PARIJSCHE BRIEF
FEUILLETON
Langs Dwaalwegen
INGEZONDEN
voeaat zoo onvoldoende was en is ook niet gesticht
over de houding van 't dagelijks bestuur.
De heer Gootjes zegt nogmaals dat de verantwoor
delijkheid aan 't adres van 't Dagelijks Bestuur
thuis behoort.
Hierna wordt tot stemming overgegaan, waarvan
de uitlsag is, dat met 14 stemmen voor en 5 stem
men tegen besloten wordt den tweeden motor te
plaatsen en de oude machine te sloopen,
Hierna volgde sluiting.
Uw reis naar Parijs was een teleurstelling niet
waar?
Is U niet in Parijs geweest? DanNzal die reis een
teleurstelling worden.
Dat is misschien een beetje ,.bout" gesproken,
maar ik heb voor die bewering geldige motieven.
En weet U aan wien de schuld ligt? Niet aan
Parijs maar aan U zelf of aan de door U gevolgde
methode bij uw bezoek.
Laten we de zaak eens een beetje critisch be
schouwen, dan is het tien tegen een, dat U zich wel
geamuseerd hebt in Berlijn maar niet in Parijs.
Als ik de lezers uitsluit, die eenigen tijd in Frankrijk
geleefd of gewerkt hebben en dus de taal voldoende
machtig zijn, dan durf ik in het algemeen wel be
weren. dat te weinig taalkennis het voornaamste
bezwaar is geweest.
Over het algemeen kan iemand zich met een
mondje vol Duitsch in Duitschland en Oostenrijk
-voldoende verstaanbaar maken, maarmet een
mondje.vol Fransch kom je niet ver. Daarbij komt,
dat we hier te lande heel weinig in aanraking komen
met Fransch sprekende menschen en des te meer
met Duisch sprekenden. Bovendien komt het aan-
leeren van een taal, zooals ik het eens aardig heb
hooren uitdrukken door een Franschman, „door de
oogen binnen", wat een groot verschil maakt met
het „door de ooren binnen komen", dus wanneer
men die taal hoort.
Dat verschil is bij het Duitsch niet zoo groot
maar zeer groot bij het Fransch, evenals trouwens
bij het Engelsch. Elke Engelschman schijnt er een
uitspraak op zijn eigen houtje op na te houden.
Praat u met een Duitscher, dan geschiedt dat
over het algemeen op een beetje nadrukkelijke en
overduidelijke manier. De Franschman heeft een
taal tot zijn beschikking die niet met klemtoonen
werken, waarbij de nuances in de uitspraak veel
geringer zijn en waardoor de beteekenis van een
woord soms totaal veranderd.
Om even te schoolmeesteren: het zal U moeilijk
vallen een verschil in uitspraak te scheppen tus-
schen „sens" (richting) en „sans" (zonder). Zoo
hoort de Franschman ook verschil in uitspraak tus-
schen „ami" en „amie". Het is ons buitengewoon
moeilijk om dergelijke nuances in uitspraak op te
merkenj, laat staan na te volgen.
En dan maken we bovendien nog fouten, die
voor ons gevoel maar gering zijn, maar in de ooren
van een Franschman als een onbegrijpelijke slordig
held klinken.
Ik herinner me nog, hoe we half Parijs doortrok
ken in een auto, doordat mijn Indische vriend den
chauffeur een adres opgaf in de rue „Montagne" j
terwijl hij in de rue „Montaigne" moest zijn. De
laatste is bij de Champs Elysées de eerste boven
op Montmartre. Oorzaak: een slordigheid in de uit- j
spraak. j
Het is dan ook groote dwaasheid als de een of
andere reisgids of krant U eventjes in een paar
woorden gaat vertellen wat u bij voorbeeld bij aan
komst aan de Gare du Nord tegen den pakjesdrager
moet zeggen, of hoe u te werk moet gaan met een
chauffeur. Wees wijs en schrijf het bedoelde adres
op een stukje papier.
We kennen allemaal wel de bewering, dat de taal
het volk is en dat geldt in hooge mate voor de
Franschen. Bovendien is de doorsnee Franschman
zonder nu bepaald onbeleefd te zijn, niet erg ge-
negid zich moeite te geven om iemand te begrijpen
Weder yerglingen weken .met hetzelfde woeste
Het was op een helderen frisschen- herfstdag, toen
de baron, in den morgen in het verwilderde park
langzaam op en neder liep. De boomen kregen reeds
hun herfsttinten, gele bladeren vielen langzaam,
licht ruischend van de, hooge linden- en kastahje-
boomen. Het was het eenige geluid, dat gehoord
werd, de kleine zangers, die het bosch in de lente en
den zomer met hun vroolijk gekweel en gezang
hadden opgevroolijkt, waren naar het zoele zuiden
getrokken.
Er lag iets geheimzinnigs en toch iets rustigs m
deze stilte, doch op den baron scheen deze kalme
rust niet in de geringste mate eenigen indruk te
maken. Zijn volle wenkbrauwen waren samenge
trokken, zijn oogen teekenden een norschen blik.
Er lag weder een woeste nacht van spel en wijn
achter hem. Voor ongeveer drie uur geleden was hij
van het landgoed van een zijner naaste buren terug
gekeerd en had nog weinig geslapen. Zijn hoofd
deed pijn en zijn bloed vloeide hem heet en bran
dend door de aderen. Onverschillig stiet hij het
verwelkte loof, dat zich hier en daar had opgehoopt
met den voet uit elkaar, alsof hij zijn toorn op de
verdorde bladeren wilde uiten. Hij stak een sigaar
aan, doch nauwelijks had hij er eenige trekken aan
gedaan of hij wierp deze weder weg. Dan zag hij
onderzoekend om zich heen, alsof hij een voorwerp
zocht waarop hij zich zou willen wreken. Geen
arbeider ontmoette hij, in het park was geen leven
te bespeuren.
die zich niet of slecht verstaanbaar kan maken.
Hij zal u zoo spoedig mogelijk ontloopen („semer"
f te wel zaaien noemt hij dat)Hij gevoelt zich dan
klein en „wil wel weg wezen."
Alweer moeten we uitzonderen al de menschen,
die u in Parijs kunt ontmoeten, en direct of indirect
belang bij vreemdelingenverkeer hebben. Een kelner,
een chef de réception, een restautrateur zal zijn
beste beentje gerust wel voortzetten, maar als u zich
redden kunt met die caetgorie menschen is u na
tuurlijk nog niet veel op geschoten als u Parijs wilt
„genieten." Want voor die genietingen moet u op
de een of andere manier in contact zien te komen
met het volk, met de verschillende bedrijven en in
stellingen. Daarvoor is noodig, dat u de woorden
kunt verstaan, en de meeningen kunt vernemen
van hem (om ,haar" niet te vergeten) die het woord
tot u richt. En omdat een gesprek evenmin als de
liefde van één kant kan komen (gevaarlijke beeld
spraak in een stukje over Parijs) zal het noodig
zijn dat u ook wat weet te antwoorden. En dat is
verbazend moeilijk.
Vanzelf sprekend is het dus dat men dan ook
aansluiting zoekt bij een of ander reisgezelschap,
dat onder leiding staat van iemand, die gewend is
met Franschen om te gaan en Parijs min of meer
kent. Min of meer is geen uitdrukking, die gering
schatting beteekent, voor de geeleiders of gidsen,
want het is zeer inspannend om een reisgezelschap
rond te voeren, maar helaas zijn er maar al te veel
gidsen, die het niet verder brengen dan een voldoend
misschien een goed. soms een buitengewone kennis
van de musea historische punten, geschiedkundige
bijzonderheden van Parijs. Bij het rondvoeren van
gezelschappen is dat het voornaamste envoor
de „reisonderneming" het voordeeligste.
Om het i^ens populair uit te drukken: de musea
Versailles (alles maar in de groote autocars) een
avond (gecontracteerd) in Folies Bergeres Taba-
rin, in- en uitloopen van lTSnfer en le Ciel, „bren
gen er de duurte niet aan". Voeg daarbij dat men
„gelegenheid krijgt tot het winkelen en het doer,
van inkoopen een heele of halve dag, dat een paar
avonden vrij wordt gegeven om zelf de boulevards
<H.rs „bij licht" te zien dan bezwaren zulke tijden het
budget van het reisgezelschap ook maar zeer wei
nig.
Hetzelfde is met de hotels het geval. Een of ander
weinig in trek zijnd hotel, misschien noodlijdend,
steU gaarne tegen dikke provisie de kamers dispo
nibel voor een twintig of dertig kisten.
En, wat dit laatste betreft, moet ik ten zeerste
een taktiek afkeuren, die op den onwetenden rei
ziger wordt toegepast: er wordt geaccordeerd niet
waar, dat u in uw hotel kom lunchen en dineerer,.
Dat laatste is absurd. Ik zal u uitleggen waarom.
In een kleine plaats, zelfs in de grootste plaatsen
in Nederland zou het vreemd aandoen, als u een
heele week, zelfs veertien dagen niet verscheer, aan
de lunch- of dinertafel van uw hotel. In Parijs
echter (en in elke wereldstad, onverschillig waar)
verwacht de hotelier geen oogenblik dat u zult eten
in zijn hotel. Hij begrijpt maar al te goed, dat het
dwaasheid zou zijn voor een maal eten terug V
gaan naar een ander deel van de stad, terwijl u
te kust en te keur restautrants tot uw beschikking
hebt in de pleizier- of zakenwijk waar u op lunch-
of dinertijd komt. Wordt een dergelijke conditie ge
steld, dan is de hotelhouder er natuurlijk mee in
zijn schik, want dan maakt hij aan table d'hote
gedurende acht of veertien dagen „en masse" en
voor een koopje de geaccordeerde diners gereed.
Maar. dat de reisondernemingen er niet al te veel
voor betalen, zult u ook inzien. Daarbij komt, dat
men veel beter in de restaurants eet, die veel meer
keus aan schotels bieden, die veel meer gevarieerd
zijn in tarieven, die veel meer specialiteiten leveren
naar Hollandsche smaak dan de hotels, die aan dit
werk niet gewend zijn, die er vaak niet op zijn inge
richt en die trachten er zooveel mogelijk aan te
verdienen.
Geen wonder, dat onder die omstandigheden de
Hollanders terug komen vol klachten over de Fran-
sche keuken. Bovendien is een dergelijke manier
om zijn honger te stillen duur, want een glaasje
melk of wat gesmolten boter of wat extra jus
moet de reiziger afzonderlijk betalen. En, dat af
zonderlijk betalen gaat den geheelen dag door.
Eindelijk zag hij den kapitein, die langzaam kwam
aanloopen, doch hij liet niet blijken, dat hij hem
had gezien en sloeg een zijlaan in.
„Goeden morgen, Buschbeck, zeide Plösznitz, toen
hij den baron was genaderd.
De baron bleef staan en beantwoordde den groet
van den kapitein niet.
„Ik had niet gedacht, dat ik je hier zou treffen",
zoo ging de kapitein voort, die een houding aannam,
alsof hij het verstoorde gelaat van den baron niet
bemerkte. „Ik kon niet slapen. Enders' wijn smaakte
uitstekend, maar hij is mij niet al te best bekomen,
hij heeft mij een zwaar hoofd bezorgd. Wij zijn
wel wat laat thuis gekomen, te laat eigenlijk."
„Ik heb er echter niets van gehoord, dat je mij
hebt aangeraden naar huis te gaan," zoo viel de
baron uit.
„Dat heb ik ook niet gedaan."
„En je hadt er ook geen reden toe, want het geluk
was je gunstig, terwijl ik een zeer slechten dag heb
gehad."
„Je hebt verloren?" vroeg de kapitein, alsof hij
dit niet wist.
„Zou je dat werkelijk niet gemerkt hebben? Je
oogen richtten zich af en toe heel scherp op mij,"
antwoordde de baron op bitteren toon.
„Ja, ik heb het gemerkt, maar waar het mij toe
scheen, dat het je ergerde, daarom heb ik er niet
over willen spreken. Je hebt je voorheen nimmer
over je verlies geërgerd, steeds zeide je, dat wat je
heden verloor, je morgen wel weer terug zoudt win
nen."
Dat was ook werkelijk het geval geweest, maar
dezen morgen was de baron toch in een geheel
andere stemming.
„Ik heb zelden zooveel verloren als gisteren, over
de duizend thaler, riep hij. „Dat ergert mij, want
mij toestand is niet meer zooals vroeger. Jij bént
echter in een beter positie, je wint steeds."
„Niet altijd", Buschbeck.
„Wat zou je beginnen, wanneer jij zulk een som
verloren hadt?" Jij zoudt niet in staat zijn te beta
len," antwoordde de baron.
„Daarom speel ik ook niet zoo hoog, ik zet steeds
Het eten in Parijs, daarover wordt geklaagd. Ge
deeltelijk te recht, deels ten onrechte.
Wij hebben gelijk als we over het „doortrapt"
Fransche eten klagen omdat het te licht zou zijn
of te weinig ,vet" zou bevatten. Dat is in het al
gemeen volkomen juist. Wij Hollanders (en alle
Noordelijke volken) hebben forscher en grooter li
chamen, dan de Franschen. Wij komen uit een veel
ruwer klimaat, dat verteering van meer vethoudende
stoffen vraagt en het eten van den Franschman
is daar niet op ingesteld. Het is echter een eigen
aardig verschijnsel, dat het veralngen naar veel vet
in den vorm van jus of boter verdwijnt wanneer
men eenige weken in het zachtere klimaat vertoeft
Tenminste zoo gaat het mij en dezelfde meening
heb ik meerder malen hooren verkondigen.
Een tweede klacht is de massa „lif-lafjes". Geen
„piece de resistance" en daarentegen een hors d'
oevre (in de specilfiek Fransche restaurants) die uit
5, soms 12 en meer soorten lekkernijen bestaat,
die wij niet kennen of niet lusten. Gemarineerd
„spekzwoerd" of „tripes" (maagwand), slakken, kik
kerbilletjes, om maar enkele dingen te noemen
loopen wij liefst omheen. Op ons bord bederft het
zelfs de andere eetbare waar. Men moet dus zeer
voorzichtig zijn met het bestellen van hars d'euovres
Men moet zich laten voorlichten door een kelner, b
Dat die hors d'eauvre trouwens sommige Fran
schen ook een raadsel is bewijst wel het verhaal
van Marius uit Marseille (alle lui uit Marseille die
in een mop voorkomen heeten Marius weet U) en
die Marius dan had hors d'eauvre besteld. De kelner
kwam aansjouwen met allerlei schoteltjes en plaat
ste die maar steeds om het bord van Marius. Maar
Marius begreep het niet, keek er wantrouwig naar.
De zaalchef meende, dat het nog steeds niet naar
zijn zin was en liet steeds nieuwe ingrediënten aan
rukken. Plotseling zei Marius toen er weer een be
zending kwam: „zeg als je nou niet gauw brengt wat
ik gevraagd heb, vreet ik al je monsters op hoor!"
Maar om op het voorlichten door den kelner terug
te komen.
In dat opzicht maakt de Franschman (ELKE
Franschman) een groot verschil met een Hollander.
Zitten we aan een diner (zelfs in ons eigen land
en soms met een Fransch menu voor os) da doen
we net alsof we al de spijzen, die er op staan
kennen en alsof we thuis gewend zijn naar zoon
Fransch menu te dineeren. Het is vaak belachelijk
maar wij laten niet graag in onze kaart kijken.
Niet alzoo de Franschman. Al begrijpt hij het
menu volkomen, bijna steeds zal hij over de ge
rechten inlichtingen vragen. Hij zal informeeren,
waar de oesters vandaan komen, hoe de „homard"
is klaar gemaakt. Hij zal zelfs verzoeken de een of
andere groente op een bepaalde manier klaar te
maken, bij een samengestelde schotel zal hij „ijs
koud" vragen welk vleesch, welke ingrediënten er
zijn gebruikt, of er truffels bij zijn enz. enz. En, als
er iets is, dat hij niet graag lust krijgt hij er wat
anders voor in de plaats, behoudens in enkele zeer
goedkoope restaurants, waar het te veel massafabri-
kage is. Maar. voor de duizenden en duizenden, die
daar per dag eten zou dat ondoenlijk zijn.
Toch is het zeel wel mogelijk in Parijs te Lunchen
en te dineeren op bijna Hollandsche manier, maar
daarvoor moet men den weg weten, dat geef ik toe.
Er zijn zelfs twee wegen, waarvan er een al heel
gemakkelijk is en die dus door den Hollander in het
algemeen gevolgd wordt. Dat wil zeggen, dat hij een
heel groot, heel duur Palace-Hotel kiest (waar hij
bijna geen oogenblik is behalve om te slapen en
soms dat ook nog niet eens) en daar krijgt hij dan
steeds wel wat hij wenscht. Alleen.als hij thuis
komt is het met de mededeeling, dat Parijs ontzet
tend duur is. Wat een wonder, want een Palace-
Hotel is overal even duur en ongezellig of je in
Parijs, in Berlijn, in Londen of in Madrid komt. Ze
worden allemaal op dezelfde manier gedreven,
plaatselijk cachet is er niet aan, het is cosmopoli-
tische vreemdelingenexploitatie en het personeel
is een staalkaart van allerlei nationaliteiten.
Een tweede manier is onder de goede eerste (zelfs
tweede) rangs restaurant er een te zoeken, waar
men kan krijgen wat men wenscht. Ook alweer,
MITS men de taal kent is het kiezen niet moeilijk,
want ALLE Parijsche restaurants (van de duurste
tot de goedkoopste) hebben de gewoonte hun menu
met de prijzen voor het raam, op twee of drie
plaatsen van het terras, voor de deur duidelijk lees
baar op te hangen. U loopt dus geen kans binnen
te gaan in een inrichting, die beneden of boven
„Uw prik" is. Doet U dat toch, dan is het uw eigen
schuld.
Er zijn uitstekende restaurants ,ik ben geen re
clamechef voor Parijs dus noem geen namen) waar
U voor Hollandsche prijzen een even degelijk diner
kunt krijgen als bij ons met evenveel jus en des-
verlangd met een gestampte pot „waar je van om
valt". Maar ik geef „grif" toe: ze liggen niet voor
de hand. Toch, in elk arrondissement zijn ze te
vinden en vaak meer dan een. En wat Montmartre,
Opera en Montparnasse betreft te kust en te keur.
En (als U van visch houdt) eet in Parijs maar
tarbot of tong, want het allerbeste dat te IJmuiden
binnen komt blijft niet in ons land, maar vindt U
daarheen gezonden.
Dan zijn er tal van speciale eetgelegenheden en,
voor ieders beurs. Houdt U van ouderwetsch klaar
gemaakt wild? Daar kunt u reeds van buitenaf zien,
hoe de eenden „aan de spit" worden gebraden boven
houtvuur. Wilt U chineesch, Italiaansch. Turksch»
of Engelsche kokery. Können Sie auch haben.
Ik zou over dit chapleter nog wel een tijdje
kunnen doorgaan, maar zal dat niet doen. Het on
derwerp is te uitgebreid en ik schrijf geen kookboek.
Ik weet „uit mijn bloote hoofd" wel wat lekker is.
Toch wil ik nog op een paar andere eigenaardig
heden wijzen, waarvan het zeer noodig is, dat U het
weet. Er zijn namelijk toestanden in Parijs die U
vreemd zullen voorkomen, gebruiken waaraan U
niet zult kunnen wennen al hebt U veertien dagen
den tijd.
Wordt vervolgd.
(Buiten verantwoordelijkheid der redactie.)
DE ROLSCHAATSENBAAN.
De Benedenweg is klaar,
Nu komt voor ons de pret.
't Is nu de zaak, het beste
Beentje voor gezet.
Ieder schaft zich nu
Een paar rolschaatsen aan.
Wij kunnen nu wat jofel
Een baantje rijden gaan.
Een ding dat is nog
Jammer en doet ons veel verdriet,
Een lekker rondje rijden
Dat kunnen wij nog niet.
Tusschen de kerk en Bakker,
Ligt nog een stukje steen.
Hoe moeten wij daar aanstonds
met de rolschaats overheen?
Schaft tijd, schaft raad, en daar moet
De raad nu maar weer voor,
We maken nu een tunnel.
Midden onder de Kerk door.
Een elk wordt dan weer vroolijk.
En is dan vast weer blij.
En 't is óók Zondagsavonds
Geschikt voor de vrijerij.
Wij zullen rijden gearmd,
Gekruist en achter elkaar.
Wij zullen rijden, zwieren,
Wij gaan rijden allegaar.
We stichten hier een vereeniging
Voor vreemdelingenverkeer,
Want met de bouwerij,
Is 't immers toch niets meer?
Wij maken hier een badplaats,
Dacht U, dat dat niet kon?
Een zee, is niet meer noodig,
laag in."
„Goed. maar niettegenstaande dat win je. Min
stens de helft van mijn verlies heb je gewonnen."
„Beste vriend, wat ik gewonnen heb, staat je met
genoegen ten dienste, antwoordde de kapitein op
rustigen toon, zonder de minste opwinding. „Ik moet i
je verzoeken mijn woord voor ernstig te houden;
ik dank aan jou zoo onnoemlijk veel, dat het mij
werkelijk eenigszins pijnlijk is, geld van jou te 1
winnen." i
Hij kon dit voorstel met ernst doen, omdat hij wel
wist, dat het niet zou worden aangenomen. Daar
voor kende hij den baron maar al te goed.
„Laat dergelijke dwaasheden!" zeide de baron
geërgerd. „Ben ik een jongen, die zich feat terug
geven, wat hij verloren heeft?"
„Zoo mag je mijn woorden niet opvatten," merkte
Plösznitz op.
„Ik wil geen woord meer daarover hooren. Ik zou
stellig over het gebeurde geen woord hebben gerept,
ware het niet, dat ik heden morgen tot de weten
schap kwam, dat de som, die ik van mijn zoon heb
ontvangen intusschen al zeer is geslonken."
„Je zoon zal je ongetwijfeld wel meer willen ge
ven," antwoordde Plösznitz, zooveel als je wenscht."
Nog voor dat de baron hierop kon antwoorden,
trad de dienaar op hem toe en reikte hem een
brief over. Hij opende dezen, kneep het papier met
de hand. dicht en lachte spottend.
„Hier, lees!" riep hij, terwijl hij den kapitein den
verfrommelden brief overreikte. „De apotheker ver
langt zijn geld terug en dreigt langs gerechtelijken
weg zijn geld te zullen opeischen, wanneer het niet
binnen enkele dagen met de renten is betaald."
„Niemitz is gek geworden!" riep Plösznitz, terwijl
hij las. „Het is ongehoord! Hij schijnt geheel ver
geten te hebben aan wien hij schrijft."
„Aan zijn schuldenaar!" zoo merkte Buschbeck
lakonisch op. „Wanneer dergelijke lui maar het ge
ringste hebben tevorderen, zijn zij steeds onbe
schaamd! Ik heb den man met zijn altijd lachend
gelaat en schijnbaar vriendelijke houding nooit
mogen lijden."
„Buschbeck, ik wil naar hem heenrijden en hem
Men baadt thans in de Zon.
En 's avonds^ ls attractie,
Kunnen de gasten rijden gaan,
Zoowel op onze
Boven, als op de Benedenbaan.
St. Pancras, Sept. 1933.
eens aan het verstand brengen op welke wijze hij
zich tegenover u heeft te gedragen," zoo bood de
kapitein aan.
„Neen, dat kan ik zelf wel doen en ik zal het ook
doen!"
„Jij wilt naar hem toegaan?"
„stellg. en wel onmiddellijk."
„Ik zal je begeleiden."
„Neen," zeide de baron. „Den weg naar den
apotheker vind ik wel alleen en juist heden mor
gen ben ik in eene stemming, dat het mij een ge
noegen is, hem eens mijn meening te zeggen."
„Buschbeck", windt je niet te veel op. Ik moet je
in dat geval ten zeerste waarschuwen!"
De baron antwoordde niet. Hij liep vlug op het
huis toe en beval den dienaar zijn paard voor te
brengen. Nauwelijks tien minuten later reed hij in
gestrekten draf over de heide weg.
Plösznitz zag hem lachend na. Niemitz had den
brief niet op een ongunstige tijdstip kunnen schrij
ven en hij gunde hem een strafrede van den baron.
Hij keerde naar het huis terug om nog wat te gaan
slapen, aangezien hij, zooals hij zichzelven verze
kerde, een slechten nacht had gehad.
Het was reeds lang namiddag toen hij wakker
werd. Hij was verwonderd, dat de baron nog niet
was teruggekeerd, aangezien de weg naar de stad te
paard niet langer dan een uur duurde. Maar uur
na uur verliep en Buschbeck kwam niet. De kapitein
trachtte zich kalm te houden bij de gedachte, dat
hij wellicht op den terugweg bij een vriend was
aangeloopen. Overigens waren er nog andere moge
lijkheden. Zou het zoo onmogelijk zijn, dat Busch
beck zich niet had kunnen beheerschen en zich te
ver door zijn toorn had .laten meesleepen? Deze
gedachte verontrustte hem, want zijn lot was in
handen van den baron.
Maar toen de avond viel, deze steeds verder ver
liep, zonder dat Buschbeck kwam, toen was het
hem niet mogelijk zijn ongeduld nog langer te be
heerschen. Hij liet een paard zadelen om zoo spoedig
mogelijk den baron tegemoet te rijden.
(Wordt vervolgd).