Het ontstaan van Texel. Allerlei. Landbouw. Graaf Yamagata. Hij heeft mij II. van Onrust' en de noordpunt voor men 2| pet. zout, op inmaak- zeggen. u de waar heid te zeggen en niets anders dan de waarheid. Nieuwe, aarzeling van Iets nieuws. Professor: Ziet u, mijne heeren, in deze lucifer zijn drie natuurproducten vertegenwoordigd. De zwavel behoort tot het delfstoffenrijk, het hout tot het plantenrijk en de hand, die hem vast houdt tot het dierenrijk 1 Een middel tegen brandwonden. Als een zeer heilzaam geneesmiddel tegen brandwonden kan het volgende zeer eenvoudige recept aangewend worden. de vermenging van den dooier van een legt deze zalf op een stuk bedekt daarmede de brand- een Hors", de bol" naar Holland 2. die in zuidoostelijke richting „de Bollen", „Balgzand" en Ewijksluis en 3. die in oostelijke richting van Texel tot nabij de kust van Friesland over „de vlakte van Kerken", „Den Hengst'' en „de Waard", tot niet ver van Makkum. Wanneer we al wat tot heden om trent de wording van Texel in ’t midden gebracht is, kort samen vatten, verkrijgt men het volgende overzicht 1. Texel’ als zeebodem. 2. Opheffing van dien bodem. Hooge- berg. 3. Texel deel van een groote land tong,'voor het haff. 4. Het haff wordt gevuld 'niet veen. Dit veen zoowel als de landtong ver bindt Texel met het vaste land. 5. Tijdperk der groote revolution (overstroomingen, stormvloeden, weg- spoeling van het laag veen, ontstaan der Zuiderzee). 6. Verbrokkeling der landtong ont staan der Wadden eilanden in ’t alge meen en van Texel in ’t bijzonder. Niet enkel in deez’ zee van licht, Waar God zijn troon heeft opgericht Niet enkel hier beneên op aard, Waar berg en golf en zee zich paart Met ’t eiland in zijn kleurenpracht Niet daarin slechts ziet men Gods macht in uzelf, hoe wonderschoon God daar Zijn wijsheid spreidt ten toon. Bemoedigend. Heb je mijn schilderij naar de tentoonstelling gebracht Ja, meneer. En wat zeiden de heeren van de commissie O, ’t scheen hun goed te bevallen, want ze moesten er allen om lachen. In vliegenden draf kwam een ruiter den grooten weg af, die de provincie Chiochiou doorsnijdt. Hij droeg het costuum en de eereteekenen van een’ Japanschen mandarijn van den hoog- sten militairen rang, maar uit meer gevierd schrijver beweert, dat Eierlanc van Texel, Huisduinen van Callantsoog, dit van Petten en Petten van Kamper duin zou afgescheiden zijn, indien de mensch dit niet belet had, want tusschen Eierland en Kamperduin was de duin- gordel begonnen zich in 5 deelen of eilanden te splitsen: Eierland, zuidelijk Texel, Huisduinen, Callantsoog en Petten, waartusschen een vlak stranc lag, dat omstreeks 1600 voor Den Helder sedert geruimen tijd tot een zeegat was uitgespoeld. Door kolossale werken (Hondsbossche, Zijper Zanddijk) heeft men het gevaar geweerd. En toch had er niet veel bij moeten komen of de geweldige storm van 23 December 1894, die nog versch in 't geheugen ligt, had de duinen bij Callantsoog weggeslagen, om de noordpunt van Noord Holland tot een eiland te maken Doch genoeg hiervan. Die verbrokkeling schijnt een en drie ruggen of rijen wijzen nog heden op de onaangenamen smaak, reden waarom ze niet voor de zuivelbereiding mag gebruikt worden. Ze hoort der koe toe en anders, kalveren en varkens versmaden haar ook niet. 4. Verwijdering van de melk uit den stal, zoo spoedig mogelijk, ook van het land. Dat de lucht in den stal in samenstelling niet gelijk aan de damp kringslucht kan zijn, behoeft geen betoog ze is altijd min of meer verontreinigd. En dan de melk er zoo lang in laten staan tot de laatste koe gemolken is ’t Kan er niet van door. Of is melk geen teer artikei en gevoelig voor on reinheid in de hoogste mate Neemt ze niet de geringste kiemen voor bederf onmiddellijk in zich op, waar zij ze vindt? Warmte is ook een vijandin van haar. Men late daarom de melk buiten niet langer aan de werking der zon blootstaan dan strikt noodig is, maar brenge een gevulden emmer zoo schielijk mogelijk naar huis, naar den koelbak. 5. Af koelen der melk tot op 10° C. Hoe langer de melk zoet blijft, hoe beter de room zijn zal, en ze blijft langer zoet, naarmate ze kouder is. Er steekt verdienste in om de melk, direct na het melken, af te koelen. Wachten in deze is niet te verdedigen. Wie het goede wil, moet alle zeilen bijzetten. 6. Een ruime, frissche melkkelder. Ruim en frisch verklaren beide zich- zelven. Toch een toelichting voor het laatste. In sommige bedrijfjes (ook groote bedrijven?) doet de melkkelder tevens dienst als provisiekast, d. i. als bewaarplaats voor gekookt en ongekookt dan één verschijnsel bleek, dat hij bij het stijgen op de maatschappelijke ladder het niet ver had gebracht in de rijkunst. In plaats van zijn strijdros, dat met onstuimige vaart voortholde en als een wervelwind voorbijvloog, in te houden, had hij de teugels laten glippen, om zich met twee handen vast te klemmen aan de manen volgens de ouderwetsche rijmethode, eertijds in zwang bij de bewoners van het Rijk der Opgaande Zon. Er bleef den wakkeren krijgsman nog slechts één kans op behoud over: een voorbijganger moest hem te hulp komen, doch te vergeefs slaakte hij wanhopige kreten de vrouwen vlucht ten schreeuwende weg, de mannen weken met eerbiedige haast uit voor den hoogen rang van den ruiter en den bliksemsnellen galop van zijn ros. In de algerneene verwarring en laf hartigheid had alleen een kind van tien jaar zijn koelbloedigheid niet verloren. Het was een slanke, leerzame knaap, eene hand een parasol en in De bijna van 24 uur ouden room. Moge men na 2 etmalen al een weinigje room meer verkrijgen dan na 36 uur bijv., wat baat dit, als de jongere meer be geerlijk is en meer loonend dan de oudere Het goede is veel, het vele niet altijd goed. 9. Een juiste temperatuur van den room bij het karnen. Deze leert ieder voor zich door ondervinding. Vóór het karnen zij gemiddeld de temperatuur van room 12° C. in den zomer’s win ters evenwel 15°. Den room mag men niet warmer of kouder maken door bijvoeging van water; immers, dit kan min of meer onrein zijn en dus een mindere kwaliteit boter veroorzaken. Karns met dubbelen wand verdienen aanbevelingook maakt men ter ver warming of verkoeling van room ge bruik van blikken bussen, die men óf met warm óf met koud water vult en dan in den room hangt. 10. Zorgvuldig uitwasschen en kneden van den boter. Het spreekt vanzelf dat de karnemelk uit de boter moet ver wijderd worden. Eén drupje, dat achterblijft, zal niet nalaten een’ schade lijken invloed op het verkregen product uit te oefenen. Voor bedoelde kunst bewerking neme men ki istalhelder water. Een boterkneder is onmisbaar om de boter melkvrij te maken en daarna het zout door haar heen te werken. Met geen handen aan boter komen 1 11. Eet gebruik van fijn, zuiver zout. Op boter voor dadelijke consumptie gebruike i boter 5 ii 6 pet. feit te zijn zandplaten vroegere verbinding van Texel met den vasten wal. Die ruggen zijn 1. die in zuidelijke richting over „de de u Razende van Noord- 7. Het tijdperk der inpolderingen, waarop we nader terugkomen, om te besluiten met de noodige bewijzen, dat Texel voorheen wel degelijk aan het vaste land verbonden was. De Cocksdorp op Texel. P. DEUZEMAN. Verbetering. In kolom 3, regel 36 van onder in het vorig artikel, leze men voor „de ebbe" „den vloed". In een vorig artikel is vermeld, dat het ten oosten en zuidoosten van Texel gevormde haff zich na de periode van kleibezinking gevuld had met laag veen. Dit was slechts een deel van den grooten laagveen-gordel, die van Rotterdam tot de Dollait Nederland nog thans door snijdt. Die veengronden waren gewoon lijk los en niet zeer stevig met den onderliggenden bodem verbonden soms zelfs waren die gronden in drijvenden of vlottenden toestand, zooals men dit tegenwoordig nog kan waarnemen in het noordwesten van Overijsel (drijf- tillen). ’t Behoeft dus geenszins ver wondering te baren, indien zulke gronden door stormvloeden werden weggeslagen. Waar eenmaal laag veen was, zag men later de zee. ’t Is in de middeleeuwen gebeurd, dat geheele landstreken, be staande uit genoemde drijftillen (krag- gen), zich verplaatsten. Zoo gebeurde het o. a. bij zekere gelegenheid, dat een deel van Frieslands bodem wegdreef naar de kust van ’t Sticht (Utrecht). De Friezen eischten hun grond terug. Op echt Spartaansche wijze antwoordden de Utrechtenaars „Kom en haal hem". Dit was natuurlijk onmogelijk. Wij leeren hieruit echter ten duidelijkste, hoe los en vlottend een vorming van laag veen kan zijn. Behoeft het ons dus wel te verwonderen, dat in vroeger tijd, toen men de dijken nauwelijks kende men woonde in den beginne op kunstmatig opgeworpen heuvels (terpen) veel land weggespoeld is en in zee veranderd werd? Zoo wordt het begrijpelijk, dat de Zuiderzee ontstond en Texel van het vaste land verwijderd raakte. Herhaalde overstroomingen en wegspoelingen zul len de Zuiderzee haar oorsprong gegeven hebben. Onze vaderlanJsche geschie denis maakt alreeds melding van een’ geweldigen vloed in het jaar 839 na Christus, waardoor meer dan twee duizend huizen verloren gingen. Een niet minder geweldigen vloed bracht het jaar 1170, toen de hooge vloeden de zeevisch tot in het hart des lands (Utrecht) brachten. Eindelijk kwam het beruchte jaar 1260, toen opnieuw veel land verloren ging, vooral tusschen Enkhuizen en Stavoren. Het te midden van laag veen gelegen meertje Flevo was veranderd in de Zuiderzee, waar schijnlijk zoo genoemd omdat ze tenzuiden van Friesland ligt. De Friezen zullen wel het eerst dien naam gebezigd hebben. Toen eenmaal de Zuiderzee gevormd was als een diep in het land indringende kom, was de kans, dat de landtong (nehrung), waarvan Texel een deel was, verbrokkeld en dus in verschillende deelen of eilanden gesplitst werd, des te grooter. Eene nieuwe periode in de wording van Texel vangt aande verbrokkeling of vaneenscheuring der landtong of nehrung. Was die landtong niet met duinen bezet geweest, misschien was zij geheel een prooi der zee geworden. Waar de duingordel minder hoog en breed was dan elders, werd het land eten. Open geblinddoekt zoo’n kelder en uitsluitend een melkkelder. Als uw neus u dan niet die twee van elkaar doet onderscheiden, heusch, dan labo reert hij aan 't een of ander euvel en is ’t meer dan tijd, dat hij onder be handeling van een arts komt. Waar ’t frisch zal zijn, moet men de verver- sching in zijn hand hebben, d. i. moet de noodige ventilatie ten allen tijde gemakkelijk aangebracht kunnen worden. Ook moet men daar natuurlijk zoowel stof, ongedierte, enz. als scherp licht kunnen weren. 7. Het overdreven zindelijk houden van het melkgereedschap. ’t Is altijd beter dat men een boerin uitlacht om haar overdreven zindelijkheid, dan dat men haar beklaagt om haar slordigheid. Het melkgereedschap zij zooveel moge lijk van metaal, want dat hout, dat hout met zijn naden en poriën, dat weet watEn toch, schoon, neen, smetteloos, in den volstrekten zin des woords, moet het zijn. En met koud of lauw water wordt het dat nooit. Heet zij hier dan ook de leuze, of, om duidelijk te zijn, kokend. Zulk water doodt wat onreins zich aan of in het hout bevindt. Na het wasschen van het vaatwerk volgt het in de lucht laten drogen. Dat is noodig, brood- noodig zelfs. Die eeuwig reine lucht moet het houtwerk doortrekken 1 Nog zij gezegd, dat de melkkelder minstens 2 maal per week, beter is ’t alle dagen, moet geschrobd v orden. 8. A/rooming der melk na 24 uur. Hoe jonger room, hoe fijner boter. De Deensche uitvoerboter wordt gemaakt den beklaagde. tiy neett mij eene beleediging aangedaan, die ik niet in staat ben te herhalen. - Welke is die beleediging Uw belang brengt mee mij zulks te zeggen. Welnu, hij heeft gezegd, dat ik gebocheld was. Aanstonds antwoordde de rechter. Maar, mijn waarde, dat is geene beleediging, vraag het liever aan uwen verdediger. Om goede Boter te verkrijgen. Een ieder kan tegenwoordig boter maken dat is een feitmaar een feit is het eveneens, dat er boter bestaat, die met een schelling het pond dik betaald is, terwijl daarnevens boter geproduceerd wordt, waarvoor men gaarne drie kwartjes neerlegt. We hebben boter geproefd, die walgelijk zout was en boterkelders gezien, dat wil zeggen betreden, waarin een gore lucht ons te gemoet kwam. En wee je gebeente, als je durfdet betwijfelen, dat de vrouw geen goede boter kon maken. Dan kon je op een uitbrander rekenen. Dat gold bij luidjes, die een paar koeien molken maar een groot verschil in de kwaliteit van boter be staat er ook op boerderijen, waar men 40 koeien melkt, ja, ’t is ons bekend dat van 2 boeren op de Leidsche markt de eene f 6.meer voor één achtste boter kreeg dan de andere. Vele om standigheden hebben invloed op de kwaliteit der boter en het lust ons op bet oogenblik op de voornaamste er van te wijzen 1. Het voeder zij ten allen tijde goed. In groote boerderijen, waar men uit sluitend van het vee leeft, weet men zeer goed, althans het is te veronder stellen, dat alle voêr niet even goed is voor lu-t verkrijgen van eerste kwaliteit boter en met die kennis houdt men daar rekening. In kleine bedrijven, Een geestig rechter. Een rechter, Bexon genaamd, had een bult, een zeer grooteeens bracht men voor hem iemand, die in wanstal tigheid aan hem gelijk was, beschuldigd een ander, even misvormd als hij, ernstig mishandeld te hebben. De be klaagde had tot verdediger gekozen zekeren advocaat Mathon de la Varenne, eveneens gebocheld. Door den rechter ondervraagd, waarom hij de mishandeling had gepleegd, stamelde de beschuldigde Ik durf het u niet te De rechtbank beveelt Het die in de de andere een boek hield. F uit het zadel gevallen ruiter riep hem toe: „Abounaï yo" (ga op zij), doch het kind bewoog zich niet. Het blijft midden op den weg staan, met zijn boek onder den arm, doet zijn parasol dicht en voert met dit geïmproviseerde wapen de beweging van een soldaat uit, die de bajonet velt om een cavalerie-aanval het hoofd te bieden. Deze energieke houding zou waarschijnlijk niet vol doende zijn geweest om den hulpbehoe venden ruiter te redden, maar de onverschrokken jongen was een geboren krijgskundig genie. Op het oogenblik, dat het paard hem in woeste vaart genaderd is, opent hij plotseling de parasol en het beest was zoo verbaasd door dezen slimmen streek, dat het opeens stilstond. „Hoe heet je, kind?" riep de manda rijn, die haastig van zijn paard was gestegen mn zijn jongen redder in de armen te drukken. „Ik heet Ariaki Yamag.ita." z/Ik voorspel je, dat ge eenmaal Japan tot roem en eer zult verstrekken 1" Hij, die deze woorden sprak, was de Samouraï Saïgo Takamori, de toekom stige opperbevelhebber der keizerlijke legers in den burgeroorlog van 1867, een slecht ruiter, doch een talentvol veldheer. Nooit is wellicht een voorspelling zoo volledig uitgekomen. Het tienjarig jongske, dat zoo’n overtuigend bewijs van moed en koelbloedigheid had ge geven door een hollend paard tegen te houden, is een volksheld geworden. De Japanners noemen hem den Grant, den Moltke of den Napoleon van het verre Oost.n, al naardat zij het woord richten tot een Amerikaan, een Duit scher of een Franschman, maar ze hebben in de lijst der Britsche beroemd heden geen naam kunnen vinden, die bij den zijnen kan worden vergeleken Marlborough wordt oud en Wellington was een armzalig veldheer, vergeleken bij den overwinnaar van Ping-Yang. waar het houden van 4 a 6 koeien meer bij- dan hoofdzaak is, komt men niet zelden ten achteren in het bereiden van zuivelmen geeft den koeien wat men heeft, zonder te bedenken, dat niet alle hout timmerhout is. Veel rapen, rijst- meel, peulvruchten, oliekoeken, pulpe, enz. geven een’ onaangenamen smaak aan de boter. Best hooi, niet te jong groenvoer, palmpitkoek, lijnkoek, enz., werken gunstig op de kwaliteit der boter. 2. Het regelmatig verstrekken van zout aan de koeien, een goede stallucht, de zuivering der huid. Het vee geeft vaak zijn trek tot zout te kennen door het likken aan muren Om het in dezen tevreden te stellen, moet men in den stal zoutliksteenen aanbrengen, op een wijze, die het den dieren mogelijk maakt, er naar verkiezing gebruik van te maken. Zout werkt gunstig op geheel het dierlijk organisme en verhoogt de functie der dierlijke levensverrichtingen. Wat ademhaalt, moet dat kunnen doen in een reine, levenwekkende en leven- versterkende lucht. Een slechte atmos feer maakt het bloed ziekelijk en werkt ondermijnend op het gestel. Licht en lucht beide zijn leven. De meerdere of mindere welstand van het vee hangt ook ten nauwste samen met de meer der of minder volmaakte huidwerking. Deze moet men opwekken en onder houden door een vlijtig poetsen, borste len en wrijven. Wat nietig schijnt, is het daarom nog niet. 3. De melk der tien eerste dagen na het kalven niet voor de boterbereiding gebruiken. Deze melk bevat eene groote hoeveelheid eiwit en heeft een’ zeer j over „de Lutjeswaard", het „de Breehorn" naar de Wieringen door het nooit rustende zeewater ver zwolgen en werden onze zeegaten, zooals het Marsdiep, ’t E erlandsche gat, het Vlie, het Amelandsche gat, het Pinke- gat, het Friesche gat, de Lauwers, de Wester- en Ooster-Eems gevormd. Hoe meer zeegaten er ontstonden en hoe breeder de verbinding met de Noordzee werd, des te gemakkelijker kon ver- zwelging en wegspoeling plaats vinden der binnenwaarts gelegen gronden. Men kan gerust aannemen, dat daar, waar thans onze zeegaten zijn, de duinen vroeger te laag en te smal waren om aan ’t geweld der Noordzee weerstand te bieden Ten noorden toch van Huis duinen en Den Helder ontstond het Marsdiep, want bij Huisduinen waren de duinen niet in staat ’t land te be schermen tegen de zee, zoodat men daar steenstortingen moest aanwenden. Zóó was het zuidwaarts van Texel. En noordwaarts van dit eiland Daar be vindt zich het zeer ondiepe Eierlandsche gat, dat alleen door kleinere schepen of kleine visschersvaartuigen kan be varen worden. Ten noorden van het Eierlandsche gat heeft men de lage, doch uitgestrekte Vliehors. Alleen het Marsdiep en het Vlie (tusschen Vlieland en Terschelling) hebben tengevolge van uitschuring eene behoorlijke diepte, overigens zijn alle zeegaten ondiep en tusschen de Wadden eilanden en het vaste land van Noord-Holland, Fries land en Groningen is alles bijna zand plaat op zandplaat. Waar nu Texel en de andere Wadden of Noordzee-eilanden liggen, zullen de duinen hoog en breed genoeg geweest zijn om aan de Noordzee, ook tijdens stormvloeden, het hoofd te bieden. Zooals bekend is, zijn de duinen op Texel dan ook vrij hoog en breed, uit gezonderd bij het dorpje De Koog, in de nabijheid van het nieuwe badpaviljoen. Men houde echter wel in het oog, dat in vroeger tijd de westkust van Texel verder de Noordzee in lag, daar de duinen zich langzaam maar zeker ten gevolge der verstuiving, in verband met de overheerschende westelijke winden, oostwaarts verplaatsen. Blijkbaar is de duinenrij van Texel en de overige Wadden-eilanden een voortzetting van die van Noordholland. Wanneer de mensch niet handelend tusschenbeide kwam, zou de gemelde verbrokkeling, Hierop volgt splitsing of afscheiding nog heden ten n 'J dage voortgaan, ’t Is immers een feit, dat men alleen door ’t maken van groote werken Ameland tegen vaneen scheuring heeft behoed. Door hoofden en zinkstukken moet de zuidelijke spits van Vlieland tegen afscheuring beveiligd worden. Tijdens het stadhouderschap van Frederik Hendrik, en wel in het jaar 1629, werd het duineiland „Eier- land", dat op de plaats lag, waar de noordelijkste punt van Texel zich be vindt (Eierlandsche vuurtoren, Eier landsche huis) door een dijk met het zuidelijk deel van Texel verbonden. Ware dit niet geschied, Texel zou kleiner zijn en de duinen achter Eier land zouden niet ontstaan zijn. Die verbinding nu, die dijk met de aange stoven duinen aan de zeezijde, heeft nieuwe afscheuring belet. Een zeer eenvoudige Het bestaat in versche boter en ei men linnen en wonden. Deze pleister wordt door ander vervangen, zoodra ze begint te drogen. De pijnen, uit de diepste brandwonden voortkomende, worden daardoor dadelijk verzacht en de ge nezing heeft in weinig tijd plaats, zonder eenig litteeken achter te laten.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Nieuwe Texelsche Courant | 1896 | | pagina 4