Christen werd slachtoffer van duivels complot GROCK, de clown, Van artsenij tot genotmiddel Belari in «We Met trillende hand veegde hij het zweet van zijn voorhoofd weg DE HAAT VAN DE AFGODSPRIESTER Stamgod had gesproken Stamgod vergiste zich nooit Geen gewone ogen Als de kip bleef leven Zijn geest was verward terug in het circus ,,'t cruydt, 't welck so veele en seltsaeme deuchden in sich heeft' Alles was hem ontnomen „Goede reis Marktberichten VeevoeG moet Scheuring g van 200.00 AGINA 4 DINSDAG 4 SEPTEMBER 1951 JOSEPH KODZOGA klemde de kip nog vaster tegen zich aan, terwijl hij zenuw achtig naar de dansende duivelsfiguur voor hem keek. In zijn oren dreunden de zwareopwindende tonen van de trom, die, geslagen door een jongen, de danser begeleidde. Tersluiks keek hij links en rechts naar zijn familieleden, die ieder met een kip onder de arm naast hem stonden en hij zag hoe volkomen zij onder de betovering van de dans waren geraakt. Daar ver wonderde hij zich ook niet over. Zij waren immers allen nog heidenen. Hijzelf echter u/as christen geworden en mocht hieraan niet meer geloven. De Fada had hem dit dikwijls uitgelegd: iedere christen, die naar de afgodspriester gaat, voor welke reden dan ook, kan geen goed christen zijn. Hij beledigt God en stelt zich bloot aan de macht van de boze geesten. Joseph was nog niet lang geleden gedoopt en was dan ook nog vurig. Neen, hij geloofde hier niet meer aan en wilde er ook niet aan geloven, maar onwillekeurig kwam hij toch onder de indruk van het geheimzinnige rondom zich heen. Tegen zijn wil kwamen de beeldenuit het verleden voor zijn geest; uit de tijd toen hij nog heiden u<as en vast geloofde in de grote macht van de afgodspriester. Hef waren beelden van vrees en schrik voor de afgoden en voor de macht van de boze geesten, die er alleen maar op uit waren de mensen zoveel mogelijk schade en nadeel te berokkenen. Hij vocht met zichzelf, want sinds hij gedoopt was mocht hij niet meer aan die dingen denken. De danser, de afgodspriester van het dorp, was dan ook een verschijning om bang van te zijn. Zijn gezicht was bedekt met een dikke laag poeder, waardoor de sluwe ogen vinnig gluurden. Al dansend trok hij de kring rond, terwijl hij iedereen met een kwalijk verholen leedvermaak aankeek. Op zijn hoofd staken grote pluimen van witte en zwarte roofvogel veren. Zijn klederen bestonden uit gedroogde blaren, die bij iedere beweging een ritselend geluid maakten, terwijl rondom zijn polsen en enkels zware kralen van witte schelpen waren geslagen. Zijn handen zwaaiden de zwarte koe staart", het symbool van zijn macht en er was iets gevaarlijks, iets duivelachtigs in die hele opmaak, berekend om die arme, simpele negers de schrik op het lijf te jagen en hun wil en denkvermogen te verlammen. Hij was nu vlak bij Joseph aangeland. On willekeurig zette deze zich schrap als om een vijand af te weren. Gelukkig maar dat hij zich niets te verwijten had. Hij was onschuldig aan die misdaad. Hij had niets dan goeds beleefd van zijn oude oom Kwesi en nog deed het hem pijn als hij dacht aan de manier waarop hij gestorven was; zo plotseling! Vergiftigd, zei iedereen. Dat was wel zeker. Maar door wie? Natuurlijk moest het iemand van de familie zijn, want oom Kwesi at of dronk nooit bij andere mensen, daar was hij te voorzichtig voor. Was hij vergiftigd uit wraak? Uit jaloersheid? Het was bijna niet denkbaar dat iemand van hen deze misdaad had bedreven. Was het iemand anders dan oom Kwesi geweest, dan liet het zich nog indenken. Maar oom Kwesi was bemind door iedereen. Hij was goed en nooit driftig, en veel geld of bezittingen had hij ook niet En toch was er onder hen, die hier stonden te rillen en te be ven, iemand, die oom Kwesi vermoord had. Het familiehoofd, Joseph's vader, had dit dadelijk begrepen en op straffe van uitstoting uit de stam had hij hen allen gedwongen naar de af godspriester te gaan om door hem van de stam god te vernemen wie de schuldige was. Wee degene, die door het orakel zou worden aan gewezen! Als vreemdeling zou hij moeten trekken van dorp tot dorp en van stad tot stad en zijn naam zou vervloekt worden. Al zijn bezittingen, zijn vrouw en kinderen zou hij verliezen en in den vreemde zou hij zonder bescherming zijn weg moeten zoeken en zijn ziel zou na dit leven blijven ronddolen en nooit rust vinden. Uitgestoten worden is de zwaarste straf, die de neger kent. Gedood en thuis begraven wor den zou minder zwaar zijn, want, hoewel dood, zou zijn ziel toch altijd bij de zijnen blijven en gezelschap hebben. Zij rilden allen, wanneer zij dachten aan die zware straf. Het kon toch gebeuren, dat je schuldig was zonder het zelf te weten! De stam god vergiste zich immers nooit. Sprak hij iemand schuldig, dan was je het ook. Daar twij felde niemand aan. Joseph schrok op uit zijn mijmeringen en zag dat de afgodspriester reeds voor hem danste. Hjj probeerde vast in de gemene ogen voor hem te kijken. Niet de ogen neerslaan, hield hij zich voor. Zich vast en zeker tonen, dan kon hem toch niets gebeuren! Maar de ogen daar voor hem waren geen gewone ogen. Er lag iets dui velachtigs in die blik en een afschuwelijke haat brandde hem tegen. Hij schrok. Nooit had hij geweten, dat de afgodspriester hem zó haatte. Altijd immers had Joseph hem eerbiedig ge groet. Soms had hij zelfs een praatje met hém gemaakt en nooit had deze hem met minachting of afkeer behandeld. Hij wist natuurlijk, dat de afgodspriester het hem zeer kwalijk genomen had, dat hij christen geworden was, de eerste en tot nu toe de enige uit het dorp en dat hü er voor gezorgd had, dat de Fada een catechist stuurde om de kinderen te onderwijzen, maar dat de afgodspriester hem daarvoor zou haten met een dodelijke haat, dat had hij nooit kunnen dromen. Hij moest zich vergissen. Hij knipperde even met zijn ogen en richtte ze toen weer vol op de voor hem op de maat van de dans heen en weer wiegende ogen van de afgodspriester. Maar onmiddellijk daarop moest hij ze weer sluiten voor de woestheid van de haat, die hem tegen- straalde. Zo fel was die haat, dat hij er duizelig van werd. Met een gemene grijnslach danste de priester verder. Nu begon het eigenlijke gericht. Dansend nam de priester de kip van het eerste familielid en legde haar op de platte offersteen. Bleef de kip leven, dan was hij onschuldig. De kip van de eerste offeraar stierf niet. Een lange zucht van verlichting ontsnapte de doods benauwde man. Zijn gelaat verloor de kramp achtige trekken van een dierlijke angst. Met een trillende hand veegde hij het zweet weg, dat in grote droppels op zijn voorhoofd stond. De priester wierp de kip, die zijn eigendom geworden was, voor de voeten van de jongen met de trom. Om beurten volgde de een na de andere. De kippen bleven leven en de misda diger werd niet gevonden. Zou hij dan toch niet tot de familie behoren en zou werkelijk een vreemde oom Kwesi gedood hebben? Een ieder vroeg het zich. Joseph was de laatste. Uiterlijk kalm gaf hij de kip aan de danser, die haar met een scheve grijns in ontvangst nam en op de steen legde. Na enkele korte stuiptrekkingen lag de kip stil; dood!. Joseph verstijfde van schrik, zakte half door zijn knieën, terwijl hij de haat van zijn familieleden op zijn li chaam voelde branden en de stugge, korte stem van zijn vader, het familie hoofd, hoorde zeggen: „Kom, wij gaan." Dit was het einde; het vonnis. De familie had hem door de mond van zijn vader uitgestoten. Allen waren zij verbaasd geweest. Zij hadden elkaar heimelijk bespied en de een had de an der verdacht, maar bij niemand was ooit de gedachte gerezen, dat Joseph wel eens de schuldige kon zijn. Die goede Joseph, die geen vlieg kwaad deed en die zich bovendien nog bij die vreemde christenen had aangesloten, hij kon het niet gedaan hebben. Daarom trof het hun des te meer en laaide de haat tegen hem nog feller op. Niemand twijfelde aan de waarheid van dit gods- oordeel. De stamgod had gesproken en dit was het einde. Met een laatste blik vol afgrijzen wendden zij zich van hem af en gingen naar huis. Joseph stond nog steeds op dezelfde plaats. Zijn geest was verward. Hij wist alleen nog maar, dat hem een groot ongeluk getroffen had. Deze morgen nog een gelukkig en wel gesteld man in het trotse bezit van een hut met vrouw en kinderen en nu een uitgestotene, de ongelukkigste man ter wereld. Zijn gewrichten waren als water zo zwak en in zijn hoofd bonsde een doffe pijn. Hij keek om zich heen over het verlaten dorpsplein Allen waren verdwenen, zijn familieleden, de dorpsbewoners, die het gericht met grote belangstelling hadden ge volgd, de afgodspriesters Zelfs de kleine kinderen, die enkele minuten geleden nog argeloos speelden, waren op een barse wenk van hun ouders stil in de hutten gekropen, niets begrijpend van dit alles, alleen vermoedend dat er rondom hen heen iets ergs was voorgevallen. Hij wist dat men hem be gluurde door de spleten der hutten, sommigen met spot, anderen met haat en verachting. Ook wist hij, dat zijn oude vader nu op het erf zou zitten, onder de bananenboom. Daar ging hij altijd heen wanneer hij iets ernstigs te overdenken had. Hij voelde met de oude man mee: de harde pijn van verdriet om die ont goocheling van zijn oudste zoon, zijn eerstge borene, die na zijn dood het familiehoofd had moeten worden. Ook was er nog de verachting van het gehele dorp voor de vader van een familie-moordenaar. Als de zoon zo slecht was, kon de vader niet veel beter zijn. Hij zag in zijn geest hoe zijn vader, de gewone, eenvoudige man, die altijd rechtvaardig geleefd had en door een ieder geëerbiedigd werd, het hoofd liet hangen en het leven en de hardheid van het lot vervloekte. En zijn vrouw en kinderen? Zou Adzoa hem ook voor schuldig houden? Zij moest hem toch beter kennen. Maar neen; ook Adzoa en zijn kinderen zou- FRANKFURT (A.P.). Crock, de beroemde Europese clown, is terug in de circus-arena. Na een fortuin te hebben verloren met het maken van twee films, die het niet deden, trok de in Zwitserland geboren komiek zich uit het amusementsbedrijf terug, maar slechts tijdelijk. Bij het hoofdstation te Mün- chen werd een proef genomen met het aanbrengen van een luidsprekers-installatie op de verkeersverhoging, ten bate van de agent, die ter plaatse het verkeer moet regelen. Hij heeft daardoor de mogelijk heid per luidspreker de ver- keerszondaren tot de orde te roepen. Zijn speculatieve filmproduc tie bracht hem aan de rand van de ondergang maar de tegenslag vermocht niet zijn geestkracht te breken en nu heeft hij zijn eigen circus en maakt opnieuw een tournée door Europa, dat bijna een halve eeuw aan zijn voeten •heeft gelegen. Grock is nu 71 jaar, maar on danks zijn hoge leeftijd weet hij zijn publiek nog te pakken. Als hij in zijn soepjurkachtige jas en zijn flodderbroek onder het licht der schijnwerpers in de arena strompelt, is het applaus oorverdovend. Het is een hulde aan zijn grootheid als kunstenaar van de lach. Ziin eigen optreden vormt het laatste deel van de voorstelling. Het duurt een vol uur en is zwaar genoeg om een man van slechts de helft van Grock's leef tijd uit te putten. Hij huppelt én valt en raapt zichzelf op met een verslagen uitdrukking op zijn gelaat. Hij gaat op een stoel zitten, die zon der mankeren in elkaar valt. Hij zingt met een krakend keel geluid en danst met rare bokke- sprongen. Hij speelt op een mi niatuurviool, een concertina en een enorme vleugel, die op een draaibaar podium is geplaatst en op het juiste ogenblik voor het publiek zichtbaar wordt. Ondertussen babbelt hij in ra zend tempo aan één stuk door met zijn in smoking geklede as sistent, Alfred Schate. die 14 jaar lang met hem heeft samen gewerkt. Het nummer kan worden ge bracht in tien talen naar gelang van de plaats waar het circus optreedt. Na een tournée door Duitsland gaat het Circus-Grock naar Scandinavië, Frankrijk, Italië, Spanje en Engeland. Grock, wiens ware naam Adrien Wettach is, Werd gebo ren in de buurt van Bern in Zwitserland. Op 14-jarige leeftijd liet hij zijn baantje van horloge- makersleérling in de steek en begon hij zijn loopbaan als clown. Later werd hij een van de best betaalde amusementskunste naars van Europa. den hem met de vinger nawijzen. Waar de afgod gesproken had, daar kon niet meer de minste twijfel zijn. Zo was het nu eenmaal. Maar waarom? Waarom had dit ongeluk hem moeten treffen? Deze vraag woelde in zijn ver ward brein en zocht naar een antwoord. Of was hij werkelijk schuldig? Neen, dat was hij niet! Hoe onoplosbaar het raadsel ook voor hem was, zijn oom Kwesi, de man, die hij om zijn kwinkslagen en goed hu meur zo graag mocht, had hij niet vermoord. Dit was het enige waarvan hij nog zeker was. Hij was onschuldig. Maar dan? Langzaam maar zeker kreeg de vreselijke ge dachte vorm. Ja, zo moest het zijn. Het kon niet anders. De toorn van de afgod was over hem uitgestort, omdat hij zijn volk verzaakt had en christen geworden was. Zou de Fada hem dan toch bedrogen hebben? Keer op keer had hij Joseph gezegd zich om de afgoden niet te bekommeren. Zij bestonden im mers niet en konden hem dus geen kwaad doen. Zij waren de uitvindingen van de duivel om hem te bedriegen en van de goede God af te houden. Dikwijls had de Fada hem voorspeld, dat hij grote moeilijkheden zou te overwinnen krijgen, indien hij christen werd, omdat de stam, waartoe hij behoorde, zo volslagen hei dens was en dat hij grote tegenwerking zou ondervinden. Hij had de Fada hierin niet ge loofd. Hij kende zijn eigen mensen toch beter dan de Fada en iedereen in het dorp mocht hem graag. Zou de Fada meer geweten hebben en toch nog gelijk hebben? Ook had de Fada nog gezegd, dat wat er ook mocht gebeuren, hij veel moest bidden en altijd moest bidden, dan zou God hem helpen. Ja, dat was het. Bidden zou hij, dan zou alles weer goed komen. Langzaam strengelden zich zijn ruwe werkhanden en ging hij op zijn knieën zitten, midden op het pleintje, onder al die glurende ogen achter de spleten der hutten. Daaraan dacht hij niet meer. Vergeten waren die ogen en wat er zo juist gebeurd was. Bid den moest hij, dat had de Fada hem bevolen. Wannéér de tabak „*t cruydt' 't welck so veele en selt saeme déuchden In sich heeft", voor het eerst in Europa werd ingevoerd, valt niet met zekerheid tc zeggen. Het gangbare verhaal luidt dat de Spanjaarden in 1493 op Cuba rokende inboorlingen aantroffen en dat ze, verleid door de lieflijke geur van het brandend kruid, spoedig de kunst van toeback suygen" of van „een pijpje smoock drinoken" hebben aangeleerd en dat zij zich haastten om de nieuw ont dekte weldadigheid naar Spanje over te brengen, en vanuit dit land zou de victorie van de tobacco zijn begonnen. Daarbij wordt nog ais historische waarheid verkondigd dat de Spaange krijgsbenden van Karei V rokend door Europa trokken en in alle Landen die zij met hun tegenwoordigheid vereerden, als leermeesters in de nobele rookkunst optraden, zowel vrouwen als mannen als dankbare discipelen aan treffend. Dit schone verhaal mist helaas veel van het be standdeel „waarheid", vooral uit onderzoekingen der laatste jaren is gebleken dat de tabak oorspronkelijk als genees middel diende. FANATIEK VERZET TEGEN 'T ROKEN, MAAR DE ROKER WON HET PLEIT Het was in het jaar 1560 dat Jean Nicot, gezant van Frankrijk bij het Hof van Portugal door een Hollands koopman met de tabaksplant in aanraking is gekomen. Hij liet ze door een kruidkundige onderzoeken en deze bevond dat het sap der bladeren pijnstillende krachten bevat te. Deze ontdekking was de grote sensatie van het jaar. Alle kruidkundigen zetten zich aan de bestudering van tabaksbladeren, die inder daad door Spaanse schepen werden aangevoerd. Onze landgenoot Rembertus Dodo- naeus of Dodoens beschrijft in zijn „Cruydtboeck" waarin ,,'t fatsoen, naem, natuerre, cracht ende werekinge van den toeback" nauwkeurig worden vastgelegd, de heil zame werking van het ta bakssap. De Antwerpse dok ter Aegidius Everardus noem de het „Nicotiana tabacum" het beste geneesmiddel „voor alle lijders aan pijnen des hoofds". Tot het jaar 1600 toe werd de tabaksplant dan ook bijna uitsluitend in de kruidentuin of in de artsenijwinkel aan getroffen. Tot in Italië en Rome toe, waar kardinaal Alfonso de Medici de grote propagandist voor het nieuwe geneesmid del was. De „rokende inboorlingen" bestonden wel, maar eerst na 1520 hebben Spanjaarden, Engelsen en later ook Hol landers hun die kunst afge keken. Spaanse soldaten en Engelse matrozen samen heb ben Europa leren roken. Aan vankelijk vond men het een schande het kostbare genees middel aldus te misbruiken. Luister slechts naar de or donnantie van koning Jaco bus I van Engeland, in 1604 uitgevaardigd: „Dat tot nog toe alleen voorname lieden zich van de tabak óls geneesmiddel be dienden. was een voortreffe lijke zaak. Doch thans ga-at een hoop gemeen volk van de laagste stand, van de kost bare plant een dergelijk ge bruik maken, dat daardoor de gezondheid bedorven wordt, het geld den lande uitgaat, en anders vruchtbare grond wordt, door het telen van het voor hem schadelijk kruid, geruïneerd. Weshalve wij besloten hebben het mis bruiken daarvan te verbie den, op elk pond tabak zal zulk een zware belasting ge heven wotden. dat de gemene lieden het niet meer kunnen bekomen". Koning Jacobus stond niet alleen in zijn verontwaardi ging. Turken hadden van En gelsen en Hollanders het ro ken geleerd en sultan Murad III liet als afschrikwekkend voorbeeld een zijner onder danen die gerookt had, met een door de neus gestoken pijp, door alle straten van Constantinopel rondleiden. Abbas de Grote van Perzië gaf een bevel om een koop man. die met tabak in de le gerplaats was aangekomen, met pak en zak te verbran den. En in het Zwitserse kan ton Bern werd nog in 1661 een verordening tegen het roken uitgevaardigd, het ro ken van tabak werd naar een politie-verordening van dat jaar als misdaad geplaatst onder de rubriek „Gij zult niet echtbreken"! Nog in 1675 werd de roker daar bestraft met boete, gevangenisstraf en te pronkstelling. Maar de bestrijders hadden toen de kamp reeds lang ver loren. Het pijproken was niet uit te bannen geweest; in West-Europa had men zich daarbij neergelegd, lang vóór 1650. In de meeste steden verrezen „tabagies" of „ta- bagiën" waar de poorters bij eenkwamen om hun pijpje te roken. Deze instellingen wer den meestal door vrouwen beheerd, die zelf dapper mee deden. Voorts in koffiehuizen en taveernen placht men ge woonlijk een pijp te stoppen: „het roken wekt de dorst" en op zijn beurt deed het ge bruik van alcohol de dam pers weer spoedig naar een pijpje verlangen. Huygens spotte: „Soo sijn sy stadigh aen 't gelepp of aen 't ge- smook" en vraagt „Droogen se om 't genatt, of natten 's om het droegen?" Het „wondercruyt" werd niet alleen bij hele scheeps ladingen te gelijk van over zee aangevoerd, maar sinds 1636 ook in ons eigen land verbouwd. Wageningen, Rhe- nen en vooral de omstreken van Amersfoort kregen uit gestrekte tabaksplantages, voorheen bouw- of grasland. DE KUNST VAN ..TOEBACK SUYGEN': Toch bleef de echte roker de buitenlandse tabak prefere ren, want alle proefnemingen ten spijt, behield de inlandse ,,de eigenbouw" een on aangename geur. Ons tabaksverhaal is feite lijk nog lang niet ten einde, want de vraag hoe de tabak verkrijgbaar werd gesteld, hoe de roker moeBt manoeu vreren om het geurig blad in z'n pijp te krijgen, welke spe ciale eisen de vrouw aan blad en pijp stelde, dit alles vormt een afzonderlijk punt. Waar bij dan nog het vermaarde snuiven komt, dat een 17de eeuwse criticus de klacht ont lokte; ,,'s Mensen voorgevel heeft tegenwoordig veel weg van twee poorten, waarin karren vol vuilnis gaan". De pijp van Verka Alleen nog iets over de pij- penindustric, welke een be langrijke plaats ging inne men. Amsterdam, Haarlem, Utrecht, Schoonhoven, Alfen aan den Rijn en vooral Gouda vervaardigden stenen pijpen. Gondii nam de leiding toen daar in 1630 Willem Stevens de Jonge aardige korte pijp jes, met dunne stelen en klei ne kopjes bakte. Deze model len vielen buitengewoon in de smaak. Ook de beroemde pijpenbakker Jan Jacobszoon Verka hield zich voorlopig nog aan de korte pijp, eerst rond 1650 begon hij de be kende lange gouwenaars te vervaardigen. De toenmalige burgervader Govert Cincq richtte voor Verka een grote pijpenfabriek op. En uit dankbaarheid liet Jan Jacobs zoon op zijn lange pijpen een kleine 5 (cing) stempelen. Nog vele jaren na beider dood was de vijf op de pijp het bewijs van „echt gouwe naarschap". W. VAN DE PAS. En half luid en stokkend bad hij: „Onze Va der, die in de hemelen zijt, geheiligd zij Uw Naam", en toen nog een „Weesgegroet". Lang zaam bad hij, langzaam en zeker, zoals de Fada hem dit geleerd had. Het werd stil in hem en de stilte rondom hem werd nog groter. Hij wist nu wat hij doen moest. Hij zou naar de Fada gaan ën hem alles vertellen; die Wist zeker raad; die wist alles. Die zou hem zeggen wat hem te doen stond. Hij was kalm nu. De gebeurtenissen van déze morgen waren op de achtergrond gedrongen, vervaagd, als een herinnering aan iets dat heel lang geleden was voorgevallen. Alleen voelde hij een zware doffe pijn in zijn hoofd, alsof hij koorts ging krijgen. Hij stond op en sloeg on willekeurig de weg in naar zijn hut. Opeens echter drong het tot hem door, dat die gesloten zou zijn. Zij was niet meer van hem, ook zijn vrouw niet en zijn kinderen en zijn akker en zijn geweer niet. Niets had hij meer. Alles was hem ontnomen. Hij bleef staan en hoopte dat zijn vrouw, mét de kleinste op haar arm, het hoofd door de deur zou steken om hem een goede reis toe te wensen. Maar terwijl hij het hoopte, wist hij dat dit niet kon, niet mocht. Hij had er zo'n behoefte aan en 't zou hem ook zo goed gedaan hebben nog eenmaal in die goedige ogen van zijn vader te mogen kijken. Het was onmogelijk. Dan zou hij nog maar even langs het school tje lopen. Hij had er voor gezorgd, dat het schooltje in zijn dorp kwam. Daar zouden de kindëren leren en later gedoopt worden. Plotseling drong het tot hem door: na zijn vertrek zou het schooltje gesloten worden. Hij was de enigé christen in zijn dorp en de cate chist was maar een vreemdeling. Hem zouden ze wel het dorp uit krijgen. En dan zou alles weer terugvallen in het oude heidendom en was het gehate christendom voor lange tijd de pas afgesneden. Nu voor het eerst zag hij zich als het slacht offer van een duivels complot. Wat eerst als een vaag vermoeden tegen de achtergrond van zijn gedachten had gezweefd, kwam in steeds duidelijker vormen naar voren, totdat het op een zeker ogenblik helder en klaar voor zijn geest stond. Ja, zo was het. Nu kende hij plotseling ook de moordenaar /an zijn oom. Hij had geen enkel bewijs, maar hij wist het, iet zo vast en zeker als hij wist dat hij op het onalle paadje naar de school liep. Oom Kwesi, le arme heiden, was het slachtoffer geworden van de duivelachtige haat tegen het nieuwe geloof. Om hem, Joseph, te doen verdwijnen •n naderhand alle sporen van het vervloekte christendom uit te wissen, had men oom Kwesi vergiftigd. Maar hoe was het dan mogelijk, dat zijn kip stierf en de andere kippen bleven leven? Deze lamenhang van omstandigheden ontglipte hem. Hij pijnigde zijn hersens, maar kon geen op lossing vinden. De simpele boerenneger kon ook niet weten, dat de afgodspriester het zware vergif onder een van zijn vingernagels verbor gen had en het de kip had ingespoten op het ogenblik, dat hij haar van Joseph aannam. De kip was toen reeds dood, nog voor zij op de /teen lag. Het deed er ook niets toe of hij wist hoe het orecies gebeurd was. Wat gedaan was, was ge daan op een doortrapte, gemene manier. Ook wist hij nu, dat de afgodspriester oom Kwesi vermoord had. Maar wat kon hij doen? Teruggaan naar het dorp en hem aanklagen bij de ouderlingen? Zij zouden hem uit het dorp ranselen; hem misschien neerschieten. Er was immers geen bewijs en een bewijs kon nooit gevonden worden, omdat de stamgod had ge sproken en geoordeeld. Hij strompelde naar het schooltje. Nog even het gebouwtje bekijken, dat hij uit leem had opgetrokken: alleen. Even nog de kinderen zien en hen misschien een woordje toespreken. Maar toen hij in die zwarte kinderogen keek, .vist hij niets te zeggen. Hij draaide zich om en ging. „Goede reis," klonk zacht naast hem de stem van de catechist. En toen werden voor het eerst zijn ogen wa zig, want alleen een vreemdeling had hem een goede reis toegewenst. A. KONINGS S.M.A. KATHOLIEK TIJDSCHRIFT VOOR EMIGRANTEN DEN HAAG. (KNP). Op 6 Oc tober a.s. zal het eerste nummer worden uitgegeven van de „Emi grant", het officiële orgaan van de Katholieke Centrale Emigra tie Stichting. Het blad zal elke veertien dagen verschijnen en is bestemd voor aspirant-emigran ten, voor ouders, wier kinderen eventuef4l in de toekomst zullen gaan emigreren, voor hen, aan wie uit hoofde van hun functie regelmatig om advies wordt ge vraagd en tenslotte voor hen, die het thuisfront dienen te vprmen voor alle vertrekkenden, die als vertegenwoordigers van het Ne derlandse volk onder niet lichte omstandigheden een nieuw be staan gaan opbouwen. De redactie van het blad berust bij de Ka tholieke Centrale Emigratie Stich ting. Opgave voor abonnementen Iisulindeüaan 23, Hilversum. Lood- en zinkdiefstallen berecht ALKMAAR. Tijdens de zit ting van de Politierechter werd de Alkmaarder J. C. C. veroor- deëld tot een boete van f 60. subs. 20 dagen wegens diefstallen van zink en lood. Geslaagd ALKMAAR. Bij het door de Vakraad voor het Kappersbedrijf in café Haring gehouden examen afd. damesvak, behaalde de heer G. Bas het diploma vakbekwaam heid (vestigingswet). WARMENHUïZBN, 4 Sept. 22000 kg aardappelen, schotten 9,60; grove 9,10; witte eigenhei mers 9,7010,70; blauwe eigenh. 99JX); bintjes 9.109,30; doré 11; neerlanders 9,8010; 950 kg bieten 8,60; 3700 kg slabonen 34 56; 12000 kg gele kool 4—13,10; 7300 kg rode kool 3,809; 42000 kg witte kool 35,60- PURMERBND, 3 Sept. Schot se muizen 710,50; bl. eigenhei mers 8,4010,40; koopmans bl- 9 10,60; slabonen z. dr. 4156; stoksnijbonen 4670; stamsnijbo- nen 2044; pronkbonen 26—40; komkommers 814; tomaten A 34 46; bloemkool 8—46; rode kool 5-10; groene kool 610; spina zie 1038; sla 29; andijvie 5- 10; rode bieten 59; gare bieten 1216; bospeen 16—40; waspeen 1628: uien 1218; rode aalbes sen 88; perziken 1228; aard beien 1,802,10; frankenthalers 80—1,10; alicant 90; west-frisia 4765; suiker 4—42; Ontario 6 26: reine claude's 1643; reine victoria 8—32; gele 1016; codlin ceswick 4—14; erley victoria 4— 14: james grieve 1033; perzik rode zomerappei 829; zigeune rin 1439; clapp's favorite 10 43: juttepeer 1033; noordholl. suikerpeer 421; précose de tré- voux 1046: seigneur d'esperen 8—32: trosjes-peer 418. HEILOO, 3 Sept. 1951. Sper- ciebonen 4151; snijbonen 33—53; pronkbonen 24—38; andijvie 9 14; kropsla 25; komkommer 8 10; tomaten 31—42; bloemkool 20—38; spinazie 1215; meloenen 38—44. 3 Sept. 30.000 Eersteling GROOTEBROEK, kg aardappelen. Eersteling grof 9.40—10.50, groot 9.10—9.40; blw. Eigenh. grof 7.4 I -7.90, groot 8.50 9.30. Eigenh. grof 7.208.90, gr. 9.609.90, Alpha grof 7.607.70, groot 7.307.40, Koopm. bl. grof 8.00, groot 8.50, veevoer 3.90 4.40; 5000 kg bieten A 7.20.8.30, B 5.80; 4500 kg gele kool 4.10 7.40; 2500 kg rode kool 5.60—6.10, doorgedraaid 27.500 kg; 27000 st. bloemkool A 3741, A II 2122, B 25—40, B II 11—20, stek 8—9. ZWAAG, 3 Sept. Aardappelen 5.2010.10, spinazie 621, uien 1215, bieten 6.108.50, savoye kool 416, rode kool 39.70, sla- bonen 2055, snijbonen 3668, tomaten 838, augurken 51.13, preipeen 1.106.80, bospeen 11 —45, andijvie 510, sla 26.70, bloemkool 1039, komkommer 8 12, perzik 2—23, zilveruien 22 55, gare biet 1116, blauwe prui men 618, witte pruimen 9, Reine Vict. 6—35, witte druif 40143, Frankenthaler 62105, Prolefic 6185, bramen 88-93, Emil Royal 108, Zigeunerin 539, Jacques Lebel 321, Perzik rode zomer 626. Manks Codlin 423, James Grieve 1040, Beurré d'Amanlis 1626, Clapps Favorite 646, Précose de Trévoux 24, Ananas meloen 1538, Suikermeloen 12 57, Netmeloen 235, Trosperen 1123, Dubbele Dirk 420, Sui kerpeer 1018, Zoete kwets 621 Reine Claude 628, Dubbele boe- renwit 628, Belle de Louvein 6 19. Tonneboer rijp 10-16, Rens- woude 15. AMSTERDAM, 3 Sept. Vee. Aangevoerd 305 runderen, handel zeer lui. Prijzen:prima kwal. 2.65 2.72, goede kwal. 2.502.60, 3e srt. 2.352.48, mindere soort 2.10 —2.32, alles per kg geslacht gew.; 264 varkens: prijzen hoger, 2.50 2.52, zeugen 2.552.60 p. kg gesl. gew.: 34 vette kalveren en sop pers 1.902.40 per kg levend ge wicht; 22 nuchtere kalveren 1.40 1.55 per kg lev. gew.; 3 schapen. Huidenprijs ca. 10 ct. hoger p. kg. ROTTERDAM, 3 Sept. Vee. Aanvoer 1304 st.: 868 vette koeien per kg le kwal. 2.602.80, 2e kw. 2.202.50, 3e kw. 1.952.10; var kens lev. gew. r. kg le kw. 2.18, 2e kw. 2.15, 3e kw 2.12. Aanvoer vette koeien groot, handel lang zaam, afloop traag. Prijzen vooral niet hoger. Varkens aanvoer kort, handel vlot. Prijzen aanmerkelijk hoger. Zware varkens boven no tering. UTRECHT, 3 Sept. Paarden. Aangevoerd 446 st De prijzen va rieerden voor: luxe paarden van 9001150, werkpaarden 1501000 oude paarden 550875, paarden boven drie jaar 700900, paarden beneden drie jaar 600800, veu lens 225—400, hitten 400—725. De handel was redelijk. HEM. 3 Sept. Schotse aardapp. 9.6010.20, Eigenheimers 8.60— 9.80, grove 7.407.80, slabonen 25 56, snijbonen 2363, andijvie 9 11, kroten 5.507.40, tomaten 2344, bloemkool 833, sla 4.60 —8.30, groene kool 15, rode kool 310.30, Frankenthaler 84101, aardbeien 101120, Claps 1044, Fr. suiker 1222, Zigeunerin 13— 31, Bloemezoet 1319„ blauwe pruimen 616, Reine Vict. 627, Reine Cloude 1233. HOOGKARSPEL, 3 Sept. 1295 st. bloemkool A 3543, 1126 st. id. B 25—31, 366 st. id. B II 12— 20; 153 st. id. stek 811; kroten A 5900 kg 6.90—7.40, 3965 kg id. B 55.90; aardappelen: 2200 kg Eer steling grof 1010.80, kriel 4.10; 2675 kg Doré fijn 8.909.50. Een luchtopname voetbaltournooi g heer K. J. J. Lot DEN HAAG De plan tot verhoging vorige week te Pa landen is besloten rekening van de Eu Europa nog steeds Import moet voorzii De hernieuwde eis ding van de agrarisc zal hoge eisen aan stellen, vooral in lai derland, waar de s van landbouwproduc lijking met voor de is toegenomen. Dezi die voor geheel We: 10 pet. kan worder inmiddels geheel opg< de uitbreiding van di pese bevolking met i komstig percentage. In Nederland wo: ductie voor menselij tie voor 1951/52 geri pet. van die in 1948/ ductie-niveau ligt i hoger dan elders. V de waarde van 1 tc 100 stelt, was reeds log de opbrengst per land 392 en thans 4S HILVERSUM I 402 I 7.00 VARA, F 20.00—24.00 V/ VARA: 7.00 nieuw mofoonmuziek, 8.00 weerberichten, 8.18 plaatjes gezegd"; 8.1 huisvrouw, 9.00 gra (9-309.35 waterstan: 10.00 boekbespreking, gen wijding. VARA: 1 foonmuziek, 10.35 voo 11.00 gramofoonmuzie gel en zang, 12.30 lai bouwmededelingen, het platteland. 12.38 muzs, 12.55 kalender, 3 13.15 omroeporkest, 1 ken portret, 14.15 gr, ziek, 15.00 kinderkooi norecital, 15.30 voor 16.00 voor de jeugd, muziek, 17.45 regerin Drs- W. J. Bijleveld: '"de ontwikkeling v sie 18.00 nieuws, II varia, 18.20 actualit: lichte muziek, 19.00 „1 en waterputters", cai gramofoonmuziek, V v. de jeugd. VARA: 2 20.05 politiek commc ;.les compagnons de 20.35 „toen t kermis v Ie hoorspel, 21.45 „1 Destino", opera (3e e 23.00 nieuws, 23.15 ert 24.00 gramofoonmui HILVERSUM n 291 7.00—24.00 ft.C. NCRV; 7.00 nieuws, 7. muziek, 7,30 gramo '.4b een woord van c nieuws en weerbericht wilde muziek, 8.45 gr: ziek, 9.00 voor de z gramofoonmuziek, 10 dienst, 11.00 pianore gramofoonmuz., 11.52 en tuinbouwmc 12.33 harpensemble, II 13.15 militaire report: mofoonmuziek, 13.20 ensemble, 13.50 gra 14.45 voor de meisjes pranen en piano, 15.25 muziek, 15.45 strijkkvs voor de jeugd, 17.20 °™est en soliste, 18.00 18.30 lichte muziek, 1 en weerberichten, 19.: nieuw begin", causerie mofoonmuz., 19.40 20.00 nieuws. 20.05 gra residentie solist, 21.00 „inenting berculose", causerie, 2 pole orkest en solist „?or.' 21.55 gramofoor viool, tenor, clavecim merorkest, 22.45 ave hing, 23.00 nieuws, 2 mentaal septet, 23.35- mofoonmuziek.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuw Noordhollandsch Dagblad : voor Alkmaar en omgeving | 1951 | | pagina 4