, op het wit gebleven deel gemakkelijk verschillehde schimmels tot ontwik keling brengen. De bollen worden daar ter plaatse dus gemakkelijk huidziek. Voor export zijn zulke bollen, vooral als het percentage aan den hoogen kant is, dus niet geschikt, want exportbollen moe ten het kunnen verdragen, eenigen tijd afgesloten in een kist een groote reis te maken. Bovendien zou men het nog een schoonheidsgebrek kunnen noemen En vooral den laatsten tijd wil het oog ook wat hebben. Ter verduidelijking diene nog, dat tusschen het dikke, vleezige deel van den bol en het dunne, vlie zige deel zich veelal een klein, met de vingers voel baar walletje bevindt. Wat de oorzaak is van het gedeeltelijk vleezig blijven van dergelijke bollen is nog niet met zekerheid bekend en hier willen wij ook niet in gissingen treden, treden. Juist in verband met dat onderzoek zouden de bollenkweekers goed doen, uit te zien naar derge lijke exemplaren en ondergeteekende zou gaarne veel van die bollen ontvangen. De porto behoeft geen bezwaar te zijn, want, als men even schrijft zal ondergeteekende wel zorgen dat de mogelijkheid geopend wordt dat kosteloos te doen. Aangezien het verschijnsel zich wel voornamelijk vertoont op de zwaardere gronden is het vooral een belang van de streek dat een oplossing gezocht wordt voor dit vraagstuk. De ambtenaar bij den planitenziektenkundigejn dienst, Van Herwijnen, St. Pancras. 28 AUGUSTUS SEPTEMBER 1933. Weinig verandering in de prijzen). Aanvoer aardappelen practisch stopge zet. Geen steun meer voor export- aardappelen. Richtprijzen voor con sumptieaardappelen. Tomaten ver- toonen eenige prijsstijging, Bloem kool varieerend. Roode, gele en witte kool stationair. Het ging in de afgeloopen week met de te ver handelen producten wederom niet van een leien dakje. Vooral kenmerkt zich dit in de laatste dagen bij het arttikel aardappelen, waarvan de handel practisch is stopgezet in verband met de regeerings- maatregel dat op 1 September geen steun meer werd verleend voor de export aardappelen. Na Donderdag kwam daarvan dan ook niets meer aan de markt. Evenzoo kwamen de gemoederen bij den handel in beweging toen bekend werd gemaakt, de inwerking treding van de aardappel-steunwet 1933. Van de nog in voorraad zijnde kwantums moet opgaaf gedaan worden, terwijl zonder vervoerbewijs geen aardap pelen meer mogen worden vervoerd, mits dit kwan tum niet grooter is dan 10 kg., bestemd voor 1 per soon of gezin. Een bedrag van fl.00 is men ver schuldigd per 100 kg. voor consumptie aardappelen voor binnenlandsch gebruik. De bedoeling der steunwet heeft natuurlijk voor om de bouwers te helpen. Of dit practisch tot uiting komt is een vraag. Wanneer we nagaan dat de vorige week de aangevoerde consumptie-aardap pelen het nog tot een prijs konden brengen van ƒ2,50, dan voelt men dat de te heffen belasting op het product drukt met het verhandelen daarvan, zoodat practisch de bouwer er weinig voordeel aan heeft. Daar komt nog bij dat, wat de richtprijzen betreft, driekwart daarvan aan den teler wordt uit betaald, terwijl het overschot moet dienen voor overblijvende partijen. Wanneer men dan niet toe kan is het de bedoeling om tot terugvordering over te gaan van een zeker percentage der reeds uitbe taalde gelden. Deze maatregel is practisch onuitvoer baar, daar men toch wel kan nagaan dat geen enkele bouwer, welke reeds hunkerend uitziet naar een beetje steun om brood te koopen voor zich en zijn gezin, van dit geld iets over kan houden, daar bovendien nog steeds vele andere dingen op betaling wachten. De uitvoering dezer wet zal in de praktijk dan ook wel op vele bezwaren stuiten. En onze tuinders doen goed te letten op de bepalingen daaraan verbonden. In de aanvoeren ter veiling kenmerkte zich geen verandering wat de gemaakte prijzen betreft. Zoe werd voor schotsche muizen tot ƒ1,60 besteed. Ex port ƒ0,80—1,00. Grove ƒ0.80—1,20; Drielingen 0.75 welke doordraaien behoudens enkele partijtjes welke bestemd waren voor veevoeder. Eigenheimers blan ken ƒ1,80; blauwen ƒ1,20—1,60, Idem pujkei tot ƒ2,50; Duken ƒ0,750.90. De aanvoer bedroeg de eerste vier dagen 66 wagons, en de laatste twee dagen ruim 2*/s wagon, waaruit voortvloeit dat de aardappelhandel praktisch heeft afgedaan aan de veiling. In de verschillende koolsoorten kwam wat de ge maakte prijzen betreft, ook weinig verandering. Voor roode kool werd besteed evenals vorige week de minimumprijs, zijnde ƒ1,001,80; gele kool ƒ1,00 —1,70; witte kool. afwijkende ƒ0.40—0X0; terwijl voor de zuurkool, witte gemiddeld ƒ1,40 werd be steed en een enkel mooi partijtje voor export ƒ1,80. De aanvoe bedroeg voor roode kool 19 wagons, gel kool 10en witte 20 wagons. De uien brachten ook weinig verandering, alleen zilvernep, waarvan weinig meer wordt aangevoerd bracht nog een beste prijs op. Voor gele uien werd besteed ƒ1,30—2,30; Drielin gen ƒ1,00—1,80; Nep ƒ3.60—4.20; Zilveruien ƒ0.800.90; drielingen ƒ0.801.10; Nep ƒ4.70—6,80. Bloemkool waarvan dde aanvoer langzamerhand grooter wordt varieerde sterk in prijs. Zoo werd in het begin der week voor le soort ƒ19.70 besteed; 2e soort ƒ1,204.80. Dinsdag ƒ11,60—14.70 2e soort ƒ3,90—5.30; Woensdags ƒ4,70—11,20; 2e soort ƒ1.00— 3.20; Donderdags ƒ7,30—11,50; 2e soort ƒ1,40—3.30; Vrijdags ƒ6.60—12,60; 2e soort ƒ1,10—4.20; Zaterdags ƒ4.40—8,80; 2e soort ƒ1.00—2,69: De tomaten vertoonden deze week een beduidende prijsstijging. Zoo werd Dinsdag besteed voor A ƒ6.70; B ƒ6.10—7.10; C ƒ5,30; CC ƒ2,30. Donderdags resp. ƒ6,40—7,10; B ƒ6,60—7,90; C ƒ4,70 en CC ƒ2,20; Zaterdags A ƒ9,10; B ƒ10,10; C ƒ8,30 en CC ƒ4,00. Druiven noteerden Dinsdags: Alicante 29,80— 35.00; Frankenthaler 24.50-^24,90. Donderdags resp. ƒ22,9031,30; Frankenthaler ƒ24,5024,90. Slaboonen ƒ2,00—10.70; snijbonen ƒ2,00—3,20. Kroten grootere ƒ0,60—0,80; kleinere ƒ1,20—1,70. INGEZONDEN (Buiten verantwoordelijkheid der redactie.) ST. PANCRAS, Sept. 1933. Zeer geachte heer Redacteur. Beleefd verzoekt ondergeteekende nog eenmaal een plaatsje in uw blad, waarvoor bij voorbaat dank. Ik zou niet willen schrijven over hoe het komt, dat b.v. de Belg 30 cent betaalt voor een pond Nederlandsche Roomboter en de Hollander 90 cent en waarom straks een extra heffing komt op 't Varkensvleesch enz. enz. De wegen trekken thans de aandacht en we mogen tevreden zijn zooals die tegenwoordig onder handen worden genomen. Ze worden breed en mooi gelijk gemaakt zonder gaten en kuilen met aan weerszijden fietspaden en indien de ruimte het eenigermate toelaat, komt daar naast nog een wandel- of aparte autoweg. Dit moeten wij waardeeren en in 't belang der veiligheid gaat dit zeer zeker de goede richting uit. Waar een scherpe bocht is wordt die ruimer gemaakt en waar een kronkeling is van niet al te ernstigen aard, wordt die geheel weggenomen, dus er wordt gewerkt zooals dat behoort. Alleen wilde ik er op wijzen dat ook hier onbil lijkheid in 't spel is. M.i. mag de eene weg niet bij den ander op achter komen, dus wanneer de eene goed in orde wordt gebracht behoort een andere ook zoo'n dergelijke kuur te ondergaan. In West-Friesland bevind.zich een weg waaraan geen aandacht wordt geschonken, niettegenstaande de hoedanigheid dezer weg zeer slecht is en het verkeer er gestadig toeneemt. De naam van dezen weg wordt weinig genoemd, omdat deze alleen door West Friezen wordt betreden en aangezien aan dezen kronkelweg geen vermakelijkheden en gelegenheden voor ontspanning aanwezig zijn is hier geen plaats voor toerisme of te wel vreemdelingenverkeer. De naam van dezen weg is „Lijdensweg". Deze weg is bepaald breed en enkele tientallen kilometers lang en voor degeene die dezen weg nog nooit heeft ge gaan, maar dit toch spoedig wenscht te doen, wil ik "trachten het een en ander weer te geven, wat men hier te zien krijgt. Doch voor ik hiertoe overga zou ik diengene, die den macht bezit dezen weg voor alle verkeer te sluiten dit in overweging willen geven. Tevens zou ik willen verzoeken, dat allen die dezen weg betreden terug zouden worden ge roepen en dat deze menschen weer naar hun res pectievelijke woningen werden teruggestuurd. Helpt genoemde lieden aan contanten voor nood zakelijk levensonderhoud en ze zullen u dankbaar zijn. Thans gaan we op r^s en we doen precies als alle anderen, we gaan te voet. Reeds bij 't begin van dezen weg is het zeer druk, van alle kanten komen ze opdagen, mannen, vrouwen en ook kin deren. Aan beide zijden van den weg zien wij akkers en sloten. Hier teelt of heeft men geteeld aard appelen en kool. De akkers waar nog kool opstaat, zien er dor uit, ze blijken gebrek aan voedsel te hebben. Uit de gesprekken welke ik zoo terloops opvang, maak ik op, dat de eigenaars van laatst genoemde akkers ons reeds zijn voor gegaan. We gaan steeds verder en voor ons uit doemt een hoogte op. Op het eerste gezicht schijnt dat een stuk duin te zijn, doch wanneer we naderbij komen, blijkt het een kerkhof te zijn. Hier is namelijk een aardappelenkerkhof. Deze aardappelen blijken in verren staat van ontbinding te verkeeren en ver spreiden dan ook een verschrikkelijken stank. We zien ook dat de verschillende koolsoorten hier rust hebben gevonden. Tusschen deze rottende massa door zien we nog het zweet parelen van de zwoegers die genoemde producten hebben gepoot en gerooid, ter markt hebben gebracht en uiteindelijk op deze plaats hebben gelost. Hier rust echter nog veel meer. Hier rusten ook de credieten, die de winke liers deze kweekers hebben gegeven. Hier rust de rente van de verschuldigde kapitalen, hier rust ook het geld dat de ploegers, de kunstmësthandelaren, de verpachters van land en wie al niet meer hadden moeten ontvangen. Hier rust een niet te noemen aantal tranen en op deze plaats heeft menig ge zond hersensgestel plaats moeten maken voor een afwijkende, afgematte, gedachtelooze schedel. Hier rust het loon van den moeizamen arbeid van man, vrouw en menig kind. Hier ligt het bewijsmateriaal van men zou het barbarisme kunnen noemen opgestapeld. Hier kan men zien liggen rotten een massa producten, menschelijk voedsel, welke eens geschikt waren, duizenden onzer medemenschen voor den hongerdood te vrijwaren. Hier ligt het bewijs wat de enkeling vermag tegenover de massa. En thans nu we deze plaats nog eenmaal een bezoek brengen, vloeien er wederom tranen. Nog eens zien we in deze massa rottende vruchten onze algeheele ondergang. Hadden de kweekers van deze groote hoeveelheid aardappelen geen plannen gemaakt, wie ze van de opbrengst zouden betalen? Het heeft niet zoo mogen zijn, geld is er niet voor terecht geko men, alleen maar schrijnend leed en ondragelijke smart. We gaan echterverder en verlaten deze trieste plek. Het blijkt dat de stoet steeds grooter wordt, mannen, krom gebogen met angstig voor zich uit- starende oogen, vrouwen op wier gelaat inarukken zijn achtergebleven van bange zorgen. We naderen echter een meer bebouwd gedeelte en zien daar een groot gebouw. Door de ruiten ontwaren we vroolijke heeren en lachende juffies. Wat het be- teekent weet ik niet, doch op dit gebouw staat met groote letters' „Raad van Arbeid". Wederom passeeren we een kerkhof en ginds ver der weer één, doch stilzwijgend, berustend in ons land, zoo oogenschijnlijk, gaat het verder, steeds weer akkers en slooten. Zoo staat hier en elders nog een zwoeger op de akker die de menigte voort- sjouwende uitgeputte wezens nastaart en denkt, er allicht overna wanneer zou ik volgen. Het begint ons achter in de stoet op te vallen dat het vlugger "begint te gaan. Wat is 't geval, we gaan hier naar omlaag, dus die afwaartsche beweging versnelt het tempo. Steeds sneller en sneller gaat het, tot we het einde van deze zoo langen kronkelweg hebben be reikt. De plaats waar we zijn aangekomen heet „afgrond". Hier worden de menschen in groepen verdeeld. De eene groep wordt op transport gesteld naar de Wieringermeerpolder, de andere naar de duinen enz. enz. Tevens vernemen wij hier, dat een groep boeren, melkveehouders, ook reeds dezen „Lijdensweg" volgt en .ook zullen trachten het einde te bereiken. Totzoover in 't kort den gang langs meer genoem den weg. Doch tot hen die nog thuis in hun bedrijf zijn. zou ik toe willen roepen, ga dezen weg niet. Waag een' laatste poging, klop nog eenmaal aan dovemans deur, doch klop hard, doe dat met hon derden of nog beter met duizenden knuisten tege lijk, dan zal hij het moeten hooren. Tot slot zou ik willen zeggen, tot de schrijvers die dit misschien lezen, weet u niet wat u moet schrijven? Welk onderwerp denkt U uit te kiezen? Niets is gemakkelijker! Trek West Friesland in, kies als onderwerp „de lijdensgeschiedenis der West- Friesche tuinders" en ge zult binnen enkele dagen tientallen bladzijden hebben gevuld en uw moeite zal beloond worden. Nogmaals mijn hartelijken dank geachte heer Redacteur. Hoogachtend, Uw. dw. dnr. Tj. KOELEMIJ Jr. Sint Pancras FEUILLETON De maan scheen helder en klaar ove.: de heide. De roode erica schemerde alsof z-ij met een zilveren schijn overgoten was; zag hij ver in het rond, dan scheen de heide een zee te zijn, onafzienbaar, doch het was de dauw, die als een lichte, grijze sluier over het heideveld lag uitgespreid. Plösznitz had geen oogen daarvoor, voor de schoonheid der natui.i gevoelde hij niet veel. Zijn oogen tuurden vorsche.id over de vlakte heen, of hij niet een ruiter uft den verren nevel zag te voorschijn komen. Eindelijk zag hij uit die nevelzee een gestalte oprijzen, hij zag ook spoedig dat het een paardrijder was en daarom gaf hij zijn paard de sporen. Het was inderdaad de baron, die langzaam kwam aan gereden. „Plösznitz, vanwaar kom je?" riep Buschbeck, toen de kapitein naderbij kwam, op vriendschap- pelijken toon. Deze warme toon viel Plötsznits ten zeerste op, want een vluchtige blik op het gelaat van den baron had hem reeds de zekerheid gegeven, dat hij nie onder den invloed van den wijn was. „Je lang wegblijven maakte mij bezorgd," ant woordde hij. ,Haha! Bezorgd!" herhaalde Buschbek lachend. „Was je bezorgd, dat ik den weg niet zou vinden? Ik ken hem zoo vele malen heb ik dien des nachts afgelegd, soms zoo donker, dat ik den kop "van het paard niet kon zien. Steeds heb ik den weg kunnen vinden en nu is het zoo helder als de dag." „Daarover heb ik geen vrees gehad," antwoordde de kapitein. „Wat was er dan, dat je bezorgd maakte?" vroeg de baron in de meest opgewekte stemming. „Vrees de je misschien, dat ik een flesch te veel zou drin ken? Je weet, dat ik nooit vaster op een paard zit, dan wanneer ik eenigszins boven mijn thee ben." „Ook daaraan heb ik niet gedacht. Ik weet niet, hoe het kwam. maar plotseling kwam de gedachte bij mij op, dat je je wellicht al te driftig zou heb ben gemaakt tegenover Niemitz." Met een luiden lach onderbrak Buscbeck den kapitein. „Je hebt wellicht geloofd, dat ik in staat zou zijn geweest den apotheker te vermoorden, en om je daarvan te vergewissen ben je daarom mij tegemoet gereden." „Ik heb er heelemaal niet aan gedacht wrevelig tegen hem te zijn, stellig niet; Niemitz is een allervoorkomendst man en in gezelschap niet te overtreffen; ik heb mij uitstekend bij hem geamu seerd." „Je bent dus bij hem gebleven?" vroeg de kapi tein ten hoogste verrast. „Tot voor ongeveer een uur geleden; de tijd is omgevlogen." De anders zoo verstandige kapitein was niet in staat dit te begrijpen. Hij wist dat Niemitz zeer vriendelijk en voorkomend kon zijn hij wist echter ook, hoe weinig Buschbeck zich daardoor liet beïn vloeden, en dan vooral niet, wanneer hij een voor oordeel tegenover iemand had opgevat en juist van morgen, had hij hiervan doen blijken. „Zijn jullie het met elkander eens geworden met betrekking tot het terug betalen der vordering?" vroeg de kapitein. „Ach wat, dat zijn geldzaken zwijgen wij daar over liever!" zoo viel Buschbeck hem in de rede. Hij gaf zijn paard de sporen alsof hij geen lust had er verder over te spreken; hij verborg echter zijn opgewekte stemming niet, want hij floot zacht jes een vroolijke melodie. Zij kwamen tenslotte op het landgoed aan. „Ik ben nog moe," sprak Buschbeck. „Ik zal trachten aanstonds den slaap in te halen, dien ik ben tekort gekomen. Laat jij wijn op je kamer bren gen, wanneer je nog geen lust hebt naar je bed te gaan." Hij reikte den kapitein de hand en ging naar zijn kamer. Ook Plösznitz ging naar zijn kamer, hij liet zich door den dienaar wijn brengen, doch dronk slechts weinig. Hij hield zich in gedachten bezig met de bijzondere houding, die Buschbeck tegenover hem had aangenomen. Deze was tot den avond bij den apotheker gebleven, niettegenstaande hij steeds over Niemittz op geringschattende wijze had gesproken Hij begreep er niets van. Zou Niemitz toch zijn raad, dien hij hem had gegeven, opgevolgd hebben, zou hij Buschbeck een nieuwe som geleend hebben, om op die wijze het eigendomsrecht op het landgoed in handen te krijgen? Zijn eerzucht was werkelijk daartoe in staat, en steeds meer vatte die overtui ging bij hem post. Eerst laat in den morgen verscheen Buschbeck aan het gemeenschappelijk ontbijt. Plösznitz' scher pe oogen zagen onmiddellijk, dat zijn vriend bij zondere zorg aan zijn toilet had besteed en scheen daardoor werkelijk eenige jaren jonger. Buschbeck was bijzonder opgewekt, maar er lag iets in zijn houding, dat met zijn gewone doen en laten niet overeenkwam. De dienaar kwam en meld de, dat het rijpaard gereed stond. „Je wilt weder wegrijden?" vroeg Plösznitz bui tengewoon verrast. „Ja, ik moet een toegezegd bezoek afleggen." „Bij wien?" „Je zult de weinige uren, dat ik er niet ben, je tijd wel weten door te brengen." zoo ging de baron verder, zonder op de vraag van den kapitein acht t eslaan. Je wilt wel zoo vriendelijk zijn om Enders en onze vrienden voor morgenavond uit te noodi- gen hier te komen. Zij zijn mij revanche schuldig, want mijn laatste verlies bij het spel ben ik niet zoo gauw te boven." Hij sprak deze woorden op zulk een eigenaardigen toon, uit. alsof hij in het allerminst aan zijn verlies dacht. „Ik zal mij behoorlijk van mijn taak kwijten," antwoordde Plösznitz. „Wellicht kunnen wij een stuk tezamen rijden, mijn paard zal in weinige minuten gezadeld zijn en ik ben geheel voor den rit gereed." „Neen neen ik ga een andere richting uit," viel de baron haastig In en stak Plösznitz zijn hand toe. „Groet Enders en zeg hem dat hij zoo mogelijk niet al te laat komt." Haastig verliet hij de kamer, sprong met jeugdige vlugheid op zijn paard en reed weg. De kapitein bleef voor het huis staan en zag Buschbeck lang na. De baron reed in dezelfde richting, die ook de kapitein moest inslaan om naar Enders te gaan, en hij dacht er niet aan, dat Buschbeck naar de stad zou gaan, waar hij, volgens zijn meening, geen boodschap had. Wederom kwam de baron eerst tegen den avond terug en vertelde met geen enkel woord waar hij geweest was. De kapitein vroeg hem ook niets, want hij voelde zich door dit gehemzinnig zwijgen van zijn vriend wel eenigszins beleedigd, omdat de baron hem tot heden toe nog nimmer iets verzwegen had. Er had in zijn geheele wezen een onmiskenbare verandering plaats gevonden, hetgeen ook zijn vrien den opviel, die den volgenden avond op bezoek kwa men. Hij was opgewekter, vroolijker als voorheen, dronk weinig en nam aan het spel met een minder opvallende hartstocht deel. Zoo bleef het een ttijd lang, hij reed dikwijls des morgens uit en kwam dan 's avonds terug, zonder een enkele maal te zeggen waar hij geweest was. Plösznitz voelde zich daardoor beleedigd, doch waagde het niet dit te uiten. Vergeefs had hij ge tracht al zijn scherpzinnigheid aan den dag te leggen, om het geheim van den baron uit te vor- schen. Meermalen had hij het ernstig voornemen gehad Buschbeck in het geheim te volgen, doch hij vreesde, daardoor den toorn van den baron op te wekken en hij meende, dat het verstandiger was, dit niet te doen. (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1933 | | pagina 14