U TWEEDE BLAD. De laatste Offers. Landbouw. Zaterdag 18 Januari 1908. KALENDER voor de - dagen der week. 19 JANUARI.. Van feiten en feitjes. xix. Allerhanden. sangr. BLAD. 19 Jan. Zondag, Feest van den Allerh. Naam i Jezus. Evang.De Bruiloft te Cana. Joan. II1—10. 20 Maandag. HH.FabianusenSebastianus 21 Dinsdag, it Agnes. 22 Woensdag. HH. Vincentius en Anas- tasius. 23 Donderdag. O. L. Vrouw Verloving. 24 Vrijdag. H. Timotheus. 25 Zaterdag. Paulus' bekeering. Tweede Zondag na Drie-Koningen. Derde Zondag der Maand. Les uit den brief van den H. apostel Paulus aan de Romeinen XII, 6-16. Broeders 1 Daar wij gaven bezitten, die, naar de ons gesobonkene genade, verschillend zijn, hetzij profetie, laten wij ze gebruiken overeenkomstig den regel geloofshetzij^' 'ienstambt, laten wij het uitoefenen in |ret bedienenhetzij iemand leeraar is, laat hij zich beijferen in het leeraren, vermaner, in het vermanen; die uitdeelt, doe het in eenvoudigheid, die overste is, zjj het met ijver, die barmhartigheid doet, oefene ze in blij moedigheid. De liefde zij ongeveinsd. Haat het kwaad, "hecht u aan het goed bemint elkander met broederlijke liefde voorkomt elkander in eerbetoon; zijt niet traag in ijver; weest vurig van geeBt; dient den Heer; verblijdt il in de hoop; zijt geduldig in de verdruk king volhardt in het gebedweest mededeelzaam voor de behoeften der heiligenoefent gaarne gastvrijheid. Zegent die u vervolgen, zegent en vloekt niet! Verblijdt u met de blijden, weent met de weenenden; zijt eensgezind onder elkander; tracht niet naar het hooge, maar hebt smaak voor het nedfrige! Evangelie volgens den H. Joannes II, 1-1 'ft te i was eer- Or teder zij hebben geen wat heb Ik met yrouwe Mijn uur is nog Zijne moeder zeide tot de bedienden: do'iet alles wat Hij uzeggen zal. Er stondien nu daar, ingevolge de reiniging der u VïA.?t< zes eteenen kruiken, houdende elk twedv1' hedrie metreten. Jesus zeide hun: -Vult de kruiken met water! En zjj vulden ze tot boven toe. En Jesus sprak tok hen: schept nu en n van Jesus wijn. Jesus zi u te doen, niet gekomen brengt het ai brachten het het water, d; proefd had, die was; d water gi riep bp den ieder mensc op en, nadaj den minden wgn tot nu wonderteek Galilea en zijne leerlii eesterEn zij de hoimeester irden was, ge niet van waar ienden, die het wisten het zeide tot hem en goeden wgn edronken heeft, hebt den goeden Dit eerste der sus te Eana in zijne glorie; en n in Hem. Van de week over 'tijs... natuurlijk! Al liggen er op m'n tafel allerlei kranten en knipsels, die er zoo langzaam aan mnffig-vergeeld uit gaan zien, al warrelen er allerlei schrgf-onderwerpen door m'n hoofd, van 'n heel nieuwe minister-combinatie, die op 't Binnenhof zou kunnen zetelen, tot de drankweer- actie toe, die op 't oogsnblik in Zwit serland gevoerd wordt tegen de groene fee",iik voel 't aan m'n vingers, ik zou jover niets zoo spontaan kunnen schr|ven dan over 'tijs en de hèèrljjke ijspret O» gevaar af natuurlijk, dat, wanneer strals dit stukje in de krant staat, m'n lezeis en lezeressen, want u rijdt tooi óók zeker schaats en laat tooh ook uw wangetjes roodgloeiend tintelen ouier 't kokette gsmutsje? al lang wfer de herinnering aan de gs-genie- tidgen hebben verloren. Omdat we dhn nJsschien met Westenwind weer in sneeuwmodder loopen te soppen, en die heerlijk-gladde ijsbaan in grauwe water- Jiljosen ligt weggesiepert. Maar nu ik dit schrijf, staat 't or wg zoo mooi voor Ik heb nog pas in den laten avond na m'n werk een wandeling gemaakt iangs de groote rivier, waaraan myn stad gelegen is. O, in zoo'n stillen, jkl&ren vries-avond, dat je, met je sohou- ders achteruit, je longen vól loopt te halen mét die tintelend-zuivere lueht, dan vergeet je al die dingen en die dingetjes, die je in je dagleven kunnen vermoeien, al die opwindingen en emo ties, al die moeilgkheden, die soms zoo zwaar op je kunnen nèèr hangen. Die worden uit je weggelucht, als uit 'n huis, waar ze 'n groote schóón- maak houden met veel open ramen! Dan voel je je vrij en licht en blij,! Dan kijken je oogen frisch open rond en je geniet, met zoo'n poëtisch, zoo'n intens-jong gevoel, dat byna in je weg- gekild was, van die wondere natuur, die Ood gemaakt heeft zoo vermakend- sohoon. Aan den donker staal grauwen hemel stond het maan-sikkeltje zoo ytjf-scherp, en de sterren waren er al ""sujen liehtdroppels, tinkelend om den me<i eg, die als een veel-bereden ijsbaan dwars door het luchtveld ging En op 't water lagen breede strepen dryfijs, groezel-wit in 't maanlicht, waaruit van die geheim zinnige schenrgeluiden soms opkraakten, wanneer het begon te kruien. In de verte flauw schijnsel van stadslichten, waar 't groote leven doorratelde zeker Maar van 'n Zondag zit de zwier me nog in m'n voeten en de knel van de naüw-aangehnalde riemen Dat was 'n dag van hèèlêmaal jong zijn, van frisch-uitgezongen en uitge schaterde p?et Met de smalle jjzers onder, te gig- zweven over de gladde banen, 't suizelen te voelen van den wind langs je gezicht zoo ganw als je gaat door den breeden zwaai van je beenen!... Vooruit met krommen rug en vluggen, fikschen slag energiek tegen den wind inzwierend en sier-cirkelend voor 't windje uit of in de luwte van boomen aan den kant. Frisch-roode wangen en 'n gevoel van bruischende gezondheid in al je leden I... Overal èèn gezellige prètstemming. Als je, met je schaatsen onder, langs 't strooweggetje over land krabbelde, om in 't zaaltje van 'n boeren herberg, waar de kaohel rood te ronfelen stond, wat warme chocola te gaan slurpen, dan gonsde je de lach-drukte al tegeD. Of wanneer je met 'n vervaarlijken kras van de „sporen" van je schaatsen stilzwaaide bij een baanveger, die met 'n broek met franje pijpen om z'n mid de! C Jl 'Ii_ IJ g. v. »l tlil Liu over z'n ooren en 'n paar wollen sokken om z'n handen, de baan schoonschuurde met 'n soort afgedankten stalbezem, dan grinnikte de vent je al tegen. Je gaf 'm een fooitje en vroeg hem ook op 't jjs ben je journalist, hoadezaakies vandaag wel gingen. En met 'n tikkie blijheid in zgn monotone stem, vertelde hg je dan, dat 't Goddank 'n goed daggie" geweest was, dat mocht zoo wel wezen Dat ie strakjes lekker 'n stuk vleesch ging koopen en wat appies voor 'n warme pot. In lang niet geproefd meheer 1 En hadt je ook al eens 'n ongelnkje, dat je b.v. met een kalm vaartje, 't is me heusch bg óngeluk ge beurd, met 'n oolijk juffertje in aan rijding kwam, datje der óp moest helpen en d er sohoon moest slaan, dan klonk bg 't verder-rgden nog haar lief sonore lachje in je ooren om zóó een ongeval En het kan ook niet andersWan lichaambewoeg en gezonde sport met matemaakt je energiek en sterk en houdt je jong. Dat verdrijft alle sentimentaliteit en kleumerige ziekelgk- heid, dat maakt, dat je gezond en friseh weer je dagleven begint, dat je met open oogen tegen de voorkomende moei lgkheden aankgkt om je er over heen te werken en je er niet onder plat te laten drukken. Een gezonde ziel woont immers in 'n gezond lichaam 1 Daarom, lezeressen en lezers, snoert de banden van uwe Friesche hardloopers om uw schoenen of verlakte laarsjes, gesp de riemen van uw Sneck'ers aan, of draait de schroeven van uw Ameri- kaansche kunstschaatsen vast en vóórt dan op de gladde baan 1 Als 't nog maar vriest tenminste. ZOEKER. H. Voor heden, mijnheer de redacteur, een klein stukje politiek. - Wie doet er tegenwoordig niet aan poli tiek Zelfs onze melkboer doet daaraan. Van de week was hy in de straat druk aan het politiseeren met een collega melk boer en de heeren hadden het zoo druk, dat zij niet bemerkten, dat de hond van een hunner er met wagen en al van door was gegaan. Dit incident maakte een einde aan hun politiek debat over de crisis. Maar over de crisis gesproken, ik snap niet, waarom die nog niet opgelost is, 't is nu al bijna een maand hangende en volgens het Vrijzinnig-democratisch orgaan te A. is het toch zoo gemakkelijk haar op te lossen. Gemeld blad schrijf! •Nee, mr. Heemskerk moet aan den •anderen kaDt (d. i. bij de clericalen) z'n mannetjes zoeken. Hij heeft keus genoeg. •Idenburg, de gouverneur van Suriname, voor koloniën, en Van Vlijmen voor Oorlog, zijn als het ware van zelf reeds •aangewezen. •Voor Justitie heeft o. i. meneer Ver- •kouteren veel kans en voor Handel en •Nijverheid meneer Nolens. Heemskerk zelf voor Binnenlandsche •Zaken, staat zoo gced als vast<. Dat begint al aardig te winnen, nu nog een paar en klaar is keesde crisis is opgelOBt. Mij dunkt, de redactie van het blad moest maar een advertentie plaatsen van den volgenden inhoud •De redactie van een Provinciaal Dagblad •wenscht in relatie te treden met een •meneer» Kabinetsformateur, teneinde tot •spoedige oplossing der Crisis te geraken. Zjj heeft nog eenige >meneeren< te harer dispositie». De laatste Staatkumlige Brief van onzen oud-minister S. van Houten beviel my gansch niet, hy staat vol oude, conservatieve be grippen jb- van verzekeringswetten, arbeids contract enz. moest hij niets hebben Een rede, die hij lezer dagen uitsprak op eene vergadering van heeren schakers, beviel mij beter. Mr. v. Honten zeide daar het volgende over het schaakspel •In het leven heeft men te <joen met •tegenstanders tegenover wie men zijne meerderheid moet teonen. Op dien tegen- stand rekent men meestal niet n.l. dat •men alles moet h.ereiken door strijd, waarin men tegengewerkt wordt door een ander. Dit te lseren bevatten iB een •deel van de opvoeding. In het schaken •moet men steeds op verdediging bedacht •zyn. Daarom meen ik dat degeen, die •niet op jongen leefryd dit leert, er later •hinder van zal ondervinden». In deze woorden ligt veel waarheid. Men moet in het leven rekenen op een strijd, die ons wacht, en waaruit wy als over winnaar moeten treden. Het leven moet voor ons niet doelloos 'zijn, maar wy moeten volgèns een vast plan te werk gaan om het doel te bereiken, waarnaar wy allen streven. Wie in het schaakspel niet dadelijk op zijn tellen past, krijgt klappen, die hij maar weinig kan inhalen, l'oo ook bij ons, wie zyn jeugd niet goed besteedt, doelloes rond loopt, krygt klappen eri zal later zijne schade slechts met groote moeite knnnen inhalen. SNUFFELAAR. A17 Jan. '08. XII, De keizer bad zijn gunsteling liefvree zende te ver te zijn gegaan, sprak hij nn op milderen toon »Uw leven ie mij dier baar, ik neem uwe belofte niet aan. Was dit kind slechts niet de zuster van een christen soldaat, dan ware het niet moeilijk haar in handen te krijgen, maar thans moet elk opzien vermeden worden. Daarenboven moet het werk, waartoe wy het kind behoeven, met den sluier des geheims bedekt worden, wil ik met goed gevolg de toekomst kunnen raadplegen». Caesar», sprak Aurelius, «sta my toe naar eigen inzichten te handelen en binnen drie dagen zal ik u mededeelen, waar het kind, dat gy noodig hebt, woont. Ik zal het vernemen door Sylvia zelf, niet door geweld, maar door ÜBt. Ik vraag slechts eene gunst Sylvia moet myn vrouw worden, voor dat ik optrek tegen Constantyn». •Ik sta - verbaasd over den moed en de hardnekkigheid, waarmede gjj de hand van Sylvia verwerven wilt», "Bprak Maxentius spottend. >Gy kunt verzekerd zyn, dat ik u uw huiselijk geluk niet benyden zal. Zyt gy misschien haar bedreiging vergeten, dat zij tusschen u en baar een onoverkomelijken scheidsmuur zal oprichten 1 •Ik vrees niets en hare bedreiging boezemt mij niet de minBte vrees in». •Als dit zoo is, wil ik u helpen. Cor nelius laat de dochter van zijn echtgenoot naar den tempel van Juno voeren en gij draagt zorg voor het overige. Ofschoon het hoogmoedige karakter van die Sylvia mij zeer mishaagt, wil ik my toch met haar verzoenen, indien gij er in slaagt haar een weinig beminnelijker te maken in myne oogen». Aurelius trok by deze woorden des kei zers zyn lippen hoonend te zamen en toen hy met Cornelius den keizer verliet, mom pelde hy •Wanneer Sylvia slechts eens myn gemalin is, dan zijn al hare rykdommen de mijne. Overwint ConstantijD, dan begeef ik mij naar hem en dan heb ik n niet meer noodig, trotsche Maxentius». Uit de zaal getreden, wendde hy zyn schreden naar de woonvertrekken van Sylvia daar aangekomen klopte hij zacht op de deur. Een slavin opende. Aurelius huichelde droefheid met gebogen hoofd trad hy de hal binnen, waar de springbron zich bevond. Toen Sylvia hem zag binnentreden, stond zij toornig op en sprak»Dryft gij de onbeschaamdheid zoover, zelfs zonder myn verlof in myne vertrekken te komen 7» De haat maakt u onrechtvaardig tegen over my», hernam Aurelius. >Ik kom om u een dienst te bewyzen en gij ontvangt my met verachting en verstoot myne liefde». Spreek mij niet van uwe liefde, Aurelius, ik ben vast besloten eerder te sterven, dan aan uw verlangen te voldoen». Dit vry moedige antwoord der patricische ontmoedigde hem nog niet. Zijn oogen vulden zich met gehuichelde tranen, zijn stem werd zacht en liefelyk. Hij legde de rechterhand op zijn hart en sprak op droe- vigen toon Gy houdt mij voor een hard en onbarm hartig mensch, maar toch bedriegt gij n. Weigert gij mij het onmetelijk geluk, waar naar ik vurig verlang, goed, dan zal ik ophouden het langer te begeeren, en in den eerstvolgenden slag den dood zoeken. Ik ben echter niet hier gekomen om te spreken over mijn dood, die u toch geen tranen ontlokken zal, maar ik wil u slechts bewijzen, dat ik niet zoo ben als gy my gelooftik ben hier gekomen om myn leven in uwe hand te stellen, om een onschuldig kind te redden. Draag zorg dat het kind, dat wy op den Appischen weg ontmoet hebben, zoo spoedig mogelyk Rome verlaat, en stelt gij vertrouwen in my, dan zal ik u helpen haar naar een verborgen oord te vervoeren». Sylvia wist niet meer, wat zij er van denken moest. Onverschrokken voor de bedreigingen van Cornelius, van den Keizer zelf, was zy toch zwak genoeg zich te laten bedriegen door de list van een schijnbaar vernietigd menschhet berouwde haar, zoo Biecht over Aurelius gedacht te hebbeD, dus sprak zy •Is het u oprecht gemeend Zijt gy' werkelyk geroerd door het ongeluk van haar, die gij voorgeeft, te willen redden.» •Ik zweer het u, Sylvia, by de onster felijke goden.» •Ik geloof u, gij zult mijn vertrouwen niet misbruiken dit in deze omstandigheden te doen, zou een laagheid zyn, waartoe ik u niet in staat acht», tegelijk gaf zij thans voor de eerste maal uit eigen bewegiDg Aurelius de hand. Dank, Sylvia, duizendmaal dank, ik zal mij uw vertrouwen waardig toonen», ant woordde de tronwelooze patriciër, zijn ge huichelde tranen afdrogend. Sylvia was geroerd. •Aurelius», sprak zij, »ik bid u, begeef u nfcar de ongelukkige om haar uit mijnen naam te raden, datgene te doen, wat gy voor hare veiligheid noodig acht.» Het hart van Aurelius bonsde van hoop en vreugdymaar hij verstond het zijn vreugde te verbergen en vervolgde nu op deelnemenden toon •Ik zal doen, wat gy wenschtmaar thans is het reeds laat, zeg my waar zij woont, dan zal ik mij terBtond tot haar begeven.» Aan den voet van Hier werd de jonkvrouw onderbroken door haar trouwen slaaf, die onhoorbaar de deur geopend had 6n onbewegelyk daar stond, met den vinger op de lippen, Sylvia aldus waarschuwend, toch niet verder te spreken. Aan den voet vanherhaalde Aurelius, die met den rug naar den slaaf gekeerd, niets bemerkte en van begeerte brandde dat lang verwachte woord te ver nemen. De patricische boog nadenkend het hoofd, wat beteekende dat teeken van Dio Over tuigd dat de trouwe slaaf het niet zou gewaagd hebben, haar tot stilzwygen aan te manen, zonder daartoe door groote redenen gedreven te zyn, begon zy aan de oprechtheid van Aurelius te twyfelen, op koelen toon hernam zij •Als ik er goed over nadenk, schijnt het mij toch nutteloos u de woning van het meisje aan te wijzen. Wij kunnen toch niets voor haar doen. Gods macht alleen is in staat haar nit de handen van Maxen- tiuB te redden.» Aurelius verschoot van kleur, zijn oogen fonkelden van toorn juist op het oogenblik dat zyn verlangen ging vervuld worden zag hij zich wederom door Sylvia beschaamd, op trotsehen toon voegde hy haar toe •Vertrouwt gij mij dan niet •Het is dwaas op menschen te vertrou wen», antwoordde Sylvia, >het had weinig gescheeld, of ik had als de domste aller vrouwen gehandeld», dan stond zij op en voegde hem nog toe»Het tooneel van hedenmorgen heeft myne krachten uitgeput, thans behoef ik eenzaamheid en rust.» •Ik zal gaan, maar eens wanneer uwe schoonheid zal verwelkt zijn, dan zult gy het n berouwen my versmaad te hebben.» Na deze woorden verliet Aurelius in hevigen toorn het vertrek, hij begreep niet waaraffn die plotselinge verandering bij Sylvia te moeten toeschryvenhy ging de galerij door, zonder Dio te zien, die hem achter een zuil met triomfeerende blikken naoogde. V. BERAADSLAGING. Nauwelyks had Aurelius het paleis ver laten of Dio spoedde zich naar zijne meesteres. Sylvia zat aan den rand van de fontein, nadenkend haar blikken op het heldere water geslagen. •Die vriend van Cornelius», zoo begon Dio, wilde u een strik spannen, ik had enkele oogenblikken te voren gehoord, hoe hy Maxentius beloofde n het geheim te zullen ontlokken.» •Dio, ik moet terstond naar het arme kind», riep de patricische op bewogen toon. •Edele meesteres, doe dat niet, de spion nen zouden u op den voet volgen.» •Wat moeten wy dan doen Wie zal oub raad geven O God, moet dan die onschuldige engel omkomen •Neen, want er is nog een God in den hemel.» •Ja, zonder twyfel, God beschikt daarboven over de lotgevallen van den mensch, maar wie zal zijn plannen doorgronden?» •De almachtige zal zich over Antonia W*\ ontfermen, d. waken.» Sylvia richtte, nimmer had zij •Bemint gij dat ki •Zij is mijne zut Zuchtend hernam^ zullen wy haar dan i •Wy zullen haar re» het beproeven moeten ten het paleis begeef zav j> ^aan koesteren vindt gij het MSÉcjbnM, dan be> geef ik my naar de.-vaning van den soldaat om Antonia in uwen naam aan te raden naar het Coemeterium van Calixtus te vluchten.» •Arm kind, dra zal zij verwelken als een bloem, die men in een ijzig klimaat over- plant», zeide de jonkvrouw vol smart. •Daar zal zij vertoeven onder de schaduw van het kruis 1 zij zal niet eenzaam en verlaten zijn in het oord, waar de gebeenten der martelaren rusten. God zal haar troosten.» •En ik zal haar dikwyls gezelschap houden.» •Meesteres, wil ik mij nu naar Antonia begeven Ga, mijn trouwe dienaar, God moge u zegenen en uwe schreden begeleiden. Vraag aan Antonia, of zij voor mij bidden wil, want een verschrikkelijke beproeving is aan staande, en ik heb buiten u niemand, aan wien ik myn angsten en zorgen kan toe vertrouwen. Mijne arme moeder moet door tranen thans haren misstap uitboeten, van aan een bedorven en slecht mensch haar hand gereikt te hebben haar gekweld hart is gesloten voor hare dochter, God alleen blijft myn toevlucht.» •En Hij is de machtige trooster, zelfs in de grootste gevaren», vulde de Aethiopiër aan, (Wordt vervolgd Provinciale n jnd van Rundvee-Fokver- eenigingen In Noord-Holland. Punten van beschryving voor de achtste algemeene vergadering, te houden op Woens dag 29 Januari 1908, voorm, 9.30 ure, in het lokaal <de Witte Engel» te Hoorn. 1. Opening en Notulen. 2. Mededeelingen en ingekomen stukken. 3. Rekening en ver antwoording over 1907 van a. de rekening van den penningmeester b. de rekening van de Commissie voor den Coöperatieven aan koop. 4. Coöperatieve aankoop van benoo- digdheden. I. Rapport uit te brengen door de Commissie voor den Coöperatieven aan koop. II. Benoeming eener Commissie voor 1908. Voorstel van het bestuurIII. Uit breiding van den Coöperatieven aankoop a. door aanschaffing van registersbe- noodigdheden voor het centraal fokrogister e, benoodigdheden voor het geven van de oormerken. Inleider Dr. L. T. C. Schey te Hoorn. 5. Benoeming van een gedelegeerd lid in de commission van beoordeeling der vanwege de verschillende vereenigingen te houden premiekeuringen van stierkalveren. Voorstel van het bestuurI. Voor 1908 hiervoor te benoemen 2 leden en 2 plaats vervangende leden. H. VoordrachtP. Schenk Dz. te Wieringerwaard, C. Stapel Gz. te Berkhout, E. Koster te Schellinkhout, E. Huijnink te Twisk, O. Posch te Binnenwijzend en J. Bregman te Hoorn. Inleider de heer W. C. Visser te Nieuwe Niedorp. 6 Regle mentswijziging. Voorstel van het bestuur I. Herzien en zooveel mogelijk uniform maken van alle reglementen der aangesloten ver eenigingen en daarna van den Bond. H. Aanvragen van de Koninklijke goedkeuring op alle deze statuten en der Bond, III. In stelling eener commissie voor advies IV. VoordrachtDr. L. T. C. Schey te Hoorn, W. C. Visser te Nieuwe Niedorp en G. Nobel te Lutje winkel. Inleider de heer H. Jb Avis te Midwoud, Voorzitter. Haver als voer. Onze paarden worden nog al geregeld gevoerd met haver, maar waar en wanneer denken onze landbouwers er aan ook hun rundvee, hun varkens en schapen dit kos telijk graan te verstrekken De hoofdoorzaak, dat de overige dieren geen of weinig haver krijgen, zal gewoonlijk wel zijn, dat de paarden den voorraad al te gemakkelijk op kunnen, zoodat voor 't rundvee dan maar ander krachtvoer moet aangekocht worden. En toch zouden we in 't belang van den boer willen, dat haver, meer dan thans het geval is, werd gevoerd vooral aan jong vee. De haver toch bevat niet alleen een hoog gehalte aan eiwit, maar is ook zeer goed verteerbaar. De jonge dieren nu, wier spijsverteringsorganen nog ontwikkeld moeten worden, eischen een krachtig, gemakkelijk verteerbaar voer. Evenzoo is haver een uitmuntend eten voor de mannelijke dieren, vooral wanneer die veel gebruikt worden. En voor drachtig en melkgevend vee is dit graan eveneens zeer aanbevelenswaardig om de boven reeds aangegeven eigenschappen. Wanneer de haver door de dieren goed werdt gekauwd, is malen niet eens noodig, alleen voor paarden, die veel en lang inge spannen zijn en derhalve slechts in der haast eten kunnen, achten wy het breken of pletten der korrels nuttig. Maar zal men meer haver gaan voeren, dan moet men er ook meer winnen en daarvoor is noodig, dat men goede variëteiten verbouwt met dikke, groote, zware korrels en weinig bast. En wijl juist haver een graansoort is, die nog al gemakkeiyk achteruitgaat en verloopt, is het gewenscht op tyd het zaaizaad te

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Ons Blad : katholiek nieuwsblad voor N-H | 1908 | | pagina 5