Zaterdag 9 Mei 1908. TWEEDE BLAD. Allerhanden. Roomsche Boeken, De laatste Offers, KALENDER voor de dagen der week. 10 MEI. ONS BLAD. 10 Mei. Zondag. Beschermfeeet van den H. Joseph. EvangelieEen weinig tijds en gij zult Mij niet zien. Joann. XVI 16-22. 11 Maandag. H. Gregorius van Nszianze. 12 Dinsdag. H.H. Nereus en Achilles. 13 Woensdag. H. Actonius. 14 Donderdag. H. Egbertus, 15 Vrijdag. H. Joannes Baptist. 16 Zaterdag. H. Joannes Nepomucenus. Derde Zondag na Paschen. Tweede Zondag der Maand. Les uit den eersten brief van den H. apostel Petrus; II, 11—19. Veel geliefden Ik smeek u, ala uit- landigen en vreemdelingen, dat gij u onthoudt van de vleeschelijke begeerlijk heden, die strijd voeren tegen de v.iel, en dat gij oenen dengdaamen wandel bewaart onder de heidenen, opdat zij, terwijl zij u als kwaaddoeners belasteren, bij het aanschouwen uwer goede werken, God mogen verheerlijken op den dag der bezoeking. "Weest dus, om wille van God, onderdanig aan alle menscbelijke ordening, hetzij aan den koning, als die de verhevenste ishetzij aan de land voogden, als die door hem gezonden zijn, om de boosdoeners te straffen, maar aan hen, die goed zijn, lof te geven. Dit immers is de wil Gods, dat gij, door goed te doen, aan den onwijze en onwe tende den mond sluitals die vrij zijt, doch do vrijheid niet doet dienen tot een dekmantel der boosheid, maar als dienaren Gods. Bewijst iedereen eer hebt de broeders liefvreest Godeert den koning Gij dienstknechten weest met allen eerbied onderdanig aan uwe keeren, niet alleen aan die goed en be scheiden, maar ook aan die hard zijn. Dit toch is Gode welgevallig, in Christus Jesus onzen Heer. Evangelie volgens den H. Joannes XVI, 16-22. Te dien tijde sprak Jesus tot zijne leerlingen een weinig tijds, en gij zult Mij niet meer zienen wederom een weinig tijds, en gij zult Mij zien want Ik ga tot den Vader. Sommigen dan van zijne leerlingen zeiden tot elkander wat is dit, hetgeen Hij ons zegteen weinig tijds en gij zult Mij niet zien en wederom een weinig tijds en gjj zult Mij zien en want Ik ga tot den Vader P Zij zeiden danwat is dit, hetgeen Hij zegteen weinig tijds P wij weten niet wat Hij spreekt. Jesus nu wist, dat zij Ilem wilden vragen en zeide tot ben gij zijt het niet eens onder elkander daarover, dat Ik gezegd heb oen weinig tijds, en gij zult Mij niet zienen wederom een weinig tijds, en gij zult Mij zien. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg ugij zult schreien en weenen, doch de wereld zal zich verheugen gij ech ter zult in droefheid zijnmaar uwe droefheid zal in vreugde veranderen. Eene vrouw, wanneer zij in barensnood is, heeft droefheid, dewijl haar uur go- j komen is maar als zjj het kind gebaard j heeft, denkt zij niet meer aan de smart, wegens de vreugde, dat er een mensch ter wereld geboren is. Ook gij dan hebt nu wel droefheid doch Ik zal u wederom zien, en uw hart zal zich verheugen, en niemand zal u uwe vreugde ontnemen. XH. Onlangs bezocht ik de Alkmaarsche vee markt op Maandag en wat mijn oog het eerst trof was een rijtuig, ja boe zal ik bet noemen zoo'n dokteracoupétje maar dan eene met de kap er af. Nu, zult ge zeggen, dat ia zoo'n bijzonderheid niet. Neen, maar in dat rijtuig stond een agent van politie. Ik trad dadelyk naderbij en vroeg aan de omstanders, wie wel de eer genoot, al zoo vroeg ('t was een uur of zeven) in het achuuitje te worden gestopt, misschien een Maandaghouder, die te veel last had van nadorst Niets van dat alles, 't was een koe beest, dat helaas te vroeg ontslapen was en nu onder poiitie-escort (ze waren zeker bang, dat het dier schijndood was) naar het ge meente-slachthuis werd vervoerd. Ik ben later eens gaan interviewen en vernam, dat de koe dadelyk na aankomst geslacht was en het vleesch totaal afgekeurd. Wat was er nl. gebeurd? Den eigenaar van bet beest, dat ziek was, word aangeraden petroleum ais geneesmiddel te bezigen, maar eene koe ie nu eenmaal geen lamp en zoo was zij gestorven aan het overmatig gebruik van petroleumdrank. Het vleesch werd daarom natuurlijk afge keurd. Wat ben ik toch blij, dat we een abattoir hebben i Verbeeld je, anders was al dat vleesch hier in de stad beland en velen hadden misschien van die heerlijke carbonado met petroleum saus gesmuld. Waar zou vroeger het volgende afgekeurde gebleven zijn 1 koe, 1 vaars, 1 pink, 2 varkens, 3 scha pen, 2 nuchtere kalv8reD, tezamen 10stuks; de longen van 17 paarden, 19 koeien, 25 varkens, 3 nuchtere kalveren, 2 schapen, 1 geit; de lever van 1 paard, 7 koeien, 7 varkens, 4 nuchtere kalvereD, 1 schaap, 1 geit borst en buikingewanden van 1 koe, 6 varkens, 1 nuchter kalf het hart van 1 koe en 1 nuchter kalf; de milt van een koo de nieren van een verken de zwezerik van een vet kalf; 73 K.G. rundvet27 '/a K.G. varkensvet (Volgens de Alkm. courant in de maand April afgekeurd). Toch zeker voor een groot deel in de magen van Alkmaar'g vleeschetende gemeente en die gemeente is nog al groot. Vegetariërs zullen er wel niet veel zijn, gelet nl. op do omstandigheid, dat men in Alkmaar geen tien passen kan maken of men ziet een slagerij en geen courant lezen of eene reuzenadvertentie met de woorden carbonade, ozeentong, kalfslever, rollade, enz., prikkelen je de smaakzenuwen. Ik ben zelf nooit een voorstander geweest van een gemeente slachthuis, doch nu 't er eenmaal is, fiat! maar dan het ook niet meer impopulair gemaakt, dat is 't ai genoeg. De kiezers, die destijds zoo hard geloopen hebben om de voorstanders in den Gemeente raad te helpen zullen het aanstonds zelf wel aan hunne portemonnaie voelen. Het aanslag biljet der pereoneele belasting geeft te dien opzichte al een voorproefje. Als nu in Alkmaar de ooievaar maar veel meer werk krijgt, dan de doodgraver, dan zal de Btad spoed.g 30.000 zielen tellen, enhet abattoir kan zichzelf bedruipen. (Uit het verslag van den Raad van Alkmaars vroede vaderen), SNUFFELAAR. A... 5 Mei '08. Langzaam kropen de uren voorbij. Eindelijk kon Sylvia het op hare legerstede niet langer uithoudenzachtjes stond zij op om hare vriendinnen, over wie nu eeu lichte sluimer was neergedaald, niet te wekken, en verliet toen stil de tent. De nachtlucht was koud. Reeds begonnen de sterren voor het aanbrekend daglicht te verbleeken; men hoorde het gehinnik der paarden en een dof geruisch dat uit de legerplaats opsteeg. Droevig gestemd beschouwde Sylvia het leger, en dacht bij zich zelve, hoevelen dezer dappere krijgers, heden nog vol kracht en levensmoed, weldra zouden worden weggerukt uit het getal der levenden, hoe hunne on begraven lijken het open veld bedekken zouden. Infusechen brak de dag aan. De donker blauwe hemel, die in het Oosten begon te kleuren door het purperen morgenrood, kondigde den opgang der zon aan. Lichte en donkere kleuren wisselden elkander in de vlakte af, terwijl een grauwe nevel den loop des Tibers aanwees. Scharen van vogels streken over de leger plaats, en vlogen verschrikt benen voor het onbestemde gerucht, dat opsteeg uit de menschenmassa in de legerplaats. Lang beschouwde Sylvia dit tooneeldaar liet zij hare blikken gaan naar de Eeuwige Stad, die op dit oogenblik baadde in een zee van goud. Dan wendde zjj bare blikken naar de tent van Oonstantiju, waar zy aan den ingang den keizer bemerkte in zija volle wapani usting gedost. «God der legerscharen, waak over Oon- s(antiju,« bad de patricische, terwijl zij hare blikken ten hemel verhief. Op eens slaakte zij een luiden gil, en nederzinkende op hare knieën hield zy hare strakke blikken op het firmament gevestigd. Boven de keizerlijke tent teekende zich tegen het azuurblauw des hemels een groot krui» af door licht omBtraald waaromheen geschreven stonden do woorden»In dit (teeken) zult gij overwinnen. Sylvia beschouwde zich onwaardig langer de getuige van zulk een wonder te zijn; zij wierp zich voorover op de aarde maar verhief zich weldra weder, toen zij geheel het leger een luiden doordringenden kreet hoorde uitstootennogmaals blikte zij naar omhoog, het kiuia was verdwenen. De patricische zoude gemeend hebben een droombeeld te zien, had zij niet opgemerkt dat Cün.-tautijn zelf en geheel het leger met geestvervoering de blikken naar dat gedeelte van don hemel gevestigd hielden, waar zij het kruis gezien had. De aanvoerders des legers verzamelden zich terstond in de teDt van Constantijn. Toen zij die weder verlieten hoorda men opnieuw een donderenden kreet. Het was een kreet van vreugde en van haatvan vreugde, aangeheven door de christen ooi- daten, van h3at, geslaakt door de heidenen die knarsetandend zich afwendden. Op donzelfden dag nog liet Conetaulya de goudwerkers en juweliers bij zich ont bieden, en droeg hun de vervaardiging op van het nieuwe krijgstoeken, het Labarum. Op een lange lans werd een kruis be vestigd en van de armen van deu dwarsbalk viel een fijn geweven, met edelsteenan ver sierd weefsel naar omlaag. Boven het kruis werd een gouden kroon aangebracht bezet met fonkelende diamantenin het midden daarvan schitterde het monogram van het grieksche woord «Christus' in den vorm van een grieksch kruis. Voor ieder legioen liet ConBtantiju zulk een krijgateeken vervaar digen. Hy zelf liet op zijn helm een kruis aanbrengen, terwijl ziju soldaten het kruis- teeken op hunne schilden droegen. Dan koos bij vijftig soldaten uit zijn lijfwacht, de dappeisten on koensten van alien, en gaf hun zijn standaard over om dit het leger vooruit en den vijand te gemoet te dragen. Terwijl dezo wonderbare gebeur tenia in het leger had plaats gegrepen, besloot Maxentïufl eindelijk zich tot tegenweer gereed te maken. Tot nu toe had hy nog niet tot een beslissing kunnen komen, maar zich vermaakt in den circus, zonder dat hij er er aan scheen te denken zich aan het hoofd 5—gwneimreT—MMhm—I van het leger te stellen. Het volk van Rome ergerde zich aau zijn onverschilligheid. Maxentius raadpleegde de Sibyllijnsche boeken, zij voorspelden hem do overwinning van zijn vijanden. De keizer legde deze woorden ten zynen voordeele uit. Het deed hem leed, dat de tyd ontbrak om de toe komst te ontdekken uit de ingewanden van het kind, dat hij altijd nog gevangen waande in het huis van Cornelius. Deze had den keizer niets van hare ver dwijning gezegd, maar alleen de vlucht van Sylvia verhaald. De keizer had er hartelijk om gelachen, vooral denkende aan het ont stelde gelaat van Aureliustoeh droeg hij Cornelius op na de zegepraal onmiddellijk onderzoek te doen naar de verdwenen jonk vrouw. Op den dag na het wonderdadig ver schijnen van het kruis boven de tent van Gonstantijn verliet Maxentius Rome aan het hoofd zijner legioenen. Hij bereed een zwart paard met een purper kleed bedekt, waarvan franjes bijna tot den grond afhingennaast den keizer reeds Cornelius, en onmiddellijk achter hem de kortelings tot tribuun be noemde Aurelius aan het hoofd van zyn legioen. De troepen van den tiran trokken stil zwijgend den flaminieehen straatweg ophet was alsof de soldaton een voorgevoel hadden van een droevigen strijd, zoo somber Btonden hunne gelaatstrekkenbet treurigste van allen was Flavianus gestemd, want hij vreesde dat Sylvia, Servia en Antonia niet meer veilig zouden zijn in de villaook trok hy met een zekeren weerzin op tegen een vorst, van wien by zooveel goeds en edels ver nomen bad. Op de Milvische brug, waar het leger den Tiber overtrok, hield Maxentius plotseling zijn paard in en keek met donkeren, starren blik in het troebele waterdan gaf hij het teeken om verder te trekken, wendde zich toen terstond tot Cornelius en zeide op ontstelden toon«Hebt gij de hand niet gezien die uit bet water omhoog rees en mij scheen toe te wenken «Caesar, ik heb niets gezien,' antwoordde Cornelius. «Het noodlot is tegen my,« ving de by- geloovige keizer opnieuw aaD, «een ongeluk bedreigt mijzie de raven, welke ons tege moet vliegen, 't Is alsof ik dezen weg niet meer betreden mag en myn leger zal ver slagen worden.' Te vergeefs trachtte Cornelius zijn meester gerust te stellende moedeloosheid had den keizer aangegrepen, zij nam toe hoe dichter men den vyand naderde. De morgenzon verlichtte met haar gouden glans d8 uitgebreide vlakte toen Maxentius tot dicht bij de «villa der spoken' was voortgetrokken. In de verte zag men het leger van Constantijn, dat in de grootste orde naderde. Maxentius stelde zijn troepen in slagorde op de plaats die «de roode steenen' ge noemd wordt, op ongeveer negen mijlen van Rome gelegen. Zijn rechtervleugel steunde op den Tiber, waarover de keizer een schip brug geworpen had, die gemakkelijk kon weggenomen worden. De linkervleugel strekte zich aan de overzijde van de Via Cassia nog ver vooruit tot waar deze weg uitliep op de hoofdstraat, die naar de Porta-Trium- phaiis voerde. Op een gegeven oogenblik stortten de troepen van Maxentius zich met den moed der wanhoop op Constantijn's legerscharen. Het samentreffen was aan beide zijden ver schrikkelijk; lansen braken, paarden stortten neder, het was een stryd van man tegen man. Een bloedig, hevig gevecht ontspon zichde overwinning was dan aan deze dan aau gene zijdeop eens bracht de stem van een eenvoudig soldaat een ontzettende ver warring in de ryen van Maxentius' legioenen. Flavianus streed als een leeuw in het dichtste slaggewoel. Daar vielen zijne oogen op het Labarum, dat ziju tegenstanders vooruitdroegen. Ontsteld en verward bij het zien van het heilig teeken des kruises, ontvielen de wa- Één der poorten van Rome. Ier inleiding. Lang reeds geleden, beloofden wij zelf eene nieuwe rubriek in Ons Blad te be ginnen over „Roomsche Boeken". Door verschillende omstandigheden echter moest het tot dusverre bij een belofte blijven en dat, terwijl zich meer en meer stof ter be spreking ophoopte! Van heden af echter hopen wij zoo geregeld mogelijk deze ru briek voert te zetten. .Roomsche boeken" hebben wij ze ge titeld, daarmede tevens aangevend, wat in j deze rubriek ter sprake zal komen. Wij wenschen onze lezers op de hoogte te houden van hetgeen er zooal op de Roomsche boekenmarkt te koop wordt aangeboden en *°or onze lezers nuttig en voordeelig zijn ™r. Een goed boek is een goede vriend 2e?t men en wij voegen er aan toe, een goede vriend is een der heerlijkste licht punten in ons leven. Nog maar al te veel pikeert men in de meening en ook onder (e Katholieken zijn er nog wel, die zoo 'hen, dat de Roomsche literatuur nu 0ch eigenlijk zooveel niet beteekent! Zij tenen altijd nog even dwaas, dat er van azareth niets goeds kan komen. Jammerlijke onwetendheid, betreurens- aardig misverstand. Alle tijden door toch de Katholieke Kerk wijzen op een s?haar van schrijvers zoo op weten- jT^Ppelijk, letterkundig als geestelijk ge- ni t 'aatste kwarteeuw is dit er slechter op geworden. Integendeel. Verbazingwekkend en verblijdend tevens is het, welk een macht de Katholieke pers, in hare ruimste beteekeuis genomen, ontwikkeld heeft en ontwikkelt. Alom is er leven en opbloei en op alle gebied staan de schrijvers klaar, om de Kerk te ver dedigen of te verheerlijken. Ook in ons land valt dit gelukkig verschijnsel waar te nemen en met vreugde maken wij er melding van. Op letterkundig terrein mogen de Katho lieken met eere wijzen niet alleen op meerdere talentvolle schrijvers en schrijfsters van het oude geslacht, maar ook op litera- tors der nieuwere richting. Ook aan de Katholieken is de letterkundige beweging van '8o niet onvruchtbaar voorbijgegaan. Het is hier thans de plaats niet, over deze jongere richting uitvoerig uit de wijden, en uiteen te zetten in hoeverre die nieuwere richting toejuiching of afkeuring verdient, maar dit valt nimmer te ontkennen, dat ook in den nieuweren vorm door Katho lieke Jongeren kunst is geleverd van opperste schoonheid. Later vinden wij allicht aanleiding over een en ander wat breeder uit te weiden, voorloopig zij het genoeg, dit feit dankbaar te memoreeren. Niet alleen echter op het gebied der letterkunde was er herleving en opbloei, ook het veld der sociologie en economie staat wit van bloesem. Wij* noemen in dit verband de talrijke geschriften en blaadjes op gebied der drank bestrijding, het sociale en nuttige werk der gele boekjes, het Katholiek Sociaal Weekblad en die heele reeks van politieke en sociale studies, welke „Futura" uitgeeft enz. enz., verder op apologetisch en weten XXVII. Zoon van Conetantïus Cklorus, die met Diocletiaan Maximiniaan en Galeriuo de heerschappij gedeeld had, was hij door da troepen zijus vaders tot keizer uitgeroepen, en had toen den naam van Augustus aan genomen. Als overwinnaar der Gothen had hy zich na den strijd edelmoedig betoond zyn roem was groot, en algemeen bekend de strenge krijgstucht onder zijn legerscharen. Met buitengewone scherpzinnigheid begaafd, was hij tevens deugdzaamhy beminde hartstochtelijk de studie en den omgang met kundige mannen. Sylvia en de oude vrouw waren reeds op eenigen afstand stil blijven staanzij waagden het niet nader te treden maar hadden nu gelegenheid uit de verte de machtige ver schijning des keizers te bewonderen. De vorst bemerkte weldra de beide vrou wendoor nieuwsgierigheid gedreven trad hij nader, en vroeg aan de jonkvrouw «Wie zijt gij, mijn dochter?' Sylvia noemde haren naam, en verhaalde in korte trekken hare geschiedenis en die van Antonia. Haar aangrijpend verbaal had den keizer ontroerd, die nu met buitengewone hoffelijk heid en hartelijke minzaamheid haar ant woordde «Gij zult in mij een vriend en beschermer vindengij hebt er -wel aan gedaan u naar mijn legerplaats te begeven. Ik bemin de volgelingen van dien God, die Zijn Zoon op deze aarde gezonden beeft om de wereld te verlossen.' Deze woorden verbaasden Sylvia; zich niet kunnende weerhouden riep zij uit «Caesar Augustus gij drukt u uit op de wijze der christenen.' Constantijn vervolgde glimlachend «Gy en uwe gezellinnen vinden geen veilig toevluchtsoord meer in de villa. Maxentius maakt zich gereed mij uit Rome tegemoet te trekken om mij den slag aan te bieden. Neem alzoo mijn aanbod aan en kom met allen, die u dierbaar zijn, wonen in deze tent, die dicht bij de myne is. Wanneer mijn legioenen tegen Maxentius zullen oprukken, dan zijt gij hier buiten alle gevaar. Uwe vervolgers kunnen niet hier verschijnen voordat zij geheel mijn leger vernietigd hebben.' «Caesar, gy zult overwinnen, uwe dapper heid zal over Maxentius zegepralen.' «God is met degenen, die op Hem ver trouwen,' antwoordde Constantijn. Hij beval toen den tribuun de beide vrouwen naar de villa te begeleiden om Antonia af te halen, die met angst en onrust wachtte op de terugkomst van baar moeder en haar vriendin. Tegen zonsondergang zaten Servia, Antonia en de jonkvrouw voor de tent, die Con- stantyn baar als woning had aangewezen de patricische en de oude vrouw maakten zich vroolijk over de verbazing van Antcnia bij bet zien der krijgshaftige toebereidselen in de legerplaats. De keizer stond aan den ingang van zijn tentnu en dan zweefden zijn blikken over de dappere cohorten, over het verre Rome zijn geest hield zich bezig met de ltoene en stoute gedachte, dat hij weldra de Eeuwige Stad zou binnentrekken aau het hoofd zijner legerscharen, met lauweren gekroond. De rij zijner heldendaden zou zich sluiten met de onderwerping van den wreeden Maxentius. XIV. HET LABARUM. De eerste nacht, dien de vluchtelingen in de legerplaats van Constantijn doorbrachten, was lang en treurig. Servia kon niet insla pen, daar de gedachte haar kwelde, dat Flavianus weldra tegen de troepen van Con stantijn zou moeten optrekken. Antonia lag slapeloos ter neder, do koorts had het arme kind aangegrepen, en liet het duur ncch rust. De patricische leed meer dan hare vrien dinnen. Zjj dacht aan hare moeder, dis nu geheel alleen onder de macht van Cornelius zuchtte. Het berouwde haar Rome verlaten te hebben. schappelijk gebied de nuttige werkjes „Geloof eu Wetenschap," studiën voor onzen tijd, onder redactie van een tweetal E.E. PP. Jezuïeten, terwijl bovendien zoo talrijke niet-periodieke studiën en opstellen in brochure-vorm getuigenis kunnen afleggen van een heerlijk, volkrachtig-bloeiend Roomsch leven ook in de pers. Het ligt echter voor de hand, gesteld dat wij ertoe bevoegd waren, dat door ons eene keuze moet wot den gedaan uit den rijken voorraad en wij alleen die boeken kunnen bespreken, welke wij meenen, dat voor de lezers van Ons Blad, of een deel hunner, van eenig belang kunnen zijn. Daar door wordt onze keuze natuurlijk eenigszins beperkt en ook nog hierom, wijl het in onze bedoeling ligt, uitsluitend die ons toegezonden boeken te bespreken, welke absoluut door al onze lezers zonder eenig gevaar kunnen worden aangeschaft en ge lezen. Overigens echter zullen allerlei soorten van boeken in deze rubriek behandeld worden. Letterkundige werken, apologeti sche en godsdienstige boeken, brochures, vlugschriften, studies op sociaal- eu eco nomisch gebied, kortom alles, waaruit onze lezers voor hun Roomsch leven leering en voordeel, nut en genot kunnen trekken. Nu zal men ons misschien vragen, wat beoogt de redactie met deze boek-be- sprekingen? Wij streven hierbij een twee voudig doel na. Op de eerste plaats zullen wij trachten, onze lezers op de hoogte te brengen van het voornaamste, dat er op katholiek gebied uitkomt. Nog maar al te veel gebeurt het, dat wij niet op de hoogte zijn van hetgeen er omgaat in de Roomsche boekenwereld. Men staat er soms verbaasd over hoe weinig de menschen er van weten. Uit eigen ervaring kunnen wij hiervan een zeer sterk staaltje aanhalen. Nog niet lang geleden sl. spraken wij een katholiek, en lang geen eenvoudig arbeider of eerzaam landbouwer, van wie men zoo iets nog zou kunnen begrijpen, daar hun veelal tijd of geld ontbreekt om zich met allerlei kwesties in te laten, neen, een katholiek, tot de „beschaafde kringen" behoorend en die ook wel eens een woordje wil meêpraten, welnu en deze katholiek had nog nooit een nummer van het Katholiek Sociaal Weekblad gezien 1 Toen wij zeiden, dat de zevende jaargang reeds een aardig eind opschoot, kreeg hij toch een kleurtje en stond hij over zich zelf wat verlegen. Ziet, op zulk een manier heeft de Katho lieke zaak er niet veel aan, dat de Room sche pers bloeit en daarom moeten wij erop uit zijn, zooveel mogelijk op de hoogte te blijven. Het wordt ons door de katho lieke volksbibliotheken van allerlei instel lingen tegenwoordig zoo gemakkelijk moge lijk gemaakt om ons goedkoop te ontwik kelen en te vrijwaren voor het gevaar der slechte lectuur. En dit is het tweede doel dat wij nastreven. Wij beoogen met deze rubriek een dubbel doel: goede boeken aan de Katholieken bekend te maken, maar ook hen af te houden van minder passende, en tevens gevaarlijke weiken. Ook dit laatste. Het is toch wel een merkwaardig feit, en zeer te betreuren tevens, dat niet-katholieken zelden eenig katholiek boek in handen zullen nemen, terwijl de Katholieken er niets in zien, om geschriften van andersdenkenden, niet alleen als studiemateriaal maar vooral als ontspanningslectuur ter hand nemen. Alsof dit geen gevaar voor hun Roomsch leven zou opleveren, alsof daardoor helaas niet velen zedelijk reeds zijn tea onder gegaan! Dit kan ook niet anders. Voor een Roomsch zieleleven is Roomsche gees telijke spijs noodzakelijk en deze kan niet door andere vervangen worden. Daarom moeten wij zooveel mogelijk Roomsche boeken lezen en bestudeeren en slechts bij hooge u'tzondering en wanneer er geen andere keuze zijn zou, ons de werken van anders- denkendeu aanschaffen. Deze laatsten behoeve nog niet per se slecht te zijn, want dan moeten ze zéker niet in onze huizen komen, maar er leeft in die boeken van niet-katholieken toch immer eeu geheel andere opvatting en wereldbeschouwing, niet geëigend voor ons Roomsch zieleleven, zoodat bij veelvuldig gebruik van dergelijke werken, ons Roomsch bewustzijn als van z-lf vervaagd en wordt weggedoezeld door allerlei andere, niet-katholieke opvattingen en inzichten. Houden wij ons daarom steeds bij onze eigen Roomsche schrijvers, dan zijn wij er zeker van, geen gevaar te loopen en dan zullen wij blijven, die wij zijn: goede, Roomsche menschen; levend naar Roomsch en Katholiek beginsel Dr. Schaepman heeft den machtigen invloed van het boek eens zoo juist weergegeven, toen hij schreef: „Zeg mij, welke boeken gij leest en ik zal u zeggen, wie gij zijt". Welnu, als wij Roomsche boeken lezen, weten wij, dat wij Roomsch blijven en hiertoe eenigszins mede te werken, is de bescheiden poging onzer rubriek „Roomsche Boeken".

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Ons Blad : katholiek nieuwsblad voor N-H | 1908 | | pagina 5