Slachtoffer van de roets-roets
Stoottroep aan het Levensfront
LEDING
IN DEZE LENTE
De plissé-rok doet mee
ERWACHTING
- ALKMAAR
tberichten
Narcissen-idylle in het vroege voorjaar
Lentenummer
Beterschap, Daan
Vrouwenbatalions, Blitzmadel
Marva's en kraamverpleegsters!
De vrouw met het
zesde zintuig
Y/at kan de natuur toch prachtig zijn
in het voorjaar!
LENTENUMMER - Vrijdag 1 April 1949 PAGINA 3
kras staaltje
lent U hem. Hij is de
istbode, de brenger van
Binnen enkele dagen
ets heel bijzonders bij
•I
komt een echte brief
Polaks Puddingfabriek
rassing.
ir druk over gesproken
:r, want A.J.P. weet
oude Firma, die reeds
3 jaar bekend staat om
ke pudding.
s de post maar ai....
Ingez. mededeeling
d door het K.N.M.I. te
g van Vrijdagavond tot
d.
IETS MEER WIND.
eer met enkele over-
wolkenbanken en
t ochtendmist. Matige
rrü krachtige wind tus-
en Zuidoost. Vannacht
lillende plaatsen lichte
t. Morgen overdag iets
imperaturen dan van-
p vcm
ïzijn:
en Jongenskleding
skenende builen. Doch
ir werd door een haak
ie cabine met een ruk
zodat hij zijn even-
voor het wiel van de
er terecht kwam en
ien. De onmiddellijk
rtsen v. d. Sluijs uit
r. Wieringen uit Scha-
en slechts de dood, als
iet indrukken van de
.tateren,
itie O.I.V. opperwacht-
'eyter, maakte proces-
3urgemeester Wognum
ldra op de onheilsplek.
jkken van Wijnja, die
ouw en een baby van
achterlaat, bracht in
aats een diepe versla
ag-
(Ingez. med.)
in burgemeester en
a alle raadsleden aan
zijn.
ezing zal ruimschoots
estaan tot het stellen
en het naar voren
nieuwe denkbeelden,
liet uitgesloten wordt
le discussies een dus-
ng nemen, dat opne-
toestand ter plaatse
s, werd het aanvangs-
g speciaal vroeg ge-
eur Schorsij zal de
dleiding verzorgen.
UIZEN, 1 April.
3, 3300 kg peen 2.50
blauwe aardappelen
rode kool 16.2019,
se kool 11.9012.90.
C, 1 April. 500 kg
O. 15000 kg gele kool
kg witte kool 11.90,
E I 36—43, id. II 13—
ien 2.50—2.80, 3800 kg
25000 kg uien 9.40
>rei 12.
31-3-1949. 2200 kg
18,00—f 22,70; 700 kg
1,50; 40850 kg Grote
-f 6,60; 9375 kg Witlof
00; Witlof n f 31,00—
cg Peen II f 2,50—f 7;
f 6; Veevoeder f 1,00
IJ ET verhaal van de lente is den ingebracht. Men kan hem om
i -7 de oren slaan met de moeilijk
een oud verhaal, zo oud
als de wereld zelf. Het is het
eerste hoofdstuk in het boek
van de seizoenen, dat jaar na
jaar, blad na blad wordt omqe
slapen en nooit verveelt. Het
wordt verteld door zon en
wind en water en voortverteld
van bloem tot bloem. Het qaat
in de steden rond met de plot-
selinqe lawine van klanken
waarmede een draaiorqel de
straten vult, en daarbuiten is
de lucht er vol van, tot alles
méépraat: niet alleen maar het
traditionele lammetje in de
wei, maar de volle rijkdom van
de natuur, die uitbarst in de
laaiende pracht van bloesems
en van kleuren. Dit seizoen is
het triomfantelijkste en het
jonqste en krachtiqste van alle:
het is vol van beloften en qe-
tüden van spanninq en durf, en
het is overal: in het maatqetij
van de Kerk tussen de qlorie
van Pasen en de innigheid van
de maand van Mei, in de qlim-
lach pan je vrouw en in het
fluiten van die jonqen. die des
avonds een qrachie omloopt. Zo
vaart de lente door het land en
waait aan van overzee, over
rivieren en alle water dat het
blauw van de hemel spiegelt,
over groene velden en de hei,
over al onze zorgen, alle vreuq-
den, alle verdriet.
OVER enkele weken is het Pa
sen, en in de weken daarna
zullen de pastoors van de kansel
opnieuw beginnen de huwelijks
missen af te lezen. Luistert goed
toe: de namen van die ge horen
zult, zijn de namen van de glo-
rieuzen, voor wie het lente is in
deze lente, van hen die op de een
of andere manier geluk gehad
hebben, de enkelen uit tallozen,
de overwinnaars na zovele ver
geefse pogingen. Luistert en prijst
hen gelukkig in deze lente. Want
voor duizenden anderen duurt de
ontzaglijke catastrophe van de
woningnood voort; het wachten,
het afgescheept worden, het bot
sen op de eigengereidheid en het
egoïsme," het onbegrip en de zelf
genoegzaamheid. Voor hen brandt
de vlam van de hoop laag, maar
onder alle beloften, waaraan ook
deze lente rijk is, is er geen die
dringender vervulling vraagt dan
die van het eigen huis: een paar
Hamers, wel te verstaan.
PATER Piet Wesseling is enkele
maanden geleden voor de
radio zijn veldtocht aan de spits
van duizenden jongeren begonnen:
hij heeft gepleit vanuit de over
tuiging, dat er in Nederland woon
ruimte voor veel méér gezinnen is
dan er thans wonen. Dat is dan
stellig niet de ideale woonruimte
die wij allemaal zouden wensen,
maar toch: genoeg voor duizen
den om te beginnen, om een einde
te zien aan het vruchteloos wach
ten, dat op zo fatale wijze in de
weg staat van het geluk van de
nieuwe generatie, die de toekomst
in haar handen houdt.
Zolang hij dat zelf nog niet heeft
gedaan, is het te vroeg om van
zijn actie en successen de balans
op te maken. Ondanks stromen
van critiek, zelfs van een man als
Ingwersen, die niet vermocht te
ontdekken dat deze radio-pries
ter wel een andere stelling betrok,
maar aan hetzèlfd» front stond en
door dezèlfde eerlijke en diepe
bezorgdheid werd gedreven, heb
ben de reeds bekende voorlopige
resultaten pater Wesseling in het
gelijk gesteld: er zijn inderdaad
nog huizen. Er is in ons land nog
woonruimte, hoe verkeerd ook
dikwijls verdeeld. En er wérd nog
edelmoedigheid gevonden.
Zijn actie heeft echter ook de
voosheid van veel katholiek leven
blootgelegd, dat indrukwekkend is
georganiseerd, maar tekort schiet
wanneer en zodra het gaat om de
bereidheid tot een wezenlijk en
ingrijpend persoonlijk offer.
Dit is bittere taal, in pen zo
zonnig geval als het lentenummer
van een dagblad eigenlijk behoort
te zijn. Dit is echter een nummer
voor allen, en de duizenden jon
geren, die het zullen lezen, zullen
die bitterheid verstaan, omdat zij
haar zelf proeven. Zal in déze
lente de zon opgaan, ook over hun
verlangens?
WIE ergens over deze dingen
praat, stuit op de zeer rede
lijke bezwaren, die van alle kanten
tegen samenwoning kunnen wor-
heden, die op vele plaatsen in de
practijk het leven vergallen van
béide partijen die samenwonen.
Daar zijn vele trahen om ge
schreid, daar zijn dikwijls onhoud
bare toestanden uit gegroeid: een
zee van ergernis spoelt over het
probleem van de samenwoning,
die mensen evenzeer tot wanhoop
kan drijven.
Maar niemand heeft tot op de
dag van vandaag een actueel, af
doend antwoord kunnen geven op
de vraag: Wat dan?
Natuurlijk: huizen bouwen. Dat
is het eerst nodige en het niterst
noodzakelijke: aan het binnen
lands front misschien wel de aller
grootste zorg voor iedere regering,,
die zichzelf respecteert. Maar nie
mand gelooft nog, dat zelfs bij de
uiterst mogelijke krachtsinspan
ning van alle betrokkenen, de
achterstand in onze woningvoor
raad in korter tijd dan vijf tot tien
jaar kan worden ingehaald. En wie
durft de conclusie aan, dat er zo
lang dan maar geen mensen zou
den moeten trouwen?
Er zal nóg méér samenwoning
moeten komen. Deze consequentie
is hard, maar onontkoombaar.
Zij is echter slechts dragelijk te
aanvaarden, indien eindelijk het
besef van onze nationale woning-
armoede algeméén doordringt, en
zij „die-nog-wat-hebben" en er
van uit gaan, dat je in ieder geval
met alle macht moet trachten „te-
houden-wat-je-hebt", deze hou
ding zelf als onchristelijk leren
zien, en als een wraakroepende
zonde, zoals zwarthandel zo'n
zonde vnas. Dit is moeilijk. Het
schijnt zelfs onredelijk ten op
zichte van allen, voor wie het
eigen huis de vrucht is van een
leven sparen en hard werken voor
een onbezorgde oude dag in vrede,
in een ruimte die langzaam leeg
geworden is, nu alle kinderen het
huis uit zijn. En toch
HET is telkens ontstellend te
ontdekken, hoe moeilijk de
nood van anderen spreekt tot wie
die nood niet aan den lijve onder
gaan. Zo is het b.v. met hpt- gehele
probleem van de materiële oor
logsschade, die voor een groot deel
blijvend wordt afgewenteld op
hen, die haar nu eenmaal geleden
hebben. Zo is het ook met het
huizentekort: wie niet getroffen
werd, wie niet gaat trouwen of
moet verhuizen of uit zijn huis
groeit, is zichzelf en tevreden ge
noeg met wat hij heeft. Hij verde
digt dat, ten koste van alles, tegen
iedere inperking en iedere inmen
ging.
Deze hang naar zelfstandigheid
op het eigen domein van het hui
selijk leven is een groot goed: een
ruwe inmenging van de overheid
(die overigens menigmaal volko
men onverdiend van alles de
schuld krijgt) wordt, terecht, uit
den boze geacht. Maar niet iedere
inmenging is verkeerd of te ver
mijden. En waar de overheid
schroomt te handelen, wanneer dit
duidelijk haar plicht is en binnen
haar bereik valt, is zij niet minder
schuldig.
Maar zij alleen lost het probleem
niet op. Dit is een zaak die ons
allen aangaat. Dit is een zaak van
het hart, van het offer. Dit is
bovenal een zaak waarin wij, ka
tholieken, waar kunnen maken
wat onze glorie is en wat van ons,
nu en in deze tijd gezegd moet
kunnen .worden: „Ziet, hoe zij el
kander liefhebben". Ziet, hoé zij
begrijpen en inschikkelijk zijn.
In deze lente waait de wind
van zegen en belofte opnieuw
jong en sterk ook over onze
gewesten. Hij moge het pant
ser van ego'isme ontdooien, dat
zovelen de weg naar de een
voudige goedheid van 't aards
geluk verspert en het zovele
anderen ongenietbaar maakt.
De glorie van Pasen moge voor
ons, katholieken, de overwin
ning insluiten van al wat ons
verhinderde te zien wat onze
plicht was, en het dan ook te
doen.
O.
DE LENTE is weer in het land,
het voorjaar zit in de lucht; het
kruipt uit de grond, doorzin
dert de harten van de mensen;
't openbaart zich in de natuur,
in het leven en in de maat
schappij! Lente is leven, voor
jaar is vernieuwing, overal,
van binnen en van buiten. Men
ziet het op het land en in de
stad. De vrouw maakt het huis
schoon, de garderobe roept om
vernieuwing; straks is het Pa
sen, het grote feest, waarop het
Leven de Dood overwon. Ieder
wil er weer graag op zijn
„Paasbest"' uitzien. Dus lok
ken de winkels in de steden en
de dorpen. Voorjaar is de tijd
van nieuw huwelijksgeluk,
nieuwe paren gaan zich in de
echt begeven, en hopen een
huisje te vinden, dat zij instal
leren moeten. In die tijd is er
een gids nodig, om de beste
adressen te registreren en
waar kan dat beter dan in de
advertentiekolommen van een
veelgelezen dagblad, dat zijn
vrienden en vriendinnen bij
duizenden telt in stad en ge
west? Vandaar dat begrip
Lentenummer, dat zich aan
trekkelijk poogt te maken,
door naast de zakelijke gege
vens in de advertentierubriek
wat „lichte kost" voor te zet
ten, die zich prettig laat lezen,
ter afwisseling van de dikwijls
zo zware kost over Atlantische
Pacten, Marshallplannen, Uno-
problemen en Indonesische
kwestiesHet Lente
nummer is nu eens een krant,
die op de eerste plaats voor de
vrouw bestemd is. Maar wij
zijn er zeker van, dat de in
houd ook de heren der schep
ping interesseren zal. Een ech
te krant voor het gezin. Wij
hopen,'dat onize lezeressen en
lezers er veel genoegen en
veelvoordeel van ge
slaagde koopjes aan mogen
beleven.' --
de
De
kiEER DAN EEN KWARTIER had
'VI voorzitster van de vereniging
Gehuwde Vrouw In Schoonmaaktijd" ge
poogd, het geroezemoes van de ruim negen
honderd ter vergadering gekomen leden
met enorme hamerklappen tot bedaren te
brengen. De plotselinge stilte werd dan ook
niet veroorzaakt door het krachtdadig op
treden van mevrouw Hiebering, maar door
de komst van onze speciale verslaggever,
die schoorvoetend de vergaderzaal beirad.
Niet dan na uiterste zelfoverwinning was
hij zover gekomen. Op de redactie hadden
de dobbelstenen beslist, dat hij deze bijeen
komst zou verslaanWaarom moest het
juist onze Daan zijn, wiens gang door het
noodlot werd bepaald? Waarom juist hem
als pas-verloofd man naar deze vergadering
gezonden en niet een getrouwd man, die de
klappen van de schoonmaakzweep reeds
vele malen heeft voelen striemen? „Wèl
goed", zeiden z'n collega's. „Dan weet ie
tenminste, dat er nog iets ergers is dan een
vergadering van de bijenhouders"Ze wa
ren intussen collegiaal genoeg om Daan met
allerlei goede wenken terzijde te staan en
hem te verzekeren, dat, móchten er onge
lukken gebeuren, zijn nagedachtenis zou
worden geëerd met een gedenkteken in de
wachtkamer van de krant.
Negenhonderd vrouwen keken hem aan,
terwijl hij bedremmeld naar voren liep.
Ondanks zijn nervositeit had hij toch nog
genoeg opmerkingsgaven om het bijzon
dere zaal-interieur in zich op te nemen. De
vrouwen waren allen gestoken in vereni-
gingskledij: blauwe boezeroen, hoofddoek
en afgetrapte schoenen. Het haar piekte
vanonder de doeken langs de oren en de
meesten hadden zwarte vegen over haar
gezicht. Ook keken zij zo hongerig alsof ze
in geen week eten hadden kunnen koken.
Er hing een doordringende zeepsopgeur,
maar het moet gezegd, dat de vloer een ijs-
dek leek, zo schitterend, flonkerend en
glad.
De vereniging had aan deze bijeenkomst
een feestelijk tintje willen geven. Langs de
muren hingen guirlandes van sponsen.
Zeemleren spandoeken met opschriften als
„Wij laten ons niet kisten" en „Liever hard
tegen hard dan vuilpoetsensmart" waren
hoog in de nok gehangen. Op het podium
zat het bestuur: vijf vrouwen sterk en ge
flankeerd door nog jeugdige maar fana
tieke schoonmaaksters, die „op de plaats
rust" een ragebol losjes in de hand hielden.
Daan was zich van de pijnlijke situatie
wel bewust. Wanneer negenhonderd vrou
wen zwijgen, móet er wel iets zijn dat een
haast wonderlijke indruk maakt. Was hij
degene die dit wonderlijke bewerkte?
Vooral de mannen onder onze lezers kun
nen zijn verbouwereerdheid begrijpen.
Onze speciale verslaggever ademde eerst
verlicht, toen hij achter een paar machtige
reclameborden met de slagzinnen „Tim's.
helcsenpoeder reinigt uw vaat" en „Roets-
roets gaat bovenal", een plaatsje gevonden
had. Door een paar kieren gluurde hij naar
het podium, waar de voorzitster, gebruik
makend van de verpletterende stilte, met
een stem als een bazuin schalde: „Vrouwen,
we zien een man in ons midden; waar
schijnlijk een krantenman. Ik vraag u,
wanneer we onze echtgenoten straks aan
het behangen zetten, moeten zij dan op het
grondpapier kunnen lezen welke plannen
wij op deze vergadering hebben beraamd?"
De reactie op deze woorden was onbe
schrijfelijk. Toen wij dezer dagen onze col
lega Daan in het zenuw-paviljoen bezoch
ten, vernamen wij de gehele toedracht.
Plotseling begonnen alle vrouwen
te schreeuwen en op de grond te stampen.
Ze roffelden met boenders op de stoelen en
schreeuwden door elkaar: „Zet hem aan
het witten, laat hem vloeren boenen!" Ik
stond op, rende naar de nooduitgang en dat
is ongetwijfeld m'n redding geweest. Want
reeds begon een grote groep in mijn rich
ting te dringen. Buiten sprong ik in een
taxi, die me regelrecht naar het zenuw-
paviljoen reed. De chauffeur zei, dat ie m'n
gejammer als een shock beschouwde."
„Die chauffeur had gelijk", vertrouwde
de geneesheer-directeur ons toe. „Zolang
hij nog iedere nacht negenhonderd vrou
wen in blauwe boezeroenen op zich ziet af
stormen, houden wij hem in behandeling"
J. T.
IN IEDER GEZIN vindt wel eens een verheugende gebeurtenis
plaats, waarbij de ooievaar zorgt voor een welkome uitbreiding
van de levende haveMaar behalve de visite van de
ooievaar heb je dan meestal ook te maken met een aantal andere
persoonlijkheden, zoals daar zijn de dokter, vroedvrouw, ambte
naar van de burgerlijke stand, distributiebeambte en last but
not least met „de" zuster. Als je naar het gemeentehuis
gaat en naar de distributie en tenslotte naar het postkantoor om
je f 55.te innen, dan grijnzen je overal de affiches tegen om je
enthousiast te maken voor de Marva's en het V.H.K., maar een
aanmoediging om dienstbode te worden, gezinsverzorgster of
wijkzuster, die zoek je tevergeefs! Daar heeft het Vaderland ook
niet het minste belang bij! Sic! Gelooft U het?
Tenslotte sta je dan in een lange
rij voor het loket en wacht. De
één kort zich de wachttijd met
rondkijken in het postkantoor (bo
vengenoemde reclameplaten bestu
derend), de tweede bekijkt alle
Ook de plissérok doet deze lente
mee. Een Frans modehuis, Suzan
ne Gée, maakte een rose deux-
pièces van shantung en plisseerde
hiervan de bescheiden rok. Het lijf
je is aan de revers en op 't schoot
je versierd met passementerie, dat
dit voorjaar menige middagjurk
een fijn cachet wil verlenen. Ook
rafiah en rotting, een harde riet
soort, worden voor garnering ge
bruikt. Een grote tegenstelling
met passementerie en een vreemde
keuze van de Parijse modekonin
gen.
Zoals op de modeshows nog eens
duidelijk bleek, is ook de ruit deze
lente belangrijk. Het Modehuis Su
zanne Gée gebruikte dit dessin om
een aardige middagjurk te bren
gen. Het werd een hoogst eenvou
dig model met een strik onder de
kleine shawlkraag en een smalle
ceintuur boven de royale rok. Als
er een japon gemakkelijk en pret
tig te dragen is, dan is het wel dit
frisse jurkje, dat „Colinette" werd
gedoopt.
rondlopende, -hangende en -zitten
de „typen", nummer drie staat te
suffen en ik tenslotte, probeer te
denken, wat na een aantal slape
loze nachten een heksentoer is. Een
dame kijkt me onderzoekend aan
en ik verdenk er haar hard van,
dat ze aan de vonken die uit mijn
hersens slaan en uit het kraken
derzelven, ontdekt heeft, dat ik
denk!
Ik begrijp het leven eigenlijk
niet goed meer: er was eens een
tijd dat de mannen uittrokken ter
jacht of om andere stammen een
kopje kleiner te maken (ofwel om
zelf een kopje kleiner gemaakt te
worden). Vrouwen hadden een
vreedzamer taak in die tijden: ze
zorgden voor hof en haard, brach
ten kinderen ter wereld en voed
den ze op. ploegden het land, ver
pleegden zieken en lieten zich ten
slotte door hun heer en gebieder
verdobbelen. Met andere woorden:
de Vrouw diende het Leven en de
man diende het zwaard en de dood.
En hoe beschaafder we werden,
des temeer vervaagde deze scheids
lijn en tenslotte, in deze uiterst
„beschaafde" twintigste eeuw von
den de Russen eerst vrouwenbatal
jons uit, we leerden de „Blitzma
del"' of Grijze Muizen van de be
zetter kennen en tenslotte kregen
we zelf - hoera - een korps VHK's
en Marva's. Vrouwen en meisjes op
de kantoorkruk inplaats van in de
huishouding dat kenden we al lang.
„Meneer staat U toch niet te suf
fen U bent aan de beurt"; ik schrik
wakker uit mijn gepeins en kijk ln
een paar staalharde grijze ogen, bo
ven een snoezig(?) geverfd mondje
van een jonge dame achter het lo
ket Ik ben zo onder de indruk,
dat' ik me zelfs vergeet te verdedi
gen en te vertellen dat ik trachtte
te denken.
Na de buit binnen te hebben,
snel ik naar huis en gelukkig, thuis
of het haar levenstaak is enho,
ho evenhet is haar levenstaak'
En Is er eigenlijk wel een morfiere
taak denkbaar dan anderen helpen
en dienen?
„Je hebt het of je hebt het niet",
zei Buziau eq als krantenman heb
je het, n.l. je nieuwsgierigheid en
gebrek aan bescheidenheid en dien
tengevolge deswege dies. wordt de
zuster, een onopvallend lid van die
grote Stoottroep, die het Leven in
zijn prilste vorm verdedigt, zo
maar a bout portant geïnterviewd..
En dan lezer, al pratend en la
chend ontrolt zich een bonte film
van gebeurtenissen, het eenvoudige
leven voor anderen, voor velen die
het waard zijn en helaas ook de
enkelen, die eigenlijkneen le
zer, laten' we die zin niet af maken,
het is erg genoeg te weten, dat er
veel baby's niet welkom zijn. Ver
halen van de grofste nalatigheid,
waarbij de grote gebeurtenis niets,
maar dan ook totaal niets, aanwe
zig was, niet eens een enkele vei
ligheidsspeld. om de grote gave te
ontvangen. Of van moeilijkheden
in een nauwe bedstede, de dokter
en de zuster op een stoof ervoor en
de kippen eronderAls de zus
ter op dreef komt, verschijnt er 'n
album vol met geboortekaartjes, de
buit en de stille getuige van zus-
ter's werk; van alle baby's die ze
mee ter wereld heeft geholpen en
gebakerd.
Zo'n zuster moet wel van alle
markten thuis zijn; een zenuwach
tig kraamvrouwtje eiste eens dat
de zuster met een touw om haar
middel ging slapen, opdat het
vrouwtje kon trekken (aan dat
touw) als ze hulp nodig had. En
wat doe je dan om zo'n mensje ge
rust te stellen? Je gaat met een
touw om je middel slapen.
Mijn vrouw ligt stil te kijken, een
beetje bleekjes na het grote avon
tuur en bemoeit zich niet met het
gesprek, maar als de zuster weer uit
allerlei kasten en laden vele nood
zakelijke dingen te voorschijn
haalt, komt er een heel typerende
opmerking over haar lippen: „nu
heeft zuster 34 dingen achter elkaar
gepakt, zonder één keer te vragen
waar iets ligt. Zou ze een zesde
zintuig hebben, om in een vreemd
huis alles te vinden?"
Dan gaat het interview verder en
voor zuster weer aan het werk
moet, horen we nog een smeuïg
verhaal over een bevalling in een
woonwagenkamp: „enige boeren
misten al geregeld kippen en nadat
tenslotte eens zeven kippen uit één
hok verdwenen, werd de mare
chaussee erin gekend. Het spoor
leidde naar het woonwagenkamp
en daar aangekomen, heerste bij 'n
wagen grote drukte. De vrouwen
maakten veel misbaar en mannen
waren er geen te vinden. Op de
vraag van de „opper" werd uit ver
schillende kelen geantwoord, dat
geen Marva of een snoeperig violeteen kind geboren zou worden in de
7 .11 «AA n mA. AVI i-nbvom 1 'T7 j: 11n V7V7 AVI
smoeltje, alleen maar een schreeu
wende baby en een heel doodge
wone zuster met een ooievaartje en
een kruisje als broche, die stil haar
werk doet, met een bewonderens
waardig geestelijk overwicht de
gehele huishouding (die haar toch
vreemd moet zijn) over nam en die
zonder een woord commanderen
de heer des huizes als „hoofd van
het gezin" uitschakelt en zich met
een overgave door de chaos, die de
komst van een nieuwe wereldbur
ger teweeg brengt, heen werkt, als-
wagen. De opper, die zijn pappen
heimers kende, eiste tpegang tot de
wagen. Grote verontwaardiging en
consternatie, maar de „blauwe"
bleef voet bij stuk houden. Doch
na de „aanstaande moeder" gevon
den te hebben liet hij een zuster
komen en tot zo lang de wagen be
waken. Binnen een Ralf uurtje
kwam de zuster doch wie schetst
haar verbazing, toen van onder de
rokken der „moeder" de vermiste
Vervolg op pag. 4.