rond PINKSTEREN
mee
Onze menselijke natuur werke
AMOR EN DE GERANIUM
ONZE PINKSTERVREUGDE
om de bovennatuurlijke blijdschap beter te ervaren
De wet van genade en liefde
Pinkster-Vigilie
PINKSTEREN
ONS KORT VERHAAL
door Victor de Jonge
PINKSTERVUUR
HET KRUIS
IN DE OOST
PINKSTERGEDACHTE
De HEILIGE GEEST brengt
in de zielen teweeg een ze
venvoudige genade. Gelijk het
stralend licht van de zon, wan
neer het in de neervallende re
gen gebroken wordt, met zeven
voudige schoonheid in de regen
boog praalt, zo glanst de liefde
van de H. Geest in een zeven
voudige schat van genaden, die
werkzaam is in Zijn Heiligen, en
verleent hen een bijzondere
schoonheid, die elk oog bekoort.
Met zijn de zeven gaven van de
H. Geest: Wijsheid, Verstand,
Raad, Sterkte, Kennis, Gods
vrucht en Vreze des Heren!
NIEUW NOORDHOLLANDS DAGBLAD - Zoterdag 24 Mei 1947
PAG. 3
IN HET OUDE TESTAMENT wordt Pinksteren het „feest der
Weken" genoemd en Israël hield dan een dankplechtigheid
voor de graanoogst. Het volk jubelde van vreugde dat Jahwe in
Zijn oneindige goedheid weer voedsel aan Zijn uitverkorenen
had willen schenken en tegelijk herdacht men de wetgeving aan
de Sinaï, toen Jahwe in de Hem omringende heilige duisternis
met donder en bliksemflitsen begeleid, afdaalde op de berg om
Mozes de tafelen der wet te geven. Het Christendom, dat op een
bovennatuurlijke wijze van oud nieuw weet te maken, voert
deze vreugde voort, maar in een geestelijker subliemer vorm.
Evenals het oude viert nu ook het nieuw-verkoren volk, de kin
deren van het Nieuwe Verbond een vreugdefeest, niet om graan
maar om een zieleoogst, want Pinksteren geldt als de grote
stichtingsdag der Kerk, waarop drieduizend zielen gedoopt wer
den „in den naam van den Heer Jezus" en de Apostelen als
uitgezonden arbeiders de eerste Oogst reeds mochten binnen
halen.
En ook op dit nieuwe Pinkster
feest herdenken wij een wetgeving,
n.m. die de heilige Geest .in de har
ten der Zijnen is komen griften.*
Geen rdeks van ge- en verboden,
die een halstarrig volk met het
steeds weer terugkerende „Gij zult
en „Gij zult nietbinnen
de perken der orde moet houden,
maar het is een wet van genade en
liefde, die met onweerstaanbare
zachte drang, vol wijsheid aan ieder
van ons opgelegd wordt. Zijn bo
vennatuurlijke gaven nemen de
oude geboden niet weg, maar laten
die gemakkelijker volbrengen
„Mijn juk is zacht en Mijn last is
licht", heeft de Vervolmaker
immers gezegd!
En om de eigenlijke betekenis
van die schone hoge vreugde nog
beter aan ons voor te stellen, heeft
Moeder Kerk geleid en geïnspireerd
door de zelfde Geest Die zich mede
deelt aan allen en alles en met de
Wijsheid van Hèm ontvangen, dit
Feest zó ingericht eni afgestemd, dat
onze menselijke natuur mede kan
werken om de bovennatuurlijke
blijdschap beter te ervaren.
Niet alleen dit festijn van
de vurige Geest, maar al
Haar Mysterievieringen
heeft Zij in- overeenstem
ming met de zichtbare orde
geregeld. Om slechts bij de
hoogte-punten te blijven:
Kerstmis, de verschijning
van het Goddelijk Woord,
die het Licht der Wereld is,
viert Zij als het geschapen
licht de duisternis gaat over
winnen en tot ons terug
keert, Pasen, de Opstanding
uit de doodslaap, als de stof
felijke natuur het nieuwe
leven aandoet en dit
Pinksteren, als de eerste
schone bloei het oog en hart
verrukt. O ja. dat is het
Pinksterfeest der natuur:
een vurige zonnegloed die
het al in kleur en geur en
bloeileven gaat zetten. Wat
hebben onze middeleeuwse
voorvaderen die hechte sa
menhang tussen natuur en
genade toch goed verstaan!
Zij zien in de schepping al
tijd een afstraling van de
ongeschapene en de onzicht
bare heerlijkheid.
Pinksteren in de herbloeiende
natuur! Reinaert de Vos, in de be
werking van Streuvels die de mid
deleeuwse toon zo bewonderens
waardig bewaard heeft, begon aldus:
„Het was omtrent den Sinxen en
weeral zomer te wege. Velden en
bosschen, overal was 't groen erop
gekomen en in hagen - en boomen
speelden de vogels en schuifelden
lustig. Kruiden en bloemen waren
uit den grond geschoten en 't waai
de in de lucht van menigerhande
fijne reuken. De zonne schong hel
der
Pinksteren is het feest van de
bloemen! Laten wij de altaren Gods
versieren met vuurrode rozen!
Liefdegloed! Herinnert U zich, nog,
dat de bloemen vóór de Kerststal,
midden in de winter zo wonderlijk
bloeiden, slechts één uur, midden in
de Nacht tijdens de heilige Ge
boorte? De middeleeuwse zanger
verbaasde er zich over in zijn lied:
„Wat is er te doen, zo vroeg in 't
seizoen, Dat alle die bloemekens zo
schoon staan in 't groen?" Nu mo
gen ze de aarde weer versieren een
volle zomer' lang en zijn voor ons
symbolen geworden van de deugden
die in ons moeten ontspruiten nu de
heilige Geest het zaad der genade
'in ons uitgestrooid heeft, om er
daarna zijn zegenrijke dauw op te
druppelen.
Het is vooral de middeleeuwse
symboliek en haar grootmeester
Heinrich Suso, die de bloemen, lief
lijke sieraden der aarde rechtstreeks
uit de handen van den Alschepper
voortgekomen, in haar mystieke be
schouwing opgenomen heeft, en nu
op het Pinksterfeest wijst zij ons
naar de gaven en vruchten die de
Geest ons geschonken heeft: Daar
is de rode roos die ons de Liefde
verzinnebeeldt, de crocus die aan de
blijdschap doet peinzen, de hyacinth
om de vrede te gedenken, de reseda
die op de bescheidenheid wil dui
den.
Wij kunnen onze Flora achtereen
volgens gaan opnoemen, in elke
bloemgestalte bloeit een deugd op
die wij niet kunnen beoefenen dan
alleen met bijstand en ondersteu
ning van de Geest Die alle goeds
voortbrengt en bevordert. Wij, be
woners van het bloemenland Hol
land, denken we er wel eens aan?
Of gaat dit alles maar achteloos aan
ons voorbij. Hoeveel gewijde schoon
heid zullen we dan wel missen?
En kijk, daar wandelt de fiere
Pinksterblom van huis tot huis, be
geleid en omstuwd door een uitge
laten blijde jeugd. Dat de Pinkster-
blom eens symbool van de godin
Flora was in een voor-Christelijke
tijd zijn we al bijna vergeten sedert
haar Kerstening door de Geloofs-
predikers en hun opvolgers. Nu
willen wij in haar aloude omme
gang alleen maar hoge pure blijd
schap zien om de herbloei van ons
bovennatuurlijk leven en we laten
|N DE VASTENWET heeft het
Kerkelijk gezag gedispen
seerd, maar het blijft
een onthoudingsdag. In onze ka
tholieke gezinnen moge de goede
geest bewaard blijven. Hetgeen
de Kerk ons voorschrijft, moe
ten wij doen, omdat door de
Kerk God Zelf spreekt. Het
Evangelie zegt morgen met
Christus' eigen woorden: „Wie
Mijn geboden heeft en ze onder
houdt. hij is het die Mij lief
heeft". Op de onderhouding, de
beleving van Gods geboden
komt het aan. Anders is ons ka
tholiek-zijn maar schijn, uiter
lijkheid. bedrog. Gods geboden
kunnen we niet zo maar straffe
loos overtreden, ook al doen en
leven veel mensen, alsof dat wel
kon. Maar dat is de „wereld",
waarvan Christus zegt, dat zij
„den Geest van waarheid niet
kan ontvangen". Zorgen wij. dat
wij ons zelf niet uitsluiten.
MARCIJS
ons helemaal niet van de wijs bren
gen door de vaak zinloze liedjes die
men haar in later tijden, toen men
van haar afkomst niets meer be
greep, in de mond heeft gegeven.
Naar het prachtige voorbeeld
van Moeder Kerk. maken we
ook weer van oud nieuw, en
willen dit aardige volksgebruik
in een geheel Christelijke zin
verstaan om, zoals Guido Ge-
zelle het eens uitdrukte: „Gelijk
de biekens uit alle bloemen den
honig te puuren, om deze te
dragen naar de groote rijkge-
vulde Biekorft, de heilige Kerke,
van welks zoetheid wij allen
genieten mogen
JAN VERHEIJEN
DINKSTERVUUR is sinds
Pinksteren 1946 de naam
van het maandblad van de Ka
tholieke Actie! Wie dit woord
wil begrijpen, moet twee talen
kennen: de taal van onze tijd en
de taal van de Kerk. Katholieke
Actie immers is een onverzette
lijke eis van de tijd, en tevens
een dringend gebod 'van de Hei
lige Geest. Wie niet vol is van de
Heilige Geest, hij moge zo mo
dern zijn als hij wil. voor hem
zal de Katholieke Actie eén on
verstaanbaar holklinkend woord
blijven! In de K.A. is de ziel van
de dtULd, de geest die doet leven,
van overwegend belang!
IN DEZE WEEK voor Pinkste
ren werd voor de tide
maal de Indische Missieweek
gehouden de week van gebed
en offer voor bekering van
Indië. Het is ook juist vier
eeuwen geleden dat de grote
missionaris der nieuwe tijden
St. Franciscus Xaverius met de
georganiseerde missionering van
„India Oriental" begon. Nadat
hij reeds in 1546 op Ambon had
vertoefd, kwam Xaverius in
April 1547 terug naar „zijn ge
liefd Amboina" (brief aan P.
Paolo Camers)
De komst van%de grote Apostel op
Ambon betekende niet het begin
der missie in het latere Ned. Oost
Indië. Sinds 1512 waren Portugese
priesters nu en dan in de Molukken
geweest en in 1534 werd op Ternate
een hoofdman met zijn stamgenoten
gedoopt. Gewoonlijk neemt men dit
laatste aan als het beginjaar der
missie in 'Oost-Indië. Maar met de
komst van Xaverius komt de grote
stuwing en dat voor het gehele
Oost-Indië. Hij maakt Ambon tot
het centrale punt. Op de aanleg
plaats aan het strand laat hij een
kerkje bouwenden ontbiedt priesters
uit Malakka. Van toen' af was de
Missie definitief gevestigd en geor
ganiseerd. Lang bleef de heilige niet
op Ambon, hij moest naar Cochin,
Malakka, Japan en op de grens van
China kwam het einde, want: Chris
tus riep hem thuis, met zijn gesle
ten kruis. Hij is niet meer op Am-
bon geweest, maar bijna geregeld-
denkt hij aan deze missie zoals uit
zijn brieven te lezen valt. Ambon
beschouwt hij als het centrum der
actie in de Molukken, de beste mis
sionarissen zendt hij er heen. Hij
dringt aan op kerkrechtelijke orga
nisatie. Kort na zijn dood in 1558
richtte Paus Paulus IV het bisdom
Malakka op, afhankelijk van Goa.
Dit nu zowat onbekende bisdom
Malakka is van grote betekenis ge
weest voor de vroegere missiegebie
den in Ned. Oost-Indië. Heel de Ma-
leise eilandenwereld behoorde er
toe. "Tot 1640 resideerden de bis
schoppen in Malakka, maar in Ja
nuari 1641 veroverde Caertekoe Ma
lakka voor de Oost-Indische Com
pagnie. Nu was het onmogelijk om
daar een katholiek centrum te hand
haven en het bevel luidde:
„ggen publycque exercitie van de
Roomsche religie (suit) in Malac
ca noch desselfs Territoir toela
ten; de vrijheit van consciëntie
i en oogluijckent gedoogh der mis
sie en der misse is meer als onsen
Staet buyten periickel verdragen
can".
Toen werd Malakka de residentie
der bisschoppen, doch in 1661 kwa
men ook daar de Hollanders en de
laatste bisschop week uit naar Por
tugees Timor. Dat is in het kort de
geschiedenis van het oudste Neder
lands Indische Bisdom.
In 1547 en volgende jaren hebben
beroemde Jezuietenmissionarissen
op Amboina gewerkt: Ribeo, Nünez,
Alvarez; ook martelaren als de za
lige Alfonso de Castro. Rond 1600
constateerden de Visitators Ferraro
en Marta dat er in Amboina 16000,
in geheel Indië ongeveer 1 millioen
katholieken waren. Optimistisch is
hun verslag: ze hopen dat spoedig
geheel „India Oriëntal" het Kruis
zal aanvaarden.
Dan komen de Hollanders. Dat
het kruis een belangrijke plaats in
hun kolonisatiesysteem innam is
niet aan te nemen gezien de feiten.
En Busken Huet meent in zijn
„Land van Rembrandt" de Heren
zeventien te moeten prijzen dat zij
niet in de fout van Spanjaarden en
Portugezen vervielen om zielen te
winnen. Anders zegt het Gerard
Brom: „Tot de uiterste kapen en de
Naar Hans Holbein d* Oude
verste golven staat de wereldkaart
vol met Nederlandse namen, maar
ons volk heeft de aarde doorkruist,
zonder het kruis als spoor na te la*
ten". Het is zelfs merkbaar in de
taal van onze Oost, want Pater van
Ginneken heeft aangetoond dat
daar allerlei woorden voor hogere
begrippen van Romaanse en woor
den voor lagere dingen van Neder
landse oorsprong zijn. Met de komst
der Hollanders was het gedaan met
de Missie, de priesters moesten weg
en de mensen, „storven als beesten".
Zelfs is Ambon tot 1940 gesloten
gebied geweest voor de Katholieke
Kerk. En toch moest Van Hoëvell
in 1874 nog getuigen dat „veel R.K.
begrippen waren overgebleven".
Wel is sinds 1808 in andere delen
van Indië de missie weer begonnen,
een tweede bloeiperiode scheen in
geleid en in 1940 waren ongeveer
een half millioen katholieken in
Indonesië. Toen daalde de Japanse
nacht over Insulinde.
Vier eeuwen zijn nu voorbijge
gaan sinds Franciscus Xaverius
kwam. Hoe de toestand in 1947 is,
kan niet precies worden aangege
ven. De „Berichten uit Java", uitge
geven door de St. Claverbond geven
enige mededelingen, die wel van
betekenis zijn. Vooral over Java,
niet op politiek of economisch ter
rein, want hier heeft de St. Claver
bond weinig ambities, des te meer
werkt hij voor de bekering van
Java. Enkele gegevens laten we
volgen als slot: Te Djokja zijn nog
12 Javaanse en 6 Nederlandse
priesters werkzaam, in het uiterste
Oosten nog 6; aan de Indonesische
Universiteit te Djokja is nu een
leerstoel voor Latijn opgericht. Te
Ambarawa is een klein-, te Djokja
een groot seminarie. De Katholieke
afdeling der Indonesische jeugd
geeft een blad uit „Hidayat" („De
voorzienigheid van God"). „De Ka
tholieke Week" uitgegeven te Bata
via wordt gelezen van Sabang tot
Hollandia.
Vanuit Borneo kwam het bericht
dat een gehele Dajakstam van pl.m.
50.000 zielen het plan heeft om in
zijn geheel tot de Katholieke Kerk
over te gaan.
DINKSTEREN, het gehei
feesten, het enige wa
beuren uit het leven van
moet wel hevig gesproken
der eerste Christenen. Daa
na drie eeuwen Christend
afzonderlijke hoogdag we
mzinnigste van onze hoog-
arop geen menselijk ge-
onze Heer wordt herdacht,
hebben tot de verbeelding
rom is het vreemd dat eerst
om het Pinksterfeest als
rd gevierd.
Tot 400 was Pinksteren, vol
gens Dom Cabrol, enkel de plech
tige sluiting van de naviering van
het Paasfeest. Alleen Origenes
denkt daarbij ook aan de nederda-
ling van de H. Geest Rond 400 ko
men beide betekenissen samen en
wordt het een hoogfeest. De grote
leraars Augustinus en Hieronymus
wijzen op de gelijkenis tussen de
gebeurtenissen op de Sinaï en in
het Cenakel. Dan heeft het feest
voor alle Christenen de drievoudige
betekenis: herinneririg aan de ne-
derdaling van de H. Geest, de af
kondiging der Nieuwe Wet en de
sluiting van de Paasviering.
De verschillende namen voor het
feest gaan terug op het Griekse
Pentecostes of het Latijnse Quin
quagesima, die beiden 50ste bete
kenen. Pentecostes werd Pentecöte
(Fr.) fentecost (Eng.) en wat
moeilijker te herkennen in Pink
steren 4Ned.) en Pfingsten (Dtl.)
Quinquagesima werd verbasterd
tot het Vlaamse woord Sinksen, dat
door Guido Gezelle nauwkeuriger
werd gespeld als Cinxen.
In de Middeleeuwen werd Pink
steren met grote plechtigheid ge
vierd. Algemeen verspreid was de
gewoonte om in de kerk een witte
duif te laten vliegen; ook liet men
vanuit het gewelf tot op het altaar
een soort „Colomba eucharistica"
neerdalen, namelijk een houten
duif met een nagemaakte hostie in
de bek. In Frankrijk had men vuur
of bloemen van zeven verschillende
kleuren en in de Gallicaanse ritus
(17e eeuw) kwamen zeven pries
ters met wierookvaten onder de H.
Mis in het priesterkoor.
Na de sequentia „Veni Sancte
Spiritus" werd in sommige Eerken
door een luid trompetgeschal de
hevige wind verzinnebeeld, die de
nederdaling van de H. Geest voor
afging, terwijl talloze rozenblade
ren, herinnerend aan de vurige
tongen, boven uit het gewelf op de
verzamelde menigte werden uitge
strooid.
Al deze gebruiken zijn echter
van lieverlede vervallen, alleen de
verrukkelijke sequentia van bis
schop Steven Langton: „Veni Sanc-
ta Spiritus", is bewaard gebleven.
In de folklore leeft nog de Pink
sterbloem of Pinksterlummel voort
Een gebruik, dat bitter weinig met
het mysterie van Pinksteren te
maken heeft, maar meer verband
houdt met de groeikracht in de na
tuur.
Guido Gezelle geeft de oorspron
kelijke wijze van doen weer in
„Biecorf": De Vrijdag voor Cinxen-
hoogdag worden velden, hoven en
weiden doorlopen van kinders der
Vlaamse bewaarscholen onder lei
ding der blauwe zusters. Ze bren
gen hele panders (manden) blom
men naar huis. De hoogstgeschatte
zijn de „Cinxebruids": beuterblom-
me, butterflower, jaunet. 's Avonds
met moeders hulpe maken de kin
ders enen hoepel van wijdauw,
daarrond vlechten zij hun gele
Cinxenbruids."
De variaties hierop zijn zonder
tal:
Het schoonste meisje van het
dorp werd met bloemen getooid en
als Pinksterbloem rondgeleid, soms
werd er een bedelpartij langs de
huizen aan vastgeknoopt. In Noord-
Holland moest het een weesmeisje
zijn, dat met een omkranste beker
in de hand rondging ,in Friesland
werd een kleine jongen uitgekozen.
Omtrent de betekenis licht
een rijmpje uit Horn (L.) in:
ons
„Pinksterbloem, slechte roem,
„Gij hebt zolang geslapen.
„Hadt gij vroeger opgestaan,
„Dan waart gij mijn kameraadje"
In sommige Limburgse plaatsen
werd een man op de gekste manier
uitgedost met papavers ,met bloe
men, linten en papierstroken om
hangen en in triomf rondgeleid.
Dat was de Pinksterlummel, die de
Zaterdag voor Pinksteren, door
gaans een schone Meidag, versla
pen had. Te Asselt was het „Luilak
ken" gewoonte; Meitakken of stro
poppen werden geplant op akkers,
die nog niet bewerkt, dus nog
braak lagen. Meestal spitte men
dan een gedeelte ervan om, ten
einde de luiwammes aan zijn ver
stand te brengen, wat als landbou
wer zijn plicht was. Voelde de boer,
dat hij inderdaad te kort geschoten
was, dan tracteerde hij de grap
penmakers. Gaf hij niets, dan werd
avonden achtereen rond de mei of
pop gedanst, om de akker steeds
meer om te woelen. Wilde de boer
daarna zijn veld in orde brengen,
dan had hij de handen vol om
eerst het terrein weer te t nivel
leren.
Die „Luilak" vinden we terug in
Amsterdam, waar op Zaterdag voor
Pinksteren alle laatkomers moes
ten tracteren; de ambachtsgezel die
te laat in de werkplaats verscheen,
de groenteboer, die het laatst aan
de markt kwam, de schooljongen,
die het laatst de klas binnentrad.
In Zaandam moest de luilak trac
teren op warme bollen met stroop
De „Luilakmorgen" is nog niet ge
heel verdwenen, in de Zaanstreek
zijn er enkele herinneringen aan
overgebleven.
W. v. d. PAS
Maastricht is een brave stad,
waar de liefde even schoon bloeit
als in de Residentie of de polders
van Noordhollands Noorderkwar
tier. Jonge mensen ontmoeten el
kander in de schouwburg of tij
dens een feestavond der stede
lijke jeugd in parochiehuizen en
zalen van verenigingen voor kunst
en vermaak. En zij ontmoeten el
kaar voor het leven. Maar de
liefde kan soms dartel zijn en
speels als een dolfijn in klaterwa-
ter. De ouden beeldden Amor niet
voor niets als een ondeugd af, een
kwajongen die pijlen afschoot
naar mensenharten of het poppen
waren in een schiettent! De ouden
waren wijs en zij wisten veel eer
der dan wij arme nazaten van hun
roemrijk geslacht, dat een mens
over die dingen niet moet praten,
want dat hij toch altijd het idee
overhoudt, dat hij op een of andere
wijze in het ootje genomen wordt.
De geschiedenis met de geranium
was eigenlijk maar een bleek en
ridicuul grapje in vergelijking met
dit prachtstuk van Cupido, die het
hart van Carthago's koningin in
vuur en vlam zette voor de Trojaan
se held Aeneas. Want eerstens
hoefde niemand hier twee mensen
met list tot elkander te brengen om
de eenvoudige reden dat ze reeds bij
elkaar waren, en tweedens heeft
deze geschiedenis een gelukkig
einde, een omstandigheid die en
misschien min of meer de bekoring
aan ontneemt.
Het begin is banaal. Er was een
meisje, Floortje Cantens heette ze,
die woonde in de Alexander Batta-
laan, de eerste straat rechts vanaf
het station. En er was natuurlijk
een jongen, Lex Boudewijns heette
hij en die was employé bij de firma
N., een Bouwmaterialen N.V. Die
twee kenden elkaar en hadden el
kander lief. Wat is er gewoner en
minder opwindend. Een feit om te
vergeten, de liefde is zo oud als de
wereld.
Maar laat ons nu de geschiedenis
volgen, want de liefde wordt be
proefd, en iedereen weet, dat dit
niet zelden tot complicaties kan lei
den en tot een soort geestelijke pi
kanterieën, om het zo eens te zeg
gen. Lex Boudewijns dan kreeg van
zijn firma de opdracht als zaakge
lastigde voor de tijd van een half
jaar naar Valence in Frankrijk te
gaan. En in al die tijd zou hij
hoogstwaarschijnlijk niet- één keer
in de gelegenheid zijn naar Neder
land terug te komen. Voor een jong
minnend meisje als Floortje Can
tens een noodlotsbericht, dat haar
dagen achtereen het huis uitjaagt
om in de voorjaarsstorm te gaan
lopen met wild fladderende haren
en conspirerend met haar eigen
hart om zich tegen de gevolgen van
die jobstijding te wapenen. Want ze
heeft die blonde reus van haar reeds
trachten om te praten om uitstel te
vragen'. Is uitstel geen afstel vol
gens het vaderlandse spreekwoord?
Maar dat was haar niet gelukt.
Een vrouw als zij, nog wel jong,
doch toch al vol wijsheid over de
verborgenheden van het leven
moest toch weten, hoe schrikkelijk
nuchter en harteloos mannen kun
nen zijn als zij gaan redeneren en
met argumenten voor de dag ko
men. Ze wist het ook eigenlijk wel,
maar ze was toch dat gevecht maar
begonnen, zoals een man die plctse-
ling tegenover een overmacht staat
maar lukraak van zich begint af te
slaan in de hoop dat hij het er
levend zal afbrengen. Het was niet
gelukt en dat was spijtig voor een
meisje als Floortje, dat al enkele
maanden zo dapper met die blonde
reus als een sprookjesprinses door
de straten der oude- st^d had ge
stapt. Doch zij had er haar gevoel
voor humor niet om verloren. Meis
jes met zwarte haren uit de Zuide
lijke steden kunnen lachen, ook met
tranen in het hart, en zij worden er
nog eens zo mooi door.
„Kijk," zei ze, twee dagen voor
zijn vertrek, „aan waarzegsters ge
loof ik niet, maar ik geloof aan de
waarzeggende kracht van bloemen.-
Ik heb een vuurrode geranium ge
kocht en die ga ik voor het raam
van mijn kamer zetten. Zolang ze
bloeit, bloeien ook onze harten voor
elkaar. Maar als ze verdord is voor
jij terugkomt, is het ook tussen ons
uit."
Welke breedgeschouderde jonge
man zou geen ogen hebben opgezet
als granaatappels bij zulk een idee
van een klein coquet meisje dat
eens zijn vrouw moest worden?
Eerst dacht' hij: het is haar in het
hoofd geslagen. Toen zag hij aan
haar ogen, dat zij het meende, en
ten laatste riep hij terwijl hij met
zijn armen begon te zwaaien: „Bes
te kind, hoe kom je op zo'n ongelo
felijk idee?" Ze klemde haar kaken
op elkaar waardoor ze even op een
man geleek en iets onverzettelijks
in haar uitdrukking kreeg, iets van:
„Daar wordt niet over gedisputeerd.
Qoud dixi, dixi!"
„Nu, goed!", kakelde hij bijna,
want hij was opgewonden als een
juffershondje. „Nu, goed, het is een
best idee. We betalen de geranium
samen, zodat ze half van jou en half
van mij is. Als ik nu terugkom, be
hoef ik de Battalaan maar in te lo
pen en naar het venster van jouw
kamer te kijken om te weten hoe de
zaken staan. Maar één ding moet ik
je nog zeggen!"
Ze bleef stilstaan als een nukkig
paard, dat niet verder wil.
„Als je de plant niet goed ver
zorgt, weiger Ik me beslist aan haar
uitspraak te onderwerpen. Onthoud
dat goed!"
Dat was natuurlijk nog al logisch
en niet de moeite waard er over te
spreken.
Zo stond er enkele dagen nadien
in cV Alexander Battalaan, perceel
125, een almachtig rode geranium
voor een der bovenvensters, en geen
der voorbijgangers vermoedde ook
maar in de verte, dat dit de bloem-
geworden liefde was van Floortje
Cantens en haar blonde reus.
Lex Roudewijns was dus vertrok
ken naar het verre Valence en 5e
geranium bloeide, bloeide schoner
en hardnekkiger dan ooit. De ene
bloemtros was nog niet verwelkt of
de andere plooide reeds haar kroon-
bladeren open, rood, vuurrood. Lex
Boudewijns schreef de ene brief na
de andere, en het scheen dat hij
daarginds niets anders dan dat te
doen had. Hij schreef over de mach
tige aanblik van het Rhöne-da! en
hij diste verhalen op van boottom-
ten en bergbeklimmingen. Soms
ook was zijn brief een zuivere me
ditatie over geraniums en liefde.
Er verstreken twee maanden. En
toen gebeurde het. Hij werd door
I zijn superieuren naar Maastricht
teruggeroepen om een opengevallen
plaats aan het hoofdkantoor in te
nemen. Het kwam zo onverwacht,
dat het hem ontnuchterde, want
men kan zelfs met het onvermijde
lijke vrede nemen, men kan er aan
gewend raken als aan een partijtje
biljart op Zondag.
Floortje Cantens kreeg een tele
gram en als gevolg daarvan een
hartklopping, hoe zou men dat an
ders kunnen verwachten van een
meisje met Zuidelijk temperament.
Een dag liep ze door de stad te zin
gen als een schone fee, die denkt
alleen door een gouden bos te lo
pen, dicht aan de rand van het be-
lofteland waar mensen op vleugels
gaan.
Toen kwam hij terug, gebruind
als een woestijnreiziger en met de
gloed der wijnbergen in zijn ogen.
Ze haalde hem af van het station en
danste aan zijn zij naar de Batta
laan. Daar bleef hij stilstaan- voor
het perceel no. 125 en zocht naar
een geranium voor het raam van
een bovenkamer. Er was niets, al
leen maar het ongezellige grijs van
een neerhangend gordijn. Hij hield
haar tegen, trok een ijzig gezicht en
wees naar het venster. Floortje
Cantens keek in de richting ^an die
dreigende vinger en sloeg de hand
voor haar mond om niet te laten
merken Koe verlegen ze was.
„O," zei ze, „je bedoelt?"
„De geranium," stotterde hij.
,Kom mee naar binnen," suste ze,
„dan zal ik het je uitleggen."
Lex Boudewijns stond in de gang
en liet zich naar de zitkamer voort
duwen als een slaapwandelaar in
trance. Daar stond Floortje's moe
der op hem te wachten, glimlachend
en met een beetje zon op haar ge
zicht. Ze stak hem de hand toe en
zei, dat ze blij was dat hij weer was
teruggekomen. Floortje had al die
tijd in een schimmenwereld geleefd,
ver van iedere werkelijkheid en
haar plichten vergetend als huis
vrouw in het huis van haar moeder.
Geen werk had ze meer aange
raakt, verbeeld je. Het cyperse
poesje miauwde al weken door het
huis van de honger en de onwen
nigheid, de parkieten in de volière
maakten vreemde geluiden, het
klonk als een dreiging, en de plan
ten in de serre en op de venster
banken zouden al lang verwelkt
zijn geweest als zij, Floortje's moe
der zich daarover niet ontfermd
had.
Toen begon die blonde reus een
lichtje op te gaan en schoot hij zo
onbedaarlijk in de lach, dat het leek
of de gloeiende Zuiderzon hem een
kolder bezorgd had. En hij bedaar
de pas geheel en al, toen Floortje
hem mee de tuin in nam, waar in
een verloren hoekje de geranium
stond, alleen en vergeten, maar pra
lend met rode, vuurrode bloemen.