Christen werd slachtoffer
van duivels complot
GROCK, de clown,
Van artsenij tot genotmiddel
Belari
in «We
Met trillende hand veegde hij het zweet
van zijn voorhoofd weg
DE HAAT VAN DE
AFGODSPRIESTER
Stamgod had gesproken
Stamgod vergiste zich nooit
Geen gewone ogen
Als de kip bleef leven
Zijn geest was verward
terug in het circus
,,'t cruydt, 't welck so veele
en seltsaeme deuchden in sich heeft'
Alles was hem ontnomen
„Goede reis
Marktberichten
VeevoeG
moet
Scheuring g
van 200.00
AGINA 4
DINSDAG 4 SEPTEMBER 1951
JOSEPH KODZOGA klemde de kip nog vaster tegen zich aan, terwijl hij zenuw
achtig naar de dansende duivelsfiguur voor hem keek.
In zijn oren dreunden de zwareopwindende tonen van de trom, die, geslagen
door een jongen, de danser begeleidde. Tersluiks keek hij links en rechts naar
zijn familieleden, die ieder met een kip onder de arm naast hem stonden en hij
zag hoe volkomen zij onder de betovering van de dans waren geraakt. Daar ver
wonderde hij zich ook niet over. Zij waren immers allen nog heidenen. Hijzelf
echter u/as christen geworden en mocht hieraan niet meer geloven. De Fada had
hem dit dikwijls uitgelegd: iedere christen, die naar de afgodspriester gaat, voor
welke reden dan ook, kan geen goed christen zijn. Hij beledigt God en stelt zich
bloot aan de macht van de boze geesten. Joseph was nog niet lang geleden gedoopt
en was dan ook nog vurig. Neen, hij geloofde hier niet meer aan en wilde er
ook niet aan geloven, maar onwillekeurig kwam hij toch onder de indruk van het
geheimzinnige rondom zich heen. Tegen zijn wil kwamen de beeldenuit het verleden
voor zijn geest; uit de tijd toen hij nog heiden u<as en vast geloofde in de grote
macht van de afgodspriester. Hef waren beelden van vrees en schrik voor de
afgoden en voor de macht van de boze geesten, die er alleen maar op uit waren
de mensen zoveel mogelijk schade en nadeel te berokkenen.
Hij vocht met zichzelf, want sinds hij gedoopt was mocht hij niet meer aan
die dingen denken.
De danser, de afgodspriester van het dorp,
was dan ook een verschijning om bang van te
zijn. Zijn gezicht was bedekt met een dikke
laag poeder, waardoor de sluwe ogen vinnig
gluurden. Al dansend trok hij de kring rond,
terwijl hij iedereen met een kwalijk verholen
leedvermaak aankeek. Op zijn hoofd staken
grote pluimen van witte en zwarte roofvogel
veren. Zijn klederen bestonden uit gedroogde
blaren, die bij iedere beweging een ritselend
geluid maakten, terwijl rondom zijn polsen en
enkels zware kralen van witte schelpen waren
geslagen. Zijn handen zwaaiden de zwarte koe
staart", het symbool van zijn macht en er was
iets gevaarlijks, iets duivelachtigs in die hele
opmaak, berekend om die arme, simpele negers
de schrik op het lijf te jagen en hun wil en
denkvermogen te verlammen.
Hij was nu vlak bij Joseph aangeland. On
willekeurig zette deze zich schrap als om een
vijand af te weren.
Gelukkig maar dat hij zich niets te verwijten
had. Hij was onschuldig aan die misdaad. Hij
had niets dan goeds beleefd van zijn oude oom
Kwesi en nog deed het hem pijn als hij dacht
aan de manier waarop hij gestorven was; zo
plotseling! Vergiftigd, zei iedereen. Dat was
wel zeker. Maar door wie? Natuurlijk moest
het iemand van de familie zijn, want oom Kwesi
at of dronk nooit bij andere mensen, daar was
hij te voorzichtig voor. Was hij vergiftigd uit
wraak? Uit jaloersheid? Het was bijna niet
denkbaar dat iemand van hen deze misdaad
had bedreven. Was het iemand anders dan oom
Kwesi geweest, dan liet het zich nog indenken.
Maar oom Kwesi was bemind door iedereen.
Hij was goed en nooit driftig, en veel geld of
bezittingen had hij ook niet En toch was er
onder hen, die hier stonden te rillen en te be
ven, iemand, die oom Kwesi vermoord had. Het
familiehoofd, Joseph's vader, had dit dadelijk
begrepen en op straffe van uitstoting uit de
stam had hij hen allen gedwongen naar de af
godspriester te gaan om door hem van de stam
god te vernemen wie de schuldige was. Wee
degene, die door het orakel zou worden aan
gewezen! Als vreemdeling zou hij moeten
trekken van dorp tot dorp en van stad tot stad
en zijn naam zou vervloekt worden. Al zijn
bezittingen, zijn vrouw en kinderen zou hij
verliezen en in den vreemde zou hij zonder
bescherming zijn weg moeten zoeken en zijn
ziel zou na dit leven blijven ronddolen en nooit
rust vinden.
Uitgestoten worden is de zwaarste straf, die
de neger kent. Gedood en thuis begraven wor
den zou minder zwaar zijn, want, hoewel dood,
zou zijn ziel toch altijd bij de zijnen blijven en
gezelschap hebben.
Zij rilden allen, wanneer zij dachten aan die
zware straf. Het kon toch gebeuren, dat je
schuldig was zonder het zelf te weten! De stam
god vergiste zich immers nooit. Sprak hij
iemand schuldig, dan was je het ook. Daar twij
felde niemand aan.
Joseph schrok op uit zijn mijmeringen en zag
dat de afgodspriester reeds voor hem danste.
Hjj probeerde vast in de gemene ogen voor hem
te kijken. Niet de ogen neerslaan, hield hij zich
voor. Zich vast en zeker tonen, dan kon hem
toch niets gebeuren! Maar de ogen daar voor
hem waren geen gewone ogen. Er lag iets dui
velachtigs in die blik en een afschuwelijke haat
brandde hem tegen.
Hij schrok. Nooit had hij geweten, dat de
afgodspriester hem zó haatte.
Altijd immers had Joseph hem eerbiedig ge
groet. Soms had hij zelfs een praatje met hém
gemaakt en nooit had deze hem met minachting
of afkeer behandeld.
Hij wist natuurlijk, dat de afgodspriester het
hem zeer kwalijk genomen had, dat hij christen
geworden was, de eerste en tot nu toe de enige
uit het dorp en dat hü er voor gezorgd had, dat
de Fada een catechist stuurde om de kinderen
te onderwijzen, maar dat de afgodspriester hem
daarvoor zou haten met een dodelijke haat, dat
had hij nooit kunnen dromen.
Hij moest zich vergissen. Hij knipperde even
met zijn ogen en richtte ze toen weer vol op de
voor hem op de maat van de dans heen en weer
wiegende ogen van de afgodspriester. Maar
onmiddellijk daarop moest hij ze weer sluiten
voor de woestheid van de haat, die hem tegen-
straalde. Zo fel was die haat, dat hij er duizelig
van werd.
Met een gemene grijnslach danste de priester
verder.
Nu begon het eigenlijke gericht.
Dansend nam de priester de kip van het eerste
familielid en legde haar op de platte offersteen.
Bleef de kip leven, dan was hij onschuldig.
De kip van de eerste offeraar stierf niet. Een
lange zucht van verlichting ontsnapte de doods
benauwde man. Zijn gelaat verloor de kramp
achtige trekken van een dierlijke angst. Met
een trillende hand veegde hij het zweet weg,
dat in grote droppels op zijn voorhoofd stond.
De priester wierp de kip, die zijn eigendom
geworden was, voor de voeten van de jongen
met de trom. Om beurten volgde de een na de
andere. De kippen bleven leven en de misda
diger werd niet gevonden. Zou hij dan toch niet
tot de familie behoren en zou werkelijk een
vreemde oom Kwesi gedood hebben?
Een ieder vroeg het zich. Joseph was
de laatste.
Uiterlijk kalm gaf hij de kip aan de
danser, die haar met een scheve grijns
in ontvangst nam en op de steen legde.
Na enkele korte stuiptrekkingen lag de
kip stil; dood!.
Joseph verstijfde van schrik, zakte
half door zijn knieën, terwijl hij de
haat van zijn familieleden op zijn li
chaam voelde branden en de stugge,
korte stem van zijn vader, het familie
hoofd, hoorde zeggen:
„Kom, wij gaan."
Dit was het einde; het vonnis.
De familie had hem door de mond
van zijn vader uitgestoten. Allen waren
zij verbaasd geweest. Zij hadden elkaar
heimelijk bespied en de een had de an
der verdacht, maar bij niemand was
ooit de gedachte gerezen, dat Joseph
wel eens de schuldige kon zijn. Die
goede Joseph, die geen vlieg kwaad
deed en die zich bovendien nog bij die
vreemde christenen had aangesloten, hij
kon het niet gedaan hebben. Daarom
trof het hun des te meer en laaide de
haat tegen hem nog feller op. Niemand
twijfelde aan de waarheid van dit gods-
oordeel. De stamgod had gesproken en
dit was het einde.
Met een laatste blik vol afgrijzen wendden
zij zich van hem af en gingen naar huis.
Joseph stond nog steeds op dezelfde plaats.
Zijn geest was verward. Hij wist alleen nog
maar, dat hem een groot ongeluk getroffen
had. Deze morgen nog een gelukkig en wel
gesteld man in het trotse bezit van een hut met
vrouw en kinderen en nu een uitgestotene, de
ongelukkigste man ter wereld. Zijn gewrichten
waren als water zo zwak en in zijn hoofd bonsde
een doffe pijn. Hij keek om zich heen over het
verlaten dorpsplein Allen waren verdwenen,
zijn familieleden, de dorpsbewoners, die het
gericht met grote belangstelling hadden ge
volgd, de afgodspriesters
Zelfs de kleine kinderen, die enkele minuten
geleden nog argeloos speelden, waren op een
barse wenk van hun ouders stil in de hutten
gekropen, niets begrijpend van dit alles, alleen
vermoedend dat er rondom hen heen iets ergs
was voorgevallen. Hij wist dat men hem be
gluurde door de spleten der hutten, sommigen
met spot, anderen met haat en verachting.
Ook wist hij, dat zijn oude vader nu op het
erf zou zitten, onder de bananenboom. Daar
ging hij altijd heen wanneer hij iets ernstigs
te overdenken had. Hij voelde met de oude man
mee: de harde pijn van verdriet om die ont
goocheling van zijn oudste zoon, zijn eerstge
borene, die na zijn dood het familiehoofd had
moeten worden. Ook was er nog de verachting
van het gehele dorp voor de vader van een
familie-moordenaar. Als de zoon zo slecht was,
kon de vader niet veel beter zijn. Hij zag in zijn
geest hoe zijn vader, de gewone, eenvoudige
man, die altijd rechtvaardig geleefd had en
door een ieder geëerbiedigd werd, het hoofd
liet hangen en het leven en de hardheid van het
lot vervloekte.
En zijn vrouw en kinderen?
Zou Adzoa hem ook voor schuldig houden?
Zij moest hem toch beter kennen.
Maar neen; ook Adzoa en zijn kinderen zou-
FRANKFURT (A.P.). Crock, de beroemde Europese clown,
is terug in de circus-arena. Na een fortuin te hebben verloren
met het maken van twee films, die het niet deden, trok de
in Zwitserland geboren komiek zich uit het amusementsbedrijf
terug, maar slechts tijdelijk.
Bij het hoofdstation te Mün-
chen werd een proef genomen
met het aanbrengen van een
luidsprekers-installatie op de
verkeersverhoging, ten bate
van de agent, die ter plaatse
het verkeer moet regelen. Hij
heeft daardoor de mogelijk
heid per luidspreker de ver-
keerszondaren tot de orde te
roepen.
Zijn speculatieve filmproduc
tie bracht hem aan de rand van
de ondergang maar de tegenslag
vermocht niet zijn geestkracht te
breken en nu heeft hij zijn eigen
circus en maakt opnieuw een
tournée door Europa, dat bijna
een halve eeuw aan zijn voeten
•heeft gelegen.
Grock is nu 71 jaar, maar on
danks zijn hoge leeftijd weet hij
zijn publiek nog te pakken.
Als hij in zijn soepjurkachtige
jas en zijn flodderbroek onder
het licht der schijnwerpers in
de arena strompelt, is het applaus
oorverdovend. Het is een hulde
aan zijn grootheid als kunstenaar
van de lach.
Ziin eigen optreden vormt het
laatste deel van de voorstelling.
Het duurt een vol uur en is
zwaar genoeg om een man van
slechts de helft van Grock's leef
tijd uit te putten.
Hij huppelt én valt en raapt
zichzelf op met een verslagen
uitdrukking op zijn gelaat. Hij
gaat op een stoel zitten, die zon
der mankeren in elkaar valt. Hij
zingt met een krakend keel
geluid en danst met rare bokke-
sprongen. Hij speelt op een mi
niatuurviool, een concertina en
een enorme vleugel, die op een
draaibaar podium is geplaatst en
op het juiste ogenblik voor het
publiek zichtbaar wordt.
Ondertussen babbelt hij in ra
zend tempo aan één stuk door
met zijn in smoking geklede as
sistent, Alfred Schate. die 14 jaar
lang met hem heeft samen
gewerkt.
Het nummer kan worden ge
bracht in tien talen naar gelang
van de plaats waar het circus
optreedt.
Na een tournée door Duitsland
gaat het Circus-Grock naar
Scandinavië, Frankrijk, Italië,
Spanje en Engeland.
Grock, wiens ware naam
Adrien Wettach is, Werd gebo
ren in de buurt van Bern in
Zwitserland. Op 14-jarige leeftijd
liet hij zijn baantje van horloge-
makersleérling in de steek en
begon hij zijn loopbaan als
clown. Later werd hij een van de
best betaalde amusementskunste
naars van Europa.
den hem met de vinger nawijzen. Waar de
afgod gesproken had, daar kon niet meer de
minste twijfel zijn. Zo was het nu eenmaal.
Maar waarom? Waarom had dit ongeluk hem
moeten treffen? Deze vraag woelde in zijn ver
ward brein en zocht naar een antwoord. Of was
hij werkelijk schuldig?
Neen, dat was hij niet! Hoe onoplosbaar het
raadsel ook voor hem was, zijn oom Kwesi, de
man, die hij om zijn kwinkslagen en goed hu
meur zo graag mocht, had hij niet vermoord.
Dit was het enige waarvan hij nog zeker was.
Hij was onschuldig. Maar dan?
Langzaam maar zeker kreeg de vreselijke ge
dachte vorm. Ja, zo moest het zijn. Het kon
niet anders. De toorn van de afgod was over
hem uitgestort, omdat hij zijn volk verzaakt
had en christen geworden was.
Zou de Fada hem dan toch bedrogen hebben?
Keer op keer had hij Joseph gezegd zich om de
afgoden niet te bekommeren. Zij bestonden im
mers niet en konden hem dus geen kwaad doen.
Zij waren de uitvindingen van de duivel om
hem te bedriegen en van de goede God af te
houden. Dikwijls had de Fada hem voorspeld,
dat hij grote moeilijkheden zou te overwinnen
krijgen, indien hij christen werd, omdat de
stam, waartoe hij behoorde, zo volslagen hei
dens was en dat hij grote tegenwerking zou
ondervinden. Hij had de Fada hierin niet ge
loofd. Hij kende zijn eigen mensen toch beter
dan de Fada en iedereen in het dorp mocht hem
graag.
Zou de Fada meer geweten hebben en toch
nog gelijk hebben?
Ook had de Fada nog gezegd, dat wat er ook
mocht gebeuren, hij veel moest bidden en altijd
moest bidden, dan zou God hem helpen. Ja, dat
was het. Bidden zou hij, dan zou alles weer
goed komen. Langzaam strengelden zich zijn
ruwe werkhanden en ging hij op zijn knieën
zitten, midden op het pleintje, onder al die
glurende ogen achter de spleten der hutten.
Daaraan dacht hij niet meer. Vergeten waren
die ogen en wat er zo juist gebeurd was. Bid
den moest hij, dat had de Fada hem bevolen.
Wannéér de tabak „*t cruydt' 't welck so veele en selt
saeme déuchden In sich heeft", voor het eerst in Europa
werd ingevoerd, valt niet met zekerheid tc zeggen. Het
gangbare verhaal luidt dat de Spanjaarden in 1493 op Cuba
rokende inboorlingen aantroffen en dat ze, verleid door de
lieflijke geur van het brandend kruid, spoedig de kunst
van toeback suygen" of van „een pijpje smoock drinoken"
hebben aangeleerd en dat zij zich haastten om de nieuw ont
dekte weldadigheid naar Spanje over te brengen, en vanuit
dit land zou de victorie van de tobacco zijn begonnen.
Daarbij wordt nog ais historische waarheid verkondigd dat
de Spaange krijgsbenden van Karei V rokend door Europa
trokken en in alle Landen die zij met hun tegenwoordigheid
vereerden, als leermeesters in de nobele rookkunst optraden,
zowel vrouwen als mannen als dankbare discipelen aan
treffend. Dit schone verhaal mist helaas veel van het be
standdeel „waarheid", vooral uit onderzoekingen der laatste
jaren is gebleken dat de tabak oorspronkelijk als genees
middel diende.
FANATIEK VERZET TEGEN 'T ROKEN,
MAAR DE ROKER WON HET PLEIT
Het was in het jaar 1560
dat Jean Nicot, gezant van
Frankrijk bij het Hof van
Portugal door een Hollands
koopman met de tabaksplant
in aanraking is gekomen. Hij
liet ze door een kruidkundige
onderzoeken en deze bevond
dat het sap der bladeren
pijnstillende krachten bevat
te. Deze ontdekking was de
grote sensatie van het jaar.
Alle kruidkundigen zetten
zich aan de bestudering van
tabaksbladeren, die inder
daad door Spaanse schepen
werden aangevoerd. Onze
landgenoot Rembertus Dodo-
naeus of Dodoens beschrijft
in zijn „Cruydtboeck" waarin
,,'t fatsoen, naem, natuerre,
cracht ende werekinge van
den toeback" nauwkeurig
worden vastgelegd, de heil
zame werking van het ta
bakssap. De Antwerpse dok
ter Aegidius Everardus noem
de het „Nicotiana tabacum"
het beste geneesmiddel „voor
alle lijders aan pijnen des
hoofds".
Tot het jaar 1600 toe werd
de tabaksplant dan ook bijna
uitsluitend in de kruidentuin
of in de artsenijwinkel aan
getroffen.
Tot in Italië en Rome toe,
waar kardinaal Alfonso de
Medici de grote propagandist
voor het nieuwe geneesmid
del was.
De „rokende inboorlingen"
bestonden wel, maar eerst na
1520 hebben Spanjaarden,
Engelsen en later ook Hol
landers hun die kunst afge
keken. Spaanse soldaten en
Engelse matrozen samen heb
ben Europa leren roken. Aan
vankelijk vond men het een
schande het kostbare genees
middel aldus te misbruiken.
Luister slechts naar de or
donnantie van koning Jaco
bus I van Engeland, in 1604
uitgevaardigd:
„Dat tot nog toe alleen
voorname lieden zich van de
tabak óls geneesmiddel be
dienden. was een voortreffe
lijke zaak. Doch thans ga-at
een hoop gemeen volk van
de laagste stand, van de kost
bare plant een dergelijk ge
bruik maken, dat daardoor
de gezondheid bedorven
wordt, het geld den lande
uitgaat, en anders vruchtbare
grond wordt, door het telen
van het voor hem schadelijk
kruid, geruïneerd. Weshalve
wij besloten hebben het mis
bruiken daarvan te verbie
den, op elk pond tabak zal
zulk een zware belasting ge
heven wotden. dat de gemene
lieden het niet meer kunnen
bekomen".
Koning Jacobus stond niet
alleen in zijn verontwaardi
ging. Turken hadden van En
gelsen en Hollanders het ro
ken geleerd en sultan Murad
III liet als afschrikwekkend
voorbeeld een zijner onder
danen die gerookt had, met
een door de neus gestoken
pijp, door alle straten van
Constantinopel rondleiden.
Abbas de Grote van Perzië
gaf een bevel om een koop
man. die met tabak in de le
gerplaats was aangekomen,
met pak en zak te verbran
den. En in het Zwitserse kan
ton Bern werd nog in 1661
een verordening tegen het
roken uitgevaardigd, het ro
ken van tabak werd naar een
politie-verordening van dat
jaar als misdaad geplaatst
onder de rubriek „Gij zult
niet echtbreken"! Nog in 1675
werd de roker daar bestraft
met boete, gevangenisstraf en
te pronkstelling.
Maar de bestrijders hadden
toen de kamp reeds lang ver
loren. Het pijproken was niet
uit te bannen geweest; in
West-Europa had men zich
daarbij neergelegd, lang vóór
1650. In de meeste steden
verrezen „tabagies" of „ta-
bagiën" waar de poorters bij
eenkwamen om hun pijpje te
roken. Deze instellingen wer
den meestal door vrouwen
beheerd, die zelf dapper mee
deden. Voorts in koffiehuizen
en taveernen placht men ge
woonlijk een pijp te stoppen:
„het roken wekt de dorst"
en op zijn beurt deed het ge
bruik van alcohol de dam
pers weer spoedig naar een
pijpje verlangen. Huygens
spotte: „Soo sijn sy stadigh
aen 't gelepp of aen 't ge-
smook" en vraagt „Droogen
se om 't genatt, of natten
's om het droegen?"
Het „wondercruyt" werd
niet alleen bij hele scheeps
ladingen te gelijk van over
zee aangevoerd, maar sinds
1636 ook in ons eigen land
verbouwd. Wageningen, Rhe-
nen en vooral de omstreken
van Amersfoort kregen uit
gestrekte tabaksplantages,
voorheen bouw- of grasland.
DE KUNST VAN
..TOEBACK SUYGEN':
Toch bleef de echte roker de
buitenlandse tabak prefere
ren, want alle proefnemingen
ten spijt, behield de inlandse
,,de eigenbouw" een on
aangename geur.
Ons tabaksverhaal is feite
lijk nog lang niet ten einde,
want de vraag hoe de tabak
verkrijgbaar werd gesteld,
hoe de roker moeBt manoeu
vreren om het geurig blad in
z'n pijp te krijgen, welke spe
ciale eisen de vrouw aan blad
en pijp stelde, dit alles vormt
een afzonderlijk punt. Waar
bij dan nog het vermaarde
snuiven komt, dat een 17de
eeuwse criticus de klacht ont
lokte; ,,'s Mensen voorgevel
heeft tegenwoordig veel weg
van twee poorten, waarin
karren vol vuilnis gaan".
De pijp van Verka
Alleen nog iets over de pij-
penindustric, welke een be
langrijke plaats ging inne
men. Amsterdam, Haarlem,
Utrecht, Schoonhoven, Alfen
aan den Rijn en vooral Gouda
vervaardigden stenen pijpen.
Gondii nam de leiding toen
daar in 1630 Willem Stevens
de Jonge aardige korte pijp
jes, met dunne stelen en klei
ne kopjes bakte. Deze model
len vielen buitengewoon in
de smaak. Ook de beroemde
pijpenbakker Jan Jacobszoon
Verka hield zich voorlopig
nog aan de korte pijp, eerst
rond 1650 begon hij de be
kende lange gouwenaars te
vervaardigen. De toenmalige
burgervader Govert Cincq
richtte voor Verka een grote
pijpenfabriek op. En uit
dankbaarheid liet Jan Jacobs
zoon op zijn lange pijpen een
kleine 5 (cing) stempelen.
Nog vele jaren na beider
dood was de vijf op de pijp
het bewijs van „echt gouwe
naarschap".
W. VAN DE PAS.
En half luid en stokkend bad hij: „Onze Va
der, die in de hemelen zijt, geheiligd zij Uw
Naam", en toen nog een „Weesgegroet". Lang
zaam bad hij, langzaam en zeker, zoals de Fada
hem dit geleerd had. Het werd stil in hem en
de stilte rondom hem werd nog groter. Hij wist
nu wat hij doen moest. Hij zou naar de Fada
gaan ën hem alles vertellen; die Wist zeker
raad; die wist alles. Die zou hem zeggen wat
hem te doen stond.
Hij was kalm nu. De gebeurtenissen van déze
morgen waren op de achtergrond gedrongen,
vervaagd, als een herinnering aan iets dat heel
lang geleden was voorgevallen. Alleen voelde
hij een zware doffe pijn in zijn hoofd, alsof hij
koorts ging krijgen. Hij stond op en sloeg on
willekeurig de weg in naar zijn hut. Opeens
echter drong het tot hem door, dat die gesloten
zou zijn. Zij was niet meer van hem, ook zijn
vrouw niet en zijn kinderen en zijn akker en
zijn geweer niet. Niets had hij meer. Alles was
hem ontnomen.
Hij bleef staan en hoopte dat zijn vrouw,
mét de kleinste op haar arm, het hoofd door de
deur zou steken om hem een goede reis toe te
wensen. Maar terwijl hij het hoopte, wist hij
dat dit niet kon, niet mocht. Hij had er zo'n
behoefte aan en 't zou hem ook zo goed gedaan
hebben nog eenmaal in die goedige ogen van
zijn vader te mogen kijken. Het was onmogelijk.
Dan zou hij nog maar even langs het school
tje lopen. Hij had er voor gezorgd, dat het
schooltje in zijn dorp kwam. Daar zouden de
kindëren leren en later gedoopt worden.
Plotseling drong het tot hem door: na zijn
vertrek zou het schooltje gesloten worden. Hij
was de enigé christen in zijn dorp en de cate
chist was maar een vreemdeling. Hem zouden
ze wel het dorp uit krijgen. En dan zou alles
weer terugvallen in het oude heidendom en was
het gehate christendom voor lange tijd de pas
afgesneden.
Nu voor het eerst zag hij zich als het slacht
offer van een duivels complot. Wat eerst als
een vaag vermoeden tegen de achtergrond van
zijn gedachten had gezweefd, kwam in steeds
duidelijker vormen naar voren, totdat het op
een zeker ogenblik helder en klaar voor zijn
geest stond.
Ja, zo was het.
Nu kende hij plotseling ook de moordenaar
/an zijn oom.
Hij had geen enkel bewijs, maar hij wist het,
iet zo vast en zeker als hij wist dat hij op het
onalle paadje naar de school liep. Oom Kwesi,
le arme heiden, was het slachtoffer geworden
van de duivelachtige haat tegen het nieuwe
geloof. Om hem, Joseph, te doen verdwijnen
•n naderhand alle sporen van het vervloekte
christendom uit te wissen, had men oom Kwesi
vergiftigd.
Maar hoe was het dan mogelijk, dat zijn kip
stierf en de andere kippen bleven leven? Deze
lamenhang van omstandigheden ontglipte hem.
Hij pijnigde zijn hersens, maar kon geen op
lossing vinden. De simpele boerenneger kon
ook niet weten, dat de afgodspriester het zware
vergif onder een van zijn vingernagels verbor
gen had en het de kip had ingespoten op het
ogenblik, dat hij haar van Joseph aannam. De
kip was toen reeds dood, nog voor zij op de
/teen lag.
Het deed er ook niets toe of hij wist hoe het
orecies gebeurd was. Wat gedaan was, was ge
daan op een doortrapte, gemene manier.
Ook wist hij nu, dat de afgodspriester oom
Kwesi vermoord had. Maar wat kon hij doen?
Teruggaan naar het dorp en hem aanklagen bij
de ouderlingen? Zij zouden hem uit het dorp
ranselen; hem misschien neerschieten. Er was
immers geen bewijs en een bewijs kon nooit
gevonden worden, omdat de stamgod had ge
sproken en geoordeeld.
Hij strompelde naar het schooltje. Nog even
het gebouwtje bekijken, dat hij uit leem had
opgetrokken: alleen. Even nog de kinderen zien
en hen misschien een woordje toespreken.
Maar toen hij in die zwarte kinderogen keek,
.vist hij niets te zeggen.
Hij draaide zich om en ging.
„Goede reis," klonk zacht naast hem de stem
van de catechist.
En toen werden voor het eerst zijn ogen wa
zig, want alleen een vreemdeling had hem een
goede reis toegewenst.
A. KONINGS S.M.A.
KATHOLIEK TIJDSCHRIFT
VOOR EMIGRANTEN
DEN HAAG. (KNP). Op 6 Oc
tober a.s. zal het eerste nummer
worden uitgegeven van de „Emi
grant", het officiële orgaan van
de Katholieke Centrale Emigra
tie Stichting. Het blad zal elke
veertien dagen verschijnen en is
bestemd voor aspirant-emigran
ten, voor ouders, wier kinderen
eventuef4l in de toekomst zullen
gaan emigreren, voor hen, aan
wie uit hoofde van hun functie
regelmatig om advies wordt ge
vraagd en tenslotte voor hen, die
het thuisfront dienen te vprmen
voor alle vertrekkenden, die als
vertegenwoordigers van het Ne
derlandse volk onder niet lichte
omstandigheden een nieuw be
staan gaan opbouwen. De redactie
van het blad berust bij de Ka
tholieke Centrale Emigratie Stich
ting. Opgave voor abonnementen
Iisulindeüaan 23, Hilversum.
Lood- en zinkdiefstallen
berecht
ALKMAAR. Tijdens de zit
ting van de Politierechter werd
de Alkmaarder J. C. C. veroor-
deëld tot een boete van f 60.
subs. 20 dagen wegens diefstallen
van zink en lood.
Geslaagd
ALKMAAR. Bij het door de
Vakraad voor het Kappersbedrijf
in café Haring gehouden examen
afd. damesvak, behaalde de heer
G. Bas het diploma vakbekwaam
heid (vestigingswet).
WARMENHUïZBN, 4 Sept.
22000 kg aardappelen, schotten
9,60; grove 9,10; witte eigenhei
mers 9,7010,70; blauwe eigenh.
99JX); bintjes 9.109,30; doré
11; neerlanders 9,8010; 950 kg
bieten 8,60; 3700 kg slabonen 34
56; 12000 kg gele kool 4—13,10;
7300 kg rode kool 3,809; 42000
kg witte kool 35,60-
PURMERBND, 3 Sept. Schot
se muizen 710,50; bl. eigenhei
mers 8,4010,40; koopmans bl- 9
10,60; slabonen z. dr. 4156;
stoksnijbonen 4670; stamsnijbo-
nen 2044; pronkbonen 26—40;
komkommers 814; tomaten A
34 46; bloemkool 8—46; rode kool
5-10; groene kool 610; spina
zie 1038; sla 29; andijvie 5-
10; rode bieten 59; gare bieten
1216; bospeen 16—40; waspeen
1628: uien 1218; rode aalbes
sen 88; perziken 1228; aard
beien 1,802,10; frankenthalers
80—1,10; alicant 90; west-frisia
4765; suiker 4—42; Ontario 6
26: reine claude's 1643; reine
victoria 8—32; gele 1016; codlin
ceswick 4—14; erley victoria 4—
14: james grieve 1033; perzik
rode zomerappei 829; zigeune
rin 1439; clapp's favorite 10
43: juttepeer 1033; noordholl.
suikerpeer 421; précose de tré-
voux 1046: seigneur d'esperen
8—32: trosjes-peer 418.
HEILOO, 3 Sept. 1951. Sper-
ciebonen 4151; snijbonen 33—53;
pronkbonen 24—38; andijvie 9
14; kropsla 25; komkommer 8
10; tomaten 31—42; bloemkool
20—38; spinazie 1215; meloenen
38—44.
3 Sept. 30.000
Eersteling
GROOTEBROEK,
kg aardappelen. Eersteling grof
9.40—10.50, groot 9.10—9.40; blw.
Eigenh. grof 7.4 I -7.90, groot 8.50
9.30. Eigenh. grof 7.208.90, gr.
9.609.90, Alpha grof 7.607.70,
groot 7.307.40, Koopm. bl. grof
8.00, groot 8.50, veevoer 3.90
4.40; 5000 kg bieten A 7.20.8.30,
B 5.80; 4500 kg gele kool 4.10
7.40; 2500 kg rode kool 5.60—6.10,
doorgedraaid 27.500 kg; 27000 st.
bloemkool A 3741, A II 2122,
B 25—40, B II 11—20, stek 8—9.
ZWAAG, 3 Sept. Aardappelen
5.2010.10, spinazie 621, uien
1215, bieten 6.108.50, savoye
kool 416, rode kool 39.70, sla-
bonen 2055, snijbonen 3668,
tomaten 838, augurken 51.13,
preipeen 1.106.80, bospeen 11
—45, andijvie 510, sla 26.70,
bloemkool 1039, komkommer 8
12, perzik 2—23, zilveruien 22
55, gare biet 1116, blauwe prui
men 618, witte pruimen 9, Reine
Vict. 6—35, witte druif 40143,
Frankenthaler 62105, Prolefic
6185, bramen 88-93, Emil Royal
108, Zigeunerin 539, Jacques
Lebel 321, Perzik rode zomer
626. Manks Codlin 423, James
Grieve 1040, Beurré d'Amanlis
1626, Clapps Favorite 646,
Précose de Trévoux 24, Ananas
meloen 1538, Suikermeloen 12
57, Netmeloen 235, Trosperen
1123, Dubbele Dirk 420, Sui
kerpeer 1018, Zoete kwets 621
Reine Claude 628, Dubbele boe-
renwit 628, Belle de Louvein 6
19. Tonneboer rijp 10-16, Rens-
woude 15.
AMSTERDAM, 3 Sept. Vee.
Aangevoerd 305 runderen, handel
zeer lui. Prijzen:prima kwal. 2.65
2.72, goede kwal. 2.502.60, 3e
srt. 2.352.48, mindere soort 2.10
—2.32, alles per kg geslacht gew.;
264 varkens: prijzen hoger, 2.50
2.52, zeugen 2.552.60 p. kg gesl.
gew.: 34 vette kalveren en sop
pers 1.902.40 per kg levend ge
wicht; 22 nuchtere kalveren 1.40
1.55 per kg lev. gew.; 3 schapen.
Huidenprijs ca. 10 ct. hoger p. kg.
ROTTERDAM, 3 Sept. Vee.
Aanvoer 1304 st.: 868 vette koeien
per kg le kwal. 2.602.80, 2e kw.
2.202.50, 3e kw. 1.952.10; var
kens lev. gew. r. kg le kw. 2.18,
2e kw. 2.15, 3e kw 2.12. Aanvoer
vette koeien groot, handel lang
zaam, afloop traag. Prijzen vooral
niet hoger. Varkens aanvoer kort,
handel vlot. Prijzen aanmerkelijk
hoger. Zware varkens boven no
tering.
UTRECHT, 3 Sept. Paarden.
Aangevoerd 446 st De prijzen va
rieerden voor: luxe paarden van
9001150, werkpaarden 1501000
oude paarden 550875, paarden
boven drie jaar 700900, paarden
beneden drie jaar 600800, veu
lens 225—400, hitten 400—725. De
handel was redelijk.
HEM. 3 Sept. Schotse aardapp.
9.6010.20, Eigenheimers 8.60—
9.80, grove 7.407.80, slabonen 25
56, snijbonen 2363, andijvie 9
11, kroten 5.507.40, tomaten
2344, bloemkool 833, sla 4.60
—8.30, groene kool 15, rode kool
310.30, Frankenthaler 84101,
aardbeien 101120, Claps 1044,
Fr. suiker 1222, Zigeunerin 13—
31, Bloemezoet 1319„ blauwe
pruimen 616, Reine Vict. 627,
Reine Cloude 1233.
HOOGKARSPEL, 3 Sept. 1295
st. bloemkool A 3543, 1126 st.
id. B 25—31, 366 st. id. B II 12—
20; 153 st. id. stek 811; kroten
A 5900 kg 6.90—7.40, 3965 kg id. B
55.90; aardappelen: 2200 kg Eer
steling grof 1010.80, kriel 4.10;
2675 kg Doré fijn 8.909.50.
Een luchtopname
voetbaltournooi g
heer K. J. J. Lot
DEN HAAG De
plan tot verhoging
vorige week te Pa
landen is besloten
rekening van de Eu
Europa nog steeds
Import moet voorzii
De hernieuwde eis
ding van de agrarisc
zal hoge eisen aan
stellen, vooral in lai
derland, waar de s
van landbouwproduc
lijking met voor de
is toegenomen. Dezi
die voor geheel We:
10 pet. kan worder
inmiddels geheel opg<
de uitbreiding van di
pese bevolking met i
komstig percentage.
In Nederland wo:
ductie voor menselij
tie voor 1951/52 geri
pet. van die in 1948/
ductie-niveau ligt i
hoger dan elders. V
de waarde van 1 tc
100 stelt, was reeds
log de opbrengst per
land 392 en thans 4S
HILVERSUM I 402 I
7.00 VARA, F
20.00—24.00 V/
VARA: 7.00 nieuw
mofoonmuziek, 8.00
weerberichten, 8.18
plaatjes gezegd"; 8.1
huisvrouw, 9.00 gra
(9-309.35 waterstan:
10.00 boekbespreking,
gen wijding. VARA: 1
foonmuziek, 10.35 voo
11.00 gramofoonmuzie
gel en zang, 12.30 lai
bouwmededelingen,
het platteland. 12.38
muzs, 12.55 kalender, 3
13.15 omroeporkest, 1
ken portret, 14.15 gr,
ziek, 15.00 kinderkooi
norecital, 15.30 voor
16.00 voor de jeugd,
muziek, 17.45 regerin
Drs- W. J. Bijleveld:
'"de ontwikkeling v
sie 18.00 nieuws, II
varia, 18.20 actualit:
lichte muziek, 19.00 „1
en waterputters", cai
gramofoonmuziek, V
v. de jeugd. VARA: 2
20.05 politiek commc
;.les compagnons de
20.35 „toen t kermis v
Ie hoorspel, 21.45 „1
Destino", opera (3e e
23.00 nieuws, 23.15 ert
24.00 gramofoonmui
HILVERSUM n 291
7.00—24.00 ft.C.
NCRV; 7.00 nieuws, 7.
muziek, 7,30 gramo
'.4b een woord van c
nieuws en weerbericht
wilde muziek, 8.45 gr:
ziek, 9.00 voor de z
gramofoonmuziek, 10
dienst, 11.00 pianore
gramofoonmuz., 11.52
en tuinbouwmc
12.33 harpensemble, II
13.15 militaire report:
mofoonmuziek, 13.20
ensemble, 13.50 gra
14.45 voor de meisjes
pranen en piano, 15.25
muziek, 15.45 strijkkvs
voor de jeugd, 17.20
°™est en soliste, 18.00
18.30 lichte muziek, 1
en weerberichten, 19.:
nieuw begin", causerie
mofoonmuz., 19.40
20.00 nieuws. 20.05 gra
residentie
solist, 21.00 „inenting
berculose", causerie, 2
pole orkest en solist
„?or.' 21.55 gramofoor
viool, tenor, clavecim
merorkest, 22.45 ave
hing, 23.00 nieuws, 2
mentaal septet, 23.35-
mofoonmuziek.