EEN GROOT EIGHT IS NEERGEDAALD Kersi^ en l^ieuwjcicirsctriiRie bij de Posterijen w HET KERSTFEEST VAN DE MORIAAN KERSTKLACHT „Christus, die licht zijt ende dag, Het nachtelijk donker klaart Gij op» Gij wordt beleden, licht van licht en preekt het licht dat zaligmaakt"» Een continubedrijf zonder rust PAGINA 8 ^itRDAG 23 DECEMBER 1950 De schaduwen van een drie eeuwen lange vervol gingsnacht waren geweken en opjubelend uit een verruimd en dankbaar hart, schalt het blijde feestlied van Eusebius in de aanhef van het tiende deel zijner Kerkhistorie; het besluit met de woorden: „Voortaan straalde een heldere en schitterende dag, door geen wolkenfloers verduisterd; hij zond zijn stralen van hemels licht op de gehele aardbodem over de gemeenten van Christus". De catacomben werden verlaten en in de nieuwe, ruime basilieken moest de primitieve eredienst wijken voor een schitterende liturgie. De algemene invoering van het weldra zo plechtig gevierde Kerstfeest is onver brekelijk verbonden aan de tijd, door Eusebius zo feestelijk bezongen. Want hoe vreemd het ook moge klinken, er is een tijd geweest dat het Christenvolk geen Kerstfeest vierde. Het feest dat wij uit ons godsdienstig leven en uit de kerkelijke jaarkring niet meer kunnen wegdenken, was aan de eerste Chris tenen onbekend. De indrukwekkende liturgische viering, die al in de nacht begint, en aan de drie verschillende Missen zijn typisch karakter ontleent, de intieme huiselijke viering rond de kerstkribbe was hun vreemd. Al hun aandacht ging uit naar Pasen, dat was het eerste en lange tijd het enige feest wat de Oude Kerk vierde. De „vere beata nox" de waarlijk zalige nacht was de Paasnacht, in tegenstelling met latere eeuwen toen men alleen een Nachtmis kende niet met Pasen, als de liturgi sche teksten voortdurend van „de Nacht" getuigen, maar met Kerstmis als de liefde ons beweegt en wij naar het Kind willen, zoals de herders door de Engel geroepen. Als onze innigste gedachten uitgaan naar de pasgeboren Verlosser en we onze verering en hulde gaan brengen aan de Lieve Vrouwe, de Moeder van onze Heer. De eerste berichten over het Kerstfeest dateren uit het midden der vierde eeuw; wel herdacht de Kerk reeds vroeger de verschillende openbaringen des Heren in zijn geboorte, roeping der Wijzen en Doop in de Jordaan en dit feest werd in de kerken van het Oosten samengebun deld als het feest der Epiphanie op 6 Januari. Maar van een Geboortefeest des Heren op 25 December wordt voor het eerst melding gemaakt in de Romeinse kalender, rond 350 door Furius Dionysius Philocalus samengesteld. Toen werd het feest in Rome gevierd met een plechtige Pausmis in de Sint Pieter; het was onder deze dienst, dat Paus Liberius aan Marcellina, de zuster van St. Ambrosius, de sluier der maagden gaf. Zoals uit het verhaal van deze kerkvader blijkt, was het Kerstfeest toen in Rome reeds geen nieuwigheid meer en men mag aannemen dat het rond het begin der vierde eeuw werd ingevoerd. Eenmaal bekend, maakte Kerstmis een snelle opgang en werd door de gehele Kerk overgenomen, ook in het Oosten. Zo vierde St. Gregorius van Nazianze reeds in 379 te Constantinopel Kerstmis en St. Joannes Chryostomus in 386 te Antiochië. Omgekeerd nam het Westen het Epipha- niefeest van 6 Januari over. (Oude Avondlofzang der Kerk) De glanzende vreugde van Pasen, die opklinkt uit de eerste hymnen die de Latijnse Kerk kent, met die van Hilarius van Poitiers te beginnen en uit de schoonste preken van Augustinus, kreeg in de 5de eeuw naast zich de stralende blijheid van Kerstmis, vooral door de Kerst preken van Paus Leo de Grote (440461). Hier vernemen we voor het eerst die toon en die warmte, welke het Kerstfeest in latere eeuwen zullen kenmerken. Feest van Waarheid en Licht. De snelle opgang van een onbekend feest tot het stralende middelpunt van liturgische viering wordt afdoen de verklaard door de tijdsomstandigheden. De zonnedag der Kerk, door Eusebius zo feestelijk begroet, bleef niet onversomberd. Donkere wolken doemden op aan de gezichtseinder, stormen van ketterij verstoorden de Kerk- vrede. Arius loochende het waarachtig God zijn van Christus en Eutyches bestreed de Mensheid van onze Heer. In de reactie der rechtgelovige Kerk nam een steeds plechtiger viering van de komst van de God-Mens op aarde een voorname plaats in het werd een feest der rechtgelovigheid, dierbaar aan allen die de ware leer van Christus belijden. In de tijd toen het Kerstfeest ontstond, leefde in het heidendom zeer sterk de verering van de zon. Men beschouwde de zon als voortbrengster van het licht en het leven. Het grote zonnefeest, de geboorte der onoverwin nelijke zon, (Natale solis inviti) werd door de heidenen op 25 December gevierd. Op die dag viel, volgens de Romeinse kalender, die enigszins van de onze afweek, het keerpunt waarin het korten der dagen tot stilstand kwam, de zon de overwinning behaalde op de duisternis en als herboren opnieuw een zonnejaar begon. Nu heeft de Kerk altijd het heidendom aangetast, niet door zich aan te passen, maar door haar eigen bezit en waarheid recht tegenover de valse schijn te plaatsen; tegenover de heidense dodencultus plaatste zij de martelarenverering; tegenover de Keizerscultus plaatste zij de verering van Christus als de Heer bij uitstek, de Kyrios. Zo stelde zij tegenover de verering der zon de verering van Hem, die als het Licht in deze wereld kwam. Tegenover het feest der onoverwinnelijke zon op 25 December stelde zij het feest van de geboorte van de Zon des heils, de Sol salutis, Christus. Kerstmis werd het feest der Goddelijke Zon, die nooit ondergaat en met steeds nieuwe glans de wereld bestraalt; Zijn komst was als het doorbreken van het licht, de overwinning van de dag op de nacht, maakte een einde aan de duisternis en de schaduwen des doods. Zo zegt St. Augustinus in zijn tweede Kerstpreek; „Wij zullen deze dag feestelijk vieren, echter niet zoals de ongelovigen ter ere van de zon, doch ter ere van Hem, Die de zon geschapen heeft" en Maximus van Turijn: „Met Kerstmis beginnen de dagen te lengen geen wonder dat ook heden de nieuwe Zon der gerechtigheid opstaat". Het motief „Christus is het Licht" komt voortdurend terug in de Kerstliturgie. „Een geheiligde dag licht voor ons aan; vandaag daalde een groot Licht op aarde neer. Het volk, dat wandelde in de duisternissen, zag een groot licht; hun die woonden in doodschaduwen, ging de klaarte op" (Kerstmetten). „Een Licht zal heden over ons schijnen omdat ons geboren is de Heer" zegt het introïtus der Dageraadsmis als een antwoord op de Adventsbede: „Ver licht het duister van onze geest door de genade van Uw bezoek". „Deze allerheiligste nacht werd helder door het luisterrijk opgaan van het ware Licht" (Collecta der nachtmis). En de Christenen van het Oosten zingen: „Vriendelijk licht der heilige glorie van de onsterfelijke Vader, de hemelse, heilige, zalige Jezus Christus. Waardig is het te allen tijde U te prijzen met heilige stem, Zoon van God, levenschenkende". De drie H. Missen op Kerstdag. Het meest opvallende in de Kerstliturgie der Westerse Kerk zijn de drie eigen en aparte Missen. Eigenlijk zijn het er vier, want de Vigiliemis op 24 December heeft geen boetekarakter, maar is vol Kerstvreugde. Ze was oorspron kelijk wel die welke wij nu als Nachtmis kennen, n.l. de eucharistische viering onmiddellijk na de nachtwake waar mee het feest werd ingezet. Toen echter na de concilies van Ephese (431) en Chalcedon (451) het Kerstfeest te Rome met steeds grotere luister werd gevierd, ontstond het gebruik reeds vóór het begin der vigilie, eveneens in de Statiekerk van St. Maria Maggiore, een Mis te celebreren, een soort van „voorfeest", zoals de Byzantijnse liturgie dit kent. Er is dus een tijd geweest dat men vier H. Missen kende: een in de avond van 24 December bij het begin van het Nachtofficie, één rond middernacht, één bij de dageraad en tenslotte de dagmis. De eerste werd later verplaatst naar de morgen van 24 December, behield evenwel het feestelijk karakter. Te Milaan is de oorspron kelijke gewoonte zeer lang blijven bestaan. De drie eigenlijke Kerst-Missen' zijn niet tegelijk ontstaan, ze kwamen geleidelijk in verband met de ont wikkeling der Kerstliturgie in de stad Rome, die tenslotte de grondslag is geworden van heel onze Westerse liturgie. Oorspronkelijk had in Rome de viering van het Kerst feest plaats in de Sint Pieter, de grootste basiliek van Rome, ruim genoeg om alle gelovigen der stad te bergen. De H. Mis had plaats in de loop van de morgen, toen reeds de gebruikelijke tijd voor de Eucharistische viering. De dagmis is dus de oudste, het was de plechtige Mis van Kerstmis „in die sancto". Onder deze H. Mis gaf Paus Liberius de sluier aan Ambrosius' zuster Marcellina, en het was ook onder deze Dienst dat Paus Celestinus in 431 het gelukkig resultaat van het Concilie van Ephese aan de gelovigen mededeelde. Hier had ook de kroning van Karei de Grote in 800 plaats. Al spoedig kwam er een nachtelijke viering bij en wel in de „geboortekapel" in St. Maria Maggiore en dat „Bethlehem" heette of „bij de kribbe". Het was een soort nabootsing van het heiligdom in Bethlehem en er werden gedeelten van de Kribbe bewaard. Die viering bestond uit een nachtwake, waarin met psalmen en gezangen het feest werd ingezet en besloten werd met de viering der Eucharistie. De Paus met de gehele clerus was daarbij tegenwoordig en gewoon lijk droeg de Paus ook het H. Offer op. Het was tijdens deze H. Mis dat Cencius, een trawant van Hendrik IV, in de Kerstnacht van 1075, met een troep gewapenden de S. Maria Maggiore binnendrong, de H. Gregorius VII van het altaar wegsleepte en in een toren opsloot. Het woedende Romeinse volk slaagde erin hog dezelfde nacht de Paus te bevrijden en Cencius op te sluiten. Tussen de Nachtmis „bij de Kribbe" en de Dagmis in St. Pieter werd op het einde der 5de eeuw nog een H. Mis ingevoegd „ad auroram" tegen de morgenstond. Een der kleine kerken te Rome was toegewijd aan St. Anastasia. Onder deze naam worden verschillende heilige marte laressen vereerd en volgens de oudste feestkalenders der stad zou de kerk toegewijd zijn aan een, Romeinse marte lares van die naam. Maar de kerk lag aan de voet van de Palatijn met de keizerlijke paleizen, waarin het Byzan tijnse hof nu en dan resideerde. Ze was practisch dus hofkerk en de talrijke Byzantijnse kolonie beschouwde de kerk als toegewijd aan St. Anastasia uit Sirmium, een der grote martelaressen der Oosterse Kerk, wier lichaam rond 460 door de patriarch Gennadios naar Byzantium was overgebracht. Haar feestdag valt op 25 December en op verzoek der Byzantijnen celebreerde de Paus op Kerst morgen een H. Mis ter ere der Heilige in de hofkerk. De Byzantijnen verdwenen, de verering van St. Anastasia verminderde en vrij spoedig werd ook de Dageraadsmis aan het Kerstgeheim toegewijd, hoewel nog steeds de gedachtenis van St. Anastasia gehandhaafd blijft. Tijdens St. Gregorius de Grote (600) had de liturgische viering ongeveer haar tegenwoordige vorm gekregen, alleen heeft St. Gregorius VII als statiekerk voor de Dagmis ook de St. Maria Maggiore aangewezen. Met de verbreiding van het Missaal en de liturgie van Rome in het Westen, werd ook het gebruik om het Kerst feest met drie verschillende H. Missen te vieren, algemeen. Oorspronkelijk alleen aan de Paus voorbehouden, werd het een voorrecht voor iedere priester in de Latijnse Kerk. (Van een onzer redacteuren) Nauwelijks is de pakketpostdrukte van de Sint Nicolaastijd achter de rug, of een nieuwe, een nog grotere drukte kondigt zich bij de P.T.T. aan. Met Kerstmis en Oud-en-Nieuw in zicht, wordt het daarvoor benodigde materiaal in slagorde geschaard en alle levende have der P.T.T.-kantoren zal ge- requireerd worden om de stormaanvallen manmoedig te weder- staan. „Storm op til" zou men in andere branche zeggen; hier ziet men de papieren lawines, ook al zal het tempo dan wel wat worden opgevoerd, kalm en met een rustige zekerheid onder het oog. daar heel wat ingrediënten feil loos voor u bereid worden en dat heel wat koks hun visie en super visie erover laten gaan, alvorens deze bij u aan huis wordt afge leverd. Leger van hoofd- en handarbeiders Neen, geachte lezeres en lezer, mopper nu voortaan maar nooit meer, wanneer toevallig of on verhoopt uw krantje of de brief, welke ge wachtende waart, niet op tüd bij u in de bus gedepo neerd wordt of wat iets erger is, zoekt raakt! Ook dat kan natuur lijk voorkomen; dat zoiets nog gebeurt, is ons nu eigenlijk nog onduidelijker dan ooit tevoren, na al wat we voor onze eigen ogen aanschouwd hebben. Mis schien hebt ge eigenlijk nooit goed overwogen, hoe het krantje, dat uw lijfblad is, en de brief van vader of moeder, zoon of dochter, of van een beminde sui keroom of -tante, waarnaar ge reikhalzend steeds uitziet, eigen lijk tot u komt. Goed, ge maakt WE ZIJN VOOR U, beste leze res en lezer, dezer dagen de gast feweest van onze onvolprezen '.T.T., om u 'ns nader te infor meren omtrent de rusteloze pols slag, welke voor u in dit bedrijf klopt. Rusteloos, want het is een continubedrijf; en onvolprezen,, wantja, om dat te begrij pen en waarderen, moet men eigenlijk zo 'ns enkele uren heb ben rondgeneusd in de cuisine van dit Staatsbedrijf. Wij hebben dat gaarne voor U gedaan en zijn er zelf een heel stuk wijzer mee geworden. Onder de vrien delijke voorlichting van een re ferendaris van een groot postkan toor hebben we links en rechts de deksels eens mogen oplichten van de diverse potjes en pannetjes. Met al onze ondeskundigheid op het terrein van deze keuken, kunnen wij u verzekeren, dat lAAR is in ons geen ding veranderd sedert Gij tot ons kwaamt, wij hebben niet naar Uw wil gehandeld, Uw liefde voortdurend beschaamd; voor Uw twee nieuwe geboden hielden we ons vroom, maar dom; wie minde van harte Gode of zag mild naar zijn naasten om? IJ volbracht om ons zalig te maken dóór den dood .Uw verlossingswerk; wij keven om aardsche zaken en om de voorste plaats in Uw kerk; het lied dat de Engelen zongen heffen wij thans weer aan, maar wie is er nog van doordrongen dat Uw glorie en lof óns aangaan? IJ smeeken om Uwen vrede Drieëenheid, in Christus, het Kind; verbreek op Uw komst dan heden al wat ons aan onzelven bindt. A. J. D. VAN OOSTEN De Gemeenschap 1933 u daarover geen kopzorgen, die brief of krant komt tóch! Wees er echter van overtuigd, dat de kanalen, waarlangs, legio zijn en dat hiervoor een staf, neen, een leger van hoofd- en handarbei ders dag en nacht paraat moet staan. Och ja, die goeie „Tante Pos" (een uitdrukking waarschijnlijk in Indië ontstaan, later ook hier te lande overgenomen, welke da teert uit een tijd, toen de post wellicht nog wat traag en on nauwkeurig werkte) ruim baan voor haar s.v.p.! Die uitdrukking behoort tot de volkomen verle den tijd; in ieder geval het Stna- lend karakter ervan. Wij bezochten voor U de P.T.T. Maar goed, zoals we boven reeds zeiden, geaccompagneerd door onze vriendelijke gids, heb ben we 'ns poolshoogte mogen nemen van de gang van zaken bij de P.T.T. voor wat betreft bestelling en expeditie. Welnu, van de transportband af, waarop uw brief of kaart door de sleuf van de brievenbus te recht komt, tot aan de laatste loodjes (tussen haakjes: deze loodjes letterlijk en figuurlijk te verstaan) hebben we de „Odys see" van uw brief, uw kaart of uw pakketje gevolgd. We zagen dan allereerst het buslichten; het opzetten; het stempelen (het me rendeel wordt machinaal gestem peld). Ha, en daar zagen we ook de ons reeds vertrouwde „Tran- sorma", het apparaat met 160 vakken, dat de brieven electrisch distribueert naar de verschillen de vakken met plaatsnamen. Het is een ingenieuze uitvinding, die echter nog even haar kinderziekte moet te boven komen. Eén man behoeft slechts (electrisch) enkele toetsen te bedienen en de ge wone reeds gestempelde brieven glijden in het voor hen bestemde vak. Meen nu echter niet, dat het zo simpel gaat als wij het u ver tellen; want alvorens die éne man zover is, heeft hii maanden opleiding van node. Na de pro cedure van de Transorma volgt het opbundelen (de electrisch e bundelmachine slaat om de bun dels een touwtje met loodje) en voorts maakten we kennis met de daarop volgende stadia en vaktermen als voorsorteerkasten, groepenkasten en fijnsorteerkas- ten. De details der technische ge heimen mogen wij u besparen, vermelden we alleen, dat alles met de grootste nauwkeurigheid en eveneens aardrijkskundige kennis natuurlijk, dient te ge schieden en dat, wanneer de eigenlijke sortering haar beslag heeft gekregen, de bundels naar een nieuwe phase overgaan, de zgn. zakkenrekken, waar ook de „adviezen" terecht komen, welke laatste echter zowel voor ont vangst als verzending in een aparte afdeling behandeld wor den. Onder die zakken dan zijn er, die pasklaar voor een bepaal de gemeente worden afgeleverd; er zijn er ook onder voor de postcónducteur der posttreinen, dus die onderweg worden gesor teerd. Daarna volgt de overlading naar de perrons voor de trein. Iedere reiziger kan zich dagelijks overtuigen, hoe hier onze P.T.T.- mannen als echte „postpaarden" werken, want in enkele minuten tijds worden bergen werk verzet, om toch maar zoveel mogelijk zakken post in de wagons te krij gen. De trein wacht nu eenmaal oVer het algèfrieen niet lang. Behalve over de treinen be schikt de P.T.T. ook nog over vervoermiddelen als eigen wa gens, die rechtstreeks voor een bepaald rayon rijden of die post afleveren of ontvangen van de nachttreinen. Tussen haakjes, verreweg het merendeel der correspondentie wordt in de avond- en nachturen verwerkt en daarom is iedere ochtendbestelling in het gehele land het drukst. Posttreinen rijden door de nacht Het is dus duidelijk, dat de topuren altijd liggen in avond of nacht. Niet zonder reden dus die nachttreinen. Wat voor de brievenpost geldt, geldt in dezelfde mate voor de pakketpost; alleen het werk gaat hier (natuurlijk net zo secuur) iets grover. De grote pakketdruk- te (Sint Nicolaas) is nu wel ach ter de rug, al zullen vrienden of magen elkaar met Kerstmis of Nieuwjaar sporadisch ook nog wel een pakje zenden. Maar de Sinterklaasdrukte, waarvoormen intussen op het station aparte ruimte nodig had, zal kinderspel blijken te zijn, vergeleken met wat nog de laatste dagen van het jaar en ook de eerste van 1951 voor de boeg staat. Dan worden inderdaad de tafels en de kasten en de manden in slag orde geschaard en dag en nacht onverdroten gaat het werk door; voor u, lezer, die het de ge woonste zaak van de wereld vindt natuurlijk, dat die mooie Kerst kaart of dat naamkaartje met Nieuwjaar in de bus ligt. Laten we u alvast een advies geven: zorg zelf tijdig voor uw Kerst en Nieuwjaarscorrespondentie. Ten kantore is de stad ver deeld in wijken; die wijken zijn onderverdeeld in straten en in die straten komt dan weer de huisnummering. (Voor de pak ketpost bestaan minder wijken.) Gestadig door zitten de bestel lers te „zetten", dat wil zeggen: alle post in volgorde plaatsen voor hun straat en wel om prac- tische redenen van achter naar voren. Wanneer een besteller overbelast zou worden komt een aparte koerier hem achterop. U merkt wel: niets wordt nagela ten om u vlug te bedienen. Wel licht hebt u 's morgens en 's mid dags de karavaan wel 'ns belast en beladen zien uittrekken. Medewerking van het publiek gevraagd Het kan daarom ook zijn nut hebben, dat het publiek zoveel mogelijk aan dit onschatbare werk tegemoet komt en de P.T.T.- ambtenaren en beambten alle medewerking verleent en dat kan o.a. door vooral precies in de rechterbovenhoek de postzegel te bevestigen; als iedereen dit deed zou het machinale werk meer kunnen opvangen. Wat verder een euvel is, dat vaak voor komt? Het vergeten van opgave van adresverandering. Gelieve deze ten postkantore op te geven bij verhuizing. U bespaart u zelf en de postbeambten veel ongerief. Adresverandefingen kunnen bij de postdienst te allen tijde wor den opgegeven op formulieren, welke kosteloos te verkrijgen zijn. En zorg voor doel treffende en stevige verpakking bij uw pakketpost! Uit dit overzichtje zal het de lezer misschien wat duidelijker zijn geworden, dat er aan de P.T.T.-winkel nog wel enig werk is. Van werkloosheid is hier voor lopig geen sprake. Voor de be zieling en toewijding, waarmee ieder zijn plicht doet en in hoog tempo werkt, hebben we alle respect. EEN ZONDERLING was de moriaan, een zeldzame zonderling. Menige spotnaam zou bij hem hebben gepast, maar zijn ongewassen gezicht en handen vielen het eerste op en daarom werd en bleef hij voor zijn dorpsgenoten „de Moriaan". Bovendien scheen hij een gierigaard te zijn en dat was erger. Het was tenslotte zijn eigen zaak, als de Moriaan met al zijn geld sober leefde als een Karthuizer, maar hij kon geen stuiver missen voor enig liefdewerk. Zelfs de welsprekendheid van de pastoor had nooit een bijt kunnen hakken in de ijskorst, die hart en beurs van de Moriaan afsloot. Toch was er bij de Moriaan meer wraakzucht dan gierigheid in het spel. Hij verfoeide de spottende dorpe lingen en hij had bij zich zelf gezworen, dat geen van hen ooit nog voordeel zou trekken uit zijn vermogen. Al wat hij bezat zou na zijn dood bestemd moeten worden voor de bouw van een of meer missie-kerken ergens in 't hartje van Afrika. Dan zouden de spotters het nakijken hebben en het betreuren, dat zij hem zo onvriendelijk hadden behandeld. ZO'N zonderling wraakplan kon alleen in het hoofd van een zonderling als de Moriaan opkomen. In ieder geval blijkt er uit, dat de Moriaan de belangen van O. L. Heer wenste te behartigen en daarom heeft Deze medelijden met hem gehad en hem op het Feest van Zijn Liefde duidelijk gemaakt, dat Hij de liefde vraagt van een levend hart en niet van een dood testament. De nachtmis was begonnen en de Moriaan lag geknield in de dorpskerk. Hij dacht aan het eer ste Kerstfeest, ruim negentien eeuwen geleden en zijn gedach ten liepen met de herders de stal binnen. Daar boog hij zich neer voor het Kind en gaf hij aan Maria zijn beste schaap ten ge schenke. Toen hij zo mediteerde, kreeg hij spijt te moeten leven, nu, in dit ellendig dorp, waar niemand van hem hield. En de Moriaan verzekerde zichzelf en Onze Lieve Heer, dat hij een ge heel ander mens zou zijn ge weest, als hij geleefd had in de tijd toen Christus werd geboren, maar dat het nu niet anders kon. Na zijn dood zou alles goed ge maakt worden. Dan werd er van zijn geld een grote missiekerk gebouwd. Hij gaf zelf niets om geld. Alles was voor Onze Lieve Heer, voor het Kerstkind. De pastoor was aan het evan gelie en alle gelovigen stonden op en tekenden voorhoofd, mond en borst met een kruisje. De Moriaan ging ook staan, maar halverwege het evangelie vond hij, dat de pastoor er Veel te lang over deed en ging hij al vast maar zitten tot ergernis van de omstanders. Deze hadden nu een bewijs te meer, dat de Mori aan een volslagen heiden was, die zelfs geen eerbied had voor het Woord Gods. De pastoor beklom na het evangelie de preekstoel en begon na de nodige voorlezingen aan zijn preek. Hij sloeg een kruis teken en zei: „Ik verkondig u een grote blijdschap, die voor ge heel het volk zal zijn: omdat vandaag de Zaligmaker geboren is, Christus de Heer, in de stad van David." Dat was de tekst. De stem van de parochie-herder klonk zo feestelijk als de zang der engelen op Bethlehems vel den. In het kort beschreef hij de treurige toestand van het mens dom voor de komst van Christus en de grote weldaad van Diens Geboorte. Dan kwam de toepas sing. De kern daarvan was deze, dat we Kerstmis moeten vieren met liefde in het hart. Liefde tot God en de naaste. Zulks leert het Kerstkind. Maar die liefde tot de naaste nu, daar haperde wel eens iets aan. Op dit ogenblik werd de Mori aan klaar wakker. Gewoonlijk dommelde hij in na de tekst en ontwaakte bij het laatste Amen. Maar deze woorden troffen hem bijzonder. Daar kon hij van mee praten. Naastenliefde ja! Dat konden al die godzalige medep rochianen, die hem plaagden en sarden, zich wel eens aantrek ken .Hij luisterde met veel aan dacht. „Ja", zei de pastoor, „hoe zoudt ge Kerstmis kunnen vieren met haat in het hart, want Kerst mis is een feest van liefde. Hoe zoudt ge Kerstmis kunnen vieren en medogenloos toezien, dat uw buurman honger lijdt, want Kerstmis is een feest van liefde' De Moriaan was alweer van plan om in te slapen, want de pas toor sprak toch weer niet over kwaadspreken en spotten, maar toen was het alsof de predikant zijn kant uit keek en tegen hém zei: „Hoe zou iemand Kerstmis kunnen vieren, als hij de men sen, om wie God een arm kind geworden is, niet bemint? Chris tus wilde niet geboren worden in een paleis, maar in een stal, opdat zo de armen tot hem zou den durven naderen, want naar een paleis komen de armen niet en 't Kerstkind houdt meer van de armen dan van een paleis of zelfs van een mooie kerk". Toen zag de pastoor weer een andere richting uit en vervolg de hij zijn betoog. Maar daar had de pastoor hém nou aange keken of niet? Was dat allemaal op hem bedoeld, of niet? Maar dat was om razend te worden. Iemand zo maar in een kerk vol mensen de les te lezen! In geen geval trok hij er zich iets van aan. Het waren toch zijn eigen centen en als hij die nou liever besteedde aan een prachtige kerk in de Missie dan aan die schooiers van het dorp: dan moest hij dat toch zelf weten! De Moriaan bemerkte niet dat de preek geëindigd was, dat het Credo werd gezongen, het Offer torium en het Sanctus. Pas bij de Consecratie kwam hij tot zichzelf en toen hij keek naar de opgeheven H. Hostie, bedaar de zijn woede. Maar zijn Kerst stemming was gedaald tot nul. Nooit ging hij meer naar de Nachtmis, zolang deze pastoor leefde. Dat was uit. Voorgoed! Nog nijdiger dan anders stond zijn gezicht toen hij de kerk ver liet en er waren spotvogels die hem nariepen: „Zalig Kerstmis, Moriaan!" met een bijzondere na druk op „zalig" en dat bracht hem een verwensing naar de lip pen, die hij wist te onderdrukken door tegen zichzelf op te mer ken, dat zulk tuig geen woord waard was. Stuurs en nors schoof hij door het dorp, tot waar zijn huis stond. „Zie zo," gromde hij, „die zien mij vandaag niet meer'', alsof dit besluit de kerstvreugde van de pastoor en zijn parochia nen zou kunnen vergallen. De Moriaan was hongerig ge worden van al zijn opgekropte woede en met onverschillige be wegingen n—.kte hij zijn ontbijt klaar. Na dit genuttigd te heb ben, kroop Rij zijn bed in. De zon stond al hoog aan de hemel in zover met Kerst mis van een hoge zon gesproken kan worden toen de Moriaan ontwaakte. Hij zou juist beginnen met blij te zijn omdat het Kerst mis was, maar herinnerde zich toen die gemene zet van de pas toor en terstond was zijn kerst vreugde weggevaagd. Ofschoon hij weer hongerig was, zou hij in staat geweest zijn om niets te eten, als de pastoor in zijn preek gezegd had, dat er van wege Het feest vandaag maar eens extra gegeten moest wor den. Dat zou deze natuurlijk niet zeggen, welwetend, dat er genoeg mensen waren, die amper vol doende te eten hadden: maar zo vals was de Moriaan op de pas toor. Hij dook in de kelder en vul de ér een schaal met aardappe len. Nu kwam voor de Moriaan het heerlijkste uur van de dag, (Zie vervolg pagina 11)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuw Noordhollandsch Dagblad : voor Alkmaar en omgeving | 1950 | | pagina 8