Slachtoffer van de roets-roets Stoottroep aan het Levensfront LEDING IN DEZE LENTE De plissé-rok doet mee ERWACHTING - ALKMAAR tberichten Narcissen-idylle in het vroege voorjaar Lentenummer Beterschap, Daan Vrouwenbatalions, Blitzmadel Marva's en kraamverpleegsters! De vrouw met het zesde zintuig Y/at kan de natuur toch prachtig zijn in het voorjaar! LENTENUMMER - Vrijdag 1 April 1949 PAGINA 3 kras staaltje lent U hem. Hij is de istbode, de brenger van Binnen enkele dagen ets heel bijzonders bij •I komt een echte brief Polaks Puddingfabriek rassing. ir druk over gesproken :r, want A.J.P. weet oude Firma, die reeds 3 jaar bekend staat om ke pudding. s de post maar ai.... Ingez. mededeeling d door het K.N.M.I. te g van Vrijdagavond tot d. IETS MEER WIND. eer met enkele over- wolkenbanken en t ochtendmist. Matige rrü krachtige wind tus- en Zuidoost. Vannacht lillende plaatsen lichte t. Morgen overdag iets imperaturen dan van- p vcm ïzijn: en Jongenskleding skenende builen. Doch ir werd door een haak ie cabine met een ruk zodat hij zijn even- voor het wiel van de er terecht kwam en ien. De onmiddellijk rtsen v. d. Sluijs uit r. Wieringen uit Scha- en slechts de dood, als iet indrukken van de .tateren, itie O.I.V. opperwacht- 'eyter, maakte proces- 3urgemeester Wognum ldra op de onheilsplek. jkken van Wijnja, die ouw en een baby van achterlaat, bracht in aats een diepe versla ag- (Ingez. med.) in burgemeester en a alle raadsleden aan zijn. ezing zal ruimschoots estaan tot het stellen en het naar voren nieuwe denkbeelden, liet uitgesloten wordt le discussies een dus- ng nemen, dat opne- toestand ter plaatse s, werd het aanvangs- g speciaal vroeg ge- eur Schorsij zal de dleiding verzorgen. UIZEN, 1 April. 3, 3300 kg peen 2.50 blauwe aardappelen rode kool 16.2019, se kool 11.9012.90. C, 1 April. 500 kg O. 15000 kg gele kool kg witte kool 11.90, E I 36—43, id. II 13— ien 2.50—2.80, 3800 kg 25000 kg uien 9.40 >rei 12. 31-3-1949. 2200 kg 18,00—f 22,70; 700 kg 1,50; 40850 kg Grote -f 6,60; 9375 kg Witlof 00; Witlof n f 31,00— cg Peen II f 2,50—f 7; f 6; Veevoeder f 1,00 IJ ET verhaal van de lente is den ingebracht. Men kan hem om i -7 de oren slaan met de moeilijk een oud verhaal, zo oud als de wereld zelf. Het is het eerste hoofdstuk in het boek van de seizoenen, dat jaar na jaar, blad na blad wordt omqe slapen en nooit verveelt. Het wordt verteld door zon en wind en water en voortverteld van bloem tot bloem. Het qaat in de steden rond met de plot- selinqe lawine van klanken waarmede een draaiorqel de straten vult, en daarbuiten is de lucht er vol van, tot alles méépraat: niet alleen maar het traditionele lammetje in de wei, maar de volle rijkdom van de natuur, die uitbarst in de laaiende pracht van bloesems en van kleuren. Dit seizoen is het triomfantelijkste en het jonqste en krachtiqste van alle: het is vol van beloften en qe- tüden van spanninq en durf, en het is overal: in het maatqetij van de Kerk tussen de qlorie van Pasen en de innigheid van de maand van Mei, in de qlim- lach pan je vrouw en in het fluiten van die jonqen. die des avonds een qrachie omloopt. Zo vaart de lente door het land en waait aan van overzee, over rivieren en alle water dat het blauw van de hemel spiegelt, over groene velden en de hei, over al onze zorgen, alle vreuq- den, alle verdriet. OVER enkele weken is het Pa sen, en in de weken daarna zullen de pastoors van de kansel opnieuw beginnen de huwelijks missen af te lezen. Luistert goed toe: de namen van die ge horen zult, zijn de namen van de glo- rieuzen, voor wie het lente is in deze lente, van hen die op de een of andere manier geluk gehad hebben, de enkelen uit tallozen, de overwinnaars na zovele ver geefse pogingen. Luistert en prijst hen gelukkig in deze lente. Want voor duizenden anderen duurt de ontzaglijke catastrophe van de woningnood voort; het wachten, het afgescheept worden, het bot sen op de eigengereidheid en het egoïsme," het onbegrip en de zelf genoegzaamheid. Voor hen brandt de vlam van de hoop laag, maar onder alle beloften, waaraan ook deze lente rijk is, is er geen die dringender vervulling vraagt dan die van het eigen huis: een paar Hamers, wel te verstaan. PATER Piet Wesseling is enkele maanden geleden voor de radio zijn veldtocht aan de spits van duizenden jongeren begonnen: hij heeft gepleit vanuit de over tuiging, dat er in Nederland woon ruimte voor veel méér gezinnen is dan er thans wonen. Dat is dan stellig niet de ideale woonruimte die wij allemaal zouden wensen, maar toch: genoeg voor duizen den om te beginnen, om een einde te zien aan het vruchteloos wach ten, dat op zo fatale wijze in de weg staat van het geluk van de nieuwe generatie, die de toekomst in haar handen houdt. Zolang hij dat zelf nog niet heeft gedaan, is het te vroeg om van zijn actie en successen de balans op te maken. Ondanks stromen van critiek, zelfs van een man als Ingwersen, die niet vermocht te ontdekken dat deze radio-pries ter wel een andere stelling betrok, maar aan hetzèlfd» front stond en door dezèlfde eerlijke en diepe bezorgdheid werd gedreven, heb ben de reeds bekende voorlopige resultaten pater Wesseling in het gelijk gesteld: er zijn inderdaad nog huizen. Er is in ons land nog woonruimte, hoe verkeerd ook dikwijls verdeeld. En er wérd nog edelmoedigheid gevonden. Zijn actie heeft echter ook de voosheid van veel katholiek leven blootgelegd, dat indrukwekkend is georganiseerd, maar tekort schiet wanneer en zodra het gaat om de bereidheid tot een wezenlijk en ingrijpend persoonlijk offer. Dit is bittere taal, in pen zo zonnig geval als het lentenummer van een dagblad eigenlijk behoort te zijn. Dit is echter een nummer voor allen, en de duizenden jon geren, die het zullen lezen, zullen die bitterheid verstaan, omdat zij haar zelf proeven. Zal in déze lente de zon opgaan, ook over hun verlangens? WIE ergens over deze dingen praat, stuit op de zeer rede lijke bezwaren, die van alle kanten tegen samenwoning kunnen wor- heden, die op vele plaatsen in de practijk het leven vergallen van béide partijen die samenwonen. Daar zijn vele trahen om ge schreid, daar zijn dikwijls onhoud bare toestanden uit gegroeid: een zee van ergernis spoelt over het probleem van de samenwoning, die mensen evenzeer tot wanhoop kan drijven. Maar niemand heeft tot op de dag van vandaag een actueel, af doend antwoord kunnen geven op de vraag: Wat dan? Natuurlijk: huizen bouwen. Dat is het eerst nodige en het niterst noodzakelijke: aan het binnen lands front misschien wel de aller grootste zorg voor iedere regering,, die zichzelf respecteert. Maar nie mand gelooft nog, dat zelfs bij de uiterst mogelijke krachtsinspan ning van alle betrokkenen, de achterstand in onze woningvoor raad in korter tijd dan vijf tot tien jaar kan worden ingehaald. En wie durft de conclusie aan, dat er zo lang dan maar geen mensen zou den moeten trouwen? Er zal nóg méér samenwoning moeten komen. Deze consequentie is hard, maar onontkoombaar. Zij is echter slechts dragelijk te aanvaarden, indien eindelijk het besef van onze nationale woning- armoede algeméén doordringt, en zij „die-nog-wat-hebben" en er van uit gaan, dat je in ieder geval met alle macht moet trachten „te- houden-wat-je-hebt", deze hou ding zelf als onchristelijk leren zien, en als een wraakroepende zonde, zoals zwarthandel zo'n zonde vnas. Dit is moeilijk. Het schijnt zelfs onredelijk ten op zichte van allen, voor wie het eigen huis de vrucht is van een leven sparen en hard werken voor een onbezorgde oude dag in vrede, in een ruimte die langzaam leeg geworden is, nu alle kinderen het huis uit zijn. En toch HET is telkens ontstellend te ontdekken, hoe moeilijk de nood van anderen spreekt tot wie die nood niet aan den lijve onder gaan. Zo is het b.v. met hpt- gehele probleem van de materiële oor logsschade, die voor een groot deel blijvend wordt afgewenteld op hen, die haar nu eenmaal geleden hebben. Zo is het ook met het huizentekort: wie niet getroffen werd, wie niet gaat trouwen of moet verhuizen of uit zijn huis groeit, is zichzelf en tevreden ge noeg met wat hij heeft. Hij verde digt dat, ten koste van alles, tegen iedere inperking en iedere inmen ging. Deze hang naar zelfstandigheid op het eigen domein van het hui selijk leven is een groot goed: een ruwe inmenging van de overheid (die overigens menigmaal volko men onverdiend van alles de schuld krijgt) wordt, terecht, uit den boze geacht. Maar niet iedere inmenging is verkeerd of te ver mijden. En waar de overheid schroomt te handelen, wanneer dit duidelijk haar plicht is en binnen haar bereik valt, is zij niet minder schuldig. Maar zij alleen lost het probleem niet op. Dit is een zaak die ons allen aangaat. Dit is een zaak van het hart, van het offer. Dit is bovenal een zaak waarin wij, ka tholieken, waar kunnen maken wat onze glorie is en wat van ons, nu en in deze tijd gezegd moet kunnen .worden: „Ziet, hoe zij el kander liefhebben". Ziet, hoé zij begrijpen en inschikkelijk zijn. In deze lente waait de wind van zegen en belofte opnieuw jong en sterk ook over onze gewesten. Hij moge het pant ser van ego'isme ontdooien, dat zovelen de weg naar de een voudige goedheid van 't aards geluk verspert en het zovele anderen ongenietbaar maakt. De glorie van Pasen moge voor ons, katholieken, de overwin ning insluiten van al wat ons verhinderde te zien wat onze plicht was, en het dan ook te doen. O. DE LENTE is weer in het land, het voorjaar zit in de lucht; het kruipt uit de grond, doorzin dert de harten van de mensen; 't openbaart zich in de natuur, in het leven en in de maat schappij! Lente is leven, voor jaar is vernieuwing, overal, van binnen en van buiten. Men ziet het op het land en in de stad. De vrouw maakt het huis schoon, de garderobe roept om vernieuwing; straks is het Pa sen, het grote feest, waarop het Leven de Dood overwon. Ieder wil er weer graag op zijn „Paasbest"' uitzien. Dus lok ken de winkels in de steden en de dorpen. Voorjaar is de tijd van nieuw huwelijksgeluk, nieuwe paren gaan zich in de echt begeven, en hopen een huisje te vinden, dat zij instal leren moeten. In die tijd is er een gids nodig, om de beste adressen te registreren en waar kan dat beter dan in de advertentiekolommen van een veelgelezen dagblad, dat zijn vrienden en vriendinnen bij duizenden telt in stad en ge west? Vandaar dat begrip Lentenummer, dat zich aan trekkelijk poogt te maken, door naast de zakelijke gege vens in de advertentierubriek wat „lichte kost" voor te zet ten, die zich prettig laat lezen, ter afwisseling van de dikwijls zo zware kost over Atlantische Pacten, Marshallplannen, Uno- problemen en Indonesische kwestiesHet Lente nummer is nu eens een krant, die op de eerste plaats voor de vrouw bestemd is. Maar wij zijn er zeker van, dat de in houd ook de heren der schep ping interesseren zal. Een ech te krant voor het gezin. Wij hopen,'dat onize lezeressen en lezers er veel genoegen en veelvoordeel van ge slaagde koopjes aan mogen beleven.' -- de De kiEER DAN EEN KWARTIER had 'VI voorzitster van de vereniging Gehuwde Vrouw In Schoonmaaktijd" ge poogd, het geroezemoes van de ruim negen honderd ter vergadering gekomen leden met enorme hamerklappen tot bedaren te brengen. De plotselinge stilte werd dan ook niet veroorzaakt door het krachtdadig op treden van mevrouw Hiebering, maar door de komst van onze speciale verslaggever, die schoorvoetend de vergaderzaal beirad. Niet dan na uiterste zelfoverwinning was hij zover gekomen. Op de redactie hadden de dobbelstenen beslist, dat hij deze bijeen komst zou verslaanWaarom moest het juist onze Daan zijn, wiens gang door het noodlot werd bepaald? Waarom juist hem als pas-verloofd man naar deze vergadering gezonden en niet een getrouwd man, die de klappen van de schoonmaakzweep reeds vele malen heeft voelen striemen? „Wèl goed", zeiden z'n collega's. „Dan weet ie tenminste, dat er nog iets ergers is dan een vergadering van de bijenhouders"Ze wa ren intussen collegiaal genoeg om Daan met allerlei goede wenken terzijde te staan en hem te verzekeren, dat, móchten er onge lukken gebeuren, zijn nagedachtenis zou worden geëerd met een gedenkteken in de wachtkamer van de krant. Negenhonderd vrouwen keken hem aan, terwijl hij bedremmeld naar voren liep. Ondanks zijn nervositeit had hij toch nog genoeg opmerkingsgaven om het bijzon dere zaal-interieur in zich op te nemen. De vrouwen waren allen gestoken in vereni- gingskledij: blauwe boezeroen, hoofddoek en afgetrapte schoenen. Het haar piekte vanonder de doeken langs de oren en de meesten hadden zwarte vegen over haar gezicht. Ook keken zij zo hongerig alsof ze in geen week eten hadden kunnen koken. Er hing een doordringende zeepsopgeur, maar het moet gezegd, dat de vloer een ijs- dek leek, zo schitterend, flonkerend en glad. De vereniging had aan deze bijeenkomst een feestelijk tintje willen geven. Langs de muren hingen guirlandes van sponsen. Zeemleren spandoeken met opschriften als „Wij laten ons niet kisten" en „Liever hard tegen hard dan vuilpoetsensmart" waren hoog in de nok gehangen. Op het podium zat het bestuur: vijf vrouwen sterk en ge flankeerd door nog jeugdige maar fana tieke schoonmaaksters, die „op de plaats rust" een ragebol losjes in de hand hielden. Daan was zich van de pijnlijke situatie wel bewust. Wanneer negenhonderd vrou wen zwijgen, móet er wel iets zijn dat een haast wonderlijke indruk maakt. Was hij degene die dit wonderlijke bewerkte? Vooral de mannen onder onze lezers kun nen zijn verbouwereerdheid begrijpen. Onze speciale verslaggever ademde eerst verlicht, toen hij achter een paar machtige reclameborden met de slagzinnen „Tim's. helcsenpoeder reinigt uw vaat" en „Roets- roets gaat bovenal", een plaatsje gevonden had. Door een paar kieren gluurde hij naar het podium, waar de voorzitster, gebruik makend van de verpletterende stilte, met een stem als een bazuin schalde: „Vrouwen, we zien een man in ons midden; waar schijnlijk een krantenman. Ik vraag u, wanneer we onze echtgenoten straks aan het behangen zetten, moeten zij dan op het grondpapier kunnen lezen welke plannen wij op deze vergadering hebben beraamd?" De reactie op deze woorden was onbe schrijfelijk. Toen wij dezer dagen onze col lega Daan in het zenuw-paviljoen bezoch ten, vernamen wij de gehele toedracht. Plotseling begonnen alle vrouwen te schreeuwen en op de grond te stampen. Ze roffelden met boenders op de stoelen en schreeuwden door elkaar: „Zet hem aan het witten, laat hem vloeren boenen!" Ik stond op, rende naar de nooduitgang en dat is ongetwijfeld m'n redding geweest. Want reeds begon een grote groep in mijn rich ting te dringen. Buiten sprong ik in een taxi, die me regelrecht naar het zenuw- paviljoen reed. De chauffeur zei, dat ie m'n gejammer als een shock beschouwde." „Die chauffeur had gelijk", vertrouwde de geneesheer-directeur ons toe. „Zolang hij nog iedere nacht negenhonderd vrou wen in blauwe boezeroenen op zich ziet af stormen, houden wij hem in behandeling" J. T. IN IEDER GEZIN vindt wel eens een verheugende gebeurtenis plaats, waarbij de ooievaar zorgt voor een welkome uitbreiding van de levende haveMaar behalve de visite van de ooievaar heb je dan meestal ook te maken met een aantal andere persoonlijkheden, zoals daar zijn de dokter, vroedvrouw, ambte naar van de burgerlijke stand, distributiebeambte en last but not least met „de" zuster. Als je naar het gemeentehuis gaat en naar de distributie en tenslotte naar het postkantoor om je f 55.te innen, dan grijnzen je overal de affiches tegen om je enthousiast te maken voor de Marva's en het V.H.K., maar een aanmoediging om dienstbode te worden, gezinsverzorgster of wijkzuster, die zoek je tevergeefs! Daar heeft het Vaderland ook niet het minste belang bij! Sic! Gelooft U het? Tenslotte sta je dan in een lange rij voor het loket en wacht. De één kort zich de wachttijd met rondkijken in het postkantoor (bo vengenoemde reclameplaten bestu derend), de tweede bekijkt alle Ook de plissérok doet deze lente mee. Een Frans modehuis, Suzan ne Gée, maakte een rose deux- pièces van shantung en plisseerde hiervan de bescheiden rok. Het lijf je is aan de revers en op 't schoot je versierd met passementerie, dat dit voorjaar menige middagjurk een fijn cachet wil verlenen. Ook rafiah en rotting, een harde riet soort, worden voor garnering ge bruikt. Een grote tegenstelling met passementerie en een vreemde keuze van de Parijse modekonin gen. Zoals op de modeshows nog eens duidelijk bleek, is ook de ruit deze lente belangrijk. Het Modehuis Su zanne Gée gebruikte dit dessin om een aardige middagjurk te bren gen. Het werd een hoogst eenvou dig model met een strik onder de kleine shawlkraag en een smalle ceintuur boven de royale rok. Als er een japon gemakkelijk en pret tig te dragen is, dan is het wel dit frisse jurkje, dat „Colinette" werd gedoopt. rondlopende, -hangende en -zitten de „typen", nummer drie staat te suffen en ik tenslotte, probeer te denken, wat na een aantal slape loze nachten een heksentoer is. Een dame kijkt me onderzoekend aan en ik verdenk er haar hard van, dat ze aan de vonken die uit mijn hersens slaan en uit het kraken derzelven, ontdekt heeft, dat ik denk! Ik begrijp het leven eigenlijk niet goed meer: er was eens een tijd dat de mannen uittrokken ter jacht of om andere stammen een kopje kleiner te maken (ofwel om zelf een kopje kleiner gemaakt te worden). Vrouwen hadden een vreedzamer taak in die tijden: ze zorgden voor hof en haard, brach ten kinderen ter wereld en voed den ze op. ploegden het land, ver pleegden zieken en lieten zich ten slotte door hun heer en gebieder verdobbelen. Met andere woorden: de Vrouw diende het Leven en de man diende het zwaard en de dood. En hoe beschaafder we werden, des temeer vervaagde deze scheids lijn en tenslotte, in deze uiterst „beschaafde" twintigste eeuw von den de Russen eerst vrouwenbatal jons uit, we leerden de „Blitzma del"' of Grijze Muizen van de be zetter kennen en tenslotte kregen we zelf - hoera - een korps VHK's en Marva's. Vrouwen en meisjes op de kantoorkruk inplaats van in de huishouding dat kenden we al lang. „Meneer staat U toch niet te suf fen U bent aan de beurt"; ik schrik wakker uit mijn gepeins en kijk ln een paar staalharde grijze ogen, bo ven een snoezig(?) geverfd mondje van een jonge dame achter het lo ket Ik ben zo onder de indruk, dat' ik me zelfs vergeet te verdedi gen en te vertellen dat ik trachtte te denken. Na de buit binnen te hebben, snel ik naar huis en gelukkig, thuis of het haar levenstaak is enho, ho evenhet is haar levenstaak' En Is er eigenlijk wel een morfiere taak denkbaar dan anderen helpen en dienen? „Je hebt het of je hebt het niet", zei Buziau eq als krantenman heb je het, n.l. je nieuwsgierigheid en gebrek aan bescheidenheid en dien tengevolge deswege dies. wordt de zuster, een onopvallend lid van die grote Stoottroep, die het Leven in zijn prilste vorm verdedigt, zo maar a bout portant geïnterviewd.. En dan lezer, al pratend en la chend ontrolt zich een bonte film van gebeurtenissen, het eenvoudige leven voor anderen, voor velen die het waard zijn en helaas ook de enkelen, die eigenlijkneen le zer, laten' we die zin niet af maken, het is erg genoeg te weten, dat er veel baby's niet welkom zijn. Ver halen van de grofste nalatigheid, waarbij de grote gebeurtenis niets, maar dan ook totaal niets, aanwe zig was, niet eens een enkele vei ligheidsspeld. om de grote gave te ontvangen. Of van moeilijkheden in een nauwe bedstede, de dokter en de zuster op een stoof ervoor en de kippen eronderAls de zus ter op dreef komt, verschijnt er 'n album vol met geboortekaartjes, de buit en de stille getuige van zus- ter's werk; van alle baby's die ze mee ter wereld heeft geholpen en gebakerd. Zo'n zuster moet wel van alle markten thuis zijn; een zenuwach tig kraamvrouwtje eiste eens dat de zuster met een touw om haar middel ging slapen, opdat het vrouwtje kon trekken (aan dat touw) als ze hulp nodig had. En wat doe je dan om zo'n mensje ge rust te stellen? Je gaat met een touw om je middel slapen. Mijn vrouw ligt stil te kijken, een beetje bleekjes na het grote avon tuur en bemoeit zich niet met het gesprek, maar als de zuster weer uit allerlei kasten en laden vele nood zakelijke dingen te voorschijn haalt, komt er een heel typerende opmerking over haar lippen: „nu heeft zuster 34 dingen achter elkaar gepakt, zonder één keer te vragen waar iets ligt. Zou ze een zesde zintuig hebben, om in een vreemd huis alles te vinden?" Dan gaat het interview verder en voor zuster weer aan het werk moet, horen we nog een smeuïg verhaal over een bevalling in een woonwagenkamp: „enige boeren misten al geregeld kippen en nadat tenslotte eens zeven kippen uit één hok verdwenen, werd de mare chaussee erin gekend. Het spoor leidde naar het woonwagenkamp en daar aangekomen, heerste bij 'n wagen grote drukte. De vrouwen maakten veel misbaar en mannen waren er geen te vinden. Op de vraag van de „opper" werd uit ver schillende kelen geantwoord, dat geen Marva of een snoeperig violeteen kind geboren zou worden in de 7 .11 «AA n mA. AVI i-nbvom 1 'T7 j: 11n V7V7 AVI smoeltje, alleen maar een schreeu wende baby en een heel doodge wone zuster met een ooievaartje en een kruisje als broche, die stil haar werk doet, met een bewonderens waardig geestelijk overwicht de gehele huishouding (die haar toch vreemd moet zijn) over nam en die zonder een woord commanderen de heer des huizes als „hoofd van het gezin" uitschakelt en zich met een overgave door de chaos, die de komst van een nieuwe wereldbur ger teweeg brengt, heen werkt, als- wagen. De opper, die zijn pappen heimers kende, eiste tpegang tot de wagen. Grote verontwaardiging en consternatie, maar de „blauwe" bleef voet bij stuk houden. Doch na de „aanstaande moeder" gevon den te hebben liet hij een zuster komen en tot zo lang de wagen be waken. Binnen een Ralf uurtje kwam de zuster doch wie schetst haar verbazing, toen van onder de rokken der „moeder" de vermiste Vervolg op pag. 4.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuw Noordhollandsch Dagblad : voor Alkmaar en omgeving | 1949 | | pagina 3