den of anderen. Bedoeld ia dua niet dat die prieatera de Bchuldigen waren. Over de tweede kwestie acht hy zich niet bevoegd te antwoorden. De opmerking van den tweeden debater vindt spreker zeer ad rem, doch de weinige tijdschriften, die in aanmerking kunnen komen, zijn niet geschikt omdat het reizend publiek niet geneigd is met zulke tijdschriften, die getuigenis afleg gen van hun geloof, zich in treinen te begevenia dus van geen practisch nut. Den derden debater antwoordt spreker, dat het de gewoonte der geheele pers is platen aan elkanders tijdschriften te ontleenen. Hierna werden de conclusies van den inleider aangenomen en werd de vergadering na een woord van dank aan spreker, debaters en toehoorders door den Voorzitter gesloten, 3e AFDEELING GOEDKOOPE LECTUUR. Deze afdeeling vergaderde onder voorzit terschap van den adviseur van Haarlemsch Volksbond, den WelEerw. Heer L. v. d. Berg in het gebouw »8t. Bavo«. Deze wees op het groote gewicht dezer vergadering, omdat hier herhaald zou worden het woord van ChristuB Ik heb medelijden met de Bchare, en hier, in geestelijken zin, gezorgd zal worden voor goed voedsel, voor gezonden degelijken kostspr. hoopte dat Goda beste zegen daarop zou rusten en opende daarom met den gewonen christelijken groet >Geloofd zij Jezus Christus'. De inleider, de ZeerEerw. Heer F. A. M. Lucaasen, rector te 'a-Gravenbage, hierna het woord verkrijgend, begon met de zeer snedige opmerking, dat de dag van heden juist het beate bewijs is, dat het er bij de Katholieken niet om te doen is het volk dom te houden, trouwens, het is juist de geestelijkheid met den Paus aan het hoofd, die er steeds op hebben aangedrongen het volk te ontwikkelen. De Eerw. spr. meent, dat de Kerk er dan ook absoluut geen belang bij heeft en is er van overtuigd, dat, naarmate het verstand meer toeneemt, men ook des te dichter komt te staan bij God. Een machtig, zoo niet 'het machtigste middel om daartoe te geraken is ongetwijfeld »de pers< en daarom beschouwde hy deze als een geschenk van God, ook al wordt ze door gewetenloozen misbruikt, immers geen middel is zoo goed, of zij hebben het ge bruikt ter bereiking van het doel, door hen voor oogen gesteld. Nooit zullen wij hierom Laurens Koster minder dankbaar zyn, want de pers biyft de machtigste factor voor maatschappelijk geluk en welvaartdit middel uitsluitend aanwenden tot winstbejag en voordeel en deze dan te richten op de hartstochten en laagste neigingen van den mensch, is, noch kan ooit doel daarvan zyn geweest. Toch zien wij dat vooral met dat oogmerk, de schunnigste en laagste geschriften onder het volk worden verspreid, dat spot, laster, spitsvondigheid dienst moeten doen, om bij het volk het oog op het leven hiernamaals af te richten, ten einde daardoor de leeslust aan te kweeken, terwyi de verderfeiykste theorieën daardoor ingang vinden bjj het volk. Bij dit alles komt, dat men het volk zelf onmiddellyk tracht te bereikenspr. zag eens te zyner plaatse de liederlijkste werken van Zola voor 10 cent aangeprezen en on- tegenzeggelyk is het, dat men by onze vyanden een betere doelmatige verspreiding en goede colportage vindt en by ons van dit weinig of niets. Een beteugeling van de vryheid der pers, wil er nog niet in, men eischt vryheid van drukpers, ja, maar vryheid daardoor ook voor teugeloosheid en losbandigheidtegen deze vryheid, is het gezag, ons door God geschonken, opgekomen, en daarom is het verboden, sommige lectuur te verkoopen, te drukken, of te verspreiden. Wy kunnen en wy mogen het hierby echter niet laten, wij moeten met alle kracht, het eenige goede en afdoende middel, de bestryding van de slechte, door de ver spreiding op ruime schaal van goede en goedkoope lectuur ter hand te nemener is in onze dagen een z.g. leeshonger, en die honger moet worden gestild door gezond en krachtig voedsel. Ook hierin kunnen wy wederom leeren van onze vijandenzij maken Christus' woord tot waarheid, dat de kinderen der duisternis voorzichtiger zyn dan de kinderen des lichts de Vincentius-vereeniging heeft veel goeds verricht, maar zegt spr. zy beantwoordt niet meer aan de eischen van onzen tyd; onze vyanden toch wachten niet tot het volk by hen komt, zy gaan zelf naar het volk toe en wy, we zyn verplicht te stryden met gelijke wapenen. Op gelyke wijze, als door onze vijanden, moet door ons worden gewerkt en een dege lijke colpertage worden ter hand genomen. Uit iedere vereeniging moeten propagandisten komen, een groot veld ligt braak, 't zou ontverantwoordeiyk zyn, onverschillig toe schouwer te blyvenieder op zyn wyze, in eigen omgeving, werke mede, voor dit prachtig en noodzakeiyk doel, vooral worde met onze geschriften gecolporteerd I Het streven, voor een goede en doelma tige verspreiding behoeft echter niet het eenige te zynook de gezonde volksont wikkeling moet worden bevorderd door zeer goedkoope brochuren en tydschriften op elk gebied en spr. hoopt, dat ook begaafde schryvers zullen medewerken. Maar de man uit het volk, moet zelf ook meer op den voorgrond treden en worden gebrachtzyn medewerking wordt gevraagd by de tot standkoming van wetten, maar dan ook moet hem kennis worden gebracht. De werkman moet meer komen op publiek terrein, als hy daarby dan ook godsdienstig onderlegd is, dan kan met meer succes dan tegenwoordig, op spitsvondigheden en min achtende uitdrukkingen worden geantwoord; daarom moet een ieder worden overtuigd, dat ontwikkeling is een eisch van onzen tijdvergeten wy het niet, het grootste deel onzer geloofsgenooten behoort tot de volks klasse, daarom vooral geldt by ons zoo het spreekwoordKennis is macht. Colportage ter bereiking van dit alles is beslist noodigals voorbeeld van goede colportage noemt spr. de Haagsche propa- gandaclubdeze dankt haar ontstaan aan de schandaalcolportage, die door haar is verdreven echter is het hier niet by geble ven, ook het goede is er ingewerkt. Spr. wydt nog uitvoerig uit over de inrichting dezer vereeniging en het succes, door haar behaald, om dan te wyzen op het groote nut, iederen arbeider in de gelegenheid te stellen, zich een bescheiden leesbibliotheek te vormen, die dan vooral wetenschappelijke lectuur moet bevatten. Een goed georganiseerde colportage is hoog noodigwaarom colportage, zal men zeggeD, we hebben toch onze boekwinkels, die de boeken verkoopen 1 Ja, zegt spr., maar werklieden die een winkel ingaan om een boek te koopen, zyn zeldzaam, men komt er eerder toe als zij worden aange prezen en aangeboden. De burgery en de kleine ambachtsman moesten zelf koopen, maar ze doen het niet, en daarom moesten onze R. C. boekhande laars zélf colporteurs uitzenden als het volk maar wordt bereikt, dat is voor spr. de voornaamste vraag. Er bestaat een te kortde slechte lectuur moet geweerd worden, er wordt niet genoeg gedaan, ook niet ten platte lande, en zoolang hierin niet is voorzien, moeten de Katholieken zelf aanpakken. Het algemeen belang moet gaan boven het particulier belang zoolang niet alle R. K. mannen worden bereikt, doet men een nuttig werk met de hand aan den ploeg te slaan. Om allen van het nuttige, van corporaties als de St. Willibrordusver- eeniging en het R. C. propaganda genootschap te overtuigen, deelt spr. mede, dat door het laatste werden verkocht vap Sept. '06 —Sept. '07 28000 bijbeltjes, van Jan. '07—Jan. '08 90000 Willibr. uitg. en van Juli'07—Jan.'08 10000 romans «Liefde en Lijden». Hieruit blijkt, dat er dus nog wel koopkracht is. Ten slotte wijst spr. er nog op wat door de R. C. Handelsreizigersvereeniging ter be stryding der slechte spoorweglectuur is be reikt spr. hoopt dat het niet bij een petitie van een, zij het dan ook 60000 handteeke- ningen biyft, maar vertrouwt, de hulp van alle bezoekers van den Katholiekendag niet tevergeefs te hebben ingeroepen, om, waar noodig, Jegen dit euvel op te treden. Aan de discussies naar aanleiding der conclusie, nemen o.m. deel, de eerw. heeren Ruyter en Mensing (Amsterdam) pater JanBen (Alkmaar), A. v. Zijp (Rotterdam), mgr. Konings (Amsterdam) en Schade (Amsterdam), die het allen in hoofdzaak met den inleider eens zyn. De heer Van Zyp verdedigt geheel de conclusie van den inleider en bestrydt, even als de eerw. heeren Ruyter en Jansen, de voorgestelde wyzigiDg van de heeren Men sing en Schade. Na repliek van den eerw. inleider, wordt hierna de conclusie in haar geheel aange nomen en by meerderheid van stemmen de voorgestelde wijziging aan alinea 4 toege voegd, onder opmerking dat het woordje moet, moet worden verstaan in den zin van wenschelyk. De voorzitter dankt den eerw. inleider hierna harteiyk voor hetgeen door hem wederom in 't belang der Kath. zaak is verricht, en brengt ook dank aan de aan wezigen, die hun krachten hiertoe aanwen den hy hoopt, dat wy daardoor zullen kry- gen vooruitgang naar een betere toekomst, maar een toekomst, met behoud van onze reinheid en ons geloof, en sluit hierna de vergadering met sen herhaling van den christelijken groet. 4e AFDEELING: DAGBLADPERS. In het lokaal «De Kroon' vergaderde de 4e afdeeling onder voorzitterschap van Mr. E. P. F. A. van den Bogaert. De voorzitter sprak een warm woord over den invloed van de Katholieke pers en sprak den wensch uit, dat wy in naam van Jezus Christus, tot wien onze groet by den aanvang dezer vergadering is gericht, allen mogen mede werken om de slechte neutrale pers te weren en de goede te bevorderen. Daarna werd het woord gegeven aan den heer A. C. A. van Vuuren, inleider van het onderwerp: De Dagbladpers. Spreker ving aan met een woord van lof over het beleid van den Z.Ew. heer Hage- raats door een journalist te verzoeken over dit onderwerp«Dagbladpers' te Bpreken, een journalist, die niet meer vast redacteur was van een of ander blad. Inleider wees op het nut, wat hierin was gelegen, dat nu een man sprak, die tot dit onderwerp in zeer nauwe betrekking stond, die dus wel mocht meenen eenigszins met de taak op de hoogte te zijn en deze voor geen enkel Katholiek blad reclame zou maken, wyi hy aan geen enkel blad verbonden was. Daarna behandelde spr. welke de eerste en voornaamste vraag moest zyn bij de oprichting van een dag- of weekblad, de vraag nl. voor wie is dit blad bestemd Voor geheel het land of voor een enkele streek, voor steden of voor dorpen, voor geleerden of voor minder ontwikkelden Een algemeen blad kan geen beschouwingen houden over plaatseiyke kwesties, een ge- westeiyk blad moet zoo veel mogelijk het nieuws van alle plaatsen dier streek op nemen. Men moet dus by de oprichting van het blad weten, welke de bestemming iaën daarnaar werken. Een kath. blad moet katholiek zijn in al zijn rubrieken. Spr. meende dat de hoofd artikelen dikwyis te veel Roomsch zijn, terwyi de andere rubrieken soms in dit opzicht te wenschen overlaten. Desnoods in het geheel geen hoofdartikelen betoogde spr. In katholieke huisgezinnen bidt meD, ja, maar men lacht en scherts en juicht ook bovendien is men er met andere zaken bezig, maar men is en blijft toch in alles katholiek; zoo ook een dagblad, het moet zich altyd vrij bewegen, maar alles in een katholiek kleed Bteken. Het moet den kath. geest ademen, ook waar het overneemt uit andere bladen. De taak van den redacteur is schoon en verheven, maar tevens zeer moeilijk. Hy moet een man zyn van groote ontwikkeling, want tyd tot naspeuren heeft hy niet. De journalist moet iets, wat geleerd is, een voudig makenhij moet een man van karakter zijn; persooniyk zijn mag hy niet; niet kwetsen, maar ook niet sparen, waar kastyden noodig is; hy moet snel een gezond oordeel kunnen vormen, want wat hij ge schreven heeft, is aanstonds verduizendvou- digd en niet meer te achterhalen. De jour nalist moet bescheiden zijndiscretie is het voornaamste in zijn vak, geheimhouding nl. van iets wat hem in vertrouwen is mede gedeeld, want het vertrouwen, dat anderen in hem stellen is zyn krachtigste steun. Dengenen, die de redacteur aanstellen, moet het dikwijls verweten worden, dat de redactie van een blad slecht wordt gevoerd. De leiding moet ook berusten by een vaste redactie om niet gedrukt te worden in eigen oog of in het oog van anderenhet moet een redactie zijn die niet alleen werkt met schaar en lijmpot, maar zy moet ook genoeg ontwikkeld zijn om zelf op te treden. Doch naar de eischen, welke men dan aan hen stelt, moeten zy ook gesalarieerd zyn. Verder wees spreker er op, dat er tegen woordig een verkeerd begrip bestaat omtrent het steunen van de Katholieke pers. Men denkt reeds een groot goed werk te hebben gedaan, wanneer men zich abonneert op een kath. blad of er een enkelen keer in adver teert, zonder het blad te lezen of te adver- teeren met een practisch doel. Deze meening moet eruit, zy deugt niet. Het is de plicht van den Katholiek het Roomsche blad tot zijn lijforgaan te makenhet moet hqt eenige blad zyn, dat hy leest en lezen wil, tenzy dringende omstandigheden hem zouden noodzaken ook nog een ander blad te lezen, maar het kath. orgaan moet toch altyd zyn lijfblad blyven. Dit is het groote geheim om de katholieke pers te doen bloeien, want gaan wij byv. niet naar veilingen of ver- koopingen die in ons kath. blad niet zyn gerefereerd, dan zal het maar heel kort duren, of alle ook onkatholieke notarissen en handelslieden en wie dan ook, zullen zich haasten in het Roomsche blad te ad- verteeren. Wij moeten de Roomsche krant lezen van het begin tot het einde en zoo wij daarin iets nieuws, iets interessants vinden, wyzen wy er dan onzen vriend, onzen buurman, onze kennissen op en ook zij zullen de kath. krant gaan waardeeren en lezen. Wy moeten ook zorgen dat het kath. blad op de hoogte blyft van het nieuwshet is dikwyis, zoo'n kleine moeite, even een briefkaart te schryven, even den hoorn der telephoon te grypen en men maakt daardoor, dat anderen jaloersch worden op de kath. pers. Ook zijn er soms klachten over de katho lieke krant, ja, by de ijverigste en beste redactie kan het soms voorkomen laten wy ze niet versmoren, maar uitspreken, vry en ridderlyk, laten wij echter niet klagen tegen onbevoegden, de krant niet afhalen om on tevredenen te maken, doch laten wy onze klacht indienen bij hen, wie het aangaat en dan onder vier oogen. De spr. besloot zyn heeriyke rede met den schoonen wenscb, dat de kath. pers mag gaan bloeien, frisch en krachtig, dan zou hy dankbaar zyn, zoo zyn woord daar toe iets zou hebben medegewerkt. Hierna werden de conclusies van den inleider voorgelezen. De heer dr. A. Kervel te Noordwyk stelde voor in de eerste conclusie sub a achter het woord «ademend' in te voegen «en kwakzalvers-advertenties werend'. De heer Kervel breidde zyn betoog hierby wat lang uit, wijl hij had gerekend op een spreektyd van een half uur. Daar hem echter geen langer debat kon worden toegestaan, dan tien minuten, was hy niet in staat zijn betoog geheel en al uit te werken. In 't kort kwam zyn betoog hierop neer, dat het voor fatsoenlyke bladen niet betaamt, mede te werken tot de verbreiding der kwakzal- very en dat vooral de Roomsche pers zich hiertoe niet moest leenen. Spr. bracht hierby o.a. hulde aan Ons Blad te Alkmaar, dat zich principieel tegen de kwakzalvers adver tenties verklaard had. Dr. Hoffman ging niet geheel mede met de verklaring van den inleider, waar hy zeide, dat hoofdartikelen desnoods geheel moesten worden afgeschaft. Spr. beriep zich op een gezegde van dr. Kuyper, dat nl. de hoofdartikelen de oorzaak waren van den bloei van zyn orgaan De Standaard. Verder ging spr. mede met dr. Kervel, waar deze zeide dat kwakzalvers-advertenties moesten worden geweerd. Mr. v. d. Aa meende dat men by het weren van kwakzalvers advertenties als zoo danig dan ook niet zou mogen blyven stil staanmen zou zich ook moeten verzetten tegen het valsch aanpryzen van waren, van geldleeningen, om een emissie te doen slagen enz. Wanneer men a zegt, moet men ook b zeggen, meende spr. Dr. Kervel ging nog even door met het aangeven der redenen waarom kwakzalvers advertenties moeten worden geweerd. De inleider meende, dat de aanvulling van dr. Kervel reeds in zyn conclusie lag opgesloten, waar hij zeide, «dat het Roomsche blad in alle rubrieken een katholieken geest moet ademen'. Inleider meende ook, dat op ieder gebied kwakzalverij was. Aan dr. Hoff man antwoordde inleider, dat hij de waarde der hoofdartikelen wel erkende, maar men moest vooral toezien, dat ook de andere rubrieken een kath. geest ademen, wat wel eens wordt voorbijgezien. Zooals zij door den inleider was voorgesteld, werd de eerste conclusie met algemeene stemmen aangeno men nadat het amendement-Kervel was verworpen. De Weleerw. heer Van Dam stelde veor in de tweede conclusie tnsschen b en c in te voegen: «door voornamelijk in katholieke bladen te adverteeren, diensten te vragen en aan te bieden', welke aanvulling de eerw. spr. met enkele wuorden toelichtte. De heer Bulten wees er op, dat men by aanbrengen van nieuws enz. bij katholieke bladen weinig of geen vergoeding ontvangt, wel bij liberale en neutrale bladen. In dit opzicht kunnen wy dus niet met andere bladen concurreeren. Inleider was het met den laatsten spreker eens, en beaamde ook het amendement van den eerw. heer Van Dam, maar vond het minder geBchikt, om tusschen zyn conclusie in te voegen. Inleider wilde een krachtige reactie teweeg brengen, welke echter door dit amendement zou worden verzwakt. Wijl het volgens reglement niet geoor loofd was in conclusies of aanvullingen ver anderingen te brengen, trok de W.Ew. heer v. Dam zijn amendement in, voor welke welwillendheid inleider zyn oprechten dank betuigde. Daarna werd ook de tweede conclusie met algemeene stemmen aangenomen. De voorzitter sprak nog een woord van dank tot alle aanwezigen byzonder tot hen die deelnamen aan de debatten, maar vóór allen tot den geëerden inleider. Spr. hoopte, dat wy allen zijn denkbeelden tot de onzen mochten maken. Daarna werd de vergadering gesloten. DE ALGEMEENE VERGADERING. Om 4 uur begon de algemeene vergadering in de groote Concertzaal der Societeit-Ver- eeniging. Vóór het podium prijkten tusschen groen en bloemen de beeltenissen van Z. H. Paus Pius X, H. M. de Koningin en Z. K. H. den Prins. Op het podium hadden plaats genomen, behalve Z. D. H. Mgr. A. J. Gallier, bisschop van Haarlem, Mgr. Brouwer, vic. generaal, de H.Eerw. Heer H. F. J. Rikmenspoel, plebaan te Haarlem, de voorzitter van het Uitvoerend Comité, de heer C. J. Gonnet, het Hoofdbestuur van den Dioc. Katholiekendag, het Algemeen Comité, een groot aantal Z.E. H.H. Geeste lijken en andere hoogwaardigheidsbekleeders. De heer O. J. Gornet opende de druk bezochte vergadering met een hartelijk woord van welkom en ging daarby tevens de groote be- teekenis der Katholiekendagen na. Vervolgens las de secretaris van het Uitvoerend Comité, de heer A. T. J. M. Smitz, de in de afdee- lingvergaderingen aangenomen conclusiën voor, waarna de heer Gonnet voorlezing deed van een tweetal ingekomen telegrammen en vervolgens onder daverend applaus het woord werd verleend aan den Z.Eerw. Hooggel. Heer Prof. Pater J. V. de Groot van Am sterdam. Deze begon zyne rede met in herinnering te brengen de heeriyke oogenblikken des ochtends gesmaakt in de wydsche Kathedraal om vervolgens te komen tot het algemeene program van dezen Katholiekendagde lectuur. Overryk mogen de conclusies heeten, welke genomen ziju, maar hoe moeten wij komen aan de bronnen onzer lectuur De eerste bron voor onze lectuur zal spr. wat breeder ontvouwen en hij vraagt daarom op de eerste plaats wat is het algemeen doel 7 Tusschen de Katholieke en niet Katholieke lpctuur is eene scheiding, zegt men. Vandaar vervreemding, vandaar het elkander niet verstaan, vandaar ook een voor ons te beperkt terrein. De eerste bron onzer lectuur zyn al de realiteiten, welke ons door God gegeven zijn. Op de eerste plaats de schep ping, waarvan de Apostel zegt, dat zy aan ons openbaart de schoonheid en macht van den Allerhoogste de natuur, die heeriyke gave van den Vader voor de kinderen, die ze willen zien. Die natuur moeten wij leeren kennen en door de wetenschap bezien, maar die natuur moet ook in populairen trant gebracht worden aan de eenvoudigen. Men zal toch niet zeggen, dat de natuur neutraal ia 1 Want ja zegt zij omtrent de heerlijk heden Gods. De natuur is niet neutraal zy zegt, dat God oneindig barmhartig en groot is en dit is niet alleep vertolkt in de psalmen maar ook door de moderne geleerden als Newton, Thompson en Lord Kei vin. Op de tweede plaats komt de mensch. Deze is altyd nieuw en in de menschenziel ligt zulk een diepte van gevoelen, een diepte van kunnen het groote, ryke menschenleven, de diepe toon uit het menschelyk hart naar het oneindige, dat moeten wij laten hooren. De derde bron is de godsdienst en by zonder onze rijke R. K. godsdienst. Men zoekt helaas onze boeken niet, maar deed men het, men zou, zien, hoeveel ryks en edels er in onzen Katholieken godedienst is. Wat valt daarvan veel te zeggen I Ziet, hoe zy doen, die er buiten staan. Zy zoeken onze Heiligen, bewonderen onze liturgie, zoo vol poëzie en muziek. Onze armoede is dan eok niet, dat er geen schatten zyn in onze schatkamer, maar dat wy ze niet exploiteeren. Ons dogma, onze ethica, onze H. liturgie, onze groote kerkgeschiedenis, wat een schoonheid ligt daarin niet opgesloten Zij geven ont spanning, die adelt, kracht en troost. Geeft daarom aan de wereld, aan de eenvoudigen, aan de kleinen, en ook aan de hoogeren meer begrip en meer besef van onzen H. godsdienst. O, de wereld kent onze Kerk niet. Heerlijk is ze als een bruid, laat de wereld dan zien, hoe mooi dat is en dat het waard ie, om er voor te leven en te sterven I De natuur, de menschheid en de R. K. godsdienst zijn dus de drie groote realiteiten, welke bron moeten zyn voor onze lectuur. Doch waar is nu de gedienstige man, die al onze schoonheden zal brengen tot den breeden kring Wat is daarvoor noodig 1 Daarvoor hebben wy noodig onze vrouwen en mannen, opdat zy schrijven over al die heerlykheden. Waar worden deze schryvers echter gevormd Alleen daar, waar ze zelf wandelen in het H. Licht. Wanneer wy willen voorlichten, moeten wy degeiyke spyze, d. i. degeiyke en ware wetenschap aan de menschen brengen. Wy moeten mannen heb ben van studie en wetenschap, dus goede voorbereiding. Verder moeten wy practisch zyn. Ryke overvloedige praktyk moet ons steunen, in alle vakken en wetenschappen. Men moet weten, wat er te doen staat, om een doel te bereiken. Daarenboven moeten wy mannen hebben van kunst, van stijl, van studie, van taal. Verder is noodig een ryke activiteit in den boekhandel en in de propaganda. - Wy hebben een boekhandel noodig, waar alles te krijgen is. Er rest echter nog één belangrijk punt nl. het geld en het bezit. Wy moeten zor gen, dat de schryvers en boekhandelaren en kunstenaars kunnen leven, wy moeten hen aanmoedigen en zorgen, dat er voorraads- kassen zijn en daarom moet er wezen geld en bezit. In alle eerlijke activiteit kan men vinden de middelen van bezit. Het streven naar rijkdom is een deugd, indien er gewerkt wordt voor de toekomst en voor het alge meene nut. Zóó moeten wy allen medewerken tot het verspreiden van uitmuntende en goede lec tuur. De een geve zijn goud, de ander zyn verstand, de derde zijn kunst en zóó zal dit alles strekken tot bloei van ons vaderland. Dat waren de gedachten dezen ochtend in de Kathedraal. Daar sprak de taal der stof felijkheid, der kunst, van het gevoel, maar vooral de taal van het Geloof en dat is de ryke bron van al onze liefde en al onze werken I Daverend en langdurig applaus barstte na deze schitterende rede, welke meermalen door applaus was onderbroken, los. De heer Gonnet dankte den eminenten redenaar met een kort woord, waarna Z. D. H. Mgr. A. J. Gallier het woord verkreeg, welke nagenoeg de volgende toespraak hield Na de practische conclusies heden aange nomen over het by uitstek practische onder werp lectuur, na de heeriyke opwekking van prof. de Groot, verheugt het my, dat myn Diocees het eerste is, dat dit onderwerp zoo ernstig heeft behandeld. Ieder weet, hoe ik over de lectuur denk, hetgeen ik in myn Vastenmandement van 1907, dat geheel aan de lectuur gewyd was, voldoende heb aan getoond. Heden vieren wy het feest van den H. Bernardinus. Deze reisde heel Italië door om Gods Woord te prediken, doch wegens zijn zwakke stem kon hy niet alle toehoorders bereiken. Op zyn gebed echter verkreeg hy van God eene krachtige stem, zoodat allen hem konden hooren. Dit wonder behoeven wy niet meer te vragen, want daarvoor hebben wy de pers. Maar de H. Bernardinus had nog een ander middel. Als de kerk te klein was, dan predikte hy vóór op het plein of op een ander open veld en liet een broeder de trompet steken, om het volk te verzamelen. Dit laatste nu moeten wy ook hebben, maar ik vrees, dat wy de trompet niet genoeg gestoken hebben. En zoo zyn er maar al te veel toehoorders, ook onder de Katholieken, die de prediking hooren van wat nooit op de wereld had mogen bestaan. Gy moet u daarom niets anders aanschaffen, als gy er buiten kunt, dan katholieke lectuur en ook anderen hiertoe opwekken. Er wordt soms geklaagd over een tekort in onze lectuur. Wie echter klaagt over een tekort, beschuldigt tegelyker- tyd de Katholieken, dat zy niet om katho lieke lectuur vragen. Want wanneer er vraag was, zou er geen tekort zyn, noch by schryvers noch by uitgevers. Laten wy allen dan uitgaan als propagan disten voor de katholieke pers, dan is ryk beloond de arbeid aan dezen dag ten kosts gelegd, ryk beloond myn gebed, dat ik voor het welslagen gestort heb, rijk beloond ook al wat wy doen voor den bloei der Katho lieke pers. Moge God dezen arbeid zegenen en als onderpand hiervoor zal ik u myn bisschop- pelyken zegen schenken. Nadat de zegen was- gegeven, sloot de heer Gonnet deze welgeslaagde vergadering en hiermede was het offlcieële gedeelte van den goedgeslaagden Katholiekendag geëindigd. De gemeenschappeiyke maaltyd, welke te 6 uur op de bovenzaal «de Kroonplaats had, was druk bezocht en er heerschte een echt gezellige, opgewekte toon. Toen ook deze afgeloopen was, keerden de laatste bezoekers huiswaarts en de 2de Diocesane Katholieken dag in het bisdom Haarlem behoorde wederom tot het verleden.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Ons Blad : katholiek nieuwsblad voor N-H | 1908 | | pagina 6