EN DE
7*
H
GEM VLAAMSE VERTHJUHG VAN
GUIDO vanOETH
DEHUISKAMER
OOK NU
DERODE P
tijdens het heerlijk avondje
ADVENT US DOMINI
SINT NICOLAAS
Bisschop van Myra
DEWEG NAAR GOD
N1EUW NOORDHOLLANDS DACBLAD - Zoterdog 4 December 1948
PAG. 3
r—L
.en zegde „Bonsoir Saint
Pierre
.er was daar een engelke
met een blanke hand....
voordat de
Waal wist, wat
er geschiedde.
Hoe houdt de zonde ons hart gevangen
Als Satan de wereld in zijn klauwen draagt,
Met onverzoenbare wrok voortdurend ons belaagt
Noch ophoudt 's mensen ziel te doen verlangen
Naar het refrein van duivelse gezangen!
Hoe thans de wereld om verlossing vraagt
Door Hem, die nauwelijks aan de schoot der Maagd
Ontsproten, zijn lijden binnengaat om hemelse belangen:
O, Vleesgeworden Woord van God,
Weldra ontsteke Uw kleine kinderhand
De dageraad der eindeloze Vree
Die lichte over ons duister lot
En brenge een felle wereldbrand
Van eindeloze Liefde mee
17 November 1948. Gerard Ponsioen
V-
Reeds meldt de geur van speculaas
De overkomst van Sinterklaas,
En is het lokkende banket
Achter het winkelraam gezet.
Dit'is de tijd van onze jeugd
Voor het beoefenen van de deugd.
De ouders prijzen het gemak
Van 't dreigement met Piet en zak.
Maar de angst slaat ook hen om het hart;
Niet voor kastijding met de gard,
Doch om het grote portie geld
Dat straks moet worden neergeteld.
En alien die zo pertinent
Verklaren ,/k geef dit jaar geen cent",
Lopen nog naar de winkelstraat
Als Sinterklaas haast binnenstaat.
f
t
10 jaar voor moordenaars
NIEUWE BOEKEN
TWEEDE ADVENTS-ZONDAG
LEVENSWIJSHEID
UIT DE H. SCHRIFT
FEUILLETON
FAMILIEROMAN VAN MORTEN KOCH
Uit het Deens vertaald
SintN|C°laas
1 L. ."l
:r*i
W y.
fc- i
DAAR klonk een knarsen in het
slot van den hemelpoort en wijd
sloegen de deuren naar buiten
open.
Ja, ja, nu hoor ik u daar zeg-
gen: ge zijt mis! de poorten gaan
steeds naar binnen open! Hebt ge
datrooit of ze leven ieveranst ge-
zien een poort die naar buiten open
ging?
En ik zeg u, met dat laatste zijt
ge recht. Dat is te zeggen, hier op
de aarde zoude dat genant wezen,
een deur die naar buiten open gaat.
Alleman, die langs zoude lopen, zou
de daar een deur tegen zijnen neus
kunnen gaan krijgen en dat is voor-
zekers niet plezant.
Laat ik u echter juist zeggen,
waarvoor op de aarde alle deuren
naar binnen open gaan. Dat is hier-
voor: Alleman wil "maar liefst niet
altijd tehuis zijn en juist het ge-
trouwd manvolk niet en zoude nu
de deuf naar buiten open gaan, dan
zoudt ge gemakkelijker op straat
geraken.
Maar in den hemel is het juist
ter contrarie, daar is genen mens
die naar buiten wil, maar er is veel
te veel volk, dat naar binnen wil
trekken.
CE zijt echter niet aan het lezen
over wijsgerige gedachtcn van
zieveraars, ik had u gezegd, dat
den hemelpoort naar buiten open
sloeg en rru wilt ge van eigen we-
ten wat dat er toen te zien viel.
Wei, ik zal het u gaan zeggen,
vooreerst zaagt ge daar dan van
eigen Sinte Pieter met zijnen slui-
ter en dan plots kwam er een gro-
ten wolk naar buiten geschovenmet
wel duizend engelkes daarbovenop
met allegaar een sterreke in den
hand en wijl dat ze een goede edu-
catie gehad hadden, zegden ze en
passant zeer beleefd: „Goeden
avond Sinte Pieter," en ze wuifden
met hun witte vleugelkes een laatst
vaarwel tot den Heilige.
Sinte Pieter wilde juist den deur
gaan toe trekken als er een schoon
geklede gast kwam aanzetten, die
diep bt>og, de hoed van het hoofd
nam en zegde: „Bonsoir Saint Pier
re!" en den hemelwachter dan be-
leefdelijk antwoordde: Ah, verscho-
ning meneer, maar dan zijt ge abuis,
't is hier den hemel, voor de Wa-
len is het hierneven!" En de' deur
werd gesloten en de Waal aan het
duwen voor toch binnen te geraken
en ge ziet maar weer hoe groot
geluk, dat die deur naar buiten
open moest gaan, want peinst er
toch eens op, dat er een Waal in
den hemel was geraakt, wel, dan
zoude den hemel niet meer geweest
zijn. En dat zeg ik niet voor kwaad
te spreken van de Walen, bah neen,
doch de waarheid moet geweten
worden.
HOOG boven de aarde zweefde
nu de wolk met de duizendJhn-
gelkes erop. Daar zaten ze dicht
neven een: Serafijn .en Cherubijn,
Celistijn en Filomijn, Zephirijn en
Amarijn en al de anderen met leu-
tige gezichten en schoon krollekes
op den kop. Hun kleedjes waren
zo proper gewassen dat ze zo wit
waren als de wolk waarop ze za
ten. Sint Anna, die daarop acht had
geslagen, kon wezelijk eer van haar
werk hebben.
„Luistert eens Filomijn, fluisterde
op eenmaal Celistijn, „zoude Sinte
Pieter wezelijk nikske gezegd heb
ben aan Sint Nicolaas?"
„Ah neen, van eigen nie, gesteld
eens dat ge het woord van een hei
lige niet meer zoudt kunnen ver-
trouwen."
Een ogenblik was het stil en dan
weer:
„Zeg Filomijn, waar hebt ge ook
al weer gezegd, dat we naar toe
trokken?" De aangesprokene zag
boos op:
„Oei, oei, oei, dat is nu voorze-
kers al voor den honderdste maal
dat ik het u zeg. We trekken naar
Holland."
„Ah ja, dat is waar ook.... zeg,
weet gij waar dat is, Holland?"
„Wacht maar een bikke ik zal het
u gaan wijzen. Ziet maar eens om-
laag. daar, ziet ge al dat blauw?.
wel, dat is de zee en dan hebt ge
daar op uwen linker hand een groot
daar reeds bij den hemelpoort ge-
reed voor af te dalen naar de aar
de, maar Zwarten Piet was er niet
en de brave Heilige had goed roe-
pen en fluiten, Zwarte Piet was
nergens te vinden en toen op een
maal viel daar het oog van den goe-
den Heilige op dienen Waal, die
daar maar zijnen zakneusdoek rond
de vingeren stond te draaien en
van bovenaf zijn paard vraagde de
kindervriend:
..Wacht ge op iet?"
En de Waal die van eigen Vlaams
verstond. dacht dat hem gevraagd
werd of dat hem binnen wilde,
knikte gretig met het hoofd.
„Zoudt ge mij een handeke wil-
len toesteken?"
En de Waal weer van ja schud-
den met den kop, dat hem binnen
wilde.
„Is het goed als we u gaan zwart
maken? Gij kunt dan voor Zwarte
Piet spelen."
En als er ten antwoord weer ge-
knikt werd, draaide den Heilige
stuk met al die koeleuren, dat is
Engeland en nu dan naar rechts....
„Ah, dat daar!"
„Bah neen, dat is Frankrijk, zo-
gezegd het land van Pere Noel.
neen, neen, een bikke hoger op nog,
daar hebt ge eerst Belgie en dan
daarboven, dat is Holland.... Daar
trekken we naar toe."
De wolk vloog verder in de juiste
directie.
Serafijn ging plots recht staan:
„Allee, luister allegaar nog een
keer! Ik zal de instructies gaan her-
halen, dat we geen abuizen gaan
maken."
Ze zagen alien naar hem op. Die
Serafijn, dat was me er ene!
„Gelijk Sinte Pieter ons heeft ge-
permitteerd, zullen we dezen dag
het schoon feest van Sint Nicolaas
een keer mogen gaan meemaken.
We hebben daar alien reeds veel
van gehoord, doch nikske van ge-
zien. We zullen aanstonds dalen.
.Dan zal daarna ieder gerust zijnen
Ikant gaan en een plaatske zoeken
gelijk is afgesproken in een huis
waar kinderen zijn, doch zorgt dat
ge geen lawijt maakt en geen zot-
heden doet. En te klokslag tien ure
weer allegaar gezamen terug ko-
men."
De wolk bleef liggen.
„Allee we zijn gearriveerd, we
moeten ge'instelleerd zijn, voordat
Sint Nicolaas er is. Amuzeert u en
den goeien avond!"
Weg waren de engelkes en ze
zochten elk een plaatske in de hui-
zen waar de kinderen woonden en
daar wachtten zij
JA maar, ja maar, dat wachten
was op Sint Nicolaas en die stond
zich rond en riep den hemel in:
„Sinte Pieter.... Sinter Pieter.
Zoekt maar niet meer, ik heb er
al ene gevonden, die me zal gaan
assisterenen brengt als ge naar
hier komt een stukske zwarte kool
Voordat de Waal wist wat jer ge-
schiedde, had Sinte Pieter^ hem
vastgegrepen, heel zijn gezicht
zwart gedaan, hem achter Sint Ni
colaas op het paard getild en voort
schoot de schimmel langs een mane-
straal naar beneden. Langst achter
zat de zwarte Waal, de grote zak
met pakskes in den hand te schreeu-
wen dat hem niet naar benee wilde
maar aangezien hij Waals sprak ver
stond Sint Nicolaas hem niet en
lachend juichte de Heilige:
„Ah. ah, dat is den besten zwar
ten Piet, die ik ooit of ze leven
gehad heb, wat zullen de kindeTen
een schrik hebben."
achter zich latend en toen was hij
weer begonnen te schreeuwen, dat
het een affront was voor zo zwart
te moeten rondlopen, dat ze niet
moesten gaan pein^en dat hij dat
zo maar ging verdragen. Doch tel-
kenmale als ze in een kamer bin-
nenkwamen waar de kinderen za
ten, dan moest de zwarte zwijgen,
er was daar een engelke met een
blanke hand en de kleinkes lachten.
Zo gingen ze huis in, huis uit,
straat in, straat uit, de zwarte roe-
pend als er niets was dat het hem
belette.
Iedere keer als er ge- van de geldcirculatie op
beld wordt, probeer ik de stemming van Sint
Nicolaas", of „Verant-
het geval, die wat komt
brengen! Er is wat ge-
praat en wat geroeze-
woord beheer i van een moes. Nadien valt de
stilte als motregen op
een najaarsdag, als de
Sint weer gaat vertrek-
vrouw en kinderen voor
te zijn om de voordeur
te openen. We zitten zwarte piet bij verschil
allemaal in spanning te lende conjuncturen".
wachten op de dingen, Wie begint er eens aan?
die komen zullen. De Intussen is de cacao, ken. En dan breekt het
maan schijnt al lang die op deze avond te- rumoer los. Het is niet
door de bomen en de vens als officiele huis- meer te houden. Papie-
drank, tot na Drieko- ren vliegen links en
rechts, het wordt een
bende als bij een ver-
Ergens in de buurt, bij stuk taai (zeker al van huizing. Myt mooi weer
iemand die zeker niet te voren bezorgd), op
buurjongens hebben
hun wild geraas reeds ningen, is gei'nstalleerd,
geruime tijd gestaakt. geflankeerd door een
looft, anders zou hij zijn de geurige damp, die
spelen krijgen we het
aan Sint Nicolaas ge- tafel verschenen en met jonge volkje dan ein-
delijk naar bed, onder
het zingen van „Dank
mijn u Sinterklaasje".
Terug in de kamer,
die er uitziet als een
de studentenkast op de
Diesviering, verdelen
fatsoen
kWeelt
wel houden,
een juffrouw
op de koude ruiten be-
slaat, zijn ook
knoer-hard door de ra- oude Sinterklaas-herin-
dio. Ik hoop, dat zijn neringen verdwerzen
lampen er van zullen
knappen!
De juffrouw in
radio is nu ook blijk-
We zitten allemaal te baar klaar met haar we samen het werk,
wachten op de komst oorverdovende lied. Ik mijn vrouw ruimt het
Het hoor tenminste niets
van Sinterklaas.
duurt lang! Mijn oudste meer dan wat gekraak.
zoon telt de kansen af En de kinderen zingen
op de knopen .van zijn nu van: „Hoort wie
pyama: hij komt wel, klopt daar.enz. enz.
hij komt niet. Als het Als ze zingen dat Sin
terklaas verdwaald is
vaatwerk op, ik 't pa
pier. Onder het motto:
morgen is er nog een
dag, schop ik alles on
der de divan, wie doet
je wat! Ik ben er juist
mee klaar als mijn
drukknoopje aan zijn
hals ook meetelt, komt
hij beslist niet!
En terwijl we daar zo horen
zitten te wachten moet
ik denken aan de Sin-
terklaasdagen, die ach
ter me liggen. Het wor-
den er zo langzamer- slikt zich in de laatste geschenk van de Sint,
zeker, moet ik toch vrouw binnen komt.
even een protest laten „Dat heb je vlug ge-
De (H.) man daan" ,zegt ze, maar
weet drommels goed aan haar ogen zie ik,
waar hij wezen moet.
Daar gaat we£r die
bel, mijn vrouw ver-
dat ze me door heeft.
Dan steek ik mijn
pijp op en sla het boek,
hand heel wat, goede slok van haar kop ca-
*n slechte. Avondenmet
een echt bezoek van de
open dat ik zo graag
had. Mijn vrouw zet de
radio zachtjes aan, pakt
een ander boek. Zo
cao. zodat ik de kans
krijg om naar de deur
Sint, met pepernoten te rennen. Ja, hij is het,
royaal gestrooid, met in eigen persoon. Wat vliegt de rest van de
avond om.
Morgen knettert buur-
een kleinste, staat het hui- mans radio weer met
letters en zo, maar ook een eer. wat een eeH
avonden met een rukje De kinderen, vooral de
aan de bel, met
pakje, zo maar noncha
lant in de gang gesme-
len nader dan 't lachen onverminderde kracht,
als Zwarte Piet zich
ten, een magere letter, vertoont met zak en
of een goedkoop doosje roe. Die behoeven ech-
H1
ET brullen duurde voort, ja
zelfs nog toen ze aan het eerste
huis hadden gebeld en in de kamer
waren binnen gegaan. Vol angst
kropen de kinderen in een hoek,
dicht tegeneen, doch plots, wat was
dat?
Daar kwamen de kleinkes naar
voren, gaven den groten Heilige
eerbiedig een hand en Zwarte Piet
hield zijnen mond gesloten.
Och ja, de goede Heilige, was zo
jonk niet meer, hij had niet gezien,
dat daar op eenmaal een engelke
naar voren was gekomen. Het had
zijn blanke hand voor de mond in
het zwart gelaat gehouden. Dat
engelke was gaan staan tussen de
zwarte en de kinderkes en die had
den het engelke gezien, want klein
volk ziet de engelkes het best, daar
moet ge zuivere en reine ogen voor
hebben.
En de Zwarte had gezwegen tot
de moment dat ze waren naar bui
ten gegaan. de kinderen zingend
DE uren joegen voortde klok-
ken sloegen negen, de klokken
sloegen tien
Van alle kanten kwamen ze, de
engelkes naar hun plaats, de wolk
wachtte. Ze hadden alien stralende
gezichten en kuilkes in hun wan-
gen. Toen vloog de wolk omhoog
en ver boven de wereld durfden ze
lachen, zodat het door klonk tot bij
Sinte Pieter die de poort voor hen
open deed.
Ze lagen reeds lang in hun bed-
dekens en droomden van een scho-
nen Sint Nicolaasavond toen de
Heilige zelf ter Hemelpoorte kwam.
Die Heilige had genen wolk, die
was den langen weg terug moeten
gaan op zijnen ouden schimmel en
achter hem liep de Waleman met
een glans van blijheid op het ge
laat want op het einde had hij ver-
staan. wat dat het zeggen wilde om
een Heilige te mogen helpen bij het
schenken van vreugde.
,.Envraagde Sinte Pieter.
,,Dat is den allerbesten Zwarte
Piet, die ik ooit of ze leven gehad
heb. Hij schreeuwde en tierde, maar
steeds zweeg hij op het juist mo
ment. Het is een schonen avond
geweest. De schoonste van alle ze
leven. Allee. komt mee".
■TO kwam de Waal met Sint Ni
.A> colaas mee den hemel binnen en
als Sinte Pieter later zijn abuis be-
merkte, zegde hij tot zichzelve:
,,'t Is niet juist, een Waal in den
hemel. maar ja. nu hij binnen is
kan ik hem toch niet meer buiten
gaan smijten en temeer, hii had den
hemel toch wel verdiend".
En het is vanaf dien dag. dat de
Walen die dat vernomen hebben
zich maar niet meer wassen om zo-
doende als Zwarte Piet in den he
mel te kunnen binnen geraken. En
zo'n zotte gedachte is dat toch niet.
want er schijnen in den hemel heel
wat Walen te zijn binnengelopen,
waarvan gezegd wordt, dat ze een
wit hart hebben.
En voor de kinderkes is dees his-
torie een les, dat is te zeggen, dat
ze moeten weten. dat ze geen schrik
behoeven te hebben voor den Zwar
ten Piet als ze maar een engelke
laten wonen in hun eigen huis.
sigaren. De ups en
downs van de St. Nico-
ter geen dienst te doen;
waarom die Piet dat
laasviering, op zich een nog meesleept, begrijp
interessant onderwerp ik niet.
voor een promovendus Sint Nicolaas valt be-
aan een economsiche ter in de smaak, dat is avondje al weer achter
hogeschool. ,.De invloed trouwens bij iedereen de rug. L. S., A.
kweelt er weer op alle
mogelijke en onmoge-
lijke tijden een juffrouw,
is mijn band lek als ik
naar de trein moet en
rinkelt de telefoon als
ik naar bed wil gaan.
Dan is het heerlijk
Weinig figuren uit de geschiede-
nis zijn zo veranderd en vervormd
tot ons gekomen als de H. Nicolaas,
de bisschop van Myra in Klein-
Azie. Ongetwijfeld heeft deze vrome
bisschop een bijzondere in.druk ge-
maakt op jijn omgeving, niet alleen
door zijn levenswandel, ook door
zijn daden; daarover echter zullen
wij hier niet spreken. De lof daar-
van wordt dezer dagen weer alom
verkondigd.
Mens en bisschop
Nicolaas werd geboren in Patara,
een klein provinciestadje in Lycie.
Het was een belangrijke gebeurte-
nis, want zijn ouders waren lang
kinderloos geweest en familieleden
en kennissen rekenden er al lang
niet meer op, dat er in dat gezin
nog ooit eens kinderen zouden
komen.
En hoe gaat het in zulke gevallen,
kijk maar eens rond in uw omge
ving: zo'n eenlingetje wordt met
bijzondere zorg omgeven, opgevoed
als een kasplantje en ronduit ge
zegd: verwend.
Het zou al heel vermetel zijn, aan
te nemen dat zulks met de jonge
Nicolaas niet gebeurde. Wij plegen
verwennen en bederven op een lijn
te stellen, er zit echter een hemels-
breed verschil in en als we aan-
nemen, dat Nicolaas verwend werd
in de zin van goed, extra verzorgd,
dan miszeggen wij daarbij niets.
Zo'n jongen hecht zich, als hij van
goede stam is, en dat was St. Nico
laas, sterk aan zijn ouders en het
was voor hem dan ook een ware
slag, toen deze hem door de dood
ontvielen. Dat was de eerste keer,
dat hij in aanraking kwam met echt
mensenleed. En wij kunnen ervan
overtuigd zijn, dat de jonge Nico
laas er kapot van geweest zal zijn.
Het zou echter geen man zijn ge
weest, als hij dit leed niet had
kunnen dragen. Hij droeg het en
zocht steun en afleiding in zijn
werk: de studie. En deze pakte hij
degelijk aan. Toen hij priester werd
gewijd, beschikte hij over meer
kennis dan menigeen in die tijd.
Nicolaas was wat men noemt een
echte studiebol, zonder echter een
4*
droge kamergeleerde te worden.
Nicolaas bleef bij al zijn theorie,
die hij later op het Concilie te Ni-
cea zou gebruiken, toch een man
van het practische leven. Hij onder-
zocht alles en maakte desnoods verre
reizen om te weten te komen wat
hij wilde weten.
Zelf wetende wat verdriet was,
kon hij het niet over zijn hart ver-
krijgen anderen te zien lijden. Hij
hielp waar hij kon en gaf vaak zijn
laatste geld weg. Zo ongeveer kan
men zich een voorstelling maken
van Sint Nicolaas als mens en als
bisschop. De Heilige
Hoe zal Sint Nicolaas heilig zijn
geworden? We kunnen er slechts
naar gissen. Ongetwijfeld heeft hij
de hoge staat van zijn geestelijk
leven niet cadeau gekregen. Naast
genade van God zal er ook nog wel
iets anders bij te pas zijn gekomen.
Je wordt maar niet z6 heilig! Als
wij de geschiedenis nagaan van de
heilig- en zaligverklaringen uit
onze tijd, dan blijkt daaruit, dat er
een geweldige zelfopoffering. een
volhardend gebed, een deugdzame
levenswandel, kortom, dat er ont-
zettend veel voor nodig is om een
volwaardig geestelijk leven te lei-
den. We hoeven niet een wijsgerige
of theologische beschouwing te hou
den om daar zeker van te zijn.
Trouwens, proberen we zelf eens
een dag 100 pet. te zijn, er komt
altijd wat tussen en als je 's avonds
de balans opmaakt en eerlijk wilt
zijn, kom je tot de conclusie, dat
het nog lang niet oke was.
Neen, hoe we de goede Sint ook
bekijken. of we ons ook zo goed
mogelijk voorstellen hoe hij geleefd
en gewerkt heeft, een ding zal ons
steeds met grenzeloze eerbied ver-
vullen. En dat is de grote genade
Gods en de groofheid van ziel. die
deze man heel zijn leven ken-
merkten.
En als onze letters en suiker-
beesten op zijn, doen wegoed St.
Nicolaas niet alleen te bedanken.
maar tevens te vragen of hij ook
voor ons niet een goed woordje wil
doen bij O.L. Heer.
De Arrondissementsrechtbank te
Amsterdam deed uitspraak in de
zaak tegen de twee zigeuners Adell
en Wijs, die begin Maart van dit
jaar de 71-jarige Bussumse antiquair
Koldijk op laffe wijze met een
smidshamer en stengun hebben
vermoord. Beiden werden veroor-
deeld tot een gevangenisstraf van
tien jaar met aftrek.
UIT DE PARADIJSTUIN. -
(Noorse vertaling). 'Uitge-
verij Hollandia, Baarn.
Noorse romans munten in de re-
gel uit door fijnzinnige en diep-
gaande karakter-ontleding. waar-
bij tegelijkertijd de prachtige na-
tuur een grote rol speelt. Men
heeft dit kunnen constateren in de
boeken van Gulbranssen, in die
van Sigrid Undset en anderen. die
de wereldlittteratuur verrijkten
met uitstekende romans. De tradi-
tte van de typische Scandinavische
geest, sprekend uit de kunst in het
algemeen en bijzonder uit de no-
vellen en romans wordt voortgezet
door de schrijver Kristian Elster,
die met zijn „Uit de Paradijstuin"
(vertaling van Mevr. M. J. Mola-
nus-Stamperius), opnieuw het ter.
rein betreedt van de familiebe- te schatten.
schrijving. zoals deze uitermate
boeiend door de Scandinaviers kan
worden gegeven. Het is een mo
dern verhaal, spelend voor en tij
dens de laatste oorlog, zonder
nochtans een oorlogsroman te zijn.
De kleine familie van de mijninge-
nieur. die uit de lieflijke omgeving
van de plapelandspastorie met de
daar aanwezige paradijstuin te-
rcht komt in de verwikkelingen
van menselijke tegenstrijdigheden,
overeenkomsten en botsingen,
wordt er gekarakteriseerd zoals 'n
normale menselijke familie is. zon
der overdrij.ving ten goede of ten
kwade. Daarnaast maken de prach
tige natuurbeschrijvingen, een-
voudig en fors weergegeven, het
boek tot een bijzonder bezit voor
hen, die de Scandinavische littera-
tuur op de juiste waarde weten
DE TIJD die ons nog scheidt van
Kerstmis begint allengs te kor-
ten en als straks het St. Nicolaas-
feest weer achter de rug is, kun
nen wij alle aandacht besteden
aan de eigenlijke voorbereiding van
het Kerstfeest, een voorbereiding.
die men niet zozeer in het mate-
riele als wel in het geestelijke zal
moeten zoeken.
Bij onze overwegingen over de
Adventstijd worden wij op deze
tweede Advents-Zondag door de
apostel Paulus, in zijn Brief aan de
Romeinen, aangespoord om de H.
Schrift te gaan lezen. die. zoals de
apostel zegt. geschreven is tot onze
lering en tot onze vertroosting.
De H. Kerk geeft deze week wel
zeer bijzonder acht op Paulus'
woorden en verdiept zich, via het
brevier, dag na dag in de Heilige
Schrift, langer dan op vele ande-
re dagen van het jaar het geval is.
En dat is niet zonder reden, want
de H. Schrift, in dit geval de pro-
feet Isaias, die deze week in het
brevier aan het woord is, brengt
ons nader tot God. dan welke
voorbereiding ook. Er zijn in het
boek Isaias talrijke plaatsen. waar-
in over de komst van de Messias
wordt gesproken en ontelbaar zijn
de teksten, die vol zijn van ver
langen naar God. Daarnaast toont
de grote profeet ons, hoe het hen
vergaat, die God vergaten en zich
keerden tot de werken van de we
reld, zoals op aangrijpende wijze
in het 14de hoofdstuk tot uiting
komt. Op een andere plaats spreekt
de profeet over het zondige Baby
lon en voorspelt de ondergang der
stad, een voorspelling, die letter-
lijk in vervulling is gegaan. In
hoofdstuk 19 wordt het Godsoor-
deel over Egypte uitgesproken,
een straf, die genezing zal bren
gen:
Zo zal Jahweh Egypte kastijden:
Het slaan ter genezing.
Iedere dag putten wij levens-
wijsheid uit de H. Schrift en deze
voorbereidingstijd is wel bijzonder
geschikt om ons. via de woorden
van de profeest Isaias, nader te
brengen tot meer intens geestelijk
leven. En met behulp van deze
Schriftuurteksten, die wij stuk voor
stuk rijpelijk overwegen, zal ons
de weg naar God in deze drie we-
ken aanmerkelijk gemakkelijker
worden gemaakt. Deze weg zullen
wij echter zelf moeten bereiden,
volgens de woorden van Johannes
de Doper
Eigenlij'k leven wij mensen van
de twintigste eeuw in een vreem-
de tijd. Alles gaat veel te snel in
zijn werk, de zorgen van het leven
en om het leven nemen ons te veel
in beslag en als we niet terdege
opletten zal de geest nog aan de
materie ondergeschikt worden ge
maakt. In een wel zeer rumoerige
tijd wachten wij op de Vorst des
Vredes en terwijl wij verlangen
naar Zi.in komst. bereiden wij ons
voor op de strijd. En meer dan
ooit hebben wij behoefte aan een
Verlosser. Da* Hij spoedig moge
komen in al onze harten.
97.
Hij keek naar
Bente's bruine, versleten, glimmen-
de rijbroek, ook de kleine laarzen
zagen er tamelijk afgedragen uit.
„Ga naar je kamer, Bente, daar
ligt een nieuw costuum voor je ge-
reed," zei hij.
„Nee, Ole, is het heus waar? Ja,
als jij het zegt is het zo, dat weet
ik. O, dus daarom was m'n rij-
costuum een dag weg. Mag ik het
nu meteen gaan passen?" Haastig
liep ze naar de deur, maar keerde
zich op de drempel om en zag Ole
aan. „Ik ben zo verschrikkelijk
blij. Ole Je weet niet hoe ik mijn
oude costuum geborsteld en gewas
sen heb, en hoe vervelend ik het
vond dat ik niets beters had om
aan te trekken als we naar Stock
holm zouden gaan." Overgelukkig
haastte Bente zich naar haar ka
mer.
Ole keek haar na en liep lang-
zaam op het huis toe. In de hal
kwam Claus hem tegejmoet. „Er is
bezoek, ze zitten in de huiskamer,"
fluisterde ze opgewonden. Wilier
en een vreemde man. Ze moesten
u absoluut spreken en toen heb ik
ze maar in de kamer gelaten.
Ole knikte en ging naar binnen.
Wilier en agent Mejrup stonden op.
Op het zien van Ole's afwijzende
gezicht werd Wilier een weinig
verlegen.
Ole meende dat hij evengoed be
leefd kon zijn nu ze er eenmaal
waren en vroeg hun, weer plaats
te nemen.
Wilier aarzelde lang, blijkbaar
viel het hem niet gemakkelijk op
gang te komen. Ten laatste begon
hij over Junker, uitvoerig sprak hij
over de kwaliteiten en eigenaardig-
heden van het paard en over wat
hij voor Junker gedaan had.
„Het lijkt me beter dat u verder
niet over Junker praat," antwoord
de Ole koeltjes. Op hetzelfde ogen
blik werd de deur geopend en trad
Bente binnen in haar nieuwe rij-
costuum. Het donkergrijze, bijzon
der chique rijkleed zat gegoten en
deed haar tengere, ranke figuurtje
zeer voordelig uitkomen. Een paar
laklaarzen completeerden haar toi
let.
Zonder de bezoekers een hand te
geven, knikte ze en wilde zich te-
rugtrekken, maar Ole verzocht haar
te blijven. „Waarschijnlijk heeft me
neer Wilier iets, dat hij met ons
bespreken wil, en ik. zou graag
hebben dat jij het ook hoorde," zei
hij.
Wilier voelde zich blijkbaar wei
nig op z'n gemak; maar nu moest
hij wel voor de dag komen met zijn
boodschap. Weifelend begon hij. af
en toe zoekend naar zijn woorden.
Ten slotte echter zei hij. hiertog
min of meer gedwongen door zijn
zwager, dat hij gekomen was om
tot een vergelijk te geraken eer er
een ongeluk geschiedde.
„Ik heb u al een tijd geleden aan-
geraden met Wilier te onderhande-
len, Offer. Ik wou om een lief ding
dat u naar m'n raad geluisterd
had," wierp Mejrup er tussen. „Als
u de stoeterij aan Wilier had over-
gelaten. zoals bepaald was, zofl dit
ongeluk niet gebeurd zijn."
„Ik weet niet over welk ongeluk
u het hebt," antwoordde Ole.
.,1k beschouw het als een onge
luk wanneer de goede naam van
Munk te grabbelen gegooid wprdt
en hij een bedrieger en oplicnter
genoemd zal worden. Ja, mevrouw
Offer, ik weet wel dat dit harde
woorden zijn; maar ik moet het wel
zeggen. Het kan echter nog verme-
den worden."
..Daarvan zijn Bente en ik bei
den overtuigd," antwoordde Ole
scberp. Hij wilde nog meer zeggen,
maar Mejrup viel hem in de rede
en vervolgde zo haastig. dat Ole
er geen woord tussen kon krijgen:
„Het kan vermeden worden, doch
slechts op een manier, Offer. U
moet Willers aanbod accepteren.
Wilier en Zita willen de bezitting
nu eenmaal hebben, en Wilier ie
bereid u dertigduizend. kronen te
betalen en alle vorderingen over
te nemen. Ik zou u willen vragen,
u goed te bezinnen voor u een der-
gelijk aanbod af slaat, Offer. Als u
weigert, gaat u failliet, dat weet
u best, en u verliest alles, wat u
hebt. Als u met Wilier tot een ver
gelijk komt, kan het zo geregeld
worden. dat Munks bedrog ver-
borgen blijft; maar anders komt
dit natuurlijk aan het licht. Het zou
een ongehoord schandaal zijn, hier
in de streek." Mejrdp verhief zijn
stem en keek naar Bente, om de
uitwerking van zijn woorden gade
te slaan.
„Het is zoals mijn zwager ver-
klaard heeft," zei Wilier. „Ik ben
bereid u dertigduizend kronen uit
te betalen op fie dag, dat u Enekaer
verlaat. en voor het schandaal met
Munk zal een regeling gevonden
worden. Ik wil zelfs zover gaan dat
ik u de premie wil laten behouden
wanneer Junker in Stockholm
mocht wanneer, maar daar zal wel
niet veel kans op zijn, dunkt me."
Wilier glimlachte spottend; met
een echter stond hij op en trad op
Ole toe. „Zeg nu ja. Offer, en laten
we een einde aan deze zaak maken.
Ik beschik over voldoende kapitaal,
u krugt uw geld contant. Denk aan
uw vrouw. Offer, terwille van haar
alleen al moest u toeslaan. Ik dacht
dat we haar deze grote schande be-
sparen moesten."
(Wordt vervolgd.)