Arrestatie van het Nationaal Comité was
een groot succes voor Schreieder
Russische spionnen
werkten in ons land
RobertKiek brachtmetz'n praafp
de illegaliteit in gevaar
Van der Waals wist Vorrink keer op keer
om de tuin te leiden
Een kinderportretje speelde
een voorname rol
Geen M.M.O. voor
Weerberichtendienst
De Ministers wilden meer publiciteitmaar
Prins Bernhard was geladen
Het B. I.
Zonder geld was
verzet onmogelijk
PAGINA 4
ZATERDAG 15 jULI 1950
Een van de grootste .successen" die Schreieder met zijn England-Spiel boekte was de arrestatie
van de leden van ,,Het Nationaal Comité". Op 1 April '43 werden Koos Vorrink en enkele
andere leden gevangen genomen, op 2 en 3 April de overigen. Het waren o.m. de heren
Ringers, Menten, oud-minister van Dijk, oud-minister Verschuur en Schouten. In totaal 50.
De heer Vorrink heeft voor de Parlementaire Enquêtecommissie verklaard, dat hij reeds in
Juni '40 in het toenmalige S.D.A.P.-bestuur er op heeft gewezen, dat de politieke partijen
contact moesten zoeken teneinde tot een gemeenschappelijke houding tegenover de bezetter
te kunnen komen. Dit denkbeeld is door het Partijbestuur aanvaard en de heer Vorrink
heeft zich toen tot de heer Verschuur gewend, die als Gedeputeerde voor Zuid-Holland op het
Korte Voorhout te Den Haag zetelde. Gevolg van dit onderhoud was, dat er voortaan om
de twee of drie weken met twaalf mensen werd vergaderd, van elke politieke partij twee.
De heer Colijn voerde als nestor van het gezelschap het presi
dium. Het Nationaal Comité is voor het eerajt voltallig bijeen
geweest ten huize van prof. Schermerhorn te Delft. Het Politieke
Convent heeft als zodanig nooit een behoorlijke verbinding
met Londen gehad in die zin, dat het contact had met iemand,
die over een zender beschikte. De heer Vorrink vond zulks
trouwens ook niet wenselijk, hij zat toch al in zaken van
sabotage en spionnage en wilde het risico zo klein mogelijk
houden Desondanks is toch het hele Comité via Vorrink, door
Schreieder opgerold.
In deze zaak speelt een kinder
portretje een voorname rol en het
is daarom goed eerst de voorge
schiedenis hiervan te verhalen. In
het eerste jaar van de oorlog
achtte een organisatie van de En
gelsen, de S.O.E. het wenselijk
om de stemming op het vasteland
te leren kennen. In dat verband
moest de uit te zenden agent, Des-
sing, contact gaan opnemen met
de heer Vorrink. De Nederlandse
journalist Sluyser gaf deze agent
enkele adressen op, waardoor de
heer Vorrink kon worden bereikt,
o.a. de dames Lely in Amsterdam.
Ter introductie verschafte hij deze
agent tevens een foto van zijn
dochtertje in een kledij, welke
men vroeger in Nederland niet
kon hebben gezien.
Dessing kwam bij de dames
Lely en overhandigde haar twee
exemplaren van genoemde foto.
Een van de dames heeft voor de
commissie verklaard, dat zii deze
foto's steeds bij zich heeft gehou
den totdat zü in het Provinciale
Ziekenhuis te Santpoort moest
onderduiken. Toen kwamen de
foto's, in een gesloten pak, in han
den van mejuffrouw J. C. Smit,
en deze heeft weer voor de com
missie verklaard, dat zii het pak
op de zolder in een hoedendoos
heeft opgeborgen en dat het uit
gesloten is, dat het is openge
maakt. Deze verklaring is van
belang omdat het portretje an
dermaal ter sprake komt. Vorrink,
die via de dames Lely en de heer
van Looi met de agent Dessing
in contact kwam, lag reeds bij
deze gelegenheid onder de greep
van Schreieder. Dessing zelf, die
van Vorrink rapporten meekreeg,
die Londen overigens eerst in Mei
'43 bereikten, stootte blijkbaar,
ondanks zijn zorgeloosheid, het
gevaar af .Hij kwam 's nachts om
drie uur thuis, terwijl de spertijd
om 12 uur begon en ook had hii
een verkeerd nagemaakt persoons;
bewijs in zijn zak! In bjet cafe
„De Leidse Poort" te Amsterdam
ontmoette hij zijn collega-agent
Andringa, die op dat moment ech
ter reeds gearresteerd was en be
geleid werd door Poos. Hij zag
kans in de toiletten Dessing toe
te voegen: „Ga weg. Gestapo".
Dessing ging weg en hij bleef
weg. Blijkbaar heeft hem in Brus
sel ook de oproep van van Looi,
de relatie van Vorrink niet be
reikt, die hem vroeg naar Amster
dam terug te keren omdat er in
middels een nieuwe agent gear
riveerd was. Die agent was....
van der Waals, maar dat wist de
heer van Looi toen nog niet en
toen hij het bemerkte, was het
hele Nationale Comité reeds op
gerold.
Inmiddels had Schreieder, via
het England-Spiel, een opdracht
gekregen, die inhield, dat een ge
dropte agent zich bij een bepaalde
relatie moest vervoegen en ter
introductie moest hij een kinder
portretje tonen, het portretje van
het dochtertje van Sluyser! Hoe
was het mogelijk dat dit portretje
andermaal door Londen ten tonele
werd gevoerd?
Het vermoeden is vroeger uitge
sproken, dat Schreieder op de een
of andere manier in het bezit van
een der foto's van Dessing moet
zijn gekomen. Schreieder heeft
dat voor de commissie weerspro
ken, hoe de zaak zich precies
heeft toegedragen weet hii niet
meer, maar het moet zo zijn, dat
ook een andere agent met het
zelfde introductie-materiaal is ge
dropt. Ook aan Engelse zijde houdt
men dit voor mogelijk. Schreieder
zette in elk geval de verrader
v. d. Waals met portretje en adres
op het nieuwe spoor, dat tot zijn
verrassing naar Vorrink bleek te
leiden!
De tussenschakel, de reeds eer
der genoemde heer van Looi. ver
langde eerst nog een nieuw bewijs.
V. d. Waals die zich de Wilde
noemde, moest door radio Oranje
de ondertekening laten omroepen
van de laatste brief, die van Looi
aan Sluyser, via Portugal, gezon
den had. Schreieder zette zijn Eng-
land-Spiel in werking en prompt
kwam het bericht van Radio
Oranje: „Koert en Fina hebt ver
trouwen!" Toen mocht de heer
van Looi niet langer twijfelen en
hij bracht v. d. Waals met Vor
rink in contact.
Vorrink maakte van deze „En
gelse agent" gebruik om lange,
naar het oordeel van Engeland ai
te lange, telegrammen naar Lon
den te seinen. Het England-Spiel
zorgde voor de verzending en de
Duitsers zullen wel even gelachen
hebben toen zij vanover het Ka
naal van de Engelse dienst o.m.
te horen kregen, dat berichten
over de Jodenvervolgingen haar
niet interesseerden! Men wilde
militaire inlichtingen, die kon
Schreieder echter niet geven zon
der de Duitse zaak schade te doen
en zodoende kon dit spelletje dus
niet al te lang duren. Er stond
mets tegenover.
Nog een slachtoffer.
Onderwijl was de heer Vorrink
in contact gekomen met de heer
van Tijen, de directeur van de
Fokkerfabrieken, die naar Enge
land wilde. Oorspronkelijk was
hij van plan via Zeeland per boot
te gaan, maar de heer Vorrink
ried hem dat af. Hij had een agent
die hem gezegd had dat een over
tocht per schip zeer gevaarlijk
was en dat hij wel voor een vlieg
tuig zou zorgen. Na herhaalde
aandrang bleek v .d. Waals ein
delijk zijn verbinding met Enge
land voor de heer van Tijen ge
reed te hebben.
Er zou een watervliegtuig van
uit Hoorn opstijgen. V. d. Waals
vertrok daarop met de heer van
Tijen naar Zaandam. Buiten het
station yerwijderde v. d. Waals
zich even om te gaan bellen en
op dat moment #Vcrvielen de
Gestapo-agenten de heer van
Tijen. Een rijke buit viel hen
daarbij in handen. In de koffer
van de heer van Tijen zat prach
tig materiaal: de volledige signaal
codes van de Duitse nachtjagers;
drie radarstations, alles op kaart
gebracht. De tekeningen van de
radarstations waren afkomstig van
Hansen van het kadaster te 's-Her-
togenboéch.
Er waren voorts gegevens over
Aviolanda, Fokker; er was een
film met de gehele opbouw van
de Duitse bezetting in Nederland.
Er was een brief van Vorrink bij,
een zeer dikke brief, geadresseerd
aan H. M. de Koningin. Er was
verder bij een nota van het ge
nootschap voor de rechtsstaat, een
groot aantal verordeningen en een
politieke situatieschets.
Ook deze arrestatie kon de heer
Vorrink echter geen argwaan ge
ven. Integendeel. Door Radio
voor de Koningin en nu wilde het
noodlot, dat ook de heer van Tijen
van die lepeltjes had meegeno
men!
Voordat Schreieder tot de arres
tatie van Vorrink overging boekte
hij door het contact via v. d.
Waals nog een ander succes. V. d.
Waals bracht Vorrink onder het
oog, dat het wenselijk was om een
aantal groepen te vormen, die
klaar zouden staan op het ogen
blik van de invasie. Vorrink had
reeds overal in het land van der
gelijke contacten. Hij noemde v. d.
Waals slechts de namen van de
voormannen uit een oogpunt van
voorzichtigheid, maar ook die na
men waren voor de IJuitsers vol
doende om noodlottig werk te
doen.
Het net ging toe
Toen vond Schreieder het mooi.
Hij sloeg het net toe, het hele
Nationale Comité werd, zoals
reed gezegd, gearresteerd. Bij het
verhoor, aldus de heer Vorrink in
zijn verklaring voor de commissie,
heeft hij de indruk gekregen, dat
de Duitsers de leden van het Na
tionale Comité niet wilden dood
schieten. Hij stond in de positie,
dat hij moest proberen het leven
van allen te redden. Door een
combinatie van die twee groepen,
de politieke en de verzetsgroepen,
maakte hij de meeste kans, dat
hij de sabotage- en de spionnage-
groepen het leven zou kunnen
redden.
Achteraf is gebleken, aldus de
heer Vorrink, dat hij juist gezien
heeft. Dat hield in, dat hij met
de heren het spel moest spelen
van een zekere openhartigheid te
betrachten. De heer Vorrink heeft
getuigd, dat hem niet één belofte
is gedaan die de Duitsers niet
hebben gehouden. Hij heeft al
zijn onderduikers-adressen ge
noemd, maar er is er niet één
bezocht.
Door v. d. Waals was de Duit
sers ook bekend geworden, dat er
een koffer met documenten moest
bestaan. Die koffer was naar een
adres gebracht, dat de heer Vor
rink zelf niet kende. De Duitsers
verzekerden hem, dat van de na
men, die zij in deze koffer zouden
aantreffen, geen gebruik zou wor
den gemaakt. De heer Vorrink
heeft toen zitten zweten en zwoe
gen, tot hij zijn broer er in de
gevangenis over kon spreken. Wel
was inmiddels opdracht gegeven
om de inhoud te vernietigen, maar
de heer Vorrink hield er rekening
mede, dat dit niet gebeurd zou
zijn. Toen hij zijn broer verlof
had gegeven om het adres te zeg
gen, en de Duitsers gingen speu
ren, bleek dat ook niet het geval
te zijn. De koffer kon worden
opgegraven. Maar, aldus de heer
Vorrink, ook in deze hebben de
Duitsers zich aan hun toezegging
gehouden. Er kwamen fantastisch
veel namen in voor, zoveel dat de
heer Vorrink niet kan geloven,
dat de Duitsers de koffer werke
lijk volledig in handen hebben
gekregen. Zelfs Duitsers, die er
in genoemd werden, is geen haar
gekrenkt. De heer Vorrink heeft
een jaar in Haaren gezeten, daar
na in Sachsenhausen. In tegen
stelling tot de anderen heeft hij
het daar bijzonder goed gehad,
hoewel dat niet bedoeld was.
De agent d'Aulnis de Bourouill
(agentennamen o.a. Spijker en
Berger) is heel lang in Engeland
in opleiding geweest. Hij was de
beste agent, die in het begin be
schikbaar was. d'Aulnis zorgde o.a.
voor de berichtgeving op meteoro
logisch gebied. De Royal Air Force
vloog zonder behoorlijke weerbe
richten over Europa. Deze weer
berichtenorganisatie van d'Aulnis
is wonderlijk goed geslaagd. Het
was iets unieks. De Belgen en
Fransen hadden zo iets niet geor
ganiseerd. De weerberichten van
d'Aulnis kwamen met regelmaat
van de klok binnen. d'Aulnis was
een geboren organisator. Door zijn
lange opleiding kende hij zijn vak
door en door. Hij is een van de
voornaamste agenten van het Bu
reau Inlichtingen (B.I.) geweest.
Hij heeft het langst gewerkt zon
der gearresteerd te worden. Men
heeft hem dit wel eens kwalijk
genomen.
Toen de heer d'Aulnis later
werd voorgedragen voor de Mili
taire Willemsorde, zeiden enige
heren van de Commissie Militaire
Onderscheidingen, dat d'Aulnis
niet had gevochtenSoms werd
aangevoerd, dat vroeger de Mili
taire Willemsorde met de klewang
werd verdiend. Maar een agent
die met de klewang vecht, kan zijn
radioverbinding wel afschrijven.
BITTER COMMENTAAR
De heer J. Gerritsen heeft
verklaard, dat er van zijn
groep 21 zijn gefusilleerd en
dat er nog 18 naar het con
centratiekamp zijn gegaan
waarvan er 7 zijn terugge
komen, en daarvan zijn nog
een paar zware longlijders.
De regering interesseert
zich niet meer voor de ach-
terblijvenden. Zij hadden,
zo zei de heer Gerritsen,
beter allen dood kunnen
gaan, dan behoefden de offi
ciële instanties zich het
hoofd niet te breken, hoe ze
hen het beste en het vlugste
vergeten konden!
Oranje werd op verzoek van hef digheid van Kiek met iemand te
England-Spiel omgeroepen, dat
„A-12", dat was van Tijen, goed
was aangekomen. Ook werd later
medegedeeld, dat er een Engeland
vaarder was aangekomen met
dubbeltjes- en kwartjeslepeltjes
In de tijd, dat het Zuiden reeds bevrijd was, maar het Noorden
nog zuchtte onder de tyrannie van de bezetter, heeft zich het
beruchte geval Kiek afgespeeld. Robert Kiek was lid van de
redactie van het A.N.P., hij was een handige jongen, een
geboren reporter, niet al te discreet, in een woord: een ras-
nieuwtjesjager. Als Kiek iets schreef moest hij dat voorleggen
aan de S.H.A.E.F.-censor. En hier begint de narigheid.
Op zekere dag reed Kiek met
een auto, waarop „Press" stond,
van Eindhoven naar Nijmegen. Dit
gebeurde in de herfst van 1944,
terwijl de slag om Arnhem aan de
•gang was. Het was dus een kri
tieke tijd, in de periode, dat de
Duitsers aan weerskanten van de
weg Eindhoven-Nijmegen lagen en
Den Bosch nog in hun handen was.
Kiek rijdt dus op de weg naar Nij
megen. Op een onverwacht mo
ment komt er uit een zijweg een
auto met twee personen aan. Als
zij de auto met „press" erop zien,
gaan zij langzaam rijden. Zij ge
ven Kiek een sein om te stoppen.
Hij stapt uit en zij vragen hem:
„Are you a press correspondent?"
Kiek zegt 3a. waarop hem ge
vraagd wordt van welk agent
schap. „Van het ANP", zegt Kiek.
„Ah, dus een Hollander, dan
hebben wü een „story" voor u."
Kiek likt dus, zoals het een goed
reporter betaamt, zijn vingers af,
zij het dan ook symbolisch. Hij
gaat met de twee mannen, die tot
de ondergrondse beweging blijken
te behoren, mee naar een trans
formatorhuisje van het Provinciaal
Electrisch Bedrijf. Er is een tele
foon en zij beginnen in tegenwoor-
spreken, waarvan Kiek niet weet,
waar deze zich bevindt. Later
blijkt het een man te zijn in het
kantoor van het eiectriciteitsbedrijf
te Den Bosch, dat nog in handen
van de Duitsers is.
Ingevolge de ter Ronde Tafel Conferentie gevoerde militaire
besprekingen zal"het Koninklijk Nederlands-Indische Leger op
26 Juli a.s. officieel worden opgeheven. De foto geeft een beeld
uit de geschiedenis van het K.N.I.L. K.N.I.L.-artillerie steekt
een bergmeer over.
Gedurende een aantal minuten
gaat het gesprek over allerlei aan
gelegenheden van de ondergrondse
beweging van zeer vertrouwelijke
aard, dat (zelfs) Kiek vraagt, of
hij niet even buiten de deur zal
gaan. „Weineen blijf maar", is het
antwoord.
Is dat geen mooie stunt?
Nadat het gesprek is afgelopen
zégt de man die heeft getelefo
neerd, tegen Kieik: „Wilt u ook
even telefoneren?" Kiek vraagt:
„Met wie telefoneert u dan eigen
lijk?" „Oh", is het antwoord, „met
een vriend van ons in Den Bosch,"
Kiel begint het gesprek en vertelt,
dat hij correspondent van het ANP
is. De onbekende antwoordt: „Ik
sta hier in het kantoor van het
electriciteitsbeidrijf in Den Bosch
en wij telefoneren dwars door de
Duitse linies heen. Moet u eens
horen, ik zal het raam opendoen."
De onbekende doet dit en Kiek
hoort daarop het geluid van voor
bijtrekkende Duitse colonnes in de
straten.
Even daarna is het telefoon
gesprek afgelopen en da twee
mannen In de auto zeggen: „Is dat
geen mooie stunt?" Kiek zegt: „Het
is wel aardig, maar het is levens
gevaarlijk om het te publiceren."
„Wel neen", zeggen ze, „dat is
niet zo." Kiek gaat naar de
S.H.A.E.F.-censuur te Eindhoven
en legt zijn verhaal voor aan de
censor voor geallieerde oorlogs
correspondenten. Deze zegt: „Hoor
eens, ik kan dit wel beslissen,
maar ik vind het te gevaarlijk. Ga
liever naar Brussel."
Kiek gaat dus met zijn verhaal
naar Brussel en legt het geval
voor aan de dienstdoende censor,
een Canadees, Deze bekijkt het en
zegt: „Wü hebben al een keer zo'n
geval gehad in Noord-Frankrijk en
toen hebben wij als regel gesteld,
dat de betrokken oorlogscorrespon
dent zijn gang kon gaan, wanneer
de plaats en de tijd van het voor
val niet worden genoemd en niet
de indruk wordt geiweki, dat het
een exceptioneel geval ls, maar
wordt voorgesteld, alsof het in het
algemeen geldt."
Kiek zit er nog over tb praten
als een Engels lid van de S.H.A.E.F.
censuur binnenkomt. De Canadees
vraagt de Engelsman, wat deze
van het geval vindt. „Het is toch
wel op het kantje af, daarover
moeten wij nog eens praten."
De Canadees zegt dan tot Kiek,
dat hij morgen maar terug moet
komen. De volgende dag is Kiek
eir weer. Hij wordt ontvangen door
die twee mensen, die tegen hem
zeggen: „"Wij hebben het geval aan
onze chef voorgelegd. Als je dat
en dat er uitschrapt, met name
geen plaats- en tijdsaanduiding
gebruikt en het zo stelt, alsof hei
lijkt, dat dit soort dingen meer
gebeurt, kun je de gang gaan en
krijg je er het stempel van de
S.H.A.E.F.-censuur op."
Toevallig ontmoet Kiek de heer
Van Houten van de R.V.D. en deze
zegt: „Kiek, je bent nu gemachtigd
om het te publiceren, maar ik
vind het nogal een onplezierig ge
val." Kiek antwoordt, dat hij zijn
verantwoordelijkheid als oorlogs
correspondent ook te ver kan drij
ven en dat hij nu gemachtigd was
het te publiceren. Hij gaat naar de
B.B.C. spreekt zijn verhaal uit,
het wordt te Londen op de plaat
opgenomen en de plaat wordt
overhandigd aan het A.N.P.
Dit gebeurt op een Zaterdagmid
dag. De heer Pelt van de R.V.D. is
die Zaterdagmiddag op zijn bureau.
De heer Franks op dat ogenblik
de leider van het A.N.P., de man
die dienst heeft belt de heer
Pelt op en zegt hem: „Dit verhaal,
het stampei van de S.H.A.E.F.-
censuur staat er op, is toch op het
kantje af." De heer Pelt vindt bet
ook.
Deze gebeurtenis valt samen met
de klacht van de Ministerraad, dat
er tot op dat ogenblik zo weinig
publiciteit was gegeven asm de
prestaties van da ondergrondse be
weging in Nederland, zodat de
heer Gerbrandy, de minister-presi
dent, schade ondervindt bij zijn
poging om steun voor de Neder
landse bevolking te krijgen. De
heer Pelt zit er dus mee. Op dat
ogenblik wordt er in Arlington
House een vergadering gehouden,
waar ook enige leden van de rege
ring aanwezig zijn. De heer Ger
brandy aarzelt, maar minister van
Heuven Goedhart zegt? „Als wij
dit niet kunnen publiceren, dan
kunnen wij niets publiceren." Hij
vertelt, dat dit soort gevallen veel
meer voorkomt- Ten slotte krijgt
de heer Pelt formeel volmacht het
verhaal te publiceren. Het A.N.P.
kan zijn gang gaan.
Prins Bernhard intervenieert
De volgende dag is Leiden, in dit
geval dan Londen, in last. Er is
een scherp gesteld telegram uit
Brussel, waarin gevraagd wordt:
„Wat hebben jullie nu gedaan?
Jullie brengen al onze mensen en
communicaties In Brabant in ge
vaar," Het geval loopt zó hoog, dat
Prins Bernhard intervenieert bij
do S.H.A.E.F. De Engelse brigade
generaal Neville zal het geval on
derzoeken.
De Nederlanders liepen gevaar
hun enige oorlogscorrespondent in
het bevrijde gebied te verliezen en
zij zaten zo krap in de mensen.
Het was zo moeilijk om nieuws t«;
krijgen, dat deze correspondent de
heer Pelt veel waard was. Deze
ging naar Brussel naar het hoofd
kwartier van de Prins. Daar waren
zjj nog geladen. Het hele geval
werd uitgelegd, er werd een borrel
gedronken en men begon de zaak
wat kalmer in te zien.
Toen ging hij o.a. naar de „Com
mander Head Quarters Special Du
ties", een onderdeel van het hoofd
kwartier onder Montgomery, dat
zich bezig hield met ondergrondse
operaties. Aan het hoofd van dit
onderdeel stond een jonge majoor,
die de zaak hoog opnam. Met hem
viel niet te praten. De pers ging
te ver en die „vent", Kiek, moest
er uit. De Chief Censor zei: „Dat
heeft mijn chef in Parijs te beslis
sen.." De heer Pelt ging dus naar
Parijs. De chef van de S.H.A.E.F.-
censuur was een evenwichtig mens.
Hij had rapporten ontvangen en
hij en de heer Pelt hebben de zaak
rustig bekeken. „De heer Kiek
Twee mannen, Kruit en diens
zoon, zijn gedropt; Vader Kruit
in België en diens zoon Kruit in
Nederland. Op 'n gegeven ogen
blik kreeg men in Londen, via
een van de agenten van het B.I.,
vrij lange telegrammen door in
een volkomen onleesbare code.
Aan het slot van deze telegram
men werd door de agent in diens
eigen code verzocht de tele
grammen door te geven aan de
Russische ambassade te Londen.
De heer Somer ging met dit te
legram naar minister Van Lidt
de Jeude. Hij vroeg hem of het
aan de Russen moest worden
doorgegeven. De agent, die het
telegram had doorgegeven, had
nog medegedeeld, dat 't afkom
stig was van een Russische agent
die in Nederland werkzaam was.
Minister Van Lidt de Jeude ging
er mee paar zijn collega van
Buitenlandse Zaken, de heer v.
Kleffens, en beiden besloten,
dat hef aan de Russische am
bassade moest worden doorge
geven.
De heer Somer heeft het ver
volgens naar hij meent met
kapitein Speyer naar de Rus
sische militaire attaché ge
bracht. Deze was er zeer dank
baar voor en vroeg direct, of hij
er eventueel een antwoord op
mocht geven, waarop de hr. So
mer hem heeft gezegd, dat hij
dit eerst met de minister van
Oorlog moest bespreken. De
militaire attaché kon het ant
woord op het onleesbare tele
gram toch niet direct geven. Het
moest eerst naar Moskou wor
den gezonden om daar te wor
den gedecodeerd. Het was na
melijk afkomstig van een agent
die regelrecht voor Moskou
werkte!
Het duurde zeker een of twee
weken, voor de Rus antwoord
kwam brengen. Het was een
zeer lang telegram. De heer So
mer ging \yeer naar de minister
van Oorlog en vroeg hem, of hij
dit telegram mocht versturen.
Hij vond het voor de veiligheid
griezelig, dat over zijn agenten
Russische contacten liepen,
waarvan hü niets wist. Na over
leg met minister Kleffens is
toen beslist, dat het antwoord
toch moest worden uitgezonden,
vanwege de goede relaties met
de Russen in de geallieerde
strijd.
Korte tijd daarop kwam er
weer een antwoord op het tele
gram, tot twee, drie keer toe. De
heer Somer is toen naar minis
ter Van Lidt de Jeude gegaan
en heeft gezegd dat hij de ver
binding wilde afbreken, omdat
zijn agent gevaar liep. Hij wist
bovendien niets van de inhoud
van de telegrammen af. De mi
nister besliste toen, dat er aan
deze geheimzinnige activiteit 'n
eind moest worden gemaakt. De
heer Somer ging daarop naar de
Russische ambassade om de
VAN DALEN
EN VANDALEN
Uit de aard der zaak
staan in het verslag der
P.E.C. weinig anecdotes.
Hier is er een, een naald
in de hooiberg. Van Ha
mel, die tenslotte is ge
fusilleerd, opereerde on
der de naam „Van Da
len". F. A. Vlielander
Hein zat tezelfder tijd
met Van Hamel en ande
ren in de gevangenis te
Scheveningen. Allen ech
ter voor verschillende
zaken. Vlielander Hein
werd tijdens een verhoor
plotseling gevraagd: „Ha-
ben Sie wohl einmal Van
Dalen gesehen?" Hij ant
woordde alleen maar:
Seit Sie hier sind habe
ich tausende Vandalen
qesehen". De Duitsers
waren woedend, maar
waren in de veronder
stelling, dat iemand, die
op die vraag een zó on
beschoft antwoord gaf,
kennelijk de portee van
de vraag niet had begre
pen en dus niet wist, wie
„Van Dalen" was.
gaat volkomen vrijuit, er is niets
op hem aan te merken, hij heeft
zich volkomen correct gedragen,
maar gezien het feit, dat Z.K.H.
Prins Bernhard zich voor het ge
val interesseert, zou het misschien
verstandiger zijn geweest, als hij
het bericht maar niet had gepu
bliceerd", zei de chef van de
S.H.A.E.F.-censuur,
De regering in Londen heeft
daarop gezegd: „De heer Kiek
kunnen wij in dit opzicht niet bla
meren, maar een andere zaak is,
of het verstandig is hem terug te
sturen. De heer Pelt heeft met de
Prins, die inmiddels in Londen
was aangekomen, nog eens gepraat.
Hij begreep het geval, dat hem nog
steeds hoog zat. „Maar mijn men
sen zijn zo gebeten op de heer
Kiek, dat zijn leven gevaar loopt,
als ze hem in België of Nederland
weer zien." De heer Pelt stuurde
Kiek als oorlogscorrespondent naar
Java en een andere man werd
oorlogscorrespondent in het be
vrijde geibied van Nederland.
Illegaliteit verontwaardigd
Zoals de heer L. Nehec heeft
meegedeeld, heeft de radiorede van
Kiekin de illegaliteit een golf
van verontwaardiging gegeven,
omdat het leven van illegale wer
kers werd bedreigd. Kiek hield
plotseling een nogal geestd/tftige
radiorede en zei ongeveer: „De
Duitsers moeten niet denken, dat
wij geen flinke kerels zijn, want
wij kunnen wel over de rivieren
spreken." Dit ging de heer Kiek
niets aan, het was verstandig, dat
hij voorlopig niet in België of in
Nederland kwam.
Volgens de heer Somer werd
algemeen aangenomen, dat door
een indiscretie van de heer Kiek,
waarover de militaire leiding zeer
gobelgd was, de verbinding met
Geertruidenberg werd verbroken.
In verschillende naoorlog
se publicaties is sprake
geweest van het Bureau
Inlichtingen (B.I.), dat
belast was met het ver
garen van zoveel moge
lijk inlichtingen uit 't be
zet gebied ten behoeve
van de algemene oorlogs
voering. Het wel, maar
voornamelijk het wee van
dit bureau is in bijgaande
uiteenzetting van de Par
lementaire Enquête Com
missie nader belicht.
boodschap over te brengen. Hij
haalde zich het ongenoegen van
de Russische militaire attaché
deze heette, naar de heer So
mer meent, Titschaev op de
hals.
Verbazing
Wie schetst nu de verbazing
van de heer Somer, toen hij, 'n
maand of acht na de Duitse ca
pitulatie, van de Stichting 1940-
1945 te Amsterdam het verzoek
kreeg, mededelingen te verstrek
ken omtrent de van Londen uit
geparachuteerde agent Kruit,.,
die om steun had verzocht! Kruit
lag ergens ziek op een kamer en
had gezegd, dat hii door Londen
was uitgestuurd. Maar hii zei
niet door wie. Alle verzoeken
om steun gingen over de B.I.
De heer Somer is toen naar
Amsterdam gegaan. Hij kwam
toen tot de conclusie dat Kruit
door Londen was uitgezonden
door de Russisch-Engelsche
dienst, speciaal om rechtstreeks
voor Moskou te werken. Het
was merkwaardig, dat de tele
grammen niet in Londen kon
den worden ontcijferd, de code
was alleen aan Moskou bekend.
De Russische agent seinde recht
streeks naar Moskou Hij was
echter zijn zender kwijt geraakt
en heeft toen contact opgeno
men met een agent van het B.I
Achteraf is gebleken, dat de
inhoud van zijn geheimzinige te
legrammen vrij ongevaarlijk
was. Kruit vroeg namelijk om
nieuw materiaal om de verbin
ding te herstellen. Politiek had
dit betrekkelijk weinig waarde
aldus de heer Somer.
De heer Goulooze heeft ver
klaard, dat hij tijdens de bezet
ting door middel van zendappa
raten met Moskou in verbinding
heeft gestaan. Reeds voor de
oorlog werkte hij samen met 'n
internationaal persbureau. De
heer Goulooze neeft tijdens de
oorlog twee zenders gehad. In
Juli 1940 is hii met zijn werk
begonnen. Moskou stelde prijs
op algemene berichten, welke
de heer Goulooze uit de kranten
haalde. Militaire berichten wer
den pas actueel toen de samen-
werking tussen Engeland en de
Sovjet-Unie tot stand kwam.
De héér Goulooze had vijf,
zes mensen, die hem bij zijn
werk hielpen. Dit geschiedde al-
thans volgens hem, niet in het
verband met de communistische
partij, deze partij was als zoda-
?Ag °ntb°nden. Er zijn wel n's
40, 30 of 40 mensen geweest, die
voor de heer Goulooze berichten
verzamelden. Kruit en zekere
Herman, die uit Engeland wer
den geparachuteerd de heer
Goulooze had uit Moskou een
betrefende mededeling ontvan-
Sen hadden een zelfstandige
opdracht en hebben niet voor
hem gewerkt. Deer G. Wagenaar
heeft verklaard, dat hij niets
weet van een contact, dat er
door middel van bepaalde agen
ten zou zijn geweest. Wel heeft
hij twee of drie keer met de hr
Goulooze contact gehad, maar
niet over deze aangelegenheden
Spionnage kost geld, veel geld.
De agent Steen nam een massa
geld uit Engeland mee. Dit was
de eerste geldzending, die naar
Nederland ging. In Nederland wa
ren de verzets- en spionnagegroe-
pen aan het einde van hun finan
ciële Latijn, zij liepen bij wijze
van spreken op een schoen en een
slof. De agenten moesten voor
hun eigen onderhoud zorgen en
tevens moesten zij het geld, dat
zij meekregen, gebruiken ter
financiering van de verzets- en
spionnagegroepen.
Steen kreeg f60.000 mee voor
de Spijker-groep van d'Aulnis,
f 50.000 voor de Raad van Verzet
voor de oprichting van de Radio
dienst voor die Raad en tweemaal
f 20.000 voor eigen gebruik, dit
wil zeggen voor Steen en zijn
radio-operator Adriaansen. Dit
gebeurde in Januari 1944. Het wa
ren uitgaven op bescheiden schaak
in vergelijking tenminste met het
geen er later is uitgegeven.
Het B.I. was in het begin niet
erg royaal en voor de eerste con
tacten ging men niet met mil-
lioenen gooien. Toen de biljetten
van f1000, f500, f200 en f 100 in
Nederland onbruikbaar werden,
zat men ook in Londen tegen het
plafond. Het was een hele toer
om overal vandaan kleine coupu
ren Nederlands geld in handen te
krijgen. Later kon echter het ver
zet beter worden gesubsidiëerd.
Zoals de heer Somer later geble
ken is, heeft de heer Steen de
eerste bemoeienis gehad met het
zenden van f 30 millioen voor het
verzet in Nederland. Steen werd
reeds spoedig gearresteerd.