Nederland moest wel de agenten leveren,
maar had verder niets te vertellen
Ongeveer 35000 vuurwapens werden gedropt,
maar veel kwam in verkeerde handen
Gearresteerde agentLauwers waarschuwde
de Engelsen, maarzij begrepen er niets van
De Engelsen wilden alle mogelijke oproer
en sabotage in ons land
„De Flitspuit" spoot
van over het Kanaal
DE door de Duitsers gearresteerde agent Lauwers heeft
voor de Parlementaire Enquêtecommissie verklaard,
dat de vijand zo grote waarde aan het England Spiel
toekende, omdat men hoopte op deze wijze bijzonderheden
omtrent de invasie te weten te komen. De Duitsers zijn
er zelfs toe overgegaan in telegrammen aan het hoofd
kwartier de invasiedatum te willen opgeven Natuurlijk
heeft dit nooit succes gehad; de Dutch Country Section
kende, Gode zij dank, de datum zelf niet. Een dergelijke
krankzinnige vraag, aldus de heer Lauwers, had echter
wel onmiddellijk aanleiding moeten geven de status van
de betrokken agent te onderzoeken. Ook Giskes, de man
die met Schreieder het England Spiel speelde, heeft voor
de commissie verklaard, dat het voornaamste doel niet
bereikt werd. Men verwachtte weliswaar niet de invasie
datum te zullen vernemen, maar wel hoopte men aan
Duitse kant te horen te krijgen, wanneer alles klaar
moest staan.
Geheime agenten, militairen
in burger
Plan-Holland deed de deur dicht
Voornaamste doel werd niet bereikt
Langdurige strijd om erkenning
Prof. Gerbrandy was hier tegen
hij vreesde repressailles
De O.D. was eerst
niet erg gezien
Gevaarlijk beroep
ZATERDAG 15 JULI 1950
PAGINA 3
BRITTEN EN DUITSERS SPEELDEN 'T ENGLAND SPIEL
Op 23 Juni '43 werd in Londen het volgende telegram opgevangen: 151 van 10 stop voor
kolonel de Bruyne stop 8 parachutisten waaronder Doulin en Drake weken geleden gearres
teerd codeslagwoord Friend Marius bekend stop Stella einde. De „functionarissen
van M.V.T. (Militaire Voorbereiding Terugkeer)een Nederlandse instantie, die in samen
werking met de Engelse S.O.E. (Special Operation Executive) de uitzending van agenten naar
bezet Nederland verzorgde, hadden reeds voor deze datum in stijgende mate het gevoel
gekregen dat er ginds aan de overkant iets niet klopte. Wel was er sinds Maart van het vorig
jaar een intensief seinverkeer tussen S.O.E. en de gedropte agenten, maar het werd steeds
moeilijker om het feit te verklaren dat er niet één naar Engeland terugkeerde. Uit het telegram
konden zij nu opmaken, dat hun argwaan wel degelijk grond had. Stond hen op dat ogenblik
het debacle echter nog niet in volle omvang voor ogen, de verklaringen van Dourlein en
Ubbink, twee agenten die kans hadden gezien om uit Haaren te ontvluchten en die door
onze militaire attaché te Bern werden overgeseind, maakten alles duidelijk.
a
Inmiddels had kolonel de Bruyne de leider van M.V.T. reeds na
ontvangst van het eerste telegram besloten om geen mede
werking meer te verlenen aan de uitzending van nieuwe agenten.
Dat was een wijs besluit maar het England-Spiel was inmiddels
door Schreieder en Giskes, de mannen van Abwehr en Sicher-
heitspolizei in bezet Nederland met een ook door hen zelf
niet verwacht succes gespeeld. Maand na maand-waren er
tientallen moedige mannen en een enkele vrouw uit de vlieg
tuigen van de R.A.F. gesprongen. Zij sprongen in de verwachting
een ogenblik later door Nederlandse vrienden van hen te zullen
worden ontvangen. Hun komst was immers vanuit Londen
aangekondigd? Zij werden ook inderdaad ontvangen. maar
door de Duitsers en hun Nederlandse handlangers. De gedropte
agenten konden niet weten dat hun aankomst in feite 'aan
Schreieder was gemeld. Zelfs als zij de boeien aankregen en
hun wapens en papieren moesten afgeven, geloofden zij nog,
dat het de illegaliteit was die noodzakelijke veiligheidsmaat
regelen nam. Zo vielen er mede langs indirecte weg 53 agenten
in Duitse handen. Eerst werden zij gevangen gezet in Haaren;
Giskes en Schreieder hadden hun beloofd, dat hun leven geen
gevaar zou lopen. Deze konden echter toch niet verhinderen,
dat de agenten later naar Duitsland werden gevoerd. Daar
stierven de meesten een gruwelijke dood in de steengroeven
van Mauthausen.
Verhoudingen in Londen
In het vierde verslag van de
Parlementaire Enquêtecommissie
wordt aan het England-Spiel uit
voerig aandacht gewijd. Feiten en
omstandigheden zoals daarin ver
meld maken het gebeurde begrij
pelijker al zullen wij er ons altijd
wel over blijven bewonderen dat
alle factoren zo eenzijdig in het
voordeel van de Duitsers hebben
gewerkt. Voorop moet staan dat
het England-Spiel in feite gespeeld
werd door Engelsen en Duitsers.
In Engeland was in het eerste
oorlogsjaar de S.O.E. opgericht,
een organisatie, die de taak had
om de Duitse oorlogsinspanningen
in de bezette gebieden met alle
mogelijke middelen te ondermij
nen. Ook moesten daar geheime
strijdkrachten gevormd worden
om aan de strijd deel te nemen
wanneer de laatste aanval zou
worden ingezet. Deze organisatie
had op dat ogenblik nog geen Ne
derlandse tegenhanger. Het heeft
de commissie bevreemd, dat mi
nister Dyxhoorn (Oorlog) blijk
baar niet voldoende heeft inge
zien, dat het hier ging om een
nieuwe, para-militaire taak.
Of een dergelijke Nederlandse
dienst, zo zij opgericht ware, wel
door de Engelsen geaccepteerd
zou zijn is intussen een tweede.
Er was in elk geval wel de Neder
landse Centrale Inlichtingendienst,
maar hiermede wilde de heer
Laming het hoofd van de Neder
landse sectie van S.O.E. niet sa
menwerken omdat hij de leider
van de C.I.D. de heer van 't Sant
verweet, dat deze in de vorige
oorlog tegen betaling van 20 a
25.000 pond sterling voor de En
gelsen zou hebben gewerkt. Ook
de Nederlandse regering stond er
niet al te best op. De S.O.E. meen
de te weten, dat twee Nederlandse
ministers eens tegen elkaar gezegd
hadden, dat men het beter met
de Duitsers op een accoord had
kunnen gooien!
Hoe dat zij, helemaal buiten de
hulp van Nederlanders kon de
Engelse Dienst toch niet. Zij ving
de Engelandvaarders op en vroeg
hen of z;j bereid waren om met
een opdracht naar bezet Neder
land terug te keren. Later is ge
bleken, dat de Engelsen hierbij
een man behulpzaam waren, die
eerder zowel voor de Engelsen als
voor de Duitsers had gewerkt!
Bij de werving werd echter ook
nog een andere methode gevolgd.
De S.O.E. kreeg door bemiddeling
van minister Dyxhoorn of zijn
adjudanten (Kruis) de beschik
king over moedige kerels uit de
troep, die het wachten moe wer
den.
Geringe Nederlandse
invloed.
Waren deze mensen eenmaal
overgeheveld dan hadden de Ne
derlandse instanties er geen enkele
bemoeienis meer mee. Kruis moet
tot een van deze candidaat-agen-
ten gezegd hebben: „Je bent nu
bij de Engelsen, het is uitsluitend
een Engelse aangelegenheid". In
feite was dit ook zo, want voor-
tionaris van het later opgerichte
M.V.T. heeft voor de commissie
verklaard, dat hij in een heel jaar
tijd slechts tweemaal een school
heeft kunnen bezoeken. Of de
opleiding en de selectie van de
agenten wel voldoende zijn ge
weest? Sommige agenten, die de
commissie hoorde, waren vol lof.
Anderen hadden critiek. Zij we
zen er op, dat zij als koppel met
dezelfde regenjassen en dezelfde
overhemden wérden uitgerust. In
Engelse winterpassen werd een
lintje van een Nederlandse firma
genaaid en ook kregen zij soms
zilveren guldens mee, die in Ne
derland toen reeds lang uit de
omloop waren.
Grondslag van het Spiel
Zo is er dus een periode geweest
waarin de uitzending van agenten
naar bezet Nederland uitsluitend
door de Engelse S.O.E. geregeld
werd. In die periode werd ook, zij
het door de Engelse Inlichtingen
dienst (S.I.S.) en tegen de wil van
het tijdelijk hoofd van de Neder
landse Inlichtingendienst, mr.
Derksema, de agent van der Rey-
den uitgezonden. Hij werd in Fe
bruari '42 gevangen genomen en
van hem hebben de Duitsers veel
inlichtingen ontvangen over het
codesysteem, van de Engelsen. Hij
is daarbij, aldus de commissie, wel
zeer vlot gegaan tot de uiterste
grens, welke geoorloofd was, ge
zien zijn in Engeland ontvangen
instructies. Een behoorlijke selec
tie van de uit te zenden agenten
had misschien de uitzending van
van der Reyden kunnen voorko
men, nu konden de Duitsers in
elk geval met de aldus verkregen
kennis al de grondslag' leggen
voor het latere England-Spiel. Van
veel meer belang voor de Duitsers
was echter de arrestatie van de
op 6 Maart '42 gearresteerde Lau-
wers. Drie dagen daarna werd de
sabotage-agent Taconis, met wie
hij als marconist een koppel
vormde, gearresteerd. Deze oprol
ling vond zo grondig plaats, dat
hierover Engeland geen enkel be
richt bereikte. De marconist Lau-
wers gaf niet in strijd met zijn
instructies wel zijn code maar
niet zijn security check af. In de
security check, afgesproken fouten
in het seinschrift, lag voor Enge
land vooral de zekerheid dat het
de gedropte agent was, die seinde.
Op 12 Maart '42, Lauwers had
zich inmiddels onder Duitse druk
bereid verklaard om te seinen,
nam het England-Spiel een aan
vang. Lauwers hoopte door zelf
te seinen Londen ervan in kennis
te kunnen stellen dat hij gearres
teerd was. Hij gebruikte een fou
tieve security check, zodat elk
telegram, dat hij aldus naar Lon
den zond, een waarschuwing be
vatte. Toen desondanks de Engel
sen toch nog een nieuwe agent
over de lijn dropten, de agent
Baatsen, bedacht hij een nieuwe
list. Hij zag kans om in één tele
gram driemaal een waarschuwing
te plaatsen, waarom hij van
Engeland tot zijn voldoening een
herhaald „begrepen" terugkreeg.
Uit het verloop van zaken is
geeft ook de Engelse verklaring
toe, treft in deze geen schuld. Zij
kregen in die tijd nog niets van
de telegrammen te zien. De ver
klaring moet naar de mening van
de Engelse instanties deze zijn, dat
bij ieder geval werd overwogen,
of ook geen andere redenen voor
het weglaten van de security
checks konden worden aange
voerd. De persoonlijkheid en het
karakter van de agenten werd
mede in de overweging betrok
ken en ook had men reeds de
wetenschap dat security checks
als controlemiddel niet afdoende
waren gebleken. Zo werd ten
slotte een beslissing genomen, die
wel zeer fataal is gebleken voor
het verdere verloop. Ook al nam
een Duitse marconist het werk
van Lauwers over, het spel werd
met succes verder gespeeld. Na
9 Mei '42 waren alle in Nederland
verblijvende S.O.E.-agenten in
Duitse handen.
Plan Holland.
Het ergste kwam echter nog.
Inmiddels was in Lon'den toch een
Nederlandse tegenspeler gekomen
van het Engelse S.O.E. De kolonel
de Bruyne werd belast met de
leiding van het Bureau Voorberei
ding Terugkeer, later herdoopt in
M.V.T. (Militaire Voorbereiding
Terugkeer). Met dit bureau ging
het Engelse S.O.E. samenwerken.
Oorspronkelijk wensten de Engel
sen dat, evenals tot dan toe, de
M.V.T., slechts mensenmateriaal
zou leveren. De Engelsen voelden
er niet voor om van reeds be
staande verzetsorganisaties ge
bruik te maken. Naar hun mening
waren die te amateuristisch van
opzet en ook wilden zij een der
gelijke organisatie geheel in eigen
hand houden. Kolonel de Bruyne
verzette zich met kracht tegen dit
standpunt. Tenslotte werd een
compromis bereikt. De heer de
Bruyne kreeg het recht mee te
praten in de organisatie en in de
aanwending van agenten. Wat hij
niet in handen kon krijgen was
de verbindingsdienst d.w.z. de
wijze waarop geseind werd tussen
Engeland en Nederland en de
transportdienst. In de vergaderin
gen waarop dit compromis bereikt
werd is, aldus de heer de Bruyne,
duidelijk naar voren gebracht dat,
wanneer er iets aan de checks
mankeerde, de Engelsen dit on
middellijk zouden melden. In de
praktijk kreeg de M.V.T. de tele
grammen echter slechts in para-
phracevorm. Hij vond dat buiten
gewoon onaangenaam, evenals zijn
buitenlandse collega's, maar de
Engelsen wilden toen nog niet van
deze gedragslijn afwijken. In de
nalatenschap van het M.V.T. heeft
de enquêtecommissie dus de ori
ginele England-Spiel telegrammen
niet kunnen vinden. Ook bij de
Engelsen bleken die niet meer
aanwezig te zijn. Direct na de
oorlog waren ze er blijkbaar nog
wel. Giskes heeft althans vo'or de
commissie verklaard, dat hij in
'45 in Londen is verhoord en dat
toen de telegrammen op tafel
lagen.
De samenwerking, die M.V.T
met S.O.E. aanging moet door de
regering zijn goedgekeurd. De
verantwoordelijke minister, admi
raal Furstner, heeft zich bij zijn
verhoor voor de commissie op het
standpunt gesteld, dat het bureau
van de Bruyne slechts administra
tief bij „Marine" in beheer was.
De inlichtingendienst werd in feite
door de minister-president behan
deld. De heer Gerbrandy wil de
heer Furstner echter zijn verant
woordelijkheid laten, een stand
punt, dat door de commissie on
derschreven wordt. Wel erkent de
heer Gerbrandy, dat hij in zaken,
de inlichtingendienst betreffende,
is gemengd.
Zeer opmerkelijk is de verkla
ring van de heer Gerbrandy, dat
zaken als deze nimmer in de mi
nisterraad werden behandeld. Ook
is daar blijkbaar het z.g. plan-
Holland ter sprake gekomen, dat
over niet meer of minder dan
over de opbouw van een gans
nieuwe verzetsorganisatie handel
de en dat zo'n grote rol heeft ge
speeld in het England-Spiel.
De uitvoering van dit plan was
de eerste vrucht van de samen
werking tussen S.O.E. en M.V.T.
Als basis voor dit plan diende een
rapport dat dé heer Dogger uit
Nederland had medegebracht. Dit
plan behelsde o.m. dat door leden
van de O.D. (Orde Dienst) in ze
ventien streken van bezet gebied
aparte groepen moesten worden
gevormd die voorzien zouden wor
den van wapens en die klaar
zouden moeten staan op het ogen
blik van de grote aanval. Het
totaal aantal deelnemers zou 1070
bedragen.
Op 21 Juni werd de agent G. L.
Jamboes met de marconist J. Buk-
kens in Nederland geparachuteerd.
Jamboes was de man die de
grondslag moest leggen voor het
plan-Holland. Hij werd echter
gedropt over de lijnen, die inmid
dels reeds drie maanden in han
den van de Duitsers waren en ook
hij en zijn makker vielen dus
prompt in de handen van
Schreieder. Was het ook hier
slechts gegaan om een beperkte
opdracht, het kwaad zou waar
schijnlijk niet zo'n grote omvang
hebben genomen.
Met Jamboes kreeg Schreieder
echter een groot centraal gedacht
plan in handen, dat hij nu stelsel
matig via het England-Spiel
ging afwikkelen. Agent na agent,
die in het plan-Holland gedropt
werd, viel hem in handen, evenals
de wapenen, die ten behoeve van
de door de agenten op te bouwen
organisaties werden afgeworpen.
Elke agent kon de wetenschap
die bij de vorige arrestaties was
verkregen, worden voorgelegd, en
de verbijstering van de zo ontvan-
gén agenten laat zich denken. Zij
zagen al hun kameraden gevan
gen. Van de Duitsers kregen zij
de indruk, dat zij blijkbaar alles
wisten en dat had weer tot gevolg
dat zij ook hun gegevens geheel
of gedeeltelijk prijs gaven.
In de gevangenis in Haaren
overheerste tenslotte de mening,
dat het een verraden zaak was.
Deze gedachte was door de Duit
sers aangeblazen.
Zo bleven Schreieder en Giskes
in staat om verder te spelen, zij
lieten zelfs spoorrails en schepen
opblazen om de Engelsen met suc
ces in de waan te brengen dat de
zaken „goed" gingen. Zo ging het
spel verder, maandenlang totdat
tenslotte de agenten Dourlein en
Ubbink kans zagen om uit Haaren
te ontvluchten en Londen via Bern
op de hoogte brachten van de
omvang van de catastrofe
Dourlein en Ubbink werden bij
hun terugkomst in Londen niet
vertrouwd. Schreieder had geseind
dat zij voor de Duitsers kwamen
werken. De Engelsen sloten hen
zelfs op in de gevangenis, waar
voor thans als reden wordt opge
geven, dat de invasie inmiddels
begonnen was en dat men geen
risico mocht nemen. Bij de Neder
landers verging het de agenten al
niét beter: zij werden om admini
stratieve redenen in rang terug
gesteld. Terecht vraagt de com
missie waar hun onderscheiding
blijft.
in Londen had de debacle tot
gevolg dat kolonel de Bruyne als
leider van M.V.T. aftrad. Na het
M.V.T. kwam het bureau Bijzon
dere Opdrachten, dat er in slaagde
om tot een betere samenwerking
met de Engelsen te geraken en
dat onder leiding kwam te staan
van de generaal van Oorschot,
wiens vakmanschap men al die
jaren ongebruikt had gelaten! Ook
profiteerde hij van de omstandig
heid, om met kolonel de Bruyne
te spreken, dat de Engelsen na de
debacle van zó groot nu zó klein
geworden waren
De lezer denkt vermoedelijk dat
de geheime agenten die de gevaar
lijke karweien opknapten en elke
dag met de dood in de schoenen
liepen, door onze regering wel
spoedig op velerlei wijzen zjjn
onderscheiden. Zo vlot als men
denkt is dat echter niet gegaan.
De leiding van het B.I. heeft na
de capitulatie een lijst opgemaakt
van alle mensen, die voor dit bu
reau hadden gewerkt. Dit bleken
er tweeduizend te zijn. De leiding
van het B.I. heeft er tien procent
waarde bij de opleiding was, dat I later echter wel gebleken, dat de
de leerlingen niet met anderen Engelsen het geenszins begrepen
over die opleiding mochten spre
ken .Toch is het wel jammer, dat
de Nederlandse medewerking zich
slechts tot de werving van agen
ten heeft kunnen uitstrekken." In
de eerste tijd konden de Neder
landse instanties de S.O.E. slechts
over een telefoonnummer op het
departement van Oorlog berei
ken, Kapitein Lieftinck, een func-
hadden. Ook de verklaring, die de
voorzitter van de parlementaire
enquêtecommissie van het Foreign
Office onvting, gaat er van uit, dat
de telegrammen van Lauwers niet
voorzien waren van de juiste
security checks. Hoe is het dan
mogelijk, dat de Engelsen toch
met deze lijn zijn blijven werken?
De Nederlandse instanties, dat
De heer Klijzing van het B.B.O. (Bureau Bijzondere Opdrachten)
heeft voor de Parlementaire Enquêtecommissie verklaard, dat dit
bureau ongeveer 35.000 handvuurwapenen heeft gedropt, zoals
geweren, pistolen, Amerikaanse karabijnen, Bazooka's, Piats, anti
tankwapens, een paar millioen patronen en sabotagemiddelen. De
heer D. A. van Hilten, hoofd van de sectie krijgsgeschiedenis van de
Generale Staf, kon mededelen, dat Rauter het aantal gedropte wapens
op 30.000 schatte, waarvan een derde gedeelte door de Duitsers
opgevangen is. Volgens de heer Six van de Orde Dienst zouden er
slechts 10.000 door de Binnenlandse Strijdkrachten geregistreerd zijn,
en in dat geval blijven er dus nog 10.000 wapens zoek. Rauter had
de overtuiging, dat zij in communistische handen gekomen zijn en
dat er een gedeelte over de grens is gegaan. Hij noemde als richting:
Italië. De heer de Graaf, eveneens een functionaris van het B.B.O.,
bleek ook op het standpunt te staan, dat een gedeelte van de wapens
is verdwenen. Wel moet men hierbij z.i. mede in ogenschouw nemen,
dat een groot gedeelte aan het front is gebruikt door de stoottroepen,
die in Duitsland werden ingezet toen het Zuiden bevrijd en het
Noorden nog bezet was.
den gegeven, ze niet werden ge
bruikt, terwijl anderen deze wa
pens wel gebruikten. Men had
het idee, aldus generaal van Oor
schot van het B.B.O., dat de men
sen van de O.D. op enkele uitzon
deringen na, gedurende de oorlog
niet veel wensten te doen, maar
zich wilden organiseren om bij de
bevrijding op te treden en de orde
te handhaven. In Engeland wilde
men echter, dat de wapens gedu
rende de bezetting werden ge
bruikt. Afgezien van het doorslag
gevende Engelse standpunt werk
ten regering en bureau hier dus
blijkbaar tegen elkaar in.
De Nederlandse regering schijnt
trouwens ook in breder verband,
althans in de eerste jaren, wel
anders over het verzet te hebben
gedacht, dan de Engelsen. De En
gelse organisatie, S.O.E., die ook
in het England-Spiel ter sprake
komt, moest de Duitse oorlogs
inspanning op alle mogelijke pun
ten door sabotage, oproerige be
wegingen, „go-slow"-acties, raids
en dergelijke verzwakken. In dat
verband stuurde de S.O.E. ook
sabotage-agenten naar Nederland.
De heer de Bruyne, leider van het
Nederlandse M.V.T. (Militaire
Voorbereiding Terugkeer), een
bureau dat later door het eerder
genoemde B.B.O. vervangen werd,
heeft voor de commissie verklaard
dat. zijn dienst echter niet aan
sabotage mocht meedoen en daar-
Uit mededelingen van Rauter
blijkt, dat de door de Duitsers in
beslag genomen wapens werden
gebruikt voor bewapening van
nieuw op te richten onderdelen
in het laatst van de oorlog. Deze
wapens zijn na de capitulatie,
voorzover nog aanwezig, dus weer
als oorlogsbuit bij de geallieerden
terecht gekomen. Over het zenden
van wapenen naar bezet Neder
land is in Engeland heel wat te
doen geweest. Jhr. P. J. Six heeft
voor de Parlementaire Enquête
commissie verklaard, dat van het
naar Nederland gezonden mate
riaal, althans aanvankelijk, niets
bij de O.D. is terecht gekomen. De
O.D. was naar de indruk van de
heer Six in de ogen van de Rege
ring een instantie, die van plan
was hier een militaire dictatuur
te vestigen. Uit andere verklarin
gen blijkt, dat deze indruk van
de Six in de feiten geen grond
vindt. Generaal van Oorschot,
leider van het B.B.O., verklaarde
dat de minister van Oorlog de
wapens zelfs liever aan de Orde
Dienst dan aan de ondergrondse
beweging wilde geven. Hij was
bang, dat de wapens in handen
zouden komen van de communis
ten. Het beslissende woord in
deze spraken echter de Engelsen,
daarbij gesteund door de inzich
ten van het Nederlandse B.B.O.
Het B.B.O. redeneerde, dat wan
neer de wapens aan de OJ). wer-
voor geen mensen beschikbaar
mocht stellen.
Hij vermoedt dat dit standpunt
verband hield met de vrees voor
represailles op de burgerbevol
king. De heer Gerbrandy heeft
verklaard, dat de regering inder
daad op het standpunt stond, dat
de M.V.T. alleen mocht medewer
ken aan het voorbereiden van ver
zetsorganisaties. Oud-minister
Furstner heeft in dit verband
medegedeeld, dat het in de periode
waarover het hier gaat. door hem
de reinste waanzin werd geacht
in het dicht bevolkte Nederland
guerilla's te gaan organiseren. Uit
de verklaring van de heer Schilp,
ook een functionaris van het
M.V.T., wordt wel het beste dui
delijk wat de Nederlandse rege
ring toentertijd voor ogen stond:
Het opbouwen van een organisa
tie, die bij een eventuele landing
van de geallieerden deze zou kun
nen steunen. Het niet willen leve
ren van wapens aan de O.D. (in
tussen waren ook nog moeilijkhe
den gerezen met wapenleveran
ties aan de R.V.V. (Raad van Ver
zet), moeilijkheden, die echter
door de heer van Heuven Goed
hart konden worden opgelost),
gebeurde in hoofdzaak in het tijd
vak van Mei tot Juli '44.
In September '44 kwamen de
papieren echter anders te liggen
door het geval Arnhem. Ook het
B.B.O. was toen van mening, dat
er zoveel mogelijk wapens in Ne-
De meeste gedropte agenten
v/aren jongens, die voor de oor
log niet hadden gediend. Wan-,
neer zij bij het Bureau Inlich
tingen werden geplaatst, kregen
zij de rang van sergeant-titulair.
In het algemeen was dit de
hoogste rang, die een burger
kreeg, als hij als agent in
dienst kwam. De organisatoren
hadden de rang van Luitenant.
Daarvoor werden mensen uitge
zocht, die verstand hadden van
eeh militaire organisatie. Er wa
ren bezwaren tegen om de ge
heime agenten ofe officiersrang
te verlenen. Voor alle B.I.-agen-
ten was bepaald, dat hun gezin
pensioen zou krijgen, als zij
sneuvelden. Dit pensioen was
verbonden aan hun rang. Boven
dien was er een regeling, vol
gens welke aan de nabestaan-
fen van de agent, die sneuvelde,
een bepaald bedrag zou worden
uitgekeerd. Die bedragen waren
naar sommigen menen f 15.000
voor de gehuwden en f 10.000
voor de ongehuwden. Het kan
ook zijn dat het f 20.000 en
f 15.000 was. Het agentenberoep
was zeer gevaarlijk. In totaal
hebben 272 personen een uitke
ring gehad, waarvan 99 in de
vorm van een lijfrente.
derlandse handen moesten komen,
in welke deed er niet toe. Wel
bleef de Engelse Veiligheidsdienst
ten aanzien van de O.D. bezwaren
maken, maar het B.B.O. vond toen
een foefje uit, waarbij majoor
Dobson van het S.O.E. zijn mede
werking verleende.
ft
Dat foefje bestond hierin, dat
het B.B.O. de tftiroppings voor de
O.D. via de agenten van het B.B.
O., die op naam van de R.V.V.
waren gedropt, zou doen. Met deze
regeling waren de interne moei
lijkheden in Nederland echter niet
opgelost. Op telegrammen vanuit
Londen kregen de agenten, die de
wapenzendingen in ontvangst na
men, weliswaar opdracht er voor
te zorgen, dat via de Raad van
Verzet en de K.P. een bepaald
in de telegrammen opgegeven ge
deelte aan de O.D. moest worden
ter hand gesteld. Of dit altijd ge
beurd is, is echter een tweede.
Van O.D.-zijde wordt beweerd, dat
de wapens in hoofdzaak in han
den van communisten zijn ge
raakt, door andere getuigen, die
de Commissie hoorde, wordt zulks
echter ontkend.
uitgevist. Dit waren hoofden van
inlichtingëngroepen en radiodien
sten, crossers, die een zeer be
langrijk aandeel hadden in de oor
logvoering. Er zijn verder dertig
agenten van het B.I. voor een on
derscheiding voorgedragen.
In Augustus of September 1945
is deze voordracht bij de regering
ingediend. Zij is doorgezonden
naar de Comm. Militaire Onder
scheidingen. Tot Juni 1948 is ech
ter nog geen enkele onderschei
ding afgekomen. Voor genoemde
commissie gelden nu eenmaal be
paalde administratieve formalitei
ten. Bovendien werd de vra-"- ge-
ODperd, of het wel gewenst was
de voorgedragen mensen militaire
onderscheidingen te geven. Oor
spronkelijk heeft daarover een
twistvraag gelopen. De Commissie
ging uit van het idee, dat deze
mensen geen militairen waren ge
weest en dus niet voor militaire
onderscheidingen in aanmerking
kwamen. De leiding van het B.I.
huldigde echter het standpunt, dat
iemand, die in militaire dienst, zij
het dan in burgerpak, in de mili
taire oorlogvoering zijn sporen
heeft verdiend, wel degelijk voor
een militaire onderscheiding in
aanmerking komt. Enkelen van
deze militaire burgers of burger
militairen kregen wel Britse of
Amerikaanse onderscheidingen,
maar de Nederlandse bleef in dit
opzicht achter. Bij het werk van
het B.I. mocht geen bloed vloeien
en men mocht er niet met kle
wangs werken.
Inmiddels is de Parlementaire
Enquête Commissie gebleken, dat
in 1948 zowel door de regering als
door het kapittel van de Militaire
Willemsorde een ruimere inter
pretatie van de term „in de strijd"
is aanvaard, zodat nadien in een
groot aantal gevallen onderschei
dingen van militaire aard zijn uit
gereikt, zowel aan geparachuteer
de agenten als aan koeriers en
personen, die bij inlichtingen-
groepen in Nederland werkzaam
zijn geweest.
Waarvan wij met blijdschap
nota nemen. Op deze wijze sieren
en onderscheiden zich zowel onze
Regering als het roemruchte ka
pittel van de Militaire Willems
orde.
Duizenden Nederlanders hebben in het eerste oorlogsjaar naar
„De Flitspuit" geluisterd. Op grond van hetgeen uitgezonden
werd kreeg men de indruk, dat deze zender zich wel in Neder
land moest bevinden. De waarheid wordt thans onthuld in het
vierde verslag van de Parlementaire Enquêtecommissie. „De
Flitspuit" spoot vanover het Kanaal. Zij was de schepping van
een Engelse dienst, die zich bezig hield met het bevorderen
van het verzet in de bezette gebieden.
Het doel van „De Flitspuit" was het uitzenden van z.g. „zwarte
propaganda". Deze „zwarte propaganda" had tpt doel, ten koste
van alles, onrust in het bezette gebied te wekken. De heer
Laming, hoofd van de Nederlandse sectie van genoemde Engelse
dienst, had de leiding, de Nederlandse journalist Sluyser schreef
de teksten. De moeilijkheid daarbij was, dat de gegevens uit
Nederland toen nog slechts zeer schaars doorkwamen. Voorzover
de heer Laming die van Engelandvaarders te weten kwam, gaf
hij ze door aan de heer Sluyser om ze bij het maken van zijn
teksten te gebruiken. De reacties, welke „De Flitspuit" gaf op
de gebeurtenissen in Nederland moesten echter voor het grootste
gedeelte gebaseerd worden op de grondige kennis, die de heren
Laming en Sluyser van toestanden en verhoudingen in Neder
land hadden. Het was hoofdzakelijk deductiewerk. Dat „De
Flitspuit" zo snel op gebeurtenissen in het bezette gebied
reageerde kwam hierdoor, dat de Engelsen via Stockholm
binnen 24 uur de inhoud van alle mogelijke Nederlandse kranten
telegrafisch doorgezonden kregen. Doordat de „zwarte propa
ganda" onbetekenende details uit deze kranten lichtte en door
„De Flitspuit" uitzond, kreeg men in Nederland de indruk, dat
„De Flitspuit" uitermate goed op de hoogte was. De gedropte
agent Lauwers, die door de Duitsers werd gearresteerd en
daardoor ook een rol in het England-Spiel heeft gespeeld, had
mede de persoonlijke opdracht om een kleine maar goed
georganiseerde opdracht op touw te zetten teneinde „De Flit
spuit" van niéuws te kunnen voorzien. Met het aftreden van
óe heer Laming is ook „De Flitspuit" ter ziele gegaan.