EN DE 7* H GEM VLAAMSE VERTHJUHG VAN GUIDO vanOETH DEHUISKAMER OOK NU DERODE P tijdens het heerlijk avondje ADVENT US DOMINI SINT NICOLAAS Bisschop van Myra DEWEG NAAR GOD N1EUW NOORDHOLLANDS DACBLAD - Zoterdog 4 December 1948 PAG. 3 r—L .en zegde „Bonsoir Saint Pierre .er was daar een engelke met een blanke hand.... voordat de Waal wist, wat er geschiedde. Hoe houdt de zonde ons hart gevangen Als Satan de wereld in zijn klauwen draagt, Met onverzoenbare wrok voortdurend ons belaagt Noch ophoudt 's mensen ziel te doen verlangen Naar het refrein van duivelse gezangen! Hoe thans de wereld om verlossing vraagt Door Hem, die nauwelijks aan de schoot der Maagd Ontsproten, zijn lijden binnengaat om hemelse belangen: O, Vleesgeworden Woord van God, Weldra ontsteke Uw kleine kinderhand De dageraad der eindeloze Vree Die lichte over ons duister lot En brenge een felle wereldbrand Van eindeloze Liefde mee 17 November 1948. Gerard Ponsioen V- Reeds meldt de geur van speculaas De overkomst van Sinterklaas, En is het lokkende banket Achter het winkelraam gezet. Dit'is de tijd van onze jeugd Voor het beoefenen van de deugd. De ouders prijzen het gemak Van 't dreigement met Piet en zak. Maar de angst slaat ook hen om het hart; Niet voor kastijding met de gard, Doch om het grote portie geld Dat straks moet worden neergeteld. En alien die zo pertinent Verklaren ,/k geef dit jaar geen cent", Lopen nog naar de winkelstraat Als Sinterklaas haast binnenstaat. f t 10 jaar voor moordenaars NIEUWE BOEKEN TWEEDE ADVENTS-ZONDAG LEVENSWIJSHEID UIT DE H. SCHRIFT FEUILLETON FAMILIEROMAN VAN MORTEN KOCH Uit het Deens vertaald SintN|C°laas 1 L. ."l :r*i W y. fc- i DAAR klonk een knarsen in het slot van den hemelpoort en wijd sloegen de deuren naar buiten open. Ja, ja, nu hoor ik u daar zeg- gen: ge zijt mis! de poorten gaan steeds naar binnen open! Hebt ge datrooit of ze leven ieveranst ge- zien een poort die naar buiten open ging? En ik zeg u, met dat laatste zijt ge recht. Dat is te zeggen, hier op de aarde zoude dat genant wezen, een deur die naar buiten open gaat. Alleman, die langs zoude lopen, zou de daar een deur tegen zijnen neus kunnen gaan krijgen en dat is voor- zekers niet plezant. Laat ik u echter juist zeggen, waarvoor op de aarde alle deuren naar binnen open gaan. Dat is hier- voor: Alleman wil "maar liefst niet altijd tehuis zijn en juist het ge- trouwd manvolk niet en zoude nu de deuf naar buiten open gaan, dan zoudt ge gemakkelijker op straat geraken. Maar in den hemel is het juist ter contrarie, daar is genen mens die naar buiten wil, maar er is veel te veel volk, dat naar binnen wil trekken. CE zijt echter niet aan het lezen over wijsgerige gedachtcn van zieveraars, ik had u gezegd, dat den hemelpoort naar buiten open sloeg en rru wilt ge van eigen we- ten wat dat er toen te zien viel. Wei, ik zal het u gaan zeggen, vooreerst zaagt ge daar dan van eigen Sinte Pieter met zijnen slui- ter en dan plots kwam er een gro- ten wolk naar buiten geschovenmet wel duizend engelkes daarbovenop met allegaar een sterreke in den hand en wijl dat ze een goede edu- catie gehad hadden, zegden ze en passant zeer beleefd: „Goeden avond Sinte Pieter," en ze wuifden met hun witte vleugelkes een laatst vaarwel tot den Heilige. Sinte Pieter wilde juist den deur gaan toe trekken als er een schoon geklede gast kwam aanzetten, die diep bt>og, de hoed van het hoofd nam en zegde: „Bonsoir Saint Pier re!" en den hemelwachter dan be- leefdelijk antwoordde: Ah, verscho- ning meneer, maar dan zijt ge abuis, 't is hier den hemel, voor de Wa- len is het hierneven!" En de' deur werd gesloten en de Waal aan het duwen voor toch binnen te geraken en ge ziet maar weer hoe groot geluk, dat die deur naar buiten open moest gaan, want peinst er toch eens op, dat er een Waal in den hemel was geraakt, wel, dan zoude den hemel niet meer geweest zijn. En dat zeg ik niet voor kwaad te spreken van de Walen, bah neen, doch de waarheid moet geweten worden. HOOG boven de aarde zweefde nu de wolk met de duizendJhn- gelkes erop. Daar zaten ze dicht neven een: Serafijn .en Cherubijn, Celistijn en Filomijn, Zephirijn en Amarijn en al de anderen met leu- tige gezichten en schoon krollekes op den kop. Hun kleedjes waren zo proper gewassen dat ze zo wit waren als de wolk waarop ze za ten. Sint Anna, die daarop acht had geslagen, kon wezelijk eer van haar werk hebben. „Luistert eens Filomijn, fluisterde op eenmaal Celistijn, „zoude Sinte Pieter wezelijk nikske gezegd heb ben aan Sint Nicolaas?" „Ah neen, van eigen nie, gesteld eens dat ge het woord van een hei lige niet meer zoudt kunnen ver- trouwen." Een ogenblik was het stil en dan weer: „Zeg Filomijn, waar hebt ge ook al weer gezegd, dat we naar toe trokken?" De aangesprokene zag boos op: „Oei, oei, oei, dat is nu voorze- kers al voor den honderdste maal dat ik het u zeg. We trekken naar Holland." „Ah ja, dat is waar ook.... zeg, weet gij waar dat is, Holland?" „Wacht maar een bikke ik zal het u gaan wijzen. Ziet maar eens om- laag. daar, ziet ge al dat blauw?. wel, dat is de zee en dan hebt ge daar op uwen linker hand een groot daar reeds bij den hemelpoort ge- reed voor af te dalen naar de aar de, maar Zwarten Piet was er niet en de brave Heilige had goed roe- pen en fluiten, Zwarte Piet was nergens te vinden en toen op een maal viel daar het oog van den goe- den Heilige op dienen Waal, die daar maar zijnen zakneusdoek rond de vingeren stond te draaien en van bovenaf zijn paard vraagde de kindervriend: ..Wacht ge op iet?" En de Waal die van eigen Vlaams verstond. dacht dat hem gevraagd werd of dat hem binnen wilde, knikte gretig met het hoofd. „Zoudt ge mij een handeke wil- len toesteken?" En de Waal weer van ja schud- den met den kop, dat hem binnen wilde. „Is het goed als we u gaan zwart maken? Gij kunt dan voor Zwarte Piet spelen." En als er ten antwoord weer ge- knikt werd, draaide den Heilige stuk met al die koeleuren, dat is Engeland en nu dan naar rechts.... „Ah, dat daar!" „Bah neen, dat is Frankrijk, zo- gezegd het land van Pere Noel. neen, neen, een bikke hoger op nog, daar hebt ge eerst Belgie en dan daarboven, dat is Holland.... Daar trekken we naar toe." De wolk vloog verder in de juiste directie. Serafijn ging plots recht staan: „Allee, luister allegaar nog een keer! Ik zal de instructies gaan her- halen, dat we geen abuizen gaan maken." Ze zagen alien naar hem op. Die Serafijn, dat was me er ene! „Gelijk Sinte Pieter ons heeft ge- permitteerd, zullen we dezen dag het schoon feest van Sint Nicolaas een keer mogen gaan meemaken. We hebben daar alien reeds veel van gehoord, doch nikske van ge- zien. We zullen aanstonds dalen. .Dan zal daarna ieder gerust zijnen Ikant gaan en een plaatske zoeken gelijk is afgesproken in een huis waar kinderen zijn, doch zorgt dat ge geen lawijt maakt en geen zot- heden doet. En te klokslag tien ure weer allegaar gezamen terug ko- men." De wolk bleef liggen. „Allee we zijn gearriveerd, we moeten ge'instelleerd zijn, voordat Sint Nicolaas er is. Amuzeert u en den goeien avond!" Weg waren de engelkes en ze zochten elk een plaatske in de hui- zen waar de kinderen woonden en daar wachtten zij JA maar, ja maar, dat wachten was op Sint Nicolaas en die stond zich rond en riep den hemel in: „Sinte Pieter.... Sinter Pieter. Zoekt maar niet meer, ik heb er al ene gevonden, die me zal gaan assisterenen brengt als ge naar hier komt een stukske zwarte kool Voordat de Waal wist wat jer ge- schiedde, had Sinte Pieter^ hem vastgegrepen, heel zijn gezicht zwart gedaan, hem achter Sint Ni colaas op het paard getild en voort schoot de schimmel langs een mane- straal naar beneden. Langst achter zat de zwarte Waal, de grote zak met pakskes in den hand te schreeu- wen dat hem niet naar benee wilde maar aangezien hij Waals sprak ver stond Sint Nicolaas hem niet en lachend juichte de Heilige: „Ah. ah, dat is den besten zwar ten Piet, die ik ooit of ze leven gehad heb, wat zullen de kindeTen een schrik hebben." achter zich latend en toen was hij weer begonnen te schreeuwen, dat het een affront was voor zo zwart te moeten rondlopen, dat ze niet moesten gaan pein^en dat hij dat zo maar ging verdragen. Doch tel- kenmale als ze in een kamer bin- nenkwamen waar de kinderen za ten, dan moest de zwarte zwijgen, er was daar een engelke met een blanke hand en de kleinkes lachten. Zo gingen ze huis in, huis uit, straat in, straat uit, de zwarte roe- pend als er niets was dat het hem belette. Iedere keer als er ge- van de geldcirculatie op beld wordt, probeer ik de stemming van Sint Nicolaas", of „Verant- het geval, die wat komt brengen! Er is wat ge- praat en wat geroeze- woord beheer i van een moes. Nadien valt de stilte als motregen op een najaarsdag, als de Sint weer gaat vertrek- vrouw en kinderen voor te zijn om de voordeur te openen. We zitten zwarte piet bij verschil allemaal in spanning te lende conjuncturen". wachten op de dingen, Wie begint er eens aan? die komen zullen. De Intussen is de cacao, ken. En dan breekt het maan schijnt al lang die op deze avond te- rumoer los. Het is niet door de bomen en de vens als officiele huis- meer te houden. Papie- drank, tot na Drieko- ren vliegen links en rechts, het wordt een bende als bij een ver- Ergens in de buurt, bij stuk taai (zeker al van huizing. Myt mooi weer iemand die zeker niet te voren bezorgd), op buurjongens hebben hun wild geraas reeds ningen, is gei'nstalleerd, geruime tijd gestaakt. geflankeerd door een looft, anders zou hij zijn de geurige damp, die spelen krijgen we het aan Sint Nicolaas ge- tafel verschenen en met jonge volkje dan ein- delijk naar bed, onder het zingen van „Dank mijn u Sinterklaasje". Terug in de kamer, die er uitziet als een de studentenkast op de Diesviering, verdelen fatsoen kWeelt wel houden, een juffrouw op de koude ruiten be- slaat, zijn ook knoer-hard door de ra- oude Sinterklaas-herin- dio. Ik hoop, dat zijn neringen verdwerzen lampen er van zullen knappen! De juffrouw in radio is nu ook blijk- We zitten allemaal te baar klaar met haar we samen het werk, wachten op de komst oorverdovende lied. Ik mijn vrouw ruimt het Het hoor tenminste niets van Sinterklaas. duurt lang! Mijn oudste meer dan wat gekraak. zoon telt de kansen af En de kinderen zingen op de knopen .van zijn nu van: „Hoort wie pyama: hij komt wel, klopt daar.enz. enz. hij komt niet. Als het Als ze zingen dat Sin terklaas verdwaald is vaatwerk op, ik 't pa pier. Onder het motto: morgen is er nog een dag, schop ik alles on der de divan, wie doet je wat! Ik ben er juist mee klaar als mijn drukknoopje aan zijn hals ook meetelt, komt hij beslist niet! En terwijl we daar zo horen zitten te wachten moet ik denken aan de Sin- terklaasdagen, die ach ter me liggen. Het wor- den er zo langzamer- slikt zich in de laatste geschenk van de Sint, zeker, moet ik toch vrouw binnen komt. even een protest laten „Dat heb je vlug ge- De (H.) man daan" ,zegt ze, maar weet drommels goed aan haar ogen zie ik, waar hij wezen moet. Daar gaat we£r die bel, mijn vrouw ver- dat ze me door heeft. Dan steek ik mijn pijp op en sla het boek, hand heel wat, goede slok van haar kop ca- *n slechte. Avondenmet een echt bezoek van de open dat ik zo graag had. Mijn vrouw zet de radio zachtjes aan, pakt een ander boek. Zo cao. zodat ik de kans krijg om naar de deur Sint, met pepernoten te rennen. Ja, hij is het, royaal gestrooid, met in eigen persoon. Wat vliegt de rest van de avond om. Morgen knettert buur- een kleinste, staat het hui- mans radio weer met letters en zo, maar ook een eer. wat een eeH avonden met een rukje De kinderen, vooral de aan de bel, met pakje, zo maar noncha lant in de gang gesme- len nader dan 't lachen onverminderde kracht, als Zwarte Piet zich ten, een magere letter, vertoont met zak en of een goedkoop doosje roe. Die behoeven ech- H1 ET brullen duurde voort, ja zelfs nog toen ze aan het eerste huis hadden gebeld en in de kamer waren binnen gegaan. Vol angst kropen de kinderen in een hoek, dicht tegeneen, doch plots, wat was dat? Daar kwamen de kleinkes naar voren, gaven den groten Heilige eerbiedig een hand en Zwarte Piet hield zijnen mond gesloten. Och ja, de goede Heilige, was zo jonk niet meer, hij had niet gezien, dat daar op eenmaal een engelke naar voren was gekomen. Het had zijn blanke hand voor de mond in het zwart gelaat gehouden. Dat engelke was gaan staan tussen de zwarte en de kinderkes en die had den het engelke gezien, want klein volk ziet de engelkes het best, daar moet ge zuivere en reine ogen voor hebben. En de Zwarte had gezwegen tot de moment dat ze waren naar bui ten gegaan. de kinderen zingend DE uren joegen voortde klok- ken sloegen negen, de klokken sloegen tien Van alle kanten kwamen ze, de engelkes naar hun plaats, de wolk wachtte. Ze hadden alien stralende gezichten en kuilkes in hun wan- gen. Toen vloog de wolk omhoog en ver boven de wereld durfden ze lachen, zodat het door klonk tot bij Sinte Pieter die de poort voor hen open deed. Ze lagen reeds lang in hun bed- dekens en droomden van een scho- nen Sint Nicolaasavond toen de Heilige zelf ter Hemelpoorte kwam. Die Heilige had genen wolk, die was den langen weg terug moeten gaan op zijnen ouden schimmel en achter hem liep de Waleman met een glans van blijheid op het ge laat want op het einde had hij ver- staan. wat dat het zeggen wilde om een Heilige te mogen helpen bij het schenken van vreugde. ,.Envraagde Sinte Pieter. ,,Dat is den allerbesten Zwarte Piet, die ik ooit of ze leven gehad heb. Hij schreeuwde en tierde, maar steeds zweeg hij op het juist mo ment. Het is een schonen avond geweest. De schoonste van alle ze leven. Allee. komt mee". ■TO kwam de Waal met Sint Ni .A> colaas mee den hemel binnen en als Sinte Pieter later zijn abuis be- merkte, zegde hij tot zichzelve: ,,'t Is niet juist, een Waal in den hemel. maar ja. nu hij binnen is kan ik hem toch niet meer buiten gaan smijten en temeer, hii had den hemel toch wel verdiend". En het is vanaf dien dag. dat de Walen die dat vernomen hebben zich maar niet meer wassen om zo- doende als Zwarte Piet in den he mel te kunnen binnen geraken. En zo'n zotte gedachte is dat toch niet. want er schijnen in den hemel heel wat Walen te zijn binnengelopen, waarvan gezegd wordt, dat ze een wit hart hebben. En voor de kinderkes is dees his- torie een les, dat is te zeggen, dat ze moeten weten. dat ze geen schrik behoeven te hebben voor den Zwar ten Piet als ze maar een engelke laten wonen in hun eigen huis. sigaren. De ups en downs van de St. Nico- ter geen dienst te doen; waarom die Piet dat laasviering, op zich een nog meesleept, begrijp interessant onderwerp ik niet. voor een promovendus Sint Nicolaas valt be- aan een economsiche ter in de smaak, dat is avondje al weer achter hogeschool. ,.De invloed trouwens bij iedereen de rug. L. S., A. kweelt er weer op alle mogelijke en onmoge- lijke tijden een juffrouw, is mijn band lek als ik naar de trein moet en rinkelt de telefoon als ik naar bed wil gaan. Dan is het heerlijk Weinig figuren uit de geschiede- nis zijn zo veranderd en vervormd tot ons gekomen als de H. Nicolaas, de bisschop van Myra in Klein- Azie. Ongetwijfeld heeft deze vrome bisschop een bijzondere in.druk ge- maakt op jijn omgeving, niet alleen door zijn levenswandel, ook door zijn daden; daarover echter zullen wij hier niet spreken. De lof daar- van wordt dezer dagen weer alom verkondigd. Mens en bisschop Nicolaas werd geboren in Patara, een klein provinciestadje in Lycie. Het was een belangrijke gebeurte- nis, want zijn ouders waren lang kinderloos geweest en familieleden en kennissen rekenden er al lang niet meer op, dat er in dat gezin nog ooit eens kinderen zouden komen. En hoe gaat het in zulke gevallen, kijk maar eens rond in uw omge ving: zo'n eenlingetje wordt met bijzondere zorg omgeven, opgevoed als een kasplantje en ronduit ge zegd: verwend. Het zou al heel vermetel zijn, aan te nemen dat zulks met de jonge Nicolaas niet gebeurde. Wij plegen verwennen en bederven op een lijn te stellen, er zit echter een hemels- breed verschil in en als we aan- nemen, dat Nicolaas verwend werd in de zin van goed, extra verzorgd, dan miszeggen wij daarbij niets. Zo'n jongen hecht zich, als hij van goede stam is, en dat was St. Nico laas, sterk aan zijn ouders en het was voor hem dan ook een ware slag, toen deze hem door de dood ontvielen. Dat was de eerste keer, dat hij in aanraking kwam met echt mensenleed. En wij kunnen ervan overtuigd zijn, dat de jonge Nico laas er kapot van geweest zal zijn. Het zou echter geen man zijn ge weest, als hij dit leed niet had kunnen dragen. Hij droeg het en zocht steun en afleiding in zijn werk: de studie. En deze pakte hij degelijk aan. Toen hij priester werd gewijd, beschikte hij over meer kennis dan menigeen in die tijd. Nicolaas was wat men noemt een echte studiebol, zonder echter een 4* droge kamergeleerde te worden. Nicolaas bleef bij al zijn theorie, die hij later op het Concilie te Ni- cea zou gebruiken, toch een man van het practische leven. Hij onder- zocht alles en maakte desnoods verre reizen om te weten te komen wat hij wilde weten. Zelf wetende wat verdriet was, kon hij het niet over zijn hart ver- krijgen anderen te zien lijden. Hij hielp waar hij kon en gaf vaak zijn laatste geld weg. Zo ongeveer kan men zich een voorstelling maken van Sint Nicolaas als mens en als bisschop. De Heilige Hoe zal Sint Nicolaas heilig zijn geworden? We kunnen er slechts naar gissen. Ongetwijfeld heeft hij de hoge staat van zijn geestelijk leven niet cadeau gekregen. Naast genade van God zal er ook nog wel iets anders bij te pas zijn gekomen. Je wordt maar niet z6 heilig! Als wij de geschiedenis nagaan van de heilig- en zaligverklaringen uit onze tijd, dan blijkt daaruit, dat er een geweldige zelfopoffering. een volhardend gebed, een deugdzame levenswandel, kortom, dat er ont- zettend veel voor nodig is om een volwaardig geestelijk leven te lei- den. We hoeven niet een wijsgerige of theologische beschouwing te hou den om daar zeker van te zijn. Trouwens, proberen we zelf eens een dag 100 pet. te zijn, er komt altijd wat tussen en als je 's avonds de balans opmaakt en eerlijk wilt zijn, kom je tot de conclusie, dat het nog lang niet oke was. Neen, hoe we de goede Sint ook bekijken. of we ons ook zo goed mogelijk voorstellen hoe hij geleefd en gewerkt heeft, een ding zal ons steeds met grenzeloze eerbied ver- vullen. En dat is de grote genade Gods en de groofheid van ziel. die deze man heel zijn leven ken- merkten. En als onze letters en suiker- beesten op zijn, doen wegoed St. Nicolaas niet alleen te bedanken. maar tevens te vragen of hij ook voor ons niet een goed woordje wil doen bij O.L. Heer. De Arrondissementsrechtbank te Amsterdam deed uitspraak in de zaak tegen de twee zigeuners Adell en Wijs, die begin Maart van dit jaar de 71-jarige Bussumse antiquair Koldijk op laffe wijze met een smidshamer en stengun hebben vermoord. Beiden werden veroor- deeld tot een gevangenisstraf van tien jaar met aftrek. UIT DE PARADIJSTUIN. - (Noorse vertaling). 'Uitge- verij Hollandia, Baarn. Noorse romans munten in de re- gel uit door fijnzinnige en diep- gaande karakter-ontleding. waar- bij tegelijkertijd de prachtige na- tuur een grote rol speelt. Men heeft dit kunnen constateren in de boeken van Gulbranssen, in die van Sigrid Undset en anderen. die de wereldlittteratuur verrijkten met uitstekende romans. De tradi- tte van de typische Scandinavische geest, sprekend uit de kunst in het algemeen en bijzonder uit de no- vellen en romans wordt voortgezet door de schrijver Kristian Elster, die met zijn „Uit de Paradijstuin" (vertaling van Mevr. M. J. Mola- nus-Stamperius), opnieuw het ter. rein betreedt van de familiebe- te schatten. schrijving. zoals deze uitermate boeiend door de Scandinaviers kan worden gegeven. Het is een mo dern verhaal, spelend voor en tij dens de laatste oorlog, zonder nochtans een oorlogsroman te zijn. De kleine familie van de mijninge- nieur. die uit de lieflijke omgeving van de plapelandspastorie met de daar aanwezige paradijstuin te- rcht komt in de verwikkelingen van menselijke tegenstrijdigheden, overeenkomsten en botsingen, wordt er gekarakteriseerd zoals 'n normale menselijke familie is. zon der overdrij.ving ten goede of ten kwade. Daarnaast maken de prach tige natuurbeschrijvingen, een- voudig en fors weergegeven, het boek tot een bijzonder bezit voor hen, die de Scandinavische littera- tuur op de juiste waarde weten DE TIJD die ons nog scheidt van Kerstmis begint allengs te kor- ten en als straks het St. Nicolaas- feest weer achter de rug is, kun nen wij alle aandacht besteden aan de eigenlijke voorbereiding van het Kerstfeest, een voorbereiding. die men niet zozeer in het mate- riele als wel in het geestelijke zal moeten zoeken. Bij onze overwegingen over de Adventstijd worden wij op deze tweede Advents-Zondag door de apostel Paulus, in zijn Brief aan de Romeinen, aangespoord om de H. Schrift te gaan lezen. die. zoals de apostel zegt. geschreven is tot onze lering en tot onze vertroosting. De H. Kerk geeft deze week wel zeer bijzonder acht op Paulus' woorden en verdiept zich, via het brevier, dag na dag in de Heilige Schrift, langer dan op vele ande- re dagen van het jaar het geval is. En dat is niet zonder reden, want de H. Schrift, in dit geval de pro- feet Isaias, die deze week in het brevier aan het woord is, brengt ons nader tot God. dan welke voorbereiding ook. Er zijn in het boek Isaias talrijke plaatsen. waar- in over de komst van de Messias wordt gesproken en ontelbaar zijn de teksten, die vol zijn van ver langen naar God. Daarnaast toont de grote profeet ons, hoe het hen vergaat, die God vergaten en zich keerden tot de werken van de we reld, zoals op aangrijpende wijze in het 14de hoofdstuk tot uiting komt. Op een andere plaats spreekt de profeet over het zondige Baby lon en voorspelt de ondergang der stad, een voorspelling, die letter- lijk in vervulling is gegaan. In hoofdstuk 19 wordt het Godsoor- deel over Egypte uitgesproken, een straf, die genezing zal bren gen: Zo zal Jahweh Egypte kastijden: Het slaan ter genezing. Iedere dag putten wij levens- wijsheid uit de H. Schrift en deze voorbereidingstijd is wel bijzonder geschikt om ons. via de woorden van de profeest Isaias, nader te brengen tot meer intens geestelijk leven. En met behulp van deze Schriftuurteksten, die wij stuk voor stuk rijpelijk overwegen, zal ons de weg naar God in deze drie we- ken aanmerkelijk gemakkelijker worden gemaakt. Deze weg zullen wij echter zelf moeten bereiden, volgens de woorden van Johannes de Doper Eigenlij'k leven wij mensen van de twintigste eeuw in een vreem- de tijd. Alles gaat veel te snel in zijn werk, de zorgen van het leven en om het leven nemen ons te veel in beslag en als we niet terdege opletten zal de geest nog aan de materie ondergeschikt worden ge maakt. In een wel zeer rumoerige tijd wachten wij op de Vorst des Vredes en terwijl wij verlangen naar Zi.in komst. bereiden wij ons voor op de strijd. En meer dan ooit hebben wij behoefte aan een Verlosser. Da* Hij spoedig moge komen in al onze harten. 97. Hij keek naar Bente's bruine, versleten, glimmen- de rijbroek, ook de kleine laarzen zagen er tamelijk afgedragen uit. „Ga naar je kamer, Bente, daar ligt een nieuw costuum voor je ge- reed," zei hij. „Nee, Ole, is het heus waar? Ja, als jij het zegt is het zo, dat weet ik. O, dus daarom was m'n rij- costuum een dag weg. Mag ik het nu meteen gaan passen?" Haastig liep ze naar de deur, maar keerde zich op de drempel om en zag Ole aan. „Ik ben zo verschrikkelijk blij. Ole Je weet niet hoe ik mijn oude costuum geborsteld en gewas sen heb, en hoe vervelend ik het vond dat ik niets beters had om aan te trekken als we naar Stock holm zouden gaan." Overgelukkig haastte Bente zich naar haar ka mer. Ole keek haar na en liep lang- zaam op het huis toe. In de hal kwam Claus hem tegejmoet. „Er is bezoek, ze zitten in de huiskamer," fluisterde ze opgewonden. Wilier en een vreemde man. Ze moesten u absoluut spreken en toen heb ik ze maar in de kamer gelaten. Ole knikte en ging naar binnen. Wilier en agent Mejrup stonden op. Op het zien van Ole's afwijzende gezicht werd Wilier een weinig verlegen. Ole meende dat hij evengoed be leefd kon zijn nu ze er eenmaal waren en vroeg hun, weer plaats te nemen. Wilier aarzelde lang, blijkbaar viel het hem niet gemakkelijk op gang te komen. Ten laatste begon hij over Junker, uitvoerig sprak hij over de kwaliteiten en eigenaardig- heden van het paard en over wat hij voor Junker gedaan had. „Het lijkt me beter dat u verder niet over Junker praat," antwoord de Ole koeltjes. Op hetzelfde ogen blik werd de deur geopend en trad Bente binnen in haar nieuwe rij- costuum. Het donkergrijze, bijzon der chique rijkleed zat gegoten en deed haar tengere, ranke figuurtje zeer voordelig uitkomen. Een paar laklaarzen completeerden haar toi let. Zonder de bezoekers een hand te geven, knikte ze en wilde zich te- rugtrekken, maar Ole verzocht haar te blijven. „Waarschijnlijk heeft me neer Wilier iets, dat hij met ons bespreken wil, en ik. zou graag hebben dat jij het ook hoorde," zei hij. Wilier voelde zich blijkbaar wei nig op z'n gemak; maar nu moest hij wel voor de dag komen met zijn boodschap. Weifelend begon hij. af en toe zoekend naar zijn woorden. Ten slotte echter zei hij. hiertog min of meer gedwongen door zijn zwager, dat hij gekomen was om tot een vergelijk te geraken eer er een ongeluk geschiedde. „Ik heb u al een tijd geleden aan- geraden met Wilier te onderhande- len, Offer. Ik wou om een lief ding dat u naar m'n raad geluisterd had," wierp Mejrup er tussen. „Als u de stoeterij aan Wilier had over- gelaten. zoals bepaald was, zofl dit ongeluk niet gebeurd zijn." „Ik weet niet over welk ongeluk u het hebt," antwoordde Ole. .,1k beschouw het als een onge luk wanneer de goede naam van Munk te grabbelen gegooid wprdt en hij een bedrieger en oplicnter genoemd zal worden. Ja, mevrouw Offer, ik weet wel dat dit harde woorden zijn; maar ik moet het wel zeggen. Het kan echter nog verme- den worden." ..Daarvan zijn Bente en ik bei den overtuigd," antwoordde Ole scberp. Hij wilde nog meer zeggen, maar Mejrup viel hem in de rede en vervolgde zo haastig. dat Ole er geen woord tussen kon krijgen: „Het kan vermeden worden, doch slechts op een manier, Offer. U moet Willers aanbod accepteren. Wilier en Zita willen de bezitting nu eenmaal hebben, en Wilier ie bereid u dertigduizend. kronen te betalen en alle vorderingen over te nemen. Ik zou u willen vragen, u goed te bezinnen voor u een der- gelijk aanbod af slaat, Offer. Als u weigert, gaat u failliet, dat weet u best, en u verliest alles, wat u hebt. Als u met Wilier tot een ver gelijk komt, kan het zo geregeld worden. dat Munks bedrog ver- borgen blijft; maar anders komt dit natuurlijk aan het licht. Het zou een ongehoord schandaal zijn, hier in de streek." Mejrdp verhief zijn stem en keek naar Bente, om de uitwerking van zijn woorden gade te slaan. „Het is zoals mijn zwager ver- klaard heeft," zei Wilier. „Ik ben bereid u dertigduizend kronen uit te betalen op fie dag, dat u Enekaer verlaat. en voor het schandaal met Munk zal een regeling gevonden worden. Ik wil zelfs zover gaan dat ik u de premie wil laten behouden wanneer Junker in Stockholm mocht wanneer, maar daar zal wel niet veel kans op zijn, dunkt me." Wilier glimlachte spottend; met een echter stond hij op en trad op Ole toe. „Zeg nu ja. Offer, en laten we een einde aan deze zaak maken. Ik beschik over voldoende kapitaal, u krugt uw geld contant. Denk aan uw vrouw. Offer, terwille van haar alleen al moest u toeslaan. Ik dacht dat we haar deze grote schande be- sparen moesten." (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuw Noordhollandsch Dagblad : voor Alkmaar en omgeving | 1948 | | pagina 3