ONZE LIEVE VROUW TER NOOD
Schutse van oud „Oesduyn"
Een heiligdom
- een
HEILOO IS MEER
don tuin alleen
Vóór de Hervorming bloeide te Heiloo
de devotie tot de Heilige Maagd
DE OUDE DEVOTIES
Het publiek betoverd door
Italiaans bel canto
Legende en historie
zijn hier samengeweven
van vóór de Hervorming
De rust
van het dorp
Wie uit de oude kaasstad Alkmaar naar Heiloo wandelt, vermoedt
niet, dat hij in een plaats komt, die nog veel oudere papieren kan to
nen. Want voordat enkele vissers aan hun nederige hutten bij 't woe
lige water de naam gaven van Almere (Overal water), had zich rond
Heiligeloo (heilige plaats) een traditie gevormd.
De geschiedenis van deze plaats is er een met vele raadsels. Meer
tastbare zekerheid over het leven van Heiloo krijgt men, als op het
einde van de 7e eeuw Willibrord met zijn Gezellen vanuit Katwijk,
waar hij geland was, naar Kennemerland trekt en in het heilige bos,
waar de oude heidenen tezamen kwamen om hun Goden te vereren,
een kerkje sticht. Volgens betrouwbare gegevens heeft hij daar een
doopput gemaakt, enkel en alleen door met zijn staf na een vurig ge
bed in de mulle zandgrond te woelen.
Sint Willibrord
hier prediker?
Na de artikelenreeks over het leven onzer
voorouders in de schuilkerken willen wij in
deze serie U iets vertellen over de diep-
doorleefde, maar misschien enigszins ver
geten devoties van ons volk voor de hervor
ming. In de laatste vijftig jaar tracht men
deze te laten herleven door de oude bede
vaartsplaatsen in ere te herstellen, maar er
wordt over het algemeen nog te weinig aan
dacht aan geschonken. Moge deze eenvou
dige schetsjes meehelpen om het erfdeel der
vaderen te handhaven.
EEN GESPREK MET DE RECTOR
Wij willen ook weer gaan, de handen
saamgevouwenmet kindertijk geloof,
met ridderlijk vertrouwen
Naar wij vernemen:
De Broederschap van
Onze Lieve Vrouw
ter Nood
Italiaanse Opera in Carré
MAANDAG 21 MEI 1951
PAGINA 3
Men zegt, dat dezelfde bisschop, op zijn tocht naar (of van) Heiloo
op het terrein van de tegenwoordige genadekapel ook een bron heeft
doen ontspringen. Was het om zijn gezellen van drinkwater te
voorzien? Of was het soms ook een doopput voor mensen uit de
buurt? Het is zeer moeilijk uit te maken, vooral ook omdat bodem
onderzoek, wat hier veel aan het licht kan brengen, in deze
bewoonde en sterk bewerkte streken vrijwel niet mogelijk is.
Om de miraculen en
singuliere gaven
Van 's Hemels Koningin,
Godts moeder, te begraven,
Maer d' yver van 't volck
groeyt sevenmael soo groot,
Daer men gevoelt de hulp
van dees Lie-vrouw ter noodt."
De heren van de Staten schud
den meewarig het hoofd en als
zij in 1647 een nieuw placcaat te
gen de bedevaarten opstellen, dan
wordt als eerste plaats van hun
ergernis genoemd „Heyloo om
trent de overblyffselen van see-
kere capelle eertyds ghenaemt
onse lieve vrouwe ter noot". Het
was opmerkelijk, zo gaat het
placcaat verder, dat op deze troos
teloze plek, die afgelegen lag,
„groote onderlinge vergaderingen
ende byeenkomsten van veele
mensen" ontstonden, „het welck
naer Godts woort noch om ver-
scheyde considaratien naer de
policie deser landen niet en can
worden ghetollereert". Maar de
Heren bereikten niets.
Maria helpt het volle
in nood,
Toen in het begin van de 18e
eeuw er een ziekte onder het vee
uitbrak, trokken de mistroostige
boeren naar de plek van O. L.
Vrouw ter Nood. Men beweert
dat er toen op wonderbare wijze
een bron begon te vloeien op de
plaats van de vroegere kapel
anderen zeggen, dat de oude bron,
waarover boven sprake is na tij
den van droogte weer opnieuw
volop water gaf en de boeren
die dit als een teken uit de hemel
beschouwden, namen dit water
mee voor hun zieke beesten. En
deze genazen op wonderdadige
wijze. Spottend beschrijft Klaas
Bruin dit alles in zijn Noord-
Hollandsche Arcadia:
„Men zegt: bedrog wist hier
een put te ontdekken,
welks water tot een artsenij
zou strekken
voor 't kwijnend vee door
's hemels hand geraakt,
*t geen menig heeft berooid
en arm gemaakt,
doch honderden zijn hier door
waan bedrogen".
Alkmaar in het geweer.
De toeloop werd hoe langer hoe
groter. Toen de predikanten, door
dit alles zeer geprikkeld, hun be
klag deden bij de baljuw van
Kennemerland, kregen zij op
dracht om een rapport over die
stoutigheden samen te stellen. De
classis Alkmaar droeg aan Domi
nee Willem Vermaten van de
Grote Kerk op om dat te doen.
De dominee ging aan het werk
en stelde een uitvoerige memorie
op met op het einde deze raad:
om met het inwerpen van as en
vuiligheid de bron tot een mod
derpoel te maken, opdat het wa
ter dan niet voor heilig werd ge
houden. De baljuw luisterde naar
deze raad en krachtig werd alles
aangepakt. Maar tevergeefs!
Getuigenis van Boomkamp
Want de herbergjes in de om
geving: 't Capelleken, 't Pannen-
huysje, St. Willibrort, 't Haring-
huysje en het Stalleken van
St. Willibrord heeft aan de
mensen uit deze omgeving de weg
gewezen naar Maria. Het is mo
gelijk, dat hij de grondslag voor
de Mariadevotie i n Rorikesput
(Rinxputte) heeft gelegd, maar
het is niet te bewijzen. De oude
papieren over O. L. Vrouw ter
Nood ontbreken ten enenmale.
Er zijn gezaghebbende historici
die beweren, dat er voor het jaar
1000 geen sprake was van een
bijzondere Mariaverering, zodat
er geen verband gelegd kan wor
den tussen Willibrord en deze
oude bedevaartsplaats, maar dit
wordt door anderen betwijfeld.
Er wordt ook verteld, dat met
het oog op de verschillende bede
vaarten die uit het graafschap
Holland naar Kennemerland trok
ken de naam van Aachtenkerke
in 1288 veranderd werd in Bee-
vaertwic (Beverwijk) om de rust
plaats aan te duiden op de weg
naar Heiloo, maar velen vinden
dit te ver gezocht. We kunnen
alleen met zekerheid verklaren,
dat Heiloo als bedevaartsoord
zeer oud is maar verder komen
we nog niet
De oude Mariakapel.
Op het terrein van de put werd
een kleine genadekapel gesticht,
wat in de volksmond genoemd
werd ,,'t capel van de lieve vrou
ter noot". De Alkmaarse histori
cus G. Boomkamp, die over zeer
bijzondere gegevens beschikte,
geeft in zijn verhaal „De stadt
Alkmaer met haere dorpen", wat
in handschrift in het Alkmaarse
gemeente-archief aanwezig is, een
schetstekening. Toen in 1573 bij
het ontzet van Alkmaar katho
liek en Spaansgezind met elkan
der werd vereenzelvigd, werd ook
door fanatieke Geuzensoldaten
het kapelletje is Oesdom ver
woest.
Marialiefde blijft bestaan
Ofschoon de gelovigen eerst
wat te beduusd waren, omdat
men aan hen het geliefde heilig
dom ontnomen had en zij niet
wisten wat zij moesten doen (in
de placcaten van 1587, 1588 en
1590 over de bedevaarten werd
nog niet over Heiloo gesproken),
ging men spoedig door met het
houden van bedevaarten. De
baljuw van Kennemerland was
in het geheel niet ingenomen met
deze superstitiën en mede door
zijn aandringen werden in 1637
de muurresten op last van de
Staten geheel omver gehaald-
Strenge straffen werden in het
vooruitzicht gesteld voor die on
gelovige boeren, die ondanks alles
toch hun gang gingen. Maar al
deze maatregelen konden de toe
loop naar O. L. Vrouw ter Nood
niet stuiten. Het ging door, zoals
een oud bedevaartsprentje met
de afbeelding van de kapel, ge
drukt te Amsterdam bij Frederick
de Wit, getuigt:
„Hier siet ghy t muer-werek
noch van ons Lie-vrouw
t' Oesduyn,
By Runcxput daer de gront
wert overstulpt met puyn,
Bethlehem hadden het altijd nog
druk van de pelgrims. Boomkamp
tekent in zijn handschrift over
O. L. Vrouw ter Nood in 1740
aan: ,,'t Welck nog alle jaeren
door veele mensen besogt wordt,
welcke het veldtje zoodanig be-
kruypen, dat men er een vry
diep kniespoor ziet. In het mid
den staet een bosse aan eene
yzere ketting, waer in de devote
hunne offeranden doen". Maria
liet zich niet verdringen.
In ere hersteld.
Alleen op het einde van de
19e eeuw, toen het gelovige volk
na de instelling van de bisschop
pelijke hierachie moe geworden
was in haar strijd tegen de niet-
katholieken, scheen de bedetocht
naar O. L. Vrouw ter Nood te
verdwijnen, maar op initiatief van
een bisschoppelijke commissie
voor Heiloo werd in 1901 het ter
rein gekocht en na langdurig on
derzoek werd in 1905 de put te
ruggevonden. Vol enthousiasme
roept dan de dichter Eduard Brom
Maria terug naar Haar oude
heiligdom:
„Kom Lieve Vrouw ter Nood,
keert weder in Uw woning,
Nog is de nood zo groot
Te schaarsch Uw eerbetooning!
Bij 't wassen van dien nood,
Die d' aaTd dreigt te overstelpen,
Kom nu dreigt zieledood,
In vaster wijkplaats helpen".
Vanaf die tijd groeit het steeds
meer aan en neemt Maria in
Heiloo Haar bevoorrechte plaats
in in Nederland.
B. V., pr.
Het beeld van O. L. Vrouw
ter Nood, qeplaatst in de
kleine bedevaartskapel te
Heiloo, dat zo'n qrote schare
pelqrims uit heel het Haar
lemse bisdom en van ver
daarbuiten trekt
Op de eerste zonnige voorjaarsmiddag ben ik op de Solex
naar Maria's heiligdom gereden. Het was al druk in het
processiepark: verschillende vrouwen liepen met flesjes in het
laantje naar het putje een paar meisjes baden met elkander
de rozenkrans, een jongeman ging met een tas onder de arm
ernstig het devotiekapelletje binnen. Ik stond al versteld over
de drukte in Maria's heiligdom en voelde me dankbaar. Maria
had Haar plaats onder ons volk behouden. Plotseling werd ik
in mijn gemijmer opgeschrikt door een vrolijke groet: „Zo bent
U hier? Welkom in Onze Lieve Vrouw ter Nood", zo riep
iemand. Ik keek op en zag uit het zijlaantje de rector komen.
De rector! Hij is sinds September 1946 de bewaarder van
Maria's heiligdom en vol ijver spoort hij allen aan om Maria
te dienen.
De kleine bedevaartskapel te Heiloo, Oesdom of Runxputte,
op de grens van Kennemerland en tussen Limmen en Heiloo
gelegen. Toen de kapel te klein werd voor de vele tiendui
zenden pelgrims, die jaarlijks komen, is op enkele meters
afstand een grote kapel geplaatst Niettemin is ook de kleine
kapel steeds in gebruik, daar bijna steeds meer dan één bede
vaart per dag naar Heiloo komt.
„Ik ben blij dat ik U even tref"
antwoordde ik. „Ik sta er versteld
van dat het hier op een gewone
door de weekse dag al zo druk is.
Bent U tevreden over de toeloop
naar Heiloo?"
„Tevreden ben ik wel, maar
het kon toch nog beter", ant
woordde de rector. „Ik weet, dat
je zo van cijfers houdt: nu ik
heb pas een lijstje met bedevaart
gangers voor het bestuur opge
maakt en ik kan je vertellen,
dat er in 1946 109 bedevaarten
zijn geweest met 40.588 pelgrims;
in 1947 142 met 39.453, in 1948
129 met 36.808 en in 1949 133
met 37.003 pelgrims. Van het
vorig jaar kan ik het me niet zo
goed meer herinneren: het was
beter dan in 1949, maar de top
van 1946 hebben we nog niet
bereikt. Ik tel hier niet bij de
mensen, die op eigen gelegenheid
even hier bij Maria komen aan
kloppen: dan kan ik het getal
met ettelijke duizenden vergroten
maar ik had toch gehoopt dat
deze allereerste bedevaartplaats
van Maria in ons land meer be
langstelling zou trekken".
De grote feestdag
„De vervlakking, die in alle
parochies geconstateerd wordt,
zal hiervan wel de schuld zijn",
bracht ik in het midden. „Het is
jammer, want Heiloo kan het
geloofsleven van velen verdiepen,
wat toch zo hard nodig is".
„Over die verdieping gespro
ken", onderbrak mij de rector,
„U moet eens komen kijken op
onze grote feestdag Maria Midde
lares op de laatste dag van Mei.
Dan wordt hier een plechtige
Hoogmis om 6.45 gezongen en
eerlijk: de grote kapel is goed
vol. Om 7.40 volgt de tweede
H. Mis en om 8.30 leest de Bis
schop zelf uit dankbaarheid voor
de gunsten door Maria geschon
ken in de genadekapel. De gehele
dag wordt onafgebroken de rozen
krans gebeden in Maria's heilig
dom. Des avonds na het plechtige
Lof van 19.30 gaat de grote licht
processie door het park. Dan moet
U eens zien hoe vurig of ons
volk is. Van hun gezichten kunt
ge de oprechte liefde tot Maria
aflezen".
Uit1 het land van Heiloo
„Heus aan die verdieping ont
breekt het hier niet", zo ging de
rector verder. „Alles werkt mee
om de echte Marialiefde onder het
volk te vestigen. Zo hebben wij
voor de vereerders van Maria een
eigen tijdschrift", en hij zocht wat
in de wijde zakken van zijn toog.
„Kijk, hier heeft U het: Uit het
land van Heiloo. Het ziet er goed
uit, vindt U niet en de prijs voor
dit maandblad is spotgoedkoop:
f 2.80 in het jaar. En weet U wat
vooral goed is? De kunstfoto's
van ons heiligdom. Ik zal U er
een paar van meegeven, want U
wilt immers in de courant ons
bedevaartsoord beschrijven? U
mag ze dan voor die gelegenheid
laten afdrukken hoor. komt
ze straks maar even halen bij
mij thuis".
Het huis van de rector
„Graag rector", zeide ik. „Uw
huis, dat is toch „Mariaoord" op
het einde van de laan?"
„Ja, dat gewone burgerhuisje",
antwoordde de rector. „Het is
lange jaren eigendom geweest
van de weduwe Dekker-Hink. In
1938 werd het aangekocht door
de oud-pastoor van Hem en Ven
huizen, A. Suidgeest, die in deze
streken geen onbekende was. Hij
vestigde zich dan als eerste pries
ter weer bij de kapel en las daar
iedere morgen in de genadekapel
de H. Mis. In 1941 bij zijn ver
trek naar Voorhout kwam emeri
tus-deken A. Hollenberg van
Purmerend zijn plaats innemen.
Opdat er altijd een priester in de
schaduw van het heiligdom zou
zijn, had pastoor Suidgeest voor
zijn vertrek naar Voorhout het
huis overgedragen aan het bis
dom. Zo is dat eenvoudige bur
gerhuisje in 1946 bij het vertrek
van deken Hollenberg de pastorie
der paters Montfortanen gewor
den".
Ik nam afscheid van de rector.
Ik wilde nog even de rozenkrans
in de genadekapel gaan bidden
en het was al laat. De rector be
loofde de foto's klaar te leggen,
zodat ik ze direct kon afhalen.
En neerknielend in de schemer
van de genadekapel temidden van
verschillende mannen en vrou
wen bad ik vol vuur met hen
mee:
„Wij willen ook weer gaan,
de handen saamgevouwen,
met kinderlijk geloof
Met ridderlijk vertrouwen,
Oprecht en rein.
Willen wij ook weer doen,
wat onze vadren deden.
Naar oude Roomsche Wijs,
naar oude Roomsche zeden,
Haar kinderen zijn.
is Zaterdag voor de zevende maal
de zaak-de Vilder behandeld, dit
maal omdat de Officier van Jus
titie te Den Haag in cassatie was
gekomen tegen het ontslag van
rechtsvervolging. Inzake Doedens
werd tot verwerping van het be
roep geconcludeerd inzake de
gebrs. de Vilder werd een nieuw
onderzoek nodig geacht....
bezocht Z. K. II. Prins Bernhard
Zaterdag de receptie in het Beurs
gebouw te Amsterdam, waar het
75-jarig bestaan werd gevierd van
de Vereniging voor de Effecten
handel
trok Zondagmiddag de kilome
terslange Maria-omdracht door
oud-Nijmegen, gadegeslagen door
duizenden mensen....
Een jaar of vijftig geleden was Heiloo een klein dorp in de
buurt van Alkmaar, waar ongeveer een 900 mensen woon
den, die Zondags bijeenkwamen óf in het witte kerkje op
de oude Willebr or duster p óf in het smakeloze katholieke
kerkgebouw tussen de groene bomen vlak bij de halte van
het spoor.
„Het was hier vroeger erg rus
tig", zo vertelt een van de oude
bewoners mij. „We leefden hier
vooral van de tuin en onze aard
beien waren heel bekend. Er wa
ren hier maar een paar boeren,
waar we heel vredig mee omgin
gen. Dat ons dorp zo mooi was,
hadden we zelf niet eens in de
gaten. Ja, we wandelden ook wel
eens in ons Heilooër bos, onze
kinderen speelden ook op de
Katteberg, wij gingen ook wel
eens naar het buitengoed Ter
Coulster, maar we hadden eigen
lijk niet veel tijd om te kijken.
Het was hard werken. Maar de
rust ging weg toen mijn va
der heeft het dikwijls verteld
op het einde van de vorige eeuw
het spoor dwars door ons dorp
werd gelegd! Dat gaf onder de
oude mensen een hele opschud
ding."
Aan de bittertafel
„Ze kwamen bijeen in de oude
herberg," zo vertelde hij verder,
„U weet wel, die uitspanning op
de weg naar Alkmaar. Dat was
altijd de plaats, waar de mannen
tezamen kwamen. Men sloeg met
de vuist op tafel, men riep ach
en wee over de gevaren, verbon
den aan een spoor, dat dwars
door het dorp liep, maar het gaf
niets. Heiloo had zijn rust ver
loren! Terzelfdertijd begon men
ons dorp meer te ontdekken. Er
kwamen vreemdelingen om ons
dorp te bekijken en er kwam le
ven in de brouwerij."
De erote eroei
„Maar de grote uitbreiding
kwam pas na de eerste wereld
oorlog", ging een ander verder.
„Toen werd het verkeer beteren
kwamen hier verschillende men
sen wonen, die in Alkmaar of
ergens anders hun werk hadden.
Het werd een forensenplaats. Er
werden plannen gemaakt voor
een betere weg naar de zee en
spoedig begon men daaraan. Dat
was van groot voordeel voor onze
gemeente. Daar het dorp voor 't
grootste gedeelte katholiek was,
was al spoedig de waterstaatskerk
te klein en men beraamde plan
nen voor een nieuw godshuis.
Jammer genoeg kwam de crisis
er tussen en daarom kon 't niet
volgens het oorspronkelijke plan
worden uitgevoerd. De kerk had
hoger moeten zijn."
De tegenwoordige toestand
„Hoeveel zielen telt het dorp
thans?" vroeg ik. „Op het ogen
blik wonen hier wel een 8000
mensen", zo antwoordde men mij.
„In het dorp voor het grootste
deel middenstanders en forenzen.
De tuinders, die vooral na de
eerste wereldoorlog hun bakens
hebben verzet en zich meer op
bloementeelt zijn gaan toeleggen,
zijn maar naar de kant van Lim
men gedrongen. Ongeveer de
helft van de bevolking is katho
liek. Om het verenigingswerk te
stimuleren, werd een ruim ver
enigingsgebouw opgericht onder
bescherming van de H. Bruno.
In Heiloo werd ook de moderne
psychiatrische inrichting, be
stuurd door de broeders van O.
L. Vrouw van Lourdes, gebouwd,
en geheel ingericht volgens de
laatste eisen van de tijd. Werke
lijk, als onze ouders, die reeds
jaren geleden gestorven zijn,
zouden terugkeren, dan zouden
zij ons dorp niet meer terugken-
nen, want het is in de laatste
vijftig jaar geheel nieuw gewor
den."
De indruk
Wij namen afscheid van deze
oude mannen, die ons iets had
den verteld en reden het dorp
door. Ja, als je niet beter wist
en als je niet even nadacht bij
de oude terp, dan zou je denken,
dat je hier werkelijk in een
nieuw dorp beland was en niet
ineen plaats, die nog oudere pa
pieren kon tonen dan Alkmaar.
Het zag er welvarend uit en niets
deedvermoeden, dat ook dit dorp
in het begin van deze eeuw een
harde strijd om haar bestaan had
gevoerd. Ja, het kan verkeren!
(Van onze speciale
correspondent)
In het geestelijk denken en
doen van ons volk hebben, voor
al in de jaren voor de hervor
ming, de verschillende broeder
schappen een zeer belangrijke
plaats ingenomen, vooral die ter
ere van Onze Lieve Vrouw. De
leden namen in eigen broeder-
schapskleding aan de oude pro
cessies deel en hadden, evenals
de oude gilden, in verschillende
kerken hun eigen altaren. In die
tijden moet ook de broederschap
van Onze Lieve Vrouw ter Nood
hebben bestaan, maar de papie
ren ontbreken nu ten enenmale.
Na de oorlog, toen onder het
gelovige volk de drang naar
nauwere aaneensluiting bij de H.
Maagd zich openbaarde, werd de
aloude broederschap van Onze
Lieve Vrouw ter Nood opnieuw
gepropageerd en de Bisschop van
Haarlem bepaalde in de Synode
van 1949, dat de broederschap in
iedere parochie opnieuw moest
worden opgericht.
Wij hebben eens geïnformeerd,
wat het doel van deze broeder
schap is. En men heeft ons ge
zegd: waar het in de broeder
schap om gaat, is de bevordering
van de devotie tot Maria door
haar aan te roepen als bijzonde
re hulp in nood en als troost der
bedrukten. Men tracht dit doel
te bereiken in het volgen van
bijzondere oefeningen ter ere van
O. L. Vrouw ter Nood en in het
houden van een bedevaart naar
Heiloo. Van de contributie, die
iedere directeur naar eigen in
zicht mag vaststellen, moet jaar
lijks een dubbeltje worden afge
dragen aan de rector van Heiloo
ten bate van het heiligdom. Ook
zal de broederschap de verering
tot St. Willibrord bevorderen.
Het is maar een heel eenvou
dig, doch welbewust werkpro
gram, wat velen, die vooral in
de donkere oorlogsjaren zoveel
danken aan O. L. Vrouw ter
Nood, zal aanspreken. En al is
de broederschap pas in het be
gin van haar herleving, wij ver
trouwen, dat spoedig allen zich
zullen laten inschrijven, „opdat
deze verering een onderpand mo
ge zijn van de terugkeer van ons
vaderland tot Haar, Die een
maal zo groot een schutse bood
voor allen."
Na een onderbreking van 12
jaren, kon, dankzij het initiatief
van Alex Wunnink. de iiverigc
directeur van Theater Carré, die
voor dit doel speciaal naar Mi
laan was getrokken, en dank zii
de toestemming van de betref
fende departementen, een echt
Italiaans Opera-concert in de
hoofdstad plaats vinden, dat
werd verzorgd door een aantal
solisten van de Scala Onera te
Milaan en onder leiding stond
van Maestro Olvmnio Ferrarotti.
In een aantal succes-aria's uit
de meest beroemde opera's, die
hun aantrekkingskracht op de
menigte nog steeds blijven be
houden, hebben zij door de war
me glans van hun zuidelijke stem
en door het Italiaans bel canto
het publiek opnieuw betoverd en
meermalen in geestdriftige be
wondering gebracht. Hoe kan het
anders. De Italiaan is een zanger
bij de gratie Gods en al deze
aria's zijn hem als het ware op
het lijf geschreven. Of er veel of
weinig publiek in de schouwburg
zit, de Italiaanse zangers en zan
geressen laten er zich niet door
ontmoedigen en zingen met een
vuur, als hing hun leven er van
af. Van uitputting is er bij deze
mensen geen sprake. Van ver
moeidheid geen spoor. Bij de
laatste aria tonen zij zich nog
even fris als bij de eerste, ja, zij
schijnen aan élan en brio nog ge
wonnen te hebben, omdat zij er
allengs meer zijn ingekomen,
zichzelf voortstuwen. Dit is ook
wel een der bijzondere attracties
ontving de „Van Galen", opere
rend bij Korea niet minder dan
zes postzakken Pinksterpakket
ten-tegen-gereduceerd-tarief
is Dr. Fentener van Vlissingen
scheidend voorzitter van de Raad
van Beheer van de Jaarbeurs, be
giftigd met de gouden eremedail
le van de stad Utrecht.
van een Italiaans opera-concert:
de royale gulheid waarmede de
zangers en zangeressen de aan
wezigen met hun klankmateriaal
overstorten, de levendigheid en
gratie waarmede zij hun talent
ten beste geven, de natuurlijk
heid van hun zang, die bij de
meesten geen inspanning ver
raadt, de schik die zij schijnen
te hebben in hun werk en die
het genot naar hen te luisteren
verdubbelt.
De volkomen overeenstemming
tussen zang en gebaar wijst erop,
dat het hier de natuur zelf is,
welke zich bij deze warmbloedige
mensen manifesteert.
Naast maestro Ferrarotti, die
aan de vleugel de stuwende
kracht was en het métier volko
men beheerst, waren het de so
prano leggero Antonietta Pastori,
die met discrete bevalligheid en
zuiverheid haar aria's zong. en
de tenore leggero Amerigo Gen-
tilini, die de grootste bijdrage tot
het sugces hebben geleverd. On-
middellJk daarna komt de sopra-
'ano Luciana Bertolli, die zon
der scherpte in haar stem de
hoogste coloraturen wist te zin
gen en meermalen verbluffende
staaltjes gaf van haar grote gor
gelvirtuositeit. Evenals de dra-
matisch-expressieve bas Ugo No-
velli, en de tenor lirico Antonio
Lonardi, wiens stem een gewel
dige kracht en omvang bezit,
doch soms teveel routine-karak
ter kreeg en de mezzo-soprano
Wanda Madonna, die ons iets
minder kon bekoren, al had zij
waardevolle momenten. De bari
ton Antonio Salsedo was door 'n
keelontsteking verhinderd op te
treden.
Mocht het de heer Wunnink
gelukken, wanneer hij binnen
kort naar Milaan en Rome ver
trekt, de hele Italiaanse Opera 't
volgend jaar hier te krijgen, dan
staat de liefhebbers van het bel
canto een gebeurtenis te wach
ten, waarbij dit waardevol Za
terdagavond opera-concert nog
niet in de schaduw zal kunnen
staan. SIMON VLEKRE.