EEN GROOT EIGHT IS NEERGEDAALD
Kersi^ en
l^ieuwjcicirsctriiRie
bij de Posterijen
w
HET KERSTFEEST VAN DE MORIAAN
KERSTKLACHT
„Christus, die licht zijt ende dag,
Het nachtelijk donker klaart Gij op»
Gij wordt beleden, licht van licht
en preekt het licht dat zaligmaakt"»
Een continubedrijf
zonder rust
PAGINA 8
^itRDAG 23 DECEMBER 1950
De schaduwen van een drie eeuwen lange vervol
gingsnacht waren geweken en opjubelend uit
een verruimd en dankbaar hart, schalt het blijde
feestlied van Eusebius in de aanhef van het tiende
deel zijner Kerkhistorie; het besluit met de woorden:
„Voortaan straalde een heldere en schitterende dag,
door geen wolkenfloers verduisterd; hij zond zijn
stralen van hemels licht op de gehele aardbodem
over de gemeenten van Christus". De catacomben
werden verlaten en in de nieuwe, ruime basilieken
moest de primitieve eredienst wijken voor een
schitterende liturgie. De algemene invoering van
het weldra zo plechtig gevierde Kerstfeest is onver
brekelijk verbonden aan de tijd, door Eusebius zo
feestelijk bezongen. Want hoe vreemd het ook moge
klinken, er is een tijd geweest dat het Christenvolk
geen Kerstfeest vierde. Het feest dat wij uit ons
godsdienstig leven en uit de kerkelijke jaarkring niet
meer kunnen wegdenken, was aan de eerste Chris
tenen onbekend. De indrukwekkende liturgische
viering, die al in de nacht begint, en aan de drie
verschillende Missen zijn typisch karakter ontleent,
de intieme huiselijke viering rond de kerstkribbe
was hun vreemd. Al hun aandacht ging uit naar
Pasen, dat was het eerste en lange tijd het enige
feest wat de Oude Kerk vierde. De „vere beata nox"
de waarlijk zalige nacht was de Paasnacht, in
tegenstelling met latere eeuwen toen men alleen
een Nachtmis kende niet met Pasen, als de liturgi
sche teksten voortdurend van „de Nacht" getuigen,
maar met Kerstmis als de liefde ons beweegt en
wij naar het Kind willen, zoals de herders door de
Engel geroepen. Als onze innigste gedachten uitgaan
naar de pasgeboren Verlosser en we onze verering
en hulde gaan brengen aan de Lieve Vrouwe, de
Moeder van onze Heer.
De eerste berichten over het Kerstfeest dateren uit het
midden der vierde eeuw; wel herdacht de Kerk reeds
vroeger de verschillende openbaringen des Heren in zijn
geboorte, roeping der Wijzen en Doop in de Jordaan en
dit feest werd in de kerken van het Oosten samengebun
deld als het feest der Epiphanie op 6 Januari. Maar van
een Geboortefeest des Heren op 25 December wordt voor
het eerst melding gemaakt in de Romeinse kalender, rond
350 door Furius Dionysius Philocalus samengesteld. Toen
werd het feest in Rome gevierd met een plechtige Pausmis
in de Sint Pieter; het was onder deze dienst, dat Paus
Liberius aan Marcellina, de zuster van St. Ambrosius,
de sluier der maagden gaf. Zoals uit het verhaal van deze
kerkvader blijkt, was het Kerstfeest toen in Rome reeds
geen nieuwigheid meer en men mag aannemen dat het
rond het begin der vierde eeuw werd ingevoerd.
Eenmaal bekend, maakte Kerstmis een snelle opgang en
werd door de gehele Kerk overgenomen, ook in het Oosten.
Zo vierde St. Gregorius van Nazianze reeds in 379 te
Constantinopel Kerstmis en St. Joannes Chryostomus in
386 te Antiochië. Omgekeerd nam het Westen het Epipha-
niefeest van 6 Januari over.
(Oude Avondlofzang der Kerk)
De glanzende vreugde van Pasen, die opklinkt uit de
eerste hymnen die de Latijnse Kerk kent, met die van
Hilarius van Poitiers te beginnen en uit de schoonste
preken van Augustinus, kreeg in de 5de eeuw naast zich
de stralende blijheid van Kerstmis, vooral door de Kerst
preken van Paus Leo de Grote (440461). Hier vernemen
we voor het eerst die toon en die warmte, welke het
Kerstfeest in latere eeuwen zullen kenmerken.
Feest van Waarheid en Licht.
De snelle opgang van een onbekend feest tot het
stralende middelpunt van liturgische viering wordt afdoen
de verklaard door de tijdsomstandigheden. De zonnedag
der Kerk, door Eusebius zo feestelijk begroet, bleef niet
onversomberd. Donkere wolken doemden op aan de
gezichtseinder, stormen van ketterij verstoorden de Kerk-
vrede. Arius loochende het waarachtig God zijn van
Christus en Eutyches bestreed de Mensheid van onze
Heer. In de reactie der rechtgelovige Kerk nam een steeds
plechtiger viering van de komst van de God-Mens op
aarde een voorname plaats in het werd een feest der
rechtgelovigheid, dierbaar aan allen die de ware leer van
Christus belijden.
In de tijd toen het Kerstfeest ontstond, leefde in het
heidendom zeer sterk de verering van de zon. Men
beschouwde de zon als voortbrengster van het licht en het
leven. Het grote zonnefeest, de geboorte der onoverwin
nelijke zon, (Natale solis inviti) werd door de heidenen
op 25 December gevierd. Op die dag viel, volgens de
Romeinse kalender, die enigszins van de onze afweek, het
keerpunt waarin het korten der dagen tot stilstand kwam,
de zon de overwinning behaalde op de duisternis en als
herboren opnieuw een zonnejaar begon. Nu heeft de
Kerk altijd het heidendom aangetast, niet door zich aan
te passen, maar door haar eigen bezit en waarheid recht
tegenover de valse schijn te plaatsen; tegenover de
heidense dodencultus plaatste zij de martelarenverering;
tegenover de Keizerscultus plaatste zij de verering van
Christus als de Heer bij uitstek, de Kyrios. Zo stelde zij
tegenover de verering der zon de verering van Hem,
die als het Licht in deze wereld kwam. Tegenover het
feest der onoverwinnelijke zon op 25 December stelde zij
het feest van de geboorte van de Zon des heils, de Sol
salutis, Christus.
Kerstmis werd het feest der Goddelijke Zon, die nooit
ondergaat en met steeds nieuwe glans de wereld bestraalt;
Zijn komst was als het doorbreken van het licht, de
overwinning van de dag op de nacht, maakte een einde
aan de duisternis en de schaduwen des doods. Zo zegt St.
Augustinus in zijn tweede Kerstpreek; „Wij zullen deze
dag feestelijk vieren, echter niet zoals de ongelovigen ter
ere van de zon, doch ter ere van Hem, Die de zon
geschapen heeft" en Maximus van Turijn: „Met Kerstmis
beginnen de dagen te lengen geen wonder dat ook
heden de nieuwe Zon der gerechtigheid opstaat".
Het motief „Christus is het Licht" komt voortdurend
terug in de Kerstliturgie. „Een geheiligde dag licht voor
ons aan; vandaag daalde een groot Licht op aarde neer.
Het volk, dat wandelde in de duisternissen, zag een groot
licht; hun die woonden in doodschaduwen, ging de klaarte
op" (Kerstmetten). „Een Licht zal heden over ons schijnen
omdat ons geboren is de Heer" zegt het introïtus der
Dageraadsmis als een antwoord op de Adventsbede: „Ver
licht het duister van onze geest door de genade van Uw
bezoek". „Deze allerheiligste nacht werd helder door het
luisterrijk opgaan van het ware Licht" (Collecta der
nachtmis). En de Christenen van het Oosten zingen:
„Vriendelijk licht der heilige glorie van de onsterfelijke
Vader, de hemelse, heilige, zalige Jezus Christus. Waardig
is het te allen tijde U te prijzen met heilige stem, Zoon
van God, levenschenkende".
De drie H. Missen op Kerstdag.
Het meest opvallende in de Kerstliturgie der Westerse
Kerk zijn de drie eigen en aparte Missen. Eigenlijk zijn
het er vier, want de Vigiliemis op 24 December heeft geen
boetekarakter, maar is vol Kerstvreugde. Ze was oorspron
kelijk wel die welke wij nu als Nachtmis kennen, n.l. de
eucharistische viering onmiddellijk na de nachtwake waar
mee het feest werd ingezet. Toen echter na de concilies
van Ephese (431) en Chalcedon (451) het Kerstfeest te
Rome met steeds grotere luister werd gevierd, ontstond
het gebruik reeds vóór het begin der vigilie, eveneens in
de Statiekerk van St. Maria Maggiore, een Mis te
celebreren, een soort van „voorfeest", zoals de Byzantijnse
liturgie dit kent. Er is dus een tijd geweest dat men vier
H. Missen kende: een in de avond van 24 December bij
het begin van het Nachtofficie, één rond middernacht, één
bij de dageraad en tenslotte de dagmis. De eerste werd
later verplaatst naar de morgen van 24 December, behield
evenwel het feestelijk karakter. Te Milaan is de oorspron
kelijke gewoonte zeer lang blijven bestaan.
De drie eigenlijke Kerst-Missen' zijn niet tegelijk
ontstaan, ze kwamen geleidelijk in verband met de ont
wikkeling der Kerstliturgie in de stad Rome, die tenslotte
de grondslag is geworden van heel onze Westerse liturgie.
Oorspronkelijk had in Rome de viering van het Kerst
feest plaats in de Sint Pieter, de grootste basiliek van
Rome, ruim genoeg om alle gelovigen der stad te bergen.
De H. Mis had plaats in de loop van de morgen, toen
reeds de gebruikelijke tijd voor de Eucharistische viering.
De dagmis is dus de oudste, het was de plechtige Mis
van Kerstmis „in die sancto". Onder deze H. Mis gaf Paus
Liberius de sluier aan Ambrosius' zuster Marcellina, en
het was ook onder deze Dienst dat Paus Celestinus in 431
het gelukkig resultaat van het Concilie van Ephese aan
de gelovigen mededeelde. Hier had ook de kroning van
Karei de Grote in 800 plaats. Al spoedig kwam er een
nachtelijke viering bij en wel in de „geboortekapel" in
St. Maria Maggiore en dat „Bethlehem" heette of „bij de
kribbe". Het was een soort nabootsing van het heiligdom
in Bethlehem en er werden gedeelten van de Kribbe
bewaard. Die viering bestond uit een nachtwake, waarin
met psalmen en gezangen het feest werd ingezet en
besloten werd met de viering der Eucharistie. De Paus
met de gehele clerus was daarbij tegenwoordig en gewoon
lijk droeg de Paus ook het H. Offer op.
Het was tijdens deze H. Mis dat Cencius, een trawant
van Hendrik IV, in de Kerstnacht van 1075, met een
troep gewapenden de S. Maria Maggiore binnendrong,
de H. Gregorius VII van het altaar wegsleepte en in een
toren opsloot. Het woedende Romeinse volk slaagde erin
hog dezelfde nacht de Paus te bevrijden en Cencius op
te sluiten.
Tussen de Nachtmis „bij de Kribbe" en de Dagmis in
St. Pieter werd op het einde der 5de eeuw nog een H. Mis
ingevoegd „ad auroram" tegen de morgenstond. Een der
kleine kerken te Rome was toegewijd aan St. Anastasia.
Onder deze naam worden verschillende heilige marte
laressen vereerd en volgens de oudste feestkalenders der
stad zou de kerk toegewijd zijn aan een, Romeinse marte
lares van die naam. Maar de kerk lag aan de voet van de
Palatijn met de keizerlijke paleizen, waarin het Byzan
tijnse hof nu en dan resideerde. Ze was practisch dus
hofkerk en de talrijke Byzantijnse kolonie beschouwde de
kerk als toegewijd aan St. Anastasia uit Sirmium, een der
grote martelaressen der Oosterse Kerk, wier lichaam rond
460 door de patriarch Gennadios naar Byzantium was
overgebracht. Haar feestdag valt op 25 December en op
verzoek der Byzantijnen celebreerde de Paus op Kerst
morgen een H. Mis ter ere der Heilige in de hofkerk.
De Byzantijnen verdwenen, de verering van St. Anastasia
verminderde en vrij spoedig werd ook de Dageraadsmis
aan het Kerstgeheim toegewijd, hoewel nog steeds de
gedachtenis van St. Anastasia gehandhaafd blijft.
Tijdens St. Gregorius de Grote (600) had de liturgische
viering ongeveer haar tegenwoordige vorm gekregen,
alleen heeft St. Gregorius VII als statiekerk voor de
Dagmis ook de St. Maria Maggiore aangewezen.
Met de verbreiding van het Missaal en de liturgie van
Rome in het Westen, werd ook het gebruik om het Kerst
feest met drie verschillende H. Missen te vieren, algemeen.
Oorspronkelijk alleen aan de Paus voorbehouden, werd
het een voorrecht voor iedere priester in de Latijnse Kerk.
(Van een onzer redacteuren)
Nauwelijks is de pakketpostdrukte van de Sint Nicolaastijd
achter de rug, of een nieuwe, een nog grotere drukte kondigt
zich bij de P.T.T. aan. Met Kerstmis en Oud-en-Nieuw in
zicht, wordt het daarvoor benodigde materiaal in slagorde
geschaard en alle levende have der P.T.T.-kantoren zal ge-
requireerd worden om de stormaanvallen manmoedig te weder-
staan. „Storm op til" zou men in andere branche zeggen; hier
ziet men de papieren lawines, ook al zal het tempo dan wel
wat worden opgevoerd, kalm en met een rustige zekerheid
onder het oog.
daar heel wat ingrediënten feil
loos voor u bereid worden en dat
heel wat koks hun visie en super
visie erover laten gaan, alvorens
deze bij u aan huis wordt afge
leverd.
Leger van hoofd- en
handarbeiders
Neen, geachte lezeres en lezer,
mopper nu voortaan maar nooit
meer, wanneer toevallig of on
verhoopt uw krantje of de brief,
welke ge wachtende waart, niet
op tüd bij u in de bus gedepo
neerd wordt of wat iets erger is,
zoekt raakt! Ook dat kan natuur
lijk voorkomen; dat zoiets nog
gebeurt, is ons nu eigenlijk nog
onduidelijker dan ooit tevoren,
na al wat we voor onze eigen
ogen aanschouwd hebben. Mis
schien hebt ge eigenlijk nooit
goed overwogen, hoe het krantje,
dat uw lijfblad is, en de brief
van vader of moeder, zoon of
dochter, of van een beminde sui
keroom of -tante, waarnaar ge
reikhalzend steeds uitziet, eigen
lijk tot u komt. Goed, ge maakt
WE ZIJN VOOR U, beste leze
res en lezer, dezer dagen de gast
feweest van onze onvolprezen
'.T.T., om u 'ns nader te infor
meren omtrent de rusteloze pols
slag, welke voor u in dit bedrijf
klopt. Rusteloos, want het is een
continubedrijf; en onvolprezen,,
wantja, om dat te begrij
pen en waarderen, moet men
eigenlijk zo 'ns enkele uren heb
ben rondgeneusd in de cuisine
van dit Staatsbedrijf. Wij hebben
dat gaarne voor U gedaan en
zijn er zelf een heel stuk wijzer
mee geworden. Onder de vrien
delijke voorlichting van een re
ferendaris van een groot postkan
toor hebben we links en rechts de
deksels eens mogen oplichten van
de diverse potjes en pannetjes.
Met al onze ondeskundigheid op
het terrein van deze keuken,
kunnen wij u verzekeren, dat
lAAR is in ons geen ding veranderd
sedert Gij tot ons kwaamt,
wij hebben niet naar Uw wil gehandeld,
Uw liefde voortdurend beschaamd;
voor Uw twee nieuwe geboden
hielden we ons vroom, maar dom;
wie minde van harte Gode
of zag mild naar zijn naasten om?
IJ volbracht om ons zalig te maken
dóór den dood .Uw verlossingswerk;
wij keven om aardsche zaken
en om de voorste plaats in Uw kerk;
het lied dat de Engelen zongen
heffen wij thans weer aan,
maar wie is er nog van doordrongen
dat Uw glorie en lof óns aangaan?
IJ smeeken om Uwen vrede
Drieëenheid, in Christus, het Kind;
verbreek op Uw komst dan heden
al wat ons aan onzelven bindt.
A. J. D. VAN OOSTEN
De Gemeenschap 1933
u daarover geen kopzorgen, die
brief of krant komt tóch! Wees
er echter van overtuigd, dat de
kanalen, waarlangs, legio zijn en
dat hiervoor een staf, neen, een
leger van hoofd- en handarbei
ders dag en nacht paraat moet
staan.
Och ja, die goeie „Tante Pos"
(een uitdrukking waarschijnlijk
in Indië ontstaan, later ook hier
te lande overgenomen, welke da
teert uit een tijd, toen de post
wellicht nog wat traag en on
nauwkeurig werkte) ruim baan
voor haar s.v.p.! Die uitdrukking
behoort tot de volkomen verle
den tijd; in ieder geval het Stna-
lend karakter ervan.
Wij bezochten voor U
de P.T.T.
Maar goed, zoals we boven
reeds zeiden, geaccompagneerd
door onze vriendelijke gids, heb
ben we 'ns poolshoogte mogen
nemen van de gang van zaken
bij de P.T.T. voor wat betreft
bestelling en expeditie.
Welnu, van de transportband
af, waarop uw brief of kaart door
de sleuf van de brievenbus te
recht komt, tot aan de laatste
loodjes (tussen haakjes: deze
loodjes letterlijk en figuurlijk te
verstaan) hebben we de „Odys
see" van uw brief, uw kaart of
uw pakketje gevolgd. We zagen
dan allereerst het buslichten; het
opzetten; het stempelen (het me
rendeel wordt machinaal gestem
peld). Ha, en daar zagen we ook
de ons reeds vertrouwde „Tran-
sorma", het apparaat met 160
vakken, dat de brieven electrisch
distribueert naar de verschillen
de vakken met plaatsnamen. Het
is een ingenieuze uitvinding, die
echter nog even haar kinderziekte
moet te boven komen. Eén man
behoeft slechts (electrisch) enkele
toetsen te bedienen en de ge
wone reeds gestempelde brieven
glijden in het voor hen bestemde
vak. Meen nu echter niet, dat het
zo simpel gaat als wij het u ver
tellen; want alvorens die éne
man zover is, heeft hii maanden
opleiding van node. Na de pro
cedure van de Transorma volgt
het opbundelen (de electrisch e
bundelmachine slaat om de bun
dels een touwtje met loodje) en
voorts maakten we kennis met
de daarop volgende stadia en
vaktermen als voorsorteerkasten,
groepenkasten en fijnsorteerkas-
ten.
De details der technische ge
heimen mogen wij u besparen,
vermelden we alleen, dat alles
met de grootste nauwkeurigheid
en eveneens aardrijkskundige
kennis natuurlijk, dient te ge
schieden en dat, wanneer de
eigenlijke sortering haar beslag
heeft gekregen, de bundels naar
een nieuwe phase overgaan, de
zgn. zakkenrekken, waar ook de
„adviezen" terecht komen, welke
laatste echter zowel voor ont
vangst als verzending in een
aparte afdeling behandeld wor
den. Onder die zakken dan zijn
er, die pasklaar voor een bepaal
de gemeente worden afgeleverd;
er zijn er ook onder voor de
postcónducteur der posttreinen,
dus die onderweg worden gesor
teerd.
Daarna volgt de overlading
naar de perrons voor de trein.
Iedere reiziger kan zich dagelijks
overtuigen, hoe hier onze P.T.T.-
mannen als echte „postpaarden"
werken, want in enkele minuten
tijds worden bergen werk verzet,
om toch maar zoveel mogelijk
zakken post in de wagons te krij
gen. De trein wacht nu eenmaal
oVer het algèfrieen niet lang.
Behalve over de treinen be
schikt de P.T.T. ook nog over
vervoermiddelen als eigen wa
gens, die rechtstreeks voor een
bepaald rayon rijden of die post
afleveren of ontvangen van de
nachttreinen.
Tussen haakjes, verreweg het
merendeel der correspondentie
wordt in de avond- en nachturen
verwerkt en daarom is iedere
ochtendbestelling in het gehele
land het drukst.
Posttreinen rijden door
de nacht
Het is dus duidelijk, dat de
topuren altijd liggen in avond of
nacht. Niet zonder reden dus die
nachttreinen.
Wat voor de brievenpost geldt,
geldt in dezelfde mate voor de
pakketpost; alleen het werk gaat
hier (natuurlijk net zo secuur)
iets grover. De grote pakketdruk-
te (Sint Nicolaas) is nu wel ach
ter de rug, al zullen vrienden of
magen elkaar met Kerstmis of
Nieuwjaar sporadisch ook nog
wel een pakje zenden. Maar de
Sinterklaasdrukte, waarvoormen
intussen op het station aparte
ruimte nodig had, zal kinderspel
blijken te zijn, vergeleken met
wat nog de laatste dagen van
het jaar en ook de eerste van
1951 voor de boeg staat. Dan
worden inderdaad de tafels en
de kasten en de manden in slag
orde geschaard en dag en nacht
onverdroten gaat het werk door;
voor u, lezer, die het de ge
woonste zaak van de wereld vindt
natuurlijk, dat die mooie Kerst
kaart of dat naamkaartje met
Nieuwjaar in de bus ligt. Laten
we u alvast een advies geven:
zorg zelf tijdig voor uw Kerst
en Nieuwjaarscorrespondentie.
Ten kantore is de stad ver
deeld in wijken; die wijken zijn
onderverdeeld in straten en in
die straten komt dan weer de
huisnummering. (Voor de pak
ketpost bestaan minder wijken.)
Gestadig door zitten de bestel
lers te „zetten", dat wil zeggen:
alle post in volgorde plaatsen
voor hun straat en wel om prac-
tische redenen van achter naar
voren. Wanneer een besteller
overbelast zou worden komt een
aparte koerier hem achterop. U
merkt wel: niets wordt nagela
ten om u vlug te bedienen. Wel
licht hebt u 's morgens en 's mid
dags de karavaan wel 'ns belast
en beladen zien uittrekken.
Medewerking van het
publiek gevraagd
Het kan daarom ook zijn nut
hebben, dat het publiek zoveel
mogelijk aan dit onschatbare
werk tegemoet komt en de P.T.T.-
ambtenaren en beambten alle
medewerking verleent en dat kan
o.a. door vooral precies in de
rechterbovenhoek de postzegel te
bevestigen; als iedereen dit deed
zou het machinale werk meer
kunnen opvangen. Wat verder
een euvel is, dat vaak voor
komt? Het vergeten van opgave
van adresverandering. Gelieve
deze ten postkantore op te geven
bij verhuizing. U bespaart u zelf
en de postbeambten veel ongerief.
Adresverandefingen kunnen bij
de postdienst te allen tijde wor
den opgegeven op formulieren,
welke kosteloos te verkrijgen
zijn. En zorg voor doel
treffende en stevige verpakking
bij uw pakketpost!
Uit dit overzichtje zal het de
lezer misschien wat duidelijker
zijn geworden, dat er aan de
P.T.T.-winkel nog wel enig werk
is. Van werkloosheid is hier voor
lopig geen sprake. Voor de be
zieling en toewijding, waarmee
ieder zijn plicht doet en in hoog
tempo werkt, hebben we alle
respect.
EEN ZONDERLING was de moriaan, een zeldzame zonderling. Menige spotnaam zou
bij hem hebben gepast, maar zijn ongewassen gezicht en handen vielen het eerste
op en daarom werd en bleef hij voor zijn dorpsgenoten „de Moriaan". Bovendien scheen
hij een gierigaard te zijn en dat was erger. Het was tenslotte zijn eigen zaak, als de
Moriaan met al zijn geld sober leefde als een Karthuizer, maar hij kon geen stuiver missen
voor enig liefdewerk. Zelfs de welsprekendheid van de pastoor had nooit een bijt kunnen
hakken in de ijskorst, die hart en beurs van de Moriaan afsloot. Toch was er bij de
Moriaan meer wraakzucht dan gierigheid in het spel. Hij verfoeide de spottende dorpe
lingen en hij had bij zich zelf gezworen, dat geen van hen ooit nog voordeel zou trekken
uit zijn vermogen. Al wat hij bezat zou na zijn dood bestemd moeten worden voor de
bouw van een of meer missie-kerken ergens in 't hartje van Afrika. Dan zouden de spotters
het nakijken hebben en het betreuren, dat zij hem zo onvriendelijk hadden behandeld.
ZO'N zonderling wraakplan kon alleen in het hoofd van
een zonderling als de Moriaan opkomen. In ieder geval
blijkt er uit, dat de Moriaan de belangen van O. L. Heer
wenste te behartigen en daarom heeft Deze medelijden met
hem gehad en hem op het Feest van Zijn Liefde duidelijk
gemaakt, dat Hij de liefde vraagt van een levend hart en
niet van een dood testament.
De nachtmis was begonnen en
de Moriaan lag geknield in de
dorpskerk. Hij dacht aan het eer
ste Kerstfeest, ruim negentien
eeuwen geleden en zijn gedach
ten liepen met de herders de stal
binnen. Daar boog hij zich neer
voor het Kind en gaf hij aan
Maria zijn beste schaap ten ge
schenke. Toen hij zo mediteerde,
kreeg hij spijt te moeten leven,
nu, in dit ellendig dorp, waar
niemand van hem hield. En de
Moriaan verzekerde zichzelf en
Onze Lieve Heer, dat hij een ge
heel ander mens zou zijn ge
weest, als hij geleefd had in de
tijd toen Christus werd geboren,
maar dat het nu niet anders kon.
Na zijn dood zou alles goed ge
maakt worden. Dan werd er van
zijn geld een grote missiekerk
gebouwd. Hij gaf zelf niets om
geld. Alles was voor Onze Lieve
Heer, voor het Kerstkind.
De pastoor was aan het evan
gelie en alle gelovigen stonden
op en tekenden voorhoofd, mond
en borst met een kruisje. De
Moriaan ging ook staan, maar
halverwege het evangelie vond
hij, dat de pastoor er Veel te
lang over deed en ging hij al
vast maar zitten tot ergernis van
de omstanders. Deze hadden nu
een bewijs te meer, dat de Mori
aan een volslagen heiden was,
die zelfs geen eerbied had voor
het Woord Gods.
De pastoor beklom na het
evangelie de preekstoel en begon
na de nodige voorlezingen aan
zijn preek. Hij sloeg een kruis
teken en zei: „Ik verkondig u
een grote blijdschap, die voor ge
heel het volk zal zijn: omdat
vandaag de Zaligmaker geboren
is, Christus de Heer, in de stad
van David." Dat was de tekst.
De stem van de parochie-herder
klonk zo feestelijk als de zang
der engelen op Bethlehems vel
den. In het kort beschreef hij de
treurige toestand van het mens
dom voor de komst van Christus
en de grote weldaad van Diens
Geboorte. Dan kwam de toepas
sing. De kern daarvan was deze,
dat we Kerstmis moeten vieren
met liefde in het hart. Liefde tot
God en de naaste. Zulks leert het
Kerstkind. Maar die liefde tot de
naaste nu, daar haperde wel eens
iets aan.
Op dit ogenblik werd de Mori
aan klaar wakker. Gewoonlijk
dommelde hij in na de tekst en
ontwaakte bij het laatste Amen.
Maar deze woorden troffen hem
bijzonder. Daar kon hij van mee
praten. Naastenliefde ja! Dat
konden al die godzalige medep
rochianen, die hem plaagden en
sarden, zich wel eens aantrek
ken .Hij luisterde met veel aan
dacht. „Ja", zei de pastoor, „hoe
zoudt ge Kerstmis kunnen vieren
met haat in het hart, want Kerst
mis is een feest van liefde. Hoe
zoudt ge Kerstmis kunnen vieren
en medogenloos toezien, dat uw
buurman honger lijdt, want
Kerstmis is een feest van liefde'
De Moriaan was alweer van plan
om in te slapen, want de pas
toor sprak toch weer niet over
kwaadspreken en spotten, maar
toen was het alsof de predikant
zijn kant uit keek en tegen hém
zei:
„Hoe zou iemand Kerstmis
kunnen vieren, als hij de men
sen, om wie God een arm kind
geworden is, niet bemint? Chris
tus wilde niet geboren worden
in een paleis, maar in een stal,
opdat zo de armen tot hem zou
den durven naderen, want naar
een paleis komen de armen niet
en 't Kerstkind houdt meer van
de armen dan van een paleis of
zelfs van een mooie kerk".
Toen zag de pastoor weer een
andere richting uit en vervolg
de hij zijn betoog. Maar daar
had de pastoor hém nou aange
keken of niet? Was dat allemaal
op hem bedoeld, of niet? Maar
dat was om razend te worden.
Iemand zo maar in een kerk vol
mensen de les te lezen! In geen
geval trok hij er zich iets van
aan. Het waren toch zijn eigen
centen en als hij die nou liever
besteedde aan een prachtige kerk
in de Missie dan aan die schooiers
van het dorp: dan moest hij dat
toch zelf weten!
De Moriaan bemerkte niet dat
de preek geëindigd was, dat het
Credo werd gezongen, het Offer
torium en het Sanctus. Pas bij
de Consecratie kwam hij tot
zichzelf en toen hij keek naar
de opgeheven H. Hostie, bedaar
de zijn woede. Maar zijn Kerst
stemming was gedaald tot nul.
Nooit ging hij meer naar de
Nachtmis, zolang deze pastoor
leefde. Dat was uit. Voorgoed!
Nog nijdiger dan anders stond
zijn gezicht toen hij de kerk ver
liet en er waren spotvogels die
hem nariepen: „Zalig Kerstmis,
Moriaan!" met een bijzondere na
druk op „zalig" en dat bracht
hem een verwensing naar de lip
pen, die hij wist te onderdrukken
door tegen zichzelf op te mer
ken, dat zulk tuig geen woord
waard was. Stuurs en nors schoof
hij door het dorp, tot waar zijn
huis stond. „Zie zo," gromde hij,
„die zien mij vandaag niet meer'',
alsof dit besluit de kerstvreugde
van de pastoor en zijn parochia
nen zou kunnen vergallen.
De Moriaan was hongerig ge
worden van al zijn opgekropte
woede en met onverschillige be
wegingen n—.kte hij zijn ontbijt
klaar. Na dit genuttigd te heb
ben, kroop Rij zijn bed in.
De zon stond al hoog aan de
hemel in zover met Kerst
mis van een hoge zon gesproken
kan worden toen de Moriaan
ontwaakte. Hij zou juist beginnen
met blij te zijn omdat het Kerst
mis was, maar herinnerde zich
toen die gemene zet van de pas
toor en terstond was zijn kerst
vreugde weggevaagd. Ofschoon
hij weer hongerig was, zou hij
in staat geweest zijn om niets
te eten, als de pastoor in zijn
preek gezegd had, dat er van
wege Het feest vandaag maar
eens extra gegeten moest wor
den. Dat zou deze natuurlijk niet
zeggen, welwetend, dat er genoeg
mensen waren, die amper vol
doende te eten hadden: maar zo
vals was de Moriaan op de pas
toor.
Hij dook in de kelder en vul
de ér een schaal met aardappe
len. Nu kwam voor de Moriaan
het heerlijkste uur van de dag,
(Zie vervolg pagina 11)