U
TWEEDE BLAD.
De laatste Offers.
Landbouw.
Zaterdag 18 Januari 1908.
KALENDER
voor de - dagen der week.
19 JANUARI..
Van feiten en feitjes.
xix.
Allerhanden.
sangr.
BLAD.
19 Jan. Zondag, Feest van den Allerh. Naam
i Jezus. Evang.De Bruiloft
te Cana. Joan. II1—10.
20 Maandag. HH.FabianusenSebastianus
21 Dinsdag, it Agnes.
22 Woensdag. HH. Vincentius en Anas-
tasius.
23 Donderdag. O. L. Vrouw Verloving.
24 Vrijdag. H. Timotheus.
25 Zaterdag. Paulus' bekeering.
Tweede Zondag na Drie-Koningen.
Derde Zondag der Maand.
Les uit den brief van den H. apostel
Paulus aan de Romeinen
XII, 6-16.
Broeders 1 Daar wij gaven bezitten,
die, naar de ons gesobonkene genade,
verschillend zijn, hetzij profetie, laten wij
ze gebruiken overeenkomstig den regel
geloofshetzij^' 'ienstambt, laten wij het
uitoefenen in |ret bedienenhetzij iemand
leeraar is, laat hij zich beijferen in het
leeraren, vermaner, in het vermanen;
die uitdeelt, doe het in eenvoudigheid,
die overste is, zjj het met ijver, die
barmhartigheid doet, oefene ze in blij
moedigheid. De liefde zij ongeveinsd.
Haat het kwaad, "hecht u aan het goed
bemint elkander met broederlijke liefde
voorkomt elkander in eerbetoon; zijt
niet traag in ijver; weest vurig van
geeBt; dient den Heer; verblijdt il in
de hoop; zijt geduldig in de verdruk
king volhardt in het gebedweest
mededeelzaam voor de behoeften der
heiligenoefent gaarne gastvrijheid.
Zegent die u vervolgen, zegent en vloekt
niet! Verblijdt u met de blijden, weent
met de weenenden; zijt eensgezind onder
elkander; tracht niet naar het hooge,
maar hebt smaak voor het nedfrige!
Evangelie volgens den H. Joannes
II, 1-1
'ft te
i was
eer-
Or
teder
zij hebben geen
wat heb Ik met
yrouwe Mijn uur is nog
Zijne moeder zeide tot de
bedienden: do'iet alles wat Hij uzeggen
zal. Er stondien nu daar, ingevolge de
reiniging der u VïA.?t< zes eteenen kruiken,
houdende elk twedv1' hedrie metreten.
Jesus zeide hun: -Vult de kruiken met
water! En zjj vulden ze tot boven toe.
En Jesus sprak tok hen: schept nu en
n
van Jesus
wijn. Jesus zi
u te doen,
niet gekomen
brengt het ai
brachten het
het water, d;
proefd had,
die was; d
water gi
riep bp den
ieder mensc
op en,
nadaj
den minden
wgn tot nu
wonderteek
Galilea en
zijne leerlii
eesterEn zij
de hoimeester
irden was, ge
niet van waar
ienden, die het
wisten het
zeide tot hem
en goeden wgn
edronken heeft,
hebt den goeden
Dit eerste der
sus te Eana in
zijne glorie; en
n in Hem.
Van de week over 'tijs... natuurlijk!
Al liggen er op m'n tafel allerlei
kranten en knipsels, die er zoo langzaam
aan mnffig-vergeeld uit gaan zien, al
warrelen er allerlei schrgf-onderwerpen
door m'n hoofd, van 'n heel nieuwe
minister-combinatie, die op 't Binnenhof
zou kunnen zetelen, tot de drankweer-
actie toe, die op 't oogsnblik in Zwit
serland gevoerd wordt tegen de groene
fee",iik voel 't aan m'n vingers, ik
zou jover niets zoo spontaan kunnen
schr|ven dan over 'tijs en de hèèrljjke
ijspret
O» gevaar af natuurlijk, dat, wanneer
strals dit stukje in de krant staat, m'n
lezeis en lezeressen, want u rijdt
tooi óók zeker schaats en laat tooh ook
uw wangetjes roodgloeiend tintelen
ouier 't kokette gsmutsje? al lang
wfer de herinnering aan de gs-genie-
tidgen hebben verloren. Omdat we dhn
nJsschien met Westenwind weer in
sneeuwmodder loopen te soppen, en die
heerlijk-gladde ijsbaan in grauwe water-
Jiljosen ligt weggesiepert.
Maar nu ik dit schrijf, staat 't or
wg zoo mooi voor
Ik heb nog pas in den laten avond
na m'n werk een wandeling gemaakt
iangs de groote rivier, waaraan myn
stad gelegen is. O, in zoo'n stillen,
jkl&ren vries-avond, dat je, met je sohou-
ders achteruit, je longen vól loopt te
halen mét die tintelend-zuivere lueht,
dan vergeet je al die dingen en die
dingetjes, die je in je dagleven kunnen
vermoeien, al die opwindingen en emo
ties, al die moeilgkheden, die soms zoo
zwaar op je kunnen nèèr hangen.
Die worden uit je weggelucht, als
uit 'n huis, waar ze 'n groote schóón-
maak houden met veel open ramen!
Dan voel je je vrij en licht en blij,!
Dan kijken je oogen frisch open rond
en je geniet, met zoo'n poëtisch, zoo'n
intens-jong gevoel, dat byna in je weg-
gekild was, van die wondere natuur,
die Ood gemaakt heeft zoo vermakend-
sohoon.
Aan den donker staal grauwen hemel
stond het maan-sikkeltje zoo ytjf-scherp,
en de sterren waren er al ""sujen
liehtdroppels, tinkelend om den me<i eg,
die als een veel-bereden ijsbaan dwars
door het luchtveld ging En op 't water
lagen breede strepen dryfijs, groezel-wit
in 't maanlicht, waaruit van die geheim
zinnige schenrgeluiden soms opkraakten,
wanneer het begon te kruien. In de
verte flauw schijnsel van stadslichten,
waar 't groote leven doorratelde zeker
Maar van 'n Zondag zit de zwier me
nog in m'n voeten en de knel van de
naüw-aangehnalde riemen
Dat was 'n dag van hèèlêmaal jong
zijn, van frisch-uitgezongen en uitge
schaterde p?et
Met de smalle jjzers onder, te gig-
zweven over de gladde banen, 't suizelen
te voelen van den wind langs je gezicht
zoo ganw als je gaat door den breeden
zwaai van je beenen!... Vooruit met
krommen rug en vluggen, fikschen slag
energiek tegen den wind inzwierend
en sier-cirkelend voor 't windje uit of
in de luwte van boomen aan den kant.
Frisch-roode wangen en 'n gevoel van
bruischende gezondheid in al je leden I...
Overal èèn gezellige prètstemming.
Als je, met je schaatsen onder, langs
't strooweggetje over land krabbelde,
om in 't zaaltje van 'n boeren herberg,
waar de kaohel rood te ronfelen stond,
wat warme chocola te gaan slurpen,
dan gonsde je de lach-drukte al tegeD.
Of wanneer je met 'n vervaarlijken
kras van de „sporen" van je schaatsen
stilzwaaide bij een baanveger, die met
'n broek met franje pijpen om z'n mid
de! C Jl 'Ii_ IJ g. v. »l tlil Liu
over z'n ooren en 'n paar wollen sokken
om z'n handen, de baan schoonschuurde
met 'n soort afgedankten stalbezem, dan
grinnikte de vent je al tegen. Je gaf
'm een fooitje en vroeg hem ook op
't jjs ben je journalist, hoadezaakies
vandaag wel gingen. En met 'n tikkie
blijheid in zgn monotone stem, vertelde
hg je dan, dat 't Goddank 'n goed daggie"
geweest was, dat mocht zoo wel
wezen Dat ie strakjes lekker 'n stuk
vleesch ging koopen en wat appies voor
'n warme pot. In lang niet geproefd
meheer 1
En hadt je ook al eens 'n ongelnkje,
dat je b.v. met een kalm vaartje,
't is me heusch bg óngeluk ge
beurd, met 'n oolijk juffertje in aan
rijding kwam, datje der óp moest helpen
en d er sohoon moest slaan, dan klonk
bg 't verder-rgden nog haar lief sonore
lachje in je ooren om zóó een ongeval
En het kan ook niet andersWan
lichaambewoeg en gezonde sport met
matemaakt je energiek en sterk
en houdt je jong. Dat verdrijft alle
sentimentaliteit en kleumerige ziekelgk-
heid, dat maakt, dat je gezond en friseh
weer je dagleven begint, dat je met
open oogen tegen de voorkomende moei
lgkheden aankgkt om je er over heen
te werken en je er niet onder plat te
laten drukken.
Een gezonde ziel woont immers in
'n gezond lichaam 1
Daarom, lezeressen en lezers, snoert
de banden van uwe Friesche hardloopers
om uw schoenen of verlakte laarsjes,
gesp de riemen van uw Sneck'ers aan,
of draait de schroeven van uw Ameri-
kaansche kunstschaatsen vast en vóórt
dan op de gladde baan 1
Als 't nog maar vriest tenminste.
ZOEKER.
H.
Voor heden, mijnheer de redacteur, een
klein stukje politiek. -
Wie doet er tegenwoordig niet aan poli
tiek Zelfs onze melkboer doet daaraan.
Van de week was hy in de straat druk
aan het politiseeren met een collega melk
boer en de heeren hadden het zoo druk,
dat zij niet bemerkten, dat de hond van een
hunner er met wagen en al van door was
gegaan. Dit incident maakte een einde aan
hun politiek debat over de crisis.
Maar over de crisis gesproken, ik snap
niet, waarom die nog niet opgelost is, 't is
nu al bijna een maand hangende en volgens
het Vrijzinnig-democratisch orgaan te A. is
het toch zoo gemakkelijk haar op te lossen.
Gemeld blad schrijf!
•Nee, mr. Heemskerk moet aan den
•anderen kaDt (d. i. bij de clericalen) z'n
mannetjes zoeken. Hij heeft keus genoeg.
•Idenburg, de gouverneur van Suriname,
voor koloniën, en Van Vlijmen voor
Oorlog, zijn als het ware van zelf reeds
•aangewezen.
•Voor Justitie heeft o. i. meneer Ver-
•kouteren veel kans en voor Handel en
•Nijverheid meneer Nolens.
Heemskerk zelf voor Binnenlandsche
•Zaken, staat zoo gced als vast<.
Dat begint al aardig te winnen, nu nog
een paar en klaar is keesde crisis is
opgelOBt. Mij dunkt, de redactie van het
blad moest maar een advertentie plaatsen
van den volgenden inhoud
•De redactie van een Provinciaal Dagblad
•wenscht in relatie te treden met een
•meneer» Kabinetsformateur, teneinde tot
•spoedige oplossing der Crisis te geraken.
Zjj heeft nog eenige >meneeren< te harer
dispositie».
De laatste Staatkumlige Brief van onzen
oud-minister S. van Houten beviel my gansch
niet, hy staat vol oude, conservatieve be
grippen jb- van verzekeringswetten, arbeids
contract enz. moest hij niets hebben
Een rede, die hij lezer dagen uitsprak
op eene vergadering van heeren schakers,
beviel mij beter. Mr. v. Honten zeide daar
het volgende over het schaakspel
•In het leven heeft men te <joen met
•tegenstanders tegenover wie men zijne
meerderheid moet teonen. Op dien tegen-
stand rekent men meestal niet n.l. dat
•men alles moet h.ereiken door strijd,
waarin men tegengewerkt wordt door
een ander. Dit te lseren bevatten iB een
•deel van de opvoeding. In het schaken
•moet men steeds op verdediging bedacht
•zyn. Daarom meen ik dat degeen, die
•niet op jongen leefryd dit leert, er later
•hinder van zal ondervinden».
In deze woorden ligt veel waarheid. Men
moet in het leven rekenen op een strijd,
die ons wacht, en waaruit wy als over
winnaar moeten treden. Het leven moet
voor ons niet doelloos 'zijn, maar wy moeten
volgèns een vast plan te werk gaan om het
doel te bereiken, waarnaar wy allen streven.
Wie in het schaakspel niet dadelijk op zijn
tellen past, krijgt klappen, die hij maar
weinig kan inhalen, l'oo ook bij ons, wie
zyn jeugd niet goed besteedt, doelloes rond
loopt, krygt klappen eri zal later zijne schade
slechts met groote moeite knnnen inhalen.
SNUFFELAAR.
A17 Jan. '08.
XII,
De keizer bad zijn gunsteling liefvree
zende te ver te zijn gegaan, sprak hij nn
op milderen toon »Uw leven ie mij dier
baar, ik neem uwe belofte niet aan. Was
dit kind slechts niet de zuster van een
christen soldaat, dan ware het niet moeilijk
haar in handen te krijgen, maar thans moet
elk opzien vermeden worden. Daarenboven
moet het werk, waartoe wy het kind behoeven,
met den sluier des geheims bedekt worden,
wil ik met goed gevolg de toekomst kunnen
raadplegen».
Caesar», sprak Aurelius, «sta my toe
naar eigen inzichten te handelen en binnen
drie dagen zal ik u mededeelen, waar het
kind, dat gy noodig hebt, woont. Ik zal het
vernemen door Sylvia zelf, niet door geweld,
maar door ÜBt. Ik vraag slechts eene gunst
Sylvia moet myn vrouw worden, voor dat
ik optrek tegen Constantyn».
•Ik sta - verbaasd over den moed en de
hardnekkigheid, waarmede gjj de hand van
Sylvia verwerven wilt», "Bprak Maxentius
spottend. >Gy kunt verzekerd zyn, dat ik
u uw huiselijk geluk niet benyden zal. Zyt
gy misschien haar bedreiging vergeten, dat
zij tusschen u en baar een onoverkomelijken
scheidsmuur zal oprichten 1
•Ik vrees niets en hare bedreiging boezemt
mij niet de minBte vrees in».
•Als dit zoo is, wil ik u helpen. Cor
nelius laat de dochter van zijn echtgenoot
naar den tempel van Juno voeren en gij
draagt zorg voor het overige. Ofschoon het
hoogmoedige karakter van die Sylvia mij
zeer mishaagt, wil ik my toch met haar
verzoenen, indien gij er in slaagt haar een
weinig beminnelijker te maken in myne
oogen».
Aurelius trok by deze woorden des kei
zers zyn lippen hoonend te zamen en toen
hy met Cornelius den keizer verliet, mom
pelde hy
•Wanneer Sylvia slechts eens myn gemalin
is, dan zijn al hare rykdommen de mijne.
Overwint ConstantijD, dan begeef ik mij
naar hem en dan heb ik n niet meer
noodig, trotsche Maxentius».
Uit de zaal getreden, wendde hy zyn
schreden naar de woonvertrekken van Sylvia
daar aangekomen klopte hij zacht op de deur.
Een slavin opende.
Aurelius huichelde droefheid met gebogen
hoofd trad hy de hal binnen, waar de
springbron zich bevond.
Toen Sylvia hem zag binnentreden, stond
zij toornig op en sprak»Dryft gij de
onbeschaamdheid zoover, zelfs zonder myn
verlof in myne vertrekken te komen 7»
De haat maakt u onrechtvaardig tegen
over my», hernam Aurelius. >Ik kom om
u een dienst te bewyzen en gij ontvangt
my met verachting en verstoot myne liefde».
Spreek mij niet van uwe liefde, Aurelius,
ik ben vast besloten eerder te sterven, dan
aan uw verlangen te voldoen».
Dit vry moedige antwoord der patricische
ontmoedigde hem nog niet. Zijn oogen
vulden zich met gehuichelde tranen, zijn
stem werd zacht en liefelyk. Hij legde de
rechterhand op zijn hart en sprak op droe-
vigen toon
Gy houdt mij voor een hard en onbarm
hartig mensch, maar toch bedriegt gij n.
Weigert gij mij het onmetelijk geluk, waar
naar ik vurig verlang, goed, dan zal ik
ophouden het langer te begeeren, en in den
eerstvolgenden slag den dood zoeken. Ik
ben echter niet hier gekomen om te spreken
over mijn dood, die u toch geen tranen
ontlokken zal, maar ik wil u slechts bewijzen,
dat ik niet zoo ben als gy my gelooftik
ben hier gekomen om myn leven in uwe
hand te stellen, om een onschuldig kind te
redden. Draag zorg dat het kind, dat wy
op den Appischen weg ontmoet hebben, zoo
spoedig mogelyk Rome verlaat, en stelt gij
vertrouwen in my, dan zal ik u helpen haar
naar een verborgen oord te vervoeren».
Sylvia wist niet meer, wat zij er van
denken moest. Onverschrokken voor de
bedreigingen van Cornelius, van den Keizer
zelf, was zy toch zwak genoeg zich te laten
bedriegen door de list van een schijnbaar
vernietigd menschhet berouwde haar, zoo
Biecht over Aurelius gedacht te hebbeD, dus
sprak zy
•Is het u oprecht gemeend Zijt gy'
werkelyk geroerd door het ongeluk van haar,
die gij voorgeeft, te willen redden.»
•Ik zweer het u, Sylvia, by de onster
felijke goden.»
•Ik geloof u, gij zult mijn vertrouwen
niet misbruiken dit in deze omstandigheden
te doen, zou een laagheid zyn, waartoe ik
u niet in staat acht», tegelijk gaf zij thans
voor de eerste maal uit eigen bewegiDg
Aurelius de hand.
Dank, Sylvia, duizendmaal dank, ik zal
mij uw vertrouwen waardig toonen», ant
woordde de tronwelooze patriciër, zijn ge
huichelde tranen afdrogend.
Sylvia was geroerd.
•Aurelius», sprak zij, »ik bid u, begeef
u nfcar de ongelukkige om haar uit mijnen
naam te raden, datgene te doen, wat gy
voor hare veiligheid noodig acht.»
Het hart van Aurelius bonsde van hoop
en vreugdymaar hij verstond het zijn
vreugde te verbergen en vervolgde nu op
deelnemenden toon
•Ik zal doen, wat gy wenschtmaar thans
is het reeds laat, zeg my waar zij woont,
dan zal ik mij terBtond tot haar begeven.»
Aan den voet van
Hier werd de jonkvrouw onderbroken
door haar trouwen slaaf, die onhoorbaar de
deur geopend had 6n onbewegelyk daar
stond, met den vinger op de lippen, Sylvia
aldus waarschuwend, toch niet verder te
spreken.
Aan den voet vanherhaalde
Aurelius, die met den rug naar den slaaf
gekeerd, niets bemerkte en van begeerte
brandde dat lang verwachte woord te ver
nemen.
De patricische boog nadenkend het hoofd,
wat beteekende dat teeken van Dio Over
tuigd dat de trouwe slaaf het niet zou
gewaagd hebben, haar tot stilzwygen aan
te manen, zonder daartoe door groote
redenen gedreven te zyn, begon zy aan de
oprechtheid van Aurelius te twyfelen, op
koelen toon hernam zij
•Als ik er goed over nadenk, schijnt het
mij toch nutteloos u de woning van het
meisje aan te wijzen. Wij kunnen toch
niets voor haar doen. Gods macht alleen
is in staat haar nit de handen van Maxen-
tiuB te redden.»
Aurelius verschoot van kleur, zijn oogen
fonkelden van toorn juist op het oogenblik
dat zyn verlangen ging vervuld worden zag
hij zich wederom door Sylvia beschaamd,
op trotsehen toon voegde hy haar toe
•Vertrouwt gij mij dan niet
•Het is dwaas op menschen te vertrou
wen», antwoordde Sylvia, >het had weinig
gescheeld, of ik had als de domste aller
vrouwen gehandeld», dan stond zij op en
voegde hem nog toe»Het tooneel van
hedenmorgen heeft myne krachten uitgeput,
thans behoef ik eenzaamheid en rust.»
•Ik zal gaan, maar eens wanneer uwe
schoonheid zal verwelkt zijn, dan zult gy het
n berouwen my versmaad te hebben.»
Na deze woorden verliet Aurelius in
hevigen toorn het vertrek, hij begreep niet
waaraffn die plotselinge verandering bij
Sylvia te moeten toeschryvenhy ging de
galerij door, zonder Dio te zien, die hem
achter een zuil met triomfeerende blikken
naoogde.
V. BERAADSLAGING.
Nauwelyks had Aurelius het paleis ver
laten of Dio spoedde zich naar zijne meesteres.
Sylvia zat aan den rand van de fontein,
nadenkend haar blikken op het heldere
water geslagen.
•Die vriend van Cornelius», zoo begon
Dio, wilde u een strik spannen, ik had
enkele oogenblikken te voren gehoord, hoe
hy Maxentius beloofde n het geheim te
zullen ontlokken.»
•Dio, ik moet terstond naar het arme
kind», riep de patricische op bewogen toon.
•Edele meesteres, doe dat niet, de spion
nen zouden u op den voet volgen.»
•Wat moeten wy dan doen Wie zal
oub raad geven O God, moet dan die
onschuldige engel omkomen
•Neen, want er is nog een God in den
hemel.»
•Ja, zonder twyfel, God beschikt daarboven
over de lotgevallen van den mensch, maar
wie zal zijn plannen doorgronden?»
•De almachtige zal zich over Antonia
W*\
ontfermen, d.
waken.»
Sylvia richtte,
nimmer had zij
•Bemint gij dat ki
•Zij is mijne zut
Zuchtend hernam^
zullen wy haar dan i
•Wy zullen haar re»
het beproeven moeten
ten het paleis begeef zav j> ^aan
koesteren vindt gij het MSÉcjbnM, dan be>
geef ik my naar de.-vaning van den soldaat
om Antonia in uwen naam aan te raden
naar het Coemeterium van Calixtus te
vluchten.»
•Arm kind, dra zal zij verwelken als een
bloem, die men in een ijzig klimaat over-
plant», zeide de jonkvrouw vol smart.
•Daar zal zij vertoeven onder de schaduw
van het kruis 1 zij zal niet eenzaam en
verlaten zijn in het oord, waar de gebeenten
der martelaren rusten. God zal haar
troosten.»
•En ik zal haar dikwyls gezelschap
houden.»
•Meesteres, wil ik mij nu naar Antonia
begeven
Ga, mijn trouwe dienaar, God moge u
zegenen en uwe schreden begeleiden. Vraag
aan Antonia, of zij voor mij bidden wil,
want een verschrikkelijke beproeving is aan
staande, en ik heb buiten u niemand, aan
wien ik myn angsten en zorgen kan toe
vertrouwen. Mijne arme moeder moet door
tranen thans haren misstap uitboeten, van
aan een bedorven en slecht mensch haar
hand gereikt te hebben haar gekweld hart
is gesloten voor hare dochter, God alleen
blijft myn toevlucht.»
•En Hij is de machtige trooster, zelfs
in de grootste gevaren», vulde de Aethiopiër
aan,
(Wordt vervolgd
Provinciale n jnd van Rundvee-Fokver-
eenigingen In Noord-Holland.
Punten van beschryving voor de achtste
algemeene vergadering, te houden op Woens
dag 29 Januari 1908, voorm, 9.30 ure, in
het lokaal <de Witte Engel» te Hoorn.
1. Opening en Notulen. 2. Mededeelingen
en ingekomen stukken. 3. Rekening en ver
antwoording over 1907 van a. de rekening
van den penningmeester b. de rekening van
de Commissie voor den Coöperatieven aan
koop. 4. Coöperatieve aankoop van benoo-
digdheden. I. Rapport uit te brengen door
de Commissie voor den Coöperatieven aan
koop. II. Benoeming eener Commissie voor
1908. Voorstel van het bestuurIII. Uit
breiding van den Coöperatieven aankoop
a. door aanschaffing van registersbe-
noodigdheden voor het centraal fokrogister
e, benoodigdheden voor het geven van de
oormerken. Inleider Dr. L. T. C. Schey te
Hoorn. 5. Benoeming van een gedelegeerd
lid in de commission van beoordeeling der
vanwege de verschillende vereenigingen te
houden premiekeuringen van stierkalveren.
Voorstel van het bestuurI. Voor 1908
hiervoor te benoemen 2 leden en 2 plaats
vervangende leden. H. VoordrachtP. Schenk
Dz. te Wieringerwaard, C. Stapel Gz. te
Berkhout, E. Koster te Schellinkhout, E.
Huijnink te Twisk, O. Posch te Binnenwijzend
en J. Bregman te Hoorn. Inleider de heer
W. C. Visser te Nieuwe Niedorp. 6 Regle
mentswijziging. Voorstel van het bestuur
I. Herzien en zooveel mogelijk uniform maken
van alle reglementen der aangesloten ver
eenigingen en daarna van den Bond. H.
Aanvragen van de Koninklijke goedkeuring
op alle deze statuten en der Bond, III. In
stelling eener commissie voor advies
IV. VoordrachtDr. L. T. C. Schey te
Hoorn, W. C. Visser te Nieuwe Niedorp en
G. Nobel te Lutje winkel. Inleider de heer
H. Jb Avis te Midwoud, Voorzitter.
Haver als voer.
Onze paarden worden nog al geregeld
gevoerd met haver, maar waar en wanneer
denken onze landbouwers er aan ook hun
rundvee, hun varkens en schapen dit kos
telijk graan te verstrekken De hoofdoorzaak,
dat de overige dieren geen of weinig haver
krijgen, zal gewoonlijk wel zijn, dat de
paarden den voorraad al te gemakkelijk op
kunnen, zoodat voor 't rundvee dan maar
ander krachtvoer moet aangekocht worden.
En toch zouden we in 't belang van den
boer willen, dat haver, meer dan thans het
geval is, werd gevoerd vooral aan jong vee.
De haver toch bevat niet alleen een hoog
gehalte aan eiwit, maar is ook zeer goed
verteerbaar. De jonge dieren nu, wier
spijsverteringsorganen nog ontwikkeld moeten
worden, eischen een krachtig, gemakkelijk
verteerbaar voer. Evenzoo is haver een
uitmuntend eten voor de mannelijke dieren,
vooral wanneer die veel gebruikt worden.
En voor drachtig en melkgevend vee is dit
graan eveneens zeer aanbevelenswaardig om
de boven reeds aangegeven eigenschappen.
Wanneer de haver door de dieren goed
werdt gekauwd, is malen niet eens noodig,
alleen voor paarden, die veel en lang inge
spannen zijn en derhalve slechts in der
haast eten kunnen, achten wy het breken
of pletten der korrels nuttig. Maar zal men
meer haver gaan voeren, dan moet men er
ook meer winnen en daarvoor is noodig,
dat men goede variëteiten verbouwt met
dikke, groote, zware korrels en weinig bast.
En wijl juist haver een graansoort is, die
nog al gemakkeiyk achteruitgaat en verloopt,
is het gewenscht op tyd het zaaizaad te