Klein epos van Godsvertrouwen
•-
I
EEN NACHTIN DE BERBER G
m
J7
V
De ziel van Vol end am
TESTAMENT VAN GESTORVEN KUNSTENARES
Vondel in het Frans
u
ISAAC HOORDE, ZAG VEEL..
EN WAS VERRUKT
w op w,g b.i. -jf.jflya'asnf
PAG. 12
NIEUW NOORDHOLLANDS DAGBLAD - Vrijdag 24 December 1948
Volendam: voor de meesten, die het zagen, er over hoorden of er
over lazen, slechts een uiterlijk begrip. Voor slechts weinigen, de
bevoorrechten, die in nader contact kwamen met de bevolking,
een monument van zielegrootheid. Tot die bevoorrechten be-
hoorde eens de schilderes, Frieda Rutgers van der Loeff—
Mielziner, die onlangs op 71-jarige leeftijd is overleden. Een
groot deel van haar picturale oeuvre ontstond in Volendam,
waar zij n vijftien jaar geleden een veel- en graaggeziene
figuur zij het een klein figuurtje was, waar zij onder de
eenvoudige bevolking vele vrienden telde. Vrienden voor het
leven, die haar bezochten gedurende haar acht-maanden-lange
ziekbed, die ook stonden aan haar graf in Bergen, dot schuil
ging onder een schat van najaarsbloemen.
iPiM
VOLENDAMMER MEISJE
VOLENDAMMER JONGEN
De pas in Bergen gestorven en
begraven schilderes Frieda Rut
gers Van der Loeff-Mielziner, die
veel in Volendam schilderde en
er zich vele vrienden maakte,
schreef kort voor haar dood
nog op haar ziekbed een artikei,
waaraan wij enkele van de voor-
naamste passages hierbij afdruk-
ken. De illustraties zijn reproduc-
ties van door haar vervaardigde
schilderijen.
HET WERK DER CULTURELE
ATTACHE'S
BOEKBESPREKING
'M
WAT ZAL DE TOEKOMST BRENGEN?
N BETHLEHEM lagen de herdertjes in de Wondere Nacht, op de
Veluwe hoedt boer Kramer, die in zorgen zit over zijn beesten,
schapen onder de Hollandse lucht. Een kerstdroom bij een kudde
schapen, die wel enige fantasie vereist. De schapen op de Veluw-
se heide zijn een grote bezienswaardig-
heid, die men met man en macht, o.a.
door de hulp van een comite, dat gelden
inzamelt, in stand wil houden. Men hoopt
zelfs op subsidie van regeringszijde.
Want, zo verzekerde boer Kramer aan
een van onze medewerkers, een Veluwe-
schaap is een ander dan een gewoon
schaap en het zou jammer zijn, als dat
ras uitsterven zou. Dat gevaar bestaat,
maar per slot van rekening vallen de
Veluwe-exemplaren toch onder de Stich-
ting voor het behoud van Natuurmonu-
menten.
T. v. d. BERG
De zielegrootheid van de Volen-
dammers had op deze met-katho-
lieke vrouw van de wereid zo'n
diepe indruk gemaakt, dat zij
nog enkele weken voor haar dood
op haar ziekbed een artikei
schreef voor ons blad over wat zij
noemde „De ziel van Volendam".
Wij ontlenen daaraan het vol-
gende:
„Ik zat weer eens op mijn ate
lier in Hotel Van Diepen, aan de
haven te schilderen, mijn Volen-
dammers kwamen daar voor mij
poseren. Het was in de maanden
van het drukke vreemdelingenver-
keer. A1 dagen lang was mijn rust
gestoord door het onatgebroken
setik op een schrijfmachine in de
Kamer naast mij. Daar zat een
Amerikaan, die in opdracht van
zijn Regering een boek over We-
derland schreef en daarbij Volen
dam natuurlijk niet kon oversiaan.
Ik had hem nog niet ontmoet,
doch enkele dagen later had hij
de waardin te kennen gegeven,
dat hij, voor hij vertrok, mij graag
nog even zou willen spreken. Het
was een keurige en welopgevoede
jongeman, intelligent en beschei-
den; hij boezemde direct vertrou-
wen in.
..Mevrouw, zei hij het is uw
schuld, dat ik alles, wat ik hier
sinds maanden heb uitgewerkt
radicaal fout vind. Toen ik gister,
voor het eerst in de tentoonstel-
lingszaal beneden uw voiencamse
schilderijen zag, werd ik getrollen
door iets, wat ik in Volendam nog
niet had opgemerkt: de innerlijke
rijkdom van de mensen hier. Ik ga
nu naar Parijs, maar over enige
weken kom ik terug en dan begin
ik opnieuw met Volendam".
Deze Amerikaan had, als zoveie
anderen, alleen op het uiterlijke
gelet, op zijn stoere bevolking in
haar artistiek costume, die in zul-
ke kleine speelgoedhuisjes woont.
Maar de echte Voiendammer nad
hij niet ontmoet. Zeals ik w61 het
voorrecht had.
In geen plaats ter wereid heb ik
zoveel geleerd, wat innerlijke waar-
de heeft, als van dit kleine volkje.
Volendam is een dorp van circa
5000 katholieken van het ailerbes-
te soort, die hun geloof beleven,
al mogen zij, zoals alle volken, die
dicht bij de zee wonen, uiterlijk
wat ruw schijnen.
De Voiendammer heeft 'n 'sterk
Godsvertrouwen en vindt steun
in zijn rijke geloof. Bij de groot-
ste misere, die over hem komt,
zegt h\j: dit heeft God ons ge-
stuurd; het is wel vreselijk, maar
het zal wel goed voor ons zijn.
En daarom gaat het leven der Vo-
lendammers even opgewekt ver-
der en bljjven zij een tevreden
volkje.
In hun huizen en hun dagelijkse
leven kan men de echte Voiendam
mer leren kennen. 'n Klein voor-
beeld.
if
Ik had het portret geschiiderd
van een nogal rijke Voiendammer.
Hij had een pracht vrouw, en een
dozijn mooie, gezonde kinderen, och
ook een kind dat ongelukkig was.
Daar ik hem beloofd had, het ge-
zin eens te bezoeken, ging ik er
eens onverwachts heen. De huisdeur
staat in Volendam altijd voor een
ieder open en vol blijde verwach-
ting ging ik naar binnen. Het eer-
ste wat ik zag, was zo iets ontzet-
tends, dat het mij m'n hele leven
is bijgebleven. Op de grond kroop
een wezen, dat meer weg had van
een dier dan van een mens; het was
een meisje van 14 jaar, het jongste
kind uit het gezin. Ik was er zo
bang van, dat ik weg wilde iopen;
maar toen kwam juist de huisheer
binnen, vrolijk en opgewekt als al
tijd.
Toen ik de opmerking maakte,
dat d^t arme kind toch veel beter
op zijn plaats was in een of ander
gesticht, kreeg ik ten antwoord; Oh,
mevrouw, dan begrijpt U er niets
van; dit is onze jongste lieveling,
wij houden van haar het meest en
wij vinden het heerlijk om haar te
verwennen. God heeft ons dit on-
gelukkige kind gegeven, om ons op
de proef te stellen, of wij wel
al ons ahdere geluk van de vele en
gezonde, mooie kinderen hebben
verdiend. Zolang iemand van ons
leeft, zal zij nooit in een gesticht
gaan, waar men haar toch nooit
echt lief kan hebben. Diep be-
schaamd vertrok ik.
Een bekend type in het dorp was
destijds een 14-jarig meisje uit een
ander gezin; zij was geheel veriamo
en bewoog zich voort in een roi-
stoel. Zij had zich door zelfstudie
de kennis van de Engelse taal eigen
gemaakt, zo, dat zij die perfect
sprak en verstond. Toen zij pas ver-
lamd was, kreeg zij eens bezoek
van Pierpont Morgan, een lid van
de bekende Amerikaanse millio-
nairsfamilie. Deze was z6 getroffen
door het lijden van het meisje, dat
hij de dokter ontbood en hem vroeg
wat hij kon doen, om het meisje te
genezen. „Niets", zei de dokter; er
is geen kans op genezing, maar een
goed bed en extra voeding zal haar
lijden verlichten. Het goede bed
kwam er en vanaf die dag werd ook
uit een der grote hotels elke dag het
lekkerste eten gebracht. Totdat
Pierpont Morgan met de Lusitania
verdronk en het meisje nooit meer
iets van de familie Morgan hoorde.
Maar haar familie was niet arm en
zorgde ook uitstekend voor het on-
gelukkige kind.
In het vreemdelingenseizoen staan
de Voiendammer huisjes gastvrij
open en zo kwam eens een gids met
een gezelschap Amerikanen in het
huisje, waar dit meisje in haar roi-
stoel zat.
Een Amerikaanse dame, niet ver-
moedend, dat het meisje de Engel
se taal verstond, veroorloofde zich
de opmerking, dat het toch vreselijk
was. om zo'n ongelukkig kind altijd
in de kamer te hebben. ToT grote
ontsteltenis verzocht het meisje
daarop in perfect Engels de gids
met zijn gezelschap de kamer te
verlaten, die zo zei ze wel voor
een ieder open stond, maar niet
voor onbeschaafde mensen.
Haar zuster schreef mij eens, toen
zij gehoord had, dat mijn moeder
uit Duitsland moest vluchten, dat
zij haar gaarne in haar huis wilde
opnemen, waar de logeerkamer tot
hare beschikking stond; maar er
was 6en voorwaarde aan verbonden,
zij wilde geen enkele vergoeding,
want waar voor tien personen eten
was, was dit er ook nog wel voor
de elfde. Dit was naastenliefde op
zijn mooist, zoals men die in Vo
lendam zoveel aantreft.'
Zo zou ik nog tal van voorbeel-
den kunnen aanhalen van de in
nerlijke waarde van dit volk van
Volendam, dat daar leeft in zijn
bescheiden huisjes met een geluk
en tevredenheid, die velen van ons
die denken zoveel meer nodig te
hebben, om gelukkig te zijn, be-
schaamd zouden doen staan.
Volendam, een dorp van merk-
waardige schoonheid; moge deze
nooit veranderen en mogen de
mensen, die er wonen, hun groot-
heid van ziel behouden; want
daardoor juist gaat er van Volen
dam zo'n grote bekoring uit".
DE BELANGSTELLING voor Ne-
derland, zowel wat de cultuur
als het maatschappelijk leven be-
treft is zeer groot in Engeland, ver-
klaarde onze culturele attache in
Londen, Dr. Jane de Jongh, deze
week op een persconferentie op het
Ministerie van O. K. en W. Er wor-
den geregeld vragen gesteld door
kinderen van zes jaar tot universi-
teitsprofessoren toe. Het door Prof.
Dr. de Leeuw destijds ingestelde in-
stituut van culturele attache's kan
een grote goodwill aankweken. Dit
geschiedt vaak nog beter in de pro-
vincie dan in Londen zelf. Dr. de
Jongh vertelde hoe ze in Lincoln,
waar nog een Nederlandse traditie
leeft, zeer goede resultaten bereik-
te. Op initiatief van de Dean van
Lincoln wordt daar een preekstoel
vervaardigd voor Oosterbeek. Er zal
een kleine tentoonstelling komen,
die later naar Pieter Marisberg en
nog naar zes andere Zuid-Afrikaanse
plaatsen zal gaan. Er zullen ook Ne
derlandse concerten worden gehou-
den. Ook in Cambridge, waar Dr.
de Jongh trachtte een gelegenheid
te scheppen voor Nederlandse stu-
denten, was de belangstelling groot.
Het is jammer, dat door het con-
servafisme van het impressariaat de
gelegenheid voor Nederlandse kun-
stenaars om op te treden nog zeer
gering is. Nel Oosterhout had in
Londen groot succes met de Krijt-
cirkel, maar zij trad op voor Allied
Circle, een besloten kring.
In Parijs, verklaarde R. F. de
Roos, onze culturele attache, is de
belangstelling minder dan in Enge
land, maar toch is ze ook hier veel
groter dan voor de oorlog en in de
provincie is men doorgaans zeer er-
kentelijk voor Nederlandse manifes-
taties. De uitwisseling is hier reeds
beter, omdat het culturele accoord
reeds langer bestaat dan met Enge
land. Hij releveerde de Vincent' van
Gogh-tentoonstelling, die binnen
drie weken meer dan 100.000 bezoe-
kers trok, de tentoonstelling van
Nederlandse Kunstnijverheid, van
de Hollandse Aquarellistenkring en
de Wederopbouwtentoonstelling. Hij
wees op het optreden van Laurence
Bogtman, Theo Orloff, Cor de Groot,
Frans Vroons en de uitvoering over
de radio van Willem Pijper's derde
symphonie. Zeer belangrijk achtte
hij ook de instelling aan de Sor-
bonne van het Lectoraat in Neder
landse Taal en beschavingsgeschie-
denis. Hij sprak ook over de con-
tacten tussen hoogleraren en hij be-
treurde het. dat in Nederlandse
wetenschappelijke kringen nog te
weinig bekendheid of belangstelling
bestaat voor het instituut van Cul
turele attache's. Ook voor de Neder
landse litteratuur wordt getracht
belangstelling te wekken. Hij wees
op het buitengewoon interessant
werk van de heer Jan Stals uit
Roermond, die Vondel voortreffelijk
in het Frans vertaalde en door een
toelage der regering in Frankrijk
zijn werk kan voortzetten. Hij ver
taalde ook het Wilhelmus van Nas-
sauwen, dat op een Nederlandse
avond in het Hotel de Rouwen door
het Oratoire de Louvre gezongen
werd.
Dr. Jane de Jongh verklaarde ten
slotte nog, dat het Belgisch Huis in
Londen wellicht open zal komen
voor de Beneluxlanden. Daardoor
zou het mogelijk zijn ook in Londen
nog intensiever te werken en een
juister begrip van ons land en volk
in Engeland ingang te doen vinden.
Het jaar van de late Nacht -
mis. Kerstnovelle door
Luc van Hoek. Uitgave:
Paul Brand, Bussum.
Een eenvoudig, maar pakkend
geschreven Kerstvertelling, waarin
verhaald wordt hoe Christus, die in
de Kerstnacht geboren werd tot heil
van alle mensen, zelfs de hulp van
een verstokte zondaar niet ver-
smaadt om een mensenziel te red
den. Het verhaal speelt in de streek
tussen Diest en Aarschot, in de tijden
dat daar de bossen van Tienhoven
en de wegen naar de Kempen nog
onveilig werden gemaakt door ro
vers en draait om twee, bijzonder
goed getypeerde figuren, de rover-
kapitein van Audenaerde en zijn
luitenant de Jonker, die wel op een
zeer bijzondere wijze Kerstmis vier-
de. Een verhaal, dat zich uitste
kend leent om voorgelezen te wor
den rond de Kerstdagen.
NARDUS werkte hij de kastelein
van de„Donkere Wolk". Voor
weinig geld en veel slaag, want de
kastelein was een kwelgeest en een
wreedaard, die hem in zijn woede
sloeg en schopte. Maar in de gelag-
kamer werd hij geprezen om zijn
goedheid voor „Gekke Nardus", de
idioot, die niets kon en die niemand
wilde. En de kastelein voelde zich
dan een goed mens, een weldoener,
die onderdak gaf aan een hulpeloze
gek.
Maar Nardus was niet idioot.
Zeker, als hij probeerde te spre
ken, kwam er uit zijn mond slechts
zware adem en ongearticuleerd ge-
luid en de kinderen lachten er om,
als zij hem uitscholden en naar hem
gooiden, en ook de ouderen kenden
hem slechts als „Gekke Nardus", de
dorpsidioot.
Maar niemand kon zo goed met
paarden omgaan als hij. De vogels
hielden van Nardus en pikten het
graan uit zijn grote hand. En de
bijen zoemden rustig verder als hij
met zijn blote arm een honinggraat
uit de korf haalde, of zij nestelden
zich in zijn borstelig haar.
Nardus sliep boven de stal, in het
harde stro.
.j>4
Diep kon hij er zich in verbergen,
zijn ogen stijf gesloten. Want nooit
keek hij in de nacht. Hij was er
bang van en hij zag niet graag in
de duisternis van zijn bedompt ver-
blijf. Uren lang wachtte hij met ge
sloten ogen op de slaap en dan
renden al zijn zorgen en verlangens
als op hoi geslagen paarden door
zijn arme hoofd: de afschuwelijke
behandeling door zijn baas, die hij
haatte boven alles, de bittere spot
van de kinderen, die hem uitschol
den en naar hem gooiden.
En zo overvol vulden deze ge-
voelens de leegte van zijn eenzaam-
heid, dat zij hem soms misselijk
maakten en dan weer dol woedend.
Razend rukte en scheurde hij dan
met zijn grote sterke handen aan
de balken, wetend, dat hij nooit zou
verlost worden van de vrees en de
hoop en de verlangens, die hem
achtervolgden en opjoegen als een
hulpeloos dier.
Zo komt de slaap in een rode
trillende verblinding van de haat.
Die nacht stond er slechts een ster
aan de hemel, eenzaam en helder,
„het oog van God zelf", dacht Nar
dus en hij klom op de zolder. Spoe-
dig wiegden de welbekende gelui-
den hem in een lichte sluimering:
het ademen van de dieren in de stal
beneden hem, het rinkelen van
drinkglazen, het schaterlachen uit
de herberg eti het kloppen van zijn
eigen hart tegen de wanden van
been en spieren, die het omring-
den
Plotseling het geluid vah een
worsteling, het slaan van een deur
en het gestamp van zware voeten.
Dan de gehate stem van de kaste
lein: „Ik heb geen kamer, is is hier
geen plaats".
Nardus lag in het stro, zijn ogen
stijf gesloten, de handen angstig
saamgeknepen. Hij hoorde fluisteren
in de stal beneden hem, murmelen
.dan een zucht.
Nardus sliep. Hij droomde van
pijn en ook van vreugde en hij
hoorde zingen in de nacht....
Hij werd gewekt door de eerste
stralen van de morgenzon, die
sprankelend in duizend vonkjes
sprongen in zijn ogen.
Dan stond hij voor het zolderraam
en keek naar de wereid beneden
hem. Daar zag Nardus het wonder-
lijke schouwspel, dat hem zijn hele
leven zou bijblijven en waaraan hij
zou denken bij zijn sterven.
Een gigantische mensenmassa
stroomde op hem toe, kilometers en
kilometers, over velden en wegen,
zover hij kijken kon, mensen, steeds
mensen. De straten vol, de wereid
vol, een eindeloze mensenkaravaan
van honderdduizenden, honderddui-
zenden.
Er waren bakkers met broden,
boeren met kuikens en vrouwen
met manden eieren. De kinderen
plukten de wilde bloemen van het
veld en maakten er bouquetten van.
De oude visser van het dorp droeg
een mand vol verse vis, zijn vangst
van deze nacht. Hij was ongescho-
ren en zijn handen waren teer-
zwart, van de nieuwe netten, die
hij had gekocht bij de kastelein.
Zijn vrouW was er ook bij en zij
hielp hem met zijn vracht. Onder-
het raam zag Nardus vreemdelin-
gen, herders met hun schapen, grijs
en vuil van een verre reis. Ook
waren er drie vreemdelingen, man-
nen in mantels van bonte zijde en
fluweel, zoals Nardus nog nooit had
gezien. Ze droegen kostbare kistjes,
waarvan ze de inhoud voor de stal
op de grond legden. Nardus hoorde
de heldere klank en zag de wondere
glans van kostbaar metaal. Gemengd
met de vertrouwde stalreuk en de
vieze mestlucht, drong in zijn neus
een ongekende geur.
Zo droegen alien hun geschenken
in deze vreemde tocht, behalve
Blinde Hannes. Hij kwam hand in
hand met zijn zoon, steunend op
zijn stok en bracht zijn enige bezit;
hij offerde zichzelf, zijn mismaakt
lichaam en zijn blinde ogen.
Nardus zag hoe alien keken naar
iets in de stal beneden hem, maar
hij zag het niet. Hij staarde slechts
in die duizenden schitterende ogen,
en verdronk zich in het geluk, dat
er uit straalde.
Toen brak de harde schors van
haat en vrees en bitterheid, die hem
jarenlang had omkneld, zijn hart
was vrij!
Tranen biggelden langs zijn wan-
gen en hij wist niet waarom
De banden van zijn tong waren ver-
broken, en hij kon spreken, voor
het eerst van zijn leven, en hij
hoorde zich keer op keer woorden
zeggen, die hij zelf nauwelijks be-
greep: „Vader, vergeef me, ik wist
niet wat ik deedik wist niet
wat ik deed".
Toen ging de deur van de her
berg open. Daar stond de kastelein,
klaar om te schelden op de rust-
verstoorders. Maar toen hij de ge
schenken zag werd hij vriende-
lijker, misschien rijke klanten
Maar Nardus flitste als een pijl
de ladder af, voorbij het vee, voor-
bij de mensen, die tot in de stal
waren gedrongen, zelfs voorbij de
herders en koningen, zich met ge-
weld een weg banend door de men-
selijke muur. Hij viel voor de voeten
van de kastelein, voor de voeten,
die hem zo dikwijls hadden ge-
schopt en gestampt, en hij zei:
„Baas, vergeef mijn haat".
De kastelein keek naar de stal en
de zorg en moeheid der jaren vielen
van zijn rug, zoals die gevallen
waren van millioenen ruggen, eeuw
na eeuw.
Herbergier en idioot, baas en
knecht, stonden zij aan zij, hun
ogen gericht op de stal
De ochtendzon kleurde de deuren
en muren zo rood als bloed, de
schaduwen van de zolderbalken
tekenden een kruis over de ver-
molmde kribbe
En er was vrede in hun harten
(Vrij naar het Engels.)
De avond had langza-
merhand plaats gemaakt
voor de koude nacht. Het
was in het midden van
het laatste jaargetij en in
Palestina.
Niet ver b'uiten Bethle
hem liggen kleine groep-
jes herders voor hun ronde vcivlci
tenten, de houtvuren ondertussen is het stil ge
branden fel. Het is voor - - - -
de warmte en tegen de
wilde dieren, die op een
afstand gehouden moeten
worden. De schapen zijn
bij elkaar gedromd, ze
hebben bij het uitademen
witte snorren door de
warme asem in de koude
hun kleren wapperen in
de wind.... het is een
fantastisch gezicht. De en-
gelen zijn hoger in de
lucht gestegen, hun gezang
blijft doorgaan met steeds
in dezelfde melodie. die won-
ruwe herder Baltus draait af. Alles is in rust,
zich wrevefig om. Maar heerlijke rust. Het is een derlijk schoon is gecom-
de vader van Isaac vraagt vredige stemming, die over poneerd.
het land voelbaar is. De §rot aangekomen
lichten in Bethlehem zijn vinden ze werkelijk een
worden in de kring der gedoofd. Verder ziet men )onSe vrouw en een man
herders, ze drinken zwarte vaag het glooiende heu- J*16' ,een baard. Tussen
koffie om wakker te blij- velland. Maar dan komt er Pn,ln. i?11}
ven een wind opgestoken, die kindje in een .kribbe. Het
twee mensen het geluid heeft als getok-
ven
,Nu
die
gingen van huis tot huis kel op een bas.
lucht, af en toe klinkt hun stuurd. De vrouw zag wit,
huilt onophoudelijk, zeker
van de kou. De vrouw
en vroegen bij iedereen En ^ineens scheurt de {,eunt' me*' haarte£el?
om een plaatsje, maar hemel open. Isaac schrikt he muur.^de jrnoeheid Jigt
ge- op. Alles is verlicht. En-
werden steeds door
geblaat. Bij de herders
wordt door enkelen op de
blokfluit gespeeld, ande
ren praten zachtjes met
op haar gelaat. maar blij-
geien"!wenken'"heen "en heid spreekt uit. haar ogen,
een vredige glimlach om
de man had kapot gelopen weer met grote banderoj- ®en vreaig
voeten, zijn schoenriemen len in hun midden, waar- a^r P10"..
zagen rood van het geron- op in sierlijke letters j- j °e-
staat: „Gloria in excelsis moedigend toe waarop ze
- schuchter verder komen
en bij de kribbe blijven
staan. Baltus, de ruwe
herder, heeft tranen in
nen bloed. Ik had echt
elkaar. In de verte ziet medelijden met die twee Deo", „Eer aan God in de
Hoge", welke woorden zij
in meerstemmig koor zin
gen: „Maria, God zal ons gen. Isaac is naar zijn va- T
helpen vooral wanneer der gegaan en staat met zWn 0Sen- Isaac staat mj
men de lichten van Beth- mensen en ik hoor nog de
lehem.nog vender het man tegen de vrouw zeg-
glooiende heuvelland, dui- - - - - -
delijk is dit alles te zien
door de heldere nacht. j^et Kindje zal komen....
Isaac, de oudste zoon van we zujien maar naar die
de aanvoerder der herders aangewezen grot gaaq, het j^au ten "■•sa - -
ligt rustig by het lmkse ;s toch beter dan onder de stilletjes aangevleugeld en n?an'°P zljn
groepje en praat honderd t>i0te hemel". En ze zijn zegt met zachte stem tot s
open mond van verbazing
toe te zien*
Dan komt er een Engel
zijn vader en ziet naar die
lieve vrouw en haar kind
je, maar kijkt ook naar de
uit over de gezelligheid, verder gegaan, het kleine
die momenteel heerst in landweggetje af naar de
Bethlehem. Er zijn men- grot van de herder Judas,
sen, die slangen alles laten u weet wel, de vader van
herders: „Wees maar De herd" zijn er stil
doen wat zij willen door
hun fluit en hun ogen.
En Isaac gaat verder:
.Baltus?" vraagt hij, „weet
die kleine hummel van vijf
jaar''
n1et"bang,°' w'anHk "kom van geworden dit was ook
zo mooi, zo heel mooi en
dan dat heerlijke zangkoor
boven de grot, prachtig
was het allemaal. Het
met een boodschap, waar-
over alien, die hier wonen
blij zullen zijn, want de
Verlosser is in een grot bij
de stad van David (Beth
lehem) geboren. Hij is in
doeken gewikkeld en ligt
De herders zijn ingedom-
je wat ik ook nog gezien meld. Ook Isaac gaat er
heb? „Nu?" zegt Baltus, beter voor liggen en al in een kribbe". Als bij een
eeI1 tXPP de oudsten met gauw slaapt hij vast, dro- ingeving roept Isaac uit:
mend van een jonge vrouw „Nee, maar vader, dat zijn
op een ezel, geleid door vast die twee mensen in
een bromstem. „Een jonge
vrouw op een ezel, geleid
ligt ook vlak bij Bethle
hem".
door een man met een een oude man met een
blonde baard, hij leek wel blonde baard.
een klein beetje op de De hemel schijnt te be-
herbergier van de Jeruza- trekken, het wordt stiller,
lemweg". „J6, zeur toch steeds stiller. Het silhouet _Q
niet zo, er zijn zoveel jon- van de enige waker wordt tus bromt wat binnens-
ge vrouwen, ezels en man- kleiner en kleiner, al maar monds. Snel lopen ze In
nen met baarden" en de kleiner.... Ijet vuur zakt de richting van de grot.
kleine kindje is ingesla-
pen. Dan vraagt Maria aan
de herders: „Willen jullie
nu gaan, de kleine slaapt,
morgen mogen jullie te
rug komen hoor". Wan
neer de herders bij hun
vaai' uic 0 w cc incriiocii xiz i. i e i
de grot van Judas en die
rug gekomen, laat Isaac
zich met een zucht voor
Direct zijn de herders Z1J" ta.nt neervallen en
ben er verrukt over".