PARIJSCHE BRIEF FEUILLETON Langs Dwaalwegen INGEZONDEN voeaat zoo onvoldoende was en is ook niet gesticht over de houding van 't dagelijks bestuur. De heer Gootjes zegt nogmaals dat de verantwoor delijkheid aan 't adres van 't Dagelijks Bestuur thuis behoort. Hierna wordt tot stemming overgegaan, waarvan de uitlsag is, dat met 14 stemmen voor en 5 stem men tegen besloten wordt den tweeden motor te plaatsen en de oude machine te sloopen, Hierna volgde sluiting. Uw reis naar Parijs was een teleurstelling niet waar? Is U niet in Parijs geweest? DanNzal die reis een teleurstelling worden. Dat is misschien een beetje ,.bout" gesproken, maar ik heb voor die bewering geldige motieven. En weet U aan wien de schuld ligt? Niet aan Parijs maar aan U zelf of aan de door U gevolgde methode bij uw bezoek. Laten we de zaak eens een beetje critisch be schouwen, dan is het tien tegen een, dat U zich wel geamuseerd hebt in Berlijn maar niet in Parijs. Als ik de lezers uitsluit, die eenigen tijd in Frankrijk geleefd of gewerkt hebben en dus de taal voldoende machtig zijn, dan durf ik in het algemeen wel be weren. dat te weinig taalkennis het voornaamste bezwaar is geweest. Over het algemeen kan iemand zich met een mondje vol Duitsch in Duitschland en Oostenrijk -voldoende verstaanbaar maken, maarmet een mondje.vol Fransch kom je niet ver. Daarbij komt, dat we hier te lande heel weinig in aanraking komen met Fransch sprekende menschen en des te meer met Duisch sprekenden. Bovendien komt het aan- leeren van een taal, zooals ik het eens aardig heb hooren uitdrukken door een Franschman, „door de oogen binnen", wat een groot verschil maakt met het „door de ooren binnen komen", dus wanneer men die taal hoort. Dat verschil is bij het Duitsch niet zoo groot maar zeer groot bij het Fransch, evenals trouwens bij het Engelsch. Elke Engelschman schijnt er een uitspraak op zijn eigen houtje op na te houden. Praat u met een Duitscher, dan geschiedt dat over het algemeen op een beetje nadrukkelijke en overduidelijke manier. De Franschman heeft een taal tot zijn beschikking die niet met klemtoonen werken, waarbij de nuances in de uitspraak veel geringer zijn en waardoor de beteekenis van een woord soms totaal veranderd. Om even te schoolmeesteren: het zal U moeilijk vallen een verschil in uitspraak te scheppen tus- schen „sens" (richting) en „sans" (zonder). Zoo hoort de Franschman ook verschil in uitspraak tus- schen „ami" en „amie". Het is ons buitengewoon moeilijk om dergelijke nuances in uitspraak op te merkenj, laat staan na te volgen. En dan maken we bovendien nog fouten, die voor ons gevoel maar gering zijn, maar in de ooren van een Franschman als een onbegrijpelijke slordig held klinken. Ik herinner me nog, hoe we half Parijs doortrok ken in een auto, doordat mijn Indische vriend den chauffeur een adres opgaf in de rue „Montagne" j terwijl hij in de rue „Montaigne" moest zijn. De laatste is bij de Champs Elysées de eerste boven op Montmartre. Oorzaak: een slordigheid in de uit- j spraak. j Het is dan ook groote dwaasheid als de een of andere reisgids of krant U eventjes in een paar woorden gaat vertellen wat u bij voorbeeld bij aan komst aan de Gare du Nord tegen den pakjesdrager moet zeggen, of hoe u te werk moet gaan met een chauffeur. Wees wijs en schrijf het bedoelde adres op een stukje papier. We kennen allemaal wel de bewering, dat de taal het volk is en dat geldt in hooge mate voor de Franschen. Bovendien is de doorsnee Franschman zonder nu bepaald onbeleefd te zijn, niet erg ge- negid zich moeite te geven om iemand te begrijpen Weder yerglingen weken .met hetzelfde woeste Het was op een helderen frisschen- herfstdag, toen de baron, in den morgen in het verwilderde park langzaam op en neder liep. De boomen kregen reeds hun herfsttinten, gele bladeren vielen langzaam, licht ruischend van de, hooge linden- en kastahje- boomen. Het was het eenige geluid, dat gehoord werd, de kleine zangers, die het bosch in de lente en den zomer met hun vroolijk gekweel en gezang hadden opgevroolijkt, waren naar het zoele zuiden getrokken. Er lag iets geheimzinnigs en toch iets rustigs m deze stilte, doch op den baron scheen deze kalme rust niet in de geringste mate eenigen indruk te maken. Zijn volle wenkbrauwen waren samenge trokken, zijn oogen teekenden een norschen blik. Er lag weder een woeste nacht van spel en wijn achter hem. Voor ongeveer drie uur geleden was hij van het landgoed van een zijner naaste buren terug gekeerd en had nog weinig geslapen. Zijn hoofd deed pijn en zijn bloed vloeide hem heet en bran dend door de aderen. Onverschillig stiet hij het verwelkte loof, dat zich hier en daar had opgehoopt met den voet uit elkaar, alsof hij zijn toorn op de verdorde bladeren wilde uiten. Hij stak een sigaar aan, doch nauwelijks had hij er eenige trekken aan gedaan of hij wierp deze weder weg. Dan zag hij onderzoekend om zich heen, alsof hij een voorwerp zocht waarop hij zich zou willen wreken. Geen arbeider ontmoette hij, in het park was geen leven te bespeuren. die zich niet of slecht verstaanbaar kan maken. Hij zal u zoo spoedig mogelijk ontloopen („semer" f te wel zaaien noemt hij dat)Hij gevoelt zich dan klein en „wil wel weg wezen." Alweer moeten we uitzonderen al de menschen, die u in Parijs kunt ontmoeten, en direct of indirect belang bij vreemdelingenverkeer hebben. Een kelner, een chef de réception, een restautrateur zal zijn beste beentje gerust wel voortzetten, maar als u zich redden kunt met die caetgorie menschen is u na tuurlijk nog niet veel op geschoten als u Parijs wilt „genieten." Want voor die genietingen moet u op de een of andere manier in contact zien te komen met het volk, met de verschillende bedrijven en in stellingen. Daarvoor is noodig, dat u de woorden kunt verstaan, en de meeningen kunt vernemen van hem (om ,haar" niet te vergeten) die het woord tot u richt. En omdat een gesprek evenmin als de liefde van één kant kan komen (gevaarlijke beeld spraak in een stukje over Parijs) zal het noodig zijn dat u ook wat weet te antwoorden. En dat is verbazend moeilijk. Vanzelf sprekend is het dus dat men dan ook aansluiting zoekt bij een of ander reisgezelschap, dat onder leiding staat van iemand, die gewend is met Franschen om te gaan en Parijs min of meer kent. Min of meer is geen uitdrukking, die gering schatting beteekent, voor de geeleiders of gidsen, want het is zeer inspannend om een reisgezelschap rond te voeren, maar helaas zijn er maar al te veel gidsen, die het niet verder brengen dan een voldoend misschien een goed. soms een buitengewone kennis van de musea historische punten, geschiedkundige bijzonderheden van Parijs. Bij het rondvoeren van gezelschappen is dat het voornaamste envoor de „reisonderneming" het voordeeligste. Om het i^ens populair uit te drukken: de musea Versailles (alles maar in de groote autocars) een avond (gecontracteerd) in Folies Bergeres Taba- rin, in- en uitloopen van lTSnfer en le Ciel, „bren gen er de duurte niet aan". Voeg daarbij dat men „gelegenheid krijgt tot het winkelen en het doer, van inkoopen een heele of halve dag, dat een paar avonden vrij wordt gegeven om zelf de boulevards <H.rs „bij licht" te zien dan bezwaren zulke tijden het budget van het reisgezelschap ook maar zeer wei nig. Hetzelfde is met de hotels het geval. Een of ander weinig in trek zijnd hotel, misschien noodlijdend, steU gaarne tegen dikke provisie de kamers dispo nibel voor een twintig of dertig kisten. En, wat dit laatste betreft, moet ik ten zeerste een taktiek afkeuren, die op den onwetenden rei ziger wordt toegepast: er wordt geaccordeerd niet waar, dat u in uw hotel kom lunchen en dineerer,. Dat laatste is absurd. Ik zal u uitleggen waarom. In een kleine plaats, zelfs in de grootste plaatsen in Nederland zou het vreemd aandoen, als u een heele week, zelfs veertien dagen niet verscheer, aan de lunch- of dinertafel van uw hotel. In Parijs echter (en in elke wereldstad, onverschillig waar) verwacht de hotelier geen oogenblik dat u zult eten in zijn hotel. Hij begrijpt maar al te goed, dat het dwaasheid zou zijn voor een maal eten terug V gaan naar een ander deel van de stad, terwijl u te kust en te keur restautrants tot uw beschikking hebt in de pleizier- of zakenwijk waar u op lunch- of dinertijd komt. Wordt een dergelijke conditie ge steld, dan is de hotelhouder er natuurlijk mee in zijn schik, want dan maakt hij aan table d'hote gedurende acht of veertien dagen „en masse" en voor een koopje de geaccordeerde diners gereed. Maar. dat de reisondernemingen er niet al te veel voor betalen, zult u ook inzien. Daarbij komt, dat men veel beter in de restaurants eet, die veel meer keus aan schotels bieden, die veel meer gevarieerd zijn in tarieven, die veel meer specialiteiten leveren naar Hollandsche smaak dan de hotels, die aan dit werk niet gewend zijn, die er vaak niet op zijn inge richt en die trachten er zooveel mogelijk aan te verdienen. Geen wonder, dat onder die omstandigheden de Hollanders terug komen vol klachten over de Fran- sche keuken. Bovendien is een dergelijke manier om zijn honger te stillen duur, want een glaasje melk of wat gesmolten boter of wat extra jus moet de reiziger afzonderlijk betalen. En, dat af zonderlijk betalen gaat den geheelen dag door. Eindelijk zag hij den kapitein, die langzaam kwam aanloopen, doch hij liet niet blijken, dat hij hem had gezien en sloeg een zijlaan in. „Goeden morgen, Buschbeck, zeide Plösznitz, toen hij den baron was genaderd. De baron bleef staan en beantwoordde den groet van den kapitein niet. „Ik had niet gedacht, dat ik je hier zou treffen", zoo ging de kapitein voort, die een houding aannam, alsof hij het verstoorde gelaat van den baron niet bemerkte. „Ik kon niet slapen. Enders' wijn smaakte uitstekend, maar hij is mij niet al te best bekomen, hij heeft mij een zwaar hoofd bezorgd. Wij zijn wel wat laat thuis gekomen, te laat eigenlijk." „Ik heb er echter niets van gehoord, dat je mij hebt aangeraden naar huis te gaan," zoo viel de baron uit. „Dat heb ik ook niet gedaan." „En je hadt er ook geen reden toe, want het geluk was je gunstig, terwijl ik een zeer slechten dag heb gehad." „Je hebt verloren?" vroeg de kapitein, alsof hij dit niet wist. „Zou je dat werkelijk niet gemerkt hebben? Je oogen richtten zich af en toe heel scherp op mij," antwoordde de baron op bitteren toon. „Ja, ik heb het gemerkt, maar waar het mij toe scheen, dat het je ergerde, daarom heb ik er niet over willen spreken. Je hebt je voorheen nimmer over je verlies geërgerd, steeds zeide je, dat wat je heden verloor, je morgen wel weer terug zoudt win nen." Dat was ook werkelijk het geval geweest, maar dezen morgen was de baron toch in een geheel andere stemming. „Ik heb zelden zooveel verloren als gisteren, over de duizend thaler, riep hij. „Dat ergert mij, want mij toestand is niet meer zooals vroeger. Jij bént echter in een beter positie, je wint steeds." „Niet altijd", Buschbeck. „Wat zou je beginnen, wanneer jij zulk een som verloren hadt?" Jij zoudt niet in staat zijn te beta len," antwoordde de baron. „Daarom speel ik ook niet zoo hoog, ik zet steeds Het eten in Parijs, daarover wordt geklaagd. Ge deeltelijk te recht, deels ten onrechte. Wij hebben gelijk als we over het „doortrapt" Fransche eten klagen omdat het te licht zou zijn of te weinig ,vet" zou bevatten. Dat is in het al gemeen volkomen juist. Wij Hollanders (en alle Noordelijke volken) hebben forscher en grooter li chamen, dan de Franschen. Wij komen uit een veel ruwer klimaat, dat verteering van meer vethoudende stoffen vraagt en het eten van den Franschman is daar niet op ingesteld. Het is echter een eigen aardig verschijnsel, dat het veralngen naar veel vet in den vorm van jus of boter verdwijnt wanneer men eenige weken in het zachtere klimaat vertoeft Tenminste zoo gaat het mij en dezelfde meening heb ik meerder malen hooren verkondigen. Een tweede klacht is de massa „lif-lafjes". Geen „piece de resistance" en daarentegen een hors d' oevre (in de specilfiek Fransche restaurants) die uit 5, soms 12 en meer soorten lekkernijen bestaat, die wij niet kennen of niet lusten. Gemarineerd „spekzwoerd" of „tripes" (maagwand), slakken, kik kerbilletjes, om maar enkele dingen te noemen loopen wij liefst omheen. Op ons bord bederft het zelfs de andere eetbare waar. Men moet dus zeer voorzichtig zijn met het bestellen van hars d'euovres Men moet zich laten voorlichten door een kelner, b Dat die hors d'eauvre trouwens sommige Fran schen ook een raadsel is bewijst wel het verhaal van Marius uit Marseille (alle lui uit Marseille die in een mop voorkomen heeten Marius weet U) en die Marius dan had hors d'eauvre besteld. De kelner kwam aansjouwen met allerlei schoteltjes en plaat ste die maar steeds om het bord van Marius. Maar Marius begreep het niet, keek er wantrouwig naar. De zaalchef meende, dat het nog steeds niet naar zijn zin was en liet steeds nieuwe ingrediënten aan rukken. Plotseling zei Marius toen er weer een be zending kwam: „zeg als je nou niet gauw brengt wat ik gevraagd heb, vreet ik al je monsters op hoor!" Maar om op het voorlichten door den kelner terug te komen. In dat opzicht maakt de Franschman (ELKE Franschman) een groot verschil met een Hollander. Zitten we aan een diner (zelfs in ons eigen land en soms met een Fransch menu voor os) da doen we net alsof we al de spijzen, die er op staan kennen en alsof we thuis gewend zijn naar zoon Fransch menu te dineeren. Het is vaak belachelijk maar wij laten niet graag in onze kaart kijken. Niet alzoo de Franschman. Al begrijpt hij het menu volkomen, bijna steeds zal hij over de ge rechten inlichtingen vragen. Hij zal informeeren, waar de oesters vandaan komen, hoe de „homard" is klaar gemaakt. Hij zal zelfs verzoeken de een of andere groente op een bepaalde manier klaar te maken, bij een samengestelde schotel zal hij „ijs koud" vragen welk vleesch, welke ingrediënten er zijn gebruikt, of er truffels bij zijn enz. enz. En, als er iets is, dat hij niet graag lust krijgt hij er wat anders voor in de plaats, behoudens in enkele zeer goedkoope restaurants, waar het te veel massafabri- kage is. Maar. voor de duizenden en duizenden, die daar per dag eten zou dat ondoenlijk zijn. Toch is het zeel wel mogelijk in Parijs te Lunchen en te dineeren op bijna Hollandsche manier, maar daarvoor moet men den weg weten, dat geef ik toe. Er zijn zelfs twee wegen, waarvan er een al heel gemakkelijk is en die dus door den Hollander in het algemeen gevolgd wordt. Dat wil zeggen, dat hij een heel groot, heel duur Palace-Hotel kiest (waar hij bijna geen oogenblik is behalve om te slapen en soms dat ook nog niet eens) en daar krijgt hij dan steeds wel wat hij wenscht. Alleen.als hij thuis komt is het met de mededeeling, dat Parijs ontzet tend duur is. Wat een wonder, want een Palace- Hotel is overal even duur en ongezellig of je in Parijs, in Berlijn, in Londen of in Madrid komt. Ze worden allemaal op dezelfde manier gedreven, plaatselijk cachet is er niet aan, het is cosmopoli- tische vreemdelingenexploitatie en het personeel is een staalkaart van allerlei nationaliteiten. Een tweede manier is onder de goede eerste (zelfs tweede) rangs restaurant er een te zoeken, waar men kan krijgen wat men wenscht. Ook alweer, MITS men de taal kent is het kiezen niet moeilijk, want ALLE Parijsche restaurants (van de duurste tot de goedkoopste) hebben de gewoonte hun menu met de prijzen voor het raam, op twee of drie plaatsen van het terras, voor de deur duidelijk lees baar op te hangen. U loopt dus geen kans binnen te gaan in een inrichting, die beneden of boven „Uw prik" is. Doet U dat toch, dan is het uw eigen schuld. Er zijn uitstekende restaurants ,ik ben geen re clamechef voor Parijs dus noem geen namen) waar U voor Hollandsche prijzen een even degelijk diner kunt krijgen als bij ons met evenveel jus en des- verlangd met een gestampte pot „waar je van om valt". Maar ik geef „grif" toe: ze liggen niet voor de hand. Toch, in elk arrondissement zijn ze te vinden en vaak meer dan een. En wat Montmartre, Opera en Montparnasse betreft te kust en te keur. En (als U van visch houdt) eet in Parijs maar tarbot of tong, want het allerbeste dat te IJmuiden binnen komt blijft niet in ons land, maar vindt U daarheen gezonden. Dan zijn er tal van speciale eetgelegenheden en, voor ieders beurs. Houdt U van ouderwetsch klaar gemaakt wild? Daar kunt u reeds van buitenaf zien, hoe de eenden „aan de spit" worden gebraden boven houtvuur. Wilt U chineesch, Italiaansch. Turksch» of Engelsche kokery. Können Sie auch haben. Ik zou over dit chapleter nog wel een tijdje kunnen doorgaan, maar zal dat niet doen. Het on derwerp is te uitgebreid en ik schrijf geen kookboek. Ik weet „uit mijn bloote hoofd" wel wat lekker is. Toch wil ik nog op een paar andere eigenaardig heden wijzen, waarvan het zeer noodig is, dat U het weet. Er zijn namelijk toestanden in Parijs die U vreemd zullen voorkomen, gebruiken waaraan U niet zult kunnen wennen al hebt U veertien dagen den tijd. Wordt vervolgd. (Buiten verantwoordelijkheid der redactie.) DE ROLSCHAATSENBAAN. De Benedenweg is klaar, Nu komt voor ons de pret. 't Is nu de zaak, het beste Beentje voor gezet. Ieder schaft zich nu Een paar rolschaatsen aan. Wij kunnen nu wat jofel Een baantje rijden gaan. Een ding dat is nog Jammer en doet ons veel verdriet, Een lekker rondje rijden Dat kunnen wij nog niet. Tusschen de kerk en Bakker, Ligt nog een stukje steen. Hoe moeten wij daar aanstonds met de rolschaats overheen? Schaft tijd, schaft raad, en daar moet De raad nu maar weer voor, We maken nu een tunnel. Midden onder de Kerk door. Een elk wordt dan weer vroolijk. En is dan vast weer blij. En 't is óók Zondagsavonds Geschikt voor de vrijerij. Wij zullen rijden gearmd, Gekruist en achter elkaar. Wij zullen rijden, zwieren, Wij gaan rijden allegaar. We stichten hier een vereeniging Voor vreemdelingenverkeer, Want met de bouwerij, Is 't immers toch niets meer? Wij maken hier een badplaats, Dacht U, dat dat niet kon? Een zee, is niet meer noodig, laag in." „Goed. maar niettegenstaande dat win je. Min stens de helft van mijn verlies heb je gewonnen." „Beste vriend, wat ik gewonnen heb, staat je met genoegen ten dienste, antwoordde de kapitein op rustigen toon, zonder de minste opwinding. „Ik moet i je verzoeken mijn woord voor ernstig te houden; ik dank aan jou zoo onnoemlijk veel, dat het mij werkelijk eenigszins pijnlijk is, geld van jou te 1 winnen." i Hij kon dit voorstel met ernst doen, omdat hij wel wist, dat het niet zou worden aangenomen. Daar voor kende hij den baron maar al te goed. „Laat dergelijke dwaasheden!" zeide de baron geërgerd. „Ben ik een jongen, die zich feat terug geven, wat hij verloren heeft?" „Zoo mag je mijn woorden niet opvatten," merkte Plösznitz op. „Ik wil geen woord meer daarover hooren. Ik zou stellig over het gebeurde geen woord hebben gerept, ware het niet, dat ik heden morgen tot de weten schap kwam, dat de som, die ik van mijn zoon heb ontvangen intusschen al zeer is geslonken." „Je zoon zal je ongetwijfeld wel meer willen ge ven," antwoordde Plösznitz, zooveel als je wenscht." Nog voor dat de baron hierop kon antwoorden, trad de dienaar op hem toe en reikte hem een brief over. Hij opende dezen, kneep het papier met de hand. dicht en lachte spottend. „Hier, lees!" riep hij, terwijl hij den kapitein den verfrommelden brief overreikte. „De apotheker ver langt zijn geld terug en dreigt langs gerechtelijken weg zijn geld te zullen opeischen, wanneer het niet binnen enkele dagen met de renten is betaald." „Niemitz is gek geworden!" riep Plösznitz, terwijl hij las. „Het is ongehoord! Hij schijnt geheel ver geten te hebben aan wien hij schrijft." „Aan zijn schuldenaar!" zoo merkte Buschbeck lakonisch op. „Wanneer dergelijke lui maar het ge ringste hebben tevorderen, zijn zij steeds onbe schaamd! Ik heb den man met zijn altijd lachend gelaat en schijnbaar vriendelijke houding nooit mogen lijden." „Buschbeck, ik wil naar hem heenrijden en hem Men baadt thans in de Zon. En 's avonds^ ls attractie, Kunnen de gasten rijden gaan, Zoowel op onze Boven, als op de Benedenbaan. St. Pancras, Sept. 1933. eens aan het verstand brengen op welke wijze hij zich tegenover u heeft te gedragen," zoo bood de kapitein aan. „Neen, dat kan ik zelf wel doen en ik zal het ook doen!" „Jij wilt naar hem toegaan?" „stellg. en wel onmiddellijk." „Ik zal je begeleiden." „Neen," zeide de baron. „Den weg naar den apotheker vind ik wel alleen en juist heden mor gen ben ik in eene stemming, dat het mij een ge noegen is, hem eens mijn meening te zeggen." „Buschbeck", windt je niet te veel op. Ik moet je in dat geval ten zeerste waarschuwen!" De baron antwoordde niet. Hij liep vlug op het huis toe en beval den dienaar zijn paard voor te brengen. Nauwelijks tien minuten later reed hij in gestrekten draf over de heide weg. Plösznitz zag hem lachend na. Niemitz had den brief niet op een ongunstige tijdstip kunnen schrij ven en hij gunde hem een strafrede van den baron. Hij keerde naar het huis terug om nog wat te gaan slapen, aangezien hij, zooals hij zichzelven verze kerde, een slechten nacht had gehad. Het was reeds lang namiddag toen hij wakker werd. Hij was verwonderd, dat de baron nog niet was teruggekeerd, aangezien de weg naar de stad te paard niet langer dan een uur duurde. Maar uur na uur verliep en Buschbeck kwam niet. De kapitein trachtte zich kalm te houden bij de gedachte, dat hij wellicht op den terugweg bij een vriend was aangeloopen. Overigens waren er nog andere moge lijkheden. Zou het zoo onmogelijk zijn, dat Busch beck zich niet had kunnen beheerschen en zich te ver door zijn toorn had .laten meesleepen? Deze gedachte verontrustte hem, want zijn lot was in handen van den baron. Maar toen de avond viel, deze steeds verder ver liep, zonder dat Buschbeck kwam, toen was het hem niet mogelijk zijn ongeduld nog langer te be heerschen. Hij liet een paard zadelen om zoo spoedig mogelijk den baron tegemoet te rijden. (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Langedijker Courant | 1933 | | pagina 8