TWEEDE BLAD. De laatste Offers, Zaterdag 11 April 1908. 12 APRIL. Van feiten en feitjes. LIEFSTE. KORTE VERHALEN VOOR C0MIMEK11EREN. Calvarië. KERKNIEUWS ONS BLAD. KALENDER voor de dagen der week. 12 Apr. Zondag. Palm Zondag. Evangelie Luisterrijke intocht van Jezus te Jeruzalem. Matth. XXI: 1-9. 13 Maandag. H. Herminigildis. 14 Dinsdag. Zalige Liduina v. Schiedam, 15 Woensdag. H. Justinus. 16 Donderdag. Witte Donderdag. Evan gelie Jezus wascht de voeten zijner Apostelen. Lucas XIII: 1—15. 17 Vrijdag. Goede Vrijdag. 18 Zaterdag. Paaschzaterdag. Palm-Zondag. Tweede Zondag der Maand. Les uit het boek ExodusXV, 27—XV1,7 Ia die dagen kwamen de zonen Israël's in Elim, waar twaalf waterbronnen en zeventig paimboomen warenen zij sloe gen hunne tenten op bij bet water. En van Elim vertrokken zij, en de ganeehe menigte der zonen Israël's kwam in de woestijn Sin, die tusschen Elim en Sinaï ligt, op den vijftienden dag van de tweede maand sedert zij uit Egypte vertrokken waren. En de gansche menigte der zonen Israëla morde in de woestijn tegen Mozes en Aaron, en de zonen Israël's zeiden tot henachwaren wij gestorven door de hand des Heeren in Egypteland, toen wij bij de vleeschpotten zaten en brood aten in overvloed! Waarom hebt gij ons uitgevoerd in deze woestijn, om het gan sche volk van honger te doen sterven? En de- Heer sprak tot Mozeszie, Ik zal voor u brood uit dqp hemel doen regenenDat het volk uitga en inzamele zooveel als voldoende is voor eiken dag; opdat Ik het op de proef stelle, of het in mijne wet wandelt, al dan niet. Doch op den zesden dag moeten zij toebereiden wat zjj indragen, en dit zal het dubbele zijn van hetgeen zij voor eiken dag ple gen in te zamelen. En Mozes en Aaron zeiden tot al de zon6n Israël'sdezen avond zult gij weten, dat de Heer u uit Egypteland gevoerd heeft, en morgen zult gij des Heeren glorie aanschouwen. Evangelie volgens den H. Mattheüs; XI, 1-9. Te dien tijde, toen Jesus Jeruzalem genaderd en ie Bethfage aan den olijf berg gekomen was, zond Hij twee zijner leorlingen en zeide tot hen: gaat naar het vlek, dat tegenover u ligten aan stonds zult gij eene ezelin vastgebonden vinden en haar veulen bij haar; maakt ze los en brengt ze tot Mij. En zoo iemand u iets mogt zeggen, zegt dan de Heer heeft ze noodigen terstond zal hij ze laten gaan. Dit alles nu is geschied, opdat vervuld zou worden wat gesproken is door den profeet, die zegt spreekt tot Sion's dochter: zie uw Ko ning komt tot u, zachtmoedig, zittend op eene ezelin en op het veulen, het jong eener jukdragende. De leerlingen nu gingen en deden zooals Jesus hun bevolen had. En zij bragten de ezelin en het veulen, en legden hunne kleederen daarop en deden Hem daarop zitten. En eene talrijke schare spreidde hare kleederen uit op den weganderen sne den takken van de «boomen en strooiden die op den wegen de scharen, die vooruitgingen en die volgden, riepe,n en zeidenhosanna den Zoon van David Gezegend Hij die komt in den naam des Heeren 1 XXIII. Een schrijver, ook al is hjj journalist, die dag aan dag *n pèAr kolommen vól pent en... plakt, leeft altijd mèè met hetgeen hij geschreven heeft. Al kent hg persoonlijk niemand van heel z'n lezerskring, van die misschien wel hon derden, die z'n geestes- en verbeeldings werk, z'n pen-gezwoeg begluren en beoordeelen, tóch voelt bij met hen mee, leven ze hel op voor zijn fantazie. Als hij ernstig of plechtig schrijft, 'h zwaar-gedegen hoofdartikel, dan ziet hij reeds de hoofden van z'n lezers in 't lamplicht gefronsd, dan ziet hij ze lang zaam, bijna spellend lezen. Schrjjft hij m vollen levens-aandrift een tintelend stuk van geestdrift, dan ziet hij hun wangen gloeien, hun oogen tintelen... Voelt hij lust tot ironie, krast zijn pen n scherpe geestigheid neer, dan hoort bij al hun opeens-uitbarstenden schater lach, hun jolige vroolijkheid en instem ming met zoo'n réke mop 1 Spint hij uitvoerig de huiveringwekkend sensatio- neele omstandigheden uit van 'n ongeluk, of n moordzaak, of 'n ander buitengewoon gemengd nieuwtje, dan ziet hij de opge wonden hoofden van babbelende buur vrouwtjes meewarig knikkebollen boven haar bakje troost. Of voelt hij 'n spotlust in zich kittelen, waagt hij 'n onschuldig grapje, 'n pikanterietje aan 't jonge schoon e geslacht, dan ziet hij meisjes- waDgetjes blozen, of hoort haar achter- de-handsoh geginnegap ...Zoo heeft ook Zoeker meegeleefd met wat hij in de enkele losse schetsjes in dit blad neerschreef... En in de laatste weken leefde hij zelfs mee met wat hij niét schreef! Lezeresje of lezer mogen hem zijn anonieme pedanterie, z'n misschien onaan genaam aandoende ijdelheid vergeven, maar éérlijk bekent hij de laatste weken zioh wel eens te hebben voorgesteld, dat er wel enkelen waren, die 't Zaterdag sche tweede-blaadje openvouwden en dan 'n beetje lèèlijk gezicht trokken, omdat er weer geen van feiten en feitjes in stonden afgedrukt. Eerlijk bekent hij zich wel eens te hebben ingebeeld, dat van 't rijke, voedzame menu, in ieder nummer van dit mooi Roomsehe blad geboden, ook zijn hors-d'oeuvretje met smaak werd opgepeuzeld. Dan kon hij ook echt spijt hebben, wanneer jachtige drukte en z'n bèèlen tijd eischend „werk" hem verhinderden z'n gewone weeksche schetsje te schrij ven te verhalen 'n feit of 'n feitje van den dag en daarin te zoeken 't diepere fond, dat er aan ten gronde lag't diepere beginsel, waarvan 't een levens uiting was. En dat ofschoon er took zooveel „stof tot schrij ven was, ofschoon op 'n eenzaam avond-loopje ter verstrooi ing in de al nacht-stille straten een heele woorden-compositie hem door 't hoofd kon neurieën, alleen maar wach tend om te worden neergeschreven... In die omstandigheden, 't gebeurt hem nu voor 't eerst, dat hij moeizaam naar z'n wóórden snuffelen moet, neemt Zoeker eenigen tijd afscheid van z'n lezerskring in dit blad. den grooten familie-kring van Ons Bladwaarvan hij niemand kende, maar waarin hij toch zoo intiem meeleefde. Omdat hij wist, de kolommen van dit blad ge tuigden het met ieder nummer, dat er leefde die héérlijk écht Katholieke geest, dat volle, daadkrachtige Katho lieke leven... ...Mocht hij van hetgeen hij schreef één enkele voldoening hebben. Mocht hij zich, al was 't ook nog zoo weinig, bewust wezen, 'n beetje te hebben mede gewerkt aan den hoógeren opbloei van dat Roomsehe leven. Mocht hij kunnen zeg gen, al was 't nog zoo 'n weinig„j'ai éveillé," ik heb gewékt, ik heb gesticht... ZOEKER. Noot der Redactie, Wij hadden niet ge dacht, zeker niet gehoopt, dat Zoeker ons reeds zoo spoedig zou verlateD. De omstan digheden echter kennende, begrijpen wij zijn besluit. Wij brengen Zoeker hier openlijk dank voor zijne bijdragen, zoo geheel belangeloos aan Ons Blad afgestaan. Zijne «Feiten en Feitjes» waren voor zeervelen geliefkoosde lectuur, èn om den degelijken inhoud èn om den fraaien vorm, waarmede de schrijver een simpel gemengdje vaak wist te om- kleeden. Zoeker hèèft gewekt, Zoeker hèèft gesticht en daarvoor danken wij hem. Thans neemt hij voor eenigen tijd afscheid. Wij hopen voor kort en blij zullen wij zijn, en onze lezers mét ons, wanneer wij over een paar maanden eene nieuwe serie «Feiten en Feitjes» mogen aankondigen I (Voor de Eerste H. Communie Liefste Die het meeste mint Mag vandaag van «liefste» spreken Diep geheim van wonderteeken Noemt u Zijn Communiekind. Liefste kon, o kon de zon Eens haar warme stralen leggen In uw binnenst, en u zeggen Hoe zij warmer warmte won. Blonk niet morgenster zoo ver, Eerstling der Communiedagen, Om uw schoonheid zou ze vragen Blanker blonk de morgenster. Liefste wil eens dicht uw licht Staan vertellen aan de rozen Buiten, wélke binnen blozen Schaamrood ging heur kelke dicht. Schoonste feest van open goud, Hoor muziek van merels fluiten, Honderd fluiters tieren buiten, Merelzangen zijn zoo oud. Liefste Jesus is de zon Bron van stralen die er schieten Van volsmaken, van genieten Liefste Jesus is de bron. A. XXIII. «Gy zult met Aurelius niet in 't huwelijk treden; ik zal Cornelius spreken en hem zulke woorden toevoegen, dat hij niet langer bij zijn eisch zal volharden I» Dit zeide de zwakke vrouw, die sidderde reeds bij het zien van haar gemstal. Sylvia lachtte droevig en zeide op be slisten toon «Het is te laat. Reeds dezen avond moet de verloving plaats hebben de getuigen van beide kanten zijn uitgenoodigd, morgen moet ik Aurelius in den tempel van Juno volgen. Volbreng ik mijn belofte niet vrijwillig, dan zal de tiran van Rome met geweld mij naar den tempel laten slepen. Waartoe dienen recht en wetteD, wanneer de wil van dezen mensch almachtig is Ga nu naar uwe woning, dierbare moeder, spoedig zal ik by u komen. «Laat mij nu alleen, een bruid moet zich voorbereiden voor het feest harer verloving. Morgen zal het volk samendringen bij den tempel van Juno, waar ik -met bloemen ge- kransd als een offerdier ter slachtbank zal gevoerd worden... Ook de «goddelijke keizer» wil bij mijn huwelijk tegenwoordig zijn, zorg dus dat de maaltijd zulk een gast waardig zy.» Terwijl de jonge patricische aldus sprak trachtte zij te glimlachen, maar iedere glim- lach bestierf op hare lippen. De matrone liet zich door Sylvia's woorden niet bedriegen. Zij verliet haar dochter, vast besloten alles te beproeven om de huwelijksplechtigheid tenminste te doen verschuiven. «Myn God,» zuchtte Sylvia toen zij weder alleen was, «geef dat morgen het hart mijner goede moeder zich tot het ware geloof keeren moge, en verleen haar de groote genade vrij en zonder schroom Uw heiligen naam te belyden. Morgen zal ik misschien de zon niet meer zien ondergaan... Maxentius zal mij terstond als ik zijn valsclie goden gelasterd heb, laten dooden... Mijn moeder, Dio, Flavianus, gij allen zult treuren bij mijn graf, terwijl ik voor u in den hemel bidden zal I» Zonderling 1 in dit droevig oogenblik stelde zich het beeld van den armen soldaat voor den geest der ODtstelde jonkvrouwzij zeide tot zich zelve«ware Aureliu3 slechts Christen en zoo deugdzaam als Flavianus, ik zou zooveel smart niet te lijden hebben.» Terstond verdreef Sylvia die gedachte van zich en zocht sterkte voor de naderende gebeurtenis in een hartelijk gebed. Nu weder rustig en overgegeven, beval zij haar slavinnen den bruidstooi en hare kostbaarheden in gereedheid te brengen zelve vlocht zij een krans van bloemen en plooide haar langen purperen sluier. Eindelijk begaf zij zich naar hare moeder, en beval haar nogmaals Dio en de arme gevangene aan. Zij moest zelfs de matrone troosten, want Aemilia hield niet op met weenen. Deze erkende thans, maar te laat, de slechtheid van den gemaal, die als een tiran haar behandeldenu verklaarde zij met eene bij haar ongewone beslistheid, dat zij zich van hem zou losmaken en tegen de opoffering van hare dochter aan Aurelius zich verzetten zou. De wind droeg deze woorden weg. De jonge patricische was niet meer te redden uit de handen van Maxentius onbarmhartigen gunsteling. XI. IN DEN TEMPEL Het uur waarop het huwelijk zou vol trokken worden brak aan. Aurelius was buiten zich zeiven van vreugde, want nu zouden de rijkdommen van Sylvia hem eindelijk toebehooren en... wat van niet minder belang was voor den zoo dikwerf vernederde... thans was ook de tijd zijner wraak gekomen. Het gevolg, dat de bruid naar den tempel van Juno begeleiden zou, verzamelde zich in het paleis. Aurelius, gekleed in een pur peren toga en het hoofd met bloemen ge kranst, was reeds binnengetreden, vergezeld door tal van vrienden, die hij tot de plech tigheid had uitgenoodigd. Thans ging bij in de ontvangstzaal op en neder, telkens de gelukwenechen der nieuw- gekomenen in ontvangst nemende. Op eens werden de deuren der zaal wijd opengeslagen en kondigde een slaaf met luider stem de komst der bruid aan. Sylvia naderde, voorafgegaan door den doofstommen knaap, die gekleed in een witte, met zilveren franjes afgezette toga, in zijn rechter hand een zilveren schaal droeg, waarop meel en zout lagen. Straks moesten, volgens Romeinsch gebruik, deze spijzen onder de jonggehuwden verdeeld worden. Bij het zien van Sylvia ging een bewon derend gefluister uit de menigte op inder daad nimmer scheen Sylvia schooner dan op dit oogenblik, nu een lichte blos over haar anders zoo doodsbleek gelaat lag uit gespreid. Het was echter niet de vreugde eener gelukkige bruid, maar angst en span ning voor de gebeurtenissen, die weldra zouden plaats grijpen, welke het hart sneller deden kloppen, en haar het bloed naar de wangen joegen. Een krans van groene bladeren, waarin afwisselend roode en witte rozen gevlochten waren, kroonde haar hoofd en omgaf den sluier, die in rijke plooien over haar Wit met roode franjes versierd kleed nederhing. Aan hare zijde ging Aemilia gekleed in de pracht eener Romeinsche matrone. Haar bleeke trekken en de droefheid sprekende uit haar gelaat waren geheel in stryd met den luister harer kleeding. De getuigen omringden de bruid, dan volgden haTe slavinnen in het wit gekleed en met bloemen rijk getooid. De eene droeg een stuk fijn linnen, een ander een spin rokken, een derde een draadklos, als om te kennen te geven, dat de vrouw in het huis van haren man met deze zaken zich moet bezig houden. Een kind sloot den stoet. In 't blauw gekleed droeg het een met bloemen en linten versierd lam, dat aan de godin der liefde moest geofferd worden. Aurelius en Cornelius traden op de bruid toede eerste bood haar nu bet huwelijks geschenk aan, dat bij de Romeinen meestal bestond uit een kostbaar sieraad of ook wèl uit een gewonen ijzeren ring. Sylvia nam het ebbenhouten kistje, waarin de kleinoodiën besloten lagen onverschillig aan en reikte het zonder er zelfs een blik in te werpen aan hare Blavinnen over. Aurelius werd bleek van woede by dit teeken van verachting, hy bedwong zich echter maar besloot dezen smaad te zullen wreken. Cornelius was heengegaan om de komst van den keizer te verbeiden, weldra kwam hij haastig terug en kondigde de komst van Maxentius aan. Aurelius boog zich diep voor den binnen- tredenden keizer en dankte hem dat hij zijn huwelijksfeest met zijn «goddelijke tegen woordigheid» wilde vereeren. Maxentius lachtte, spottend en na Sylvia begroet te hebben wenschte hij Aurelius geluk met het bezit van een zoo schoone en zachtmoedige bruid. Dan stelde hij zieh aan het hoofd van den Btoet,die zich nu naar den tempel van Juno op weg begaf. Langzaam gingen de keizer en aan diens zijde Cornelius en Aurebus voort. Dan volgde de bruid met hare moeder en de talrijke getuigeD, achter dezen de slavinnen en de beide kinderen, ten laatste de gasten. Een ongewoon groote volksmenigte was in de straten samengedrongen, een ieder bewonderde de bruid en riep haar luide zegewenschen toe. Sylvia geheel in gedachten verzonken sloeg geen acht op hetgeen er om haar voorviel. Nu en dan hief zjj de blikken ten hemel en een kort, vurig gebed ontvloog haar trillende lippen. Op eens verbleekte zij, zij moest Flavianus voorbij, die daar onbewegelijk als een stand beeld aan de zijde van den weg stond. Deze beschouwde Sylvia verwonderd, en kon zelfs zijne verbazing niet meester worden. Wel had hij zich op de raadselachtige woor den van Sylvia naar deze plaats begeven, maar het was hem niet in de gedachten gekomen, dat Aurelius haar naar den tempel van Juno voeren zou. Sylvia boog het hoofd toen zij Flavianus voorbij ging, in diens blikken had zy mede lijden on verachting gelezen. Het was of de krac'.teu haar ontzonken, zy greep zich vast aan hare moeder om staande te blijven... een k t gebed schonk haar de kracht des hemels terug en moedig vervolgde zij nu weder haren weg. Op het kapitool verhief zich trotsch het heiligdom van Juno; ten tijde van Vespa- sianus verbrand tegelijk met den tempel van Jupiter en Minerva, was het thans met nieuwen luister uit zijn asch verrezen. De stoet steeg de trappen van den tempel op en schaarde zich nu om het altaar, dat met laurier en rozen rijk versierd was. Aan de rechterzijde plaatste zich de keizer, links Cornelius. Een priester in een wijd, wollen kleed gehuld besteeg het altaar en wenkte de beide kinderen, die de offers droegen, nader te treden. Aurelius begaf zich naar Sylvia, greep lachende haar hand om haar naar den priester te voerende patricische rukte zich heftig los en besteeg snel het altaar, dan keerde zij zich naar de samengepakte menigte en riep met luider stem «Hoort mij, gy allen die hier verzameld zijt om mijn huwelijk bij te wonen. Ik ben christen en het is Aurelius niet geoorloofd een jonkvrouw te huwen, die zyn goden veracht en lastert.» Onder het spreken ckazer moedige woorden, rukte de heldhaftige christinne zich de bloemen van het hoofd, verscheurde haren sluier en wierp de stukken op het altaar. Een gebrul van afgrijzen Bteeg uit de menigte op de ongelukkige Aemilia vreezende dat men haar dochter dooden zou, drukte haar met den moed der wanhoop aan haar borst. Cornelius was bleek van woede en Aurelius had Sylvia aan stukken kunnen scheuren. Flavianus alleen, juichte in de stilte zyns harten de stoutmoedige daad der patricische toe. Geleund tegen een der zuilen des tempels beschouwde hij dit tooneel met een gevoel van onbeschrijfelijke vreugde, hij had de hand reeds aan het zwaard geslagen, bereid om met opoffering van eigen leven de heldhaftige Sylvia te beschermen. (Wordt vervolgd). Hendrik zal dan zijn eerste H, Communie t. doen. Want pastoor wil het. Eerwaarde stuurde me laatst, vertelt moeder weer, een briefje om den naam te weten en of er bezwaren zijn. Ja, heb ik geschreven, be zwaren zijn er wel, ik heb geen kleeren en ik heb geen geld. Pastoor liet me toen bij 'm komen en zeiHendrik moet toegelaten worden, want hy is al veertien jaar. O mijnheer pastoor, zei ik, als ik het zeggen mag, 't is een vlegel. De kwajongen verdient niet, dat u hem aanneemt. Maar alB u het wilt. Honderdmaal moet ik hem thuis zeg gen Hendrik leer je les Hendrik 't is tijd voor de Kerk Hendrik is er vandaag geen leering. Maar als u het wilt, ziet u, en zorgt dat ook ik en myn man knapjes voor den dag komen... En wat zei pastoor Pastoor zei niets en gaf kleeren. Hendrik is dat jaar toegelaten tot zijn eerste H, Communie. Maar Hendrik heeft het er bij gelaten dat zelfde jaar, en doet er nu niets meer aan. Hoe komt dat En wie zijn er buiten Hendrik de schuld van Luistert eens, lieve kinderen. Hier beneden ligt een vallei, en in de vallei is een hof. Geplant staan er veel stevige boomen met jonge weeld'rige vruchten, Eén boom is er, die wel eenige blaadjes draagt, maar ach hoe jammer geen vrucht, Hoe dat komt Daar is de hovenier. Vraagt het hem eens. Hij weet 't. Verleden jaar, vertelt hij, heb ik rondom hem gespit en mest aangebracht. Misschien, dacht ik, zal hy dan vrucht dragen. Maar ik vind er geene, ik zal hem omhouwen. Want de stam deugt niet, de etam, ziet u, de stam. i. Hendrik wil de wereld zien. Varen op de West, dat wil hy. Maar Hendrik moet nog zijn eerste H. Communie doen. Eerst moet pastoor hem aannemen, zegt moeder. Waarom houdt pastoor den jongen ook zoo lang op leering 1 Mensch laat gaan, zegt vader, we hebben er thuis genoeg, laat varen als de jongen nu eenmaal matroos worden wil. Maar moeder staat onverzettelijk op haar stuk en bevestigt met haar gewonen vuistslag op tafelmijn jongen zal eerst worden aangenomen." Hendrik maakt moeder doorgaans buiten baar zelve van kwaadheid. Laatst nog zei ze tegen buurvrouw Buurvrouw, zei ze, het is een hel, zei z.e, tegenwoordig met de jongens. Stuur je ze naar Mis of Kerk, ze gaan niet. Mins, zei toen buurvrouw, je gaat zelf niet. Wat dacht ze Of een mensch met twee kommesaals en een paar platte kinderen thuis 'nog kan denken aan Kerk gaan De Kerk is goed voor de fijnen, juffrouw. Op 6GQ heuvel, geheven aan Zijn kruis, hangt Jesus hoog boven een bange wereld, Wyd-uit zijn Zijn armen gespannen; met spijkers zijn Zijne handen en voeten geslagen vast aan het hout. Heel Zijn lichaam hangt aan vier vreeselijke wonden. Zyn hoofd met doornen bestoken, is diep gezakt voorover op de beweeglooze borst. Vaal heeft de kille dood dit edele lichaam verstijfd... De vuren Zijner heerlijkheid doorbliksemen de duistere lucht en krakend davert de donder over de rotsen... Verward in wilden angst vlucht de menigte terug naar Jerusalem... Hoog geheven aan Zyn kruis hangt Jesus, offer van lijden. Zijn lichaam is wreed gerukt, in pijnlijke rekking gespannen, vast- geslagen aan 't ruwe kruis. Grof zyn de nagels geslagen, door scheurende spiereD, dwars door de aderen, en 't bloed vreemd opwellend langs 't ijzer, heeft er geteekende donkerroods gangen langs polsen en voeten vóór dat het neerdruppelen ging op den grond. De vele wonden nu zichtbaar allen, zijn 't vreeselijke spoor van matelooze pijn. Het hoofd nu diep gezakt op de borst, heeft zich gebogen, neergedrukt onder overstelpenden smaad het is gezonken voor over 3ls het lijden in smart na smart uit groeide Ondragelijkhet heeft zich gebogen, als eindelijk al het lijden volbracht was... Hoog geheven aan Zijn Kruis hangt Jesus, offer van Liefde. Uitgebloed is zijn lichaam druppel na druppel uitstortend betaalde Zijn Liefde dien grooten moeielyken losprijs. De laatste adem die Zijn borst bewoog is uit gegaan in een liefdeverzuchting. Zijn laatste liefdegebed voor ons heeft de dood verstijfd in Zijn lippen. Diep nijgt Zijn minnend hoofd tot ons neer. Wond na wond, pur perrood, zegt er met stamelende stemme, hoe vurig daar binnen de Liefde brandt. Door een breed open wond, schiet uit een stralende vonkeling van 't onbedwingbare Liefdevuur, dat daar vlamt in Zijn Goddelyk Hart. Hooggeheven aan Zijn kruis hangt Jesus eenzaam boven een bange wereld... Komt en ziet gij allen, Jerusalem's kin deren op een dorren heuvel, buiten de stad, is opengebloeid, uit een groenen stengel van Liefde, een wondere purpere lijdensbloem, H. M. v. d. B., Pr. Liefdewerk voor volwassen R. K. Doofstommen, In de Kapellen der eerw. Broeders van St. Jan de Deo te Den Haag, Haarlem en Amsterdam zal een preek worden gehouden in gebaren en tegelykertyd met de lippen. Daarna gelegenheid om te biechten. Alle doofstommen, zonder uitzondering, worden gaarne verwacht in gezelschap van een of twee hoorende personen. Deze per sonen hebben dus ook toegang tot de Kapel, Vrouwelijke doofstommen, buiten den Haag, Haarlem of Amsterdam woonachtig, worden niet toegelaten zonder verantwoor delijke geleide van ten minste één hoorend persoon. Den Haag, Plaats 13, op Zondag 12 April om 3 uur. Haarlem, Maarten van Heemskerkstraat, op Zondag 26 April om half vier. Amsterdam, Keizersgracht 67, op Zondag 19 April en op Zondag 3 Mei, onder de H. Mis van 10 uur. Deze oefeningen worden nu en dan ook bijgewoond door doofstommen uit Alphen a/d. Rijn, Assondelft, Gouda, Haarlemmer, meer, Heemstede, Ilpendam, Schiedam, Uit geest, Vrijenban, Weesp, Hilversum, Laren en Utrecht. Andere doofstommen zouden ook gaarne nu en dan Gods woord zien verkondigen, maar wie zal hun het reisgeld verschaffen 7

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Ons Blad : katholiek nieuwsblad voor N-H | 1908 | | pagina 5