Roomsehe Boeken, Zaterdag 6 Juni 1908. De Nederlandsche Katholieken bi] den Paus TWEEDE BLAD. kalender voor de dagen der week. 7 juni. pinestseen. pinestee maandag. Op reis naar Lourdes* ONS BLAD. op reis zijnde, te Brussel san het Btation, toen wy andermaal en nu eerst voor goed getuigen konden zijn van de meer dan aan geleerde behendigheid van het tactvol op treden en uiterst beleefd handelen van onzen directeur, hoe hij de kleine moeilijkheden, die vooral aan het begin van een lange reis verhonden zijn, haastig schikte, hoe hij in eigen persoon met behulp van slechts twee assistenten, aan elke coupé den noodigen mondvoorraad uitdeelde, hoe hij aan ieder sijn hotel te Parijs aanwees, soms twee driemaal noemde (wij hadden Hotel Central gekregen), toen liepen van stonde af onze gedachten heel ongezocht en ongedwongen samen. Het gepraat raakte vlot, de moppen trommel ging open, het ging recht >onder ons». Wij hadden het aanknoopïngspuut tusschen ons, den trait d'union voor heel de reis gevonden. Wij waren het geheel eens geworden op het groote, het kardinale punt op reis. Wij hadden een bekwamen leider en kranigen directeur in den door verant woordelijkheidsbesef ernstig kijkenden, alom- tegenwoordigen heer Charles Kieckens. De eerste handdruk is te gelijk de laatste af spraak: u kunt n geheel op my verlaten. Brussel circa 1 uur Parijs 6.15 uur. Wij vonden de reis heel niet iaiig meer. Het Rozenhoedje werd gebeden voor Z. H. den Paus, voor de Bisschoppen van Nederland. Het Lied werd gezongen zooals het pelgrims boekje voorschreef. En de broederschap werd beklonken met den eersten dronk wijn, welke ons recht gezellig in de coupé uit Brussel was medegegeven. De broederschap. Ik noem het een eerste, groote gunst die door Onze Lieve Vrouw aan pelgrims, die naar Lourdes trekken, gegeven wordt, het genot van de broederschap. De grenspalen die de verschillende standen scheiden, zijn weggehaald. Namen, zooals >pa«, «moeder», tantezyn gangbaar gemaakt. Familie boekjes, zelfs de vertrouwelijkate bladzijden, worden opengelegd. Overwippen naar een buurtcoupé, mekaars bezoek inwisselen, met kleine vriendendiensten, die op reis vooral zoo aangenaam zijn, wedijverendit zijn immers alle aangewezen middelen om den gezelligen omgang met elkander, den waren broederlijken geest in de pelgrims te onder houden en te versterken. »Ik wil eens in vertrouwen alles, alles zeggen», of »u moet weten, ik zou het anders aan niemand vertellen» of «al sinds lange jaren kwelt me deze of gene aangelegenheid» dit zijn immers alle zielsveitrouwelijke pan den, die op pelgrimsreis tusschen bedevaart gangers van verschillenden leeftijd, van verschillende kunne, van verschillenden stand worden uitgeruild. Wanneer dan de Litanie van het H. Hart met vuriger godsvrucht wordt ingezet, of door geestdriftigen drang van den wil het pelgrimslied hooger gestemd, of het gezamelijke Rozenkransgebed vuriger gesmeekt wordt: zijn dat niet alle teekens van een broederschap, van een zichtbare kerk, van een heiiigengemeenschap, die straks te Lourdes in het genadenoord zelf, op de verhevenste wijze onderhouden wordt (Wordt vervolgd). De Romeinsche correspondent van De Tijd echrijft, dat alles er op wyst, hoe welgevallig aan Pius X de hulde van het katholieke Nederland was, die zoo plechtig door de deputatie werd overgebracht. Op het Vaticaan wilde men dit blijkbaar goed doen uitkomen door de buitengewone onderscheiding en voorkomendheid, waarmede onze élite van Iandgenooten voortdurend werd bejegend. De tweede audiëntie had plaats op uitdrukkelijk verlangen van den H. Vader, die spontaan hiertoe zijn verlangen te kennen gaf. Ook heeft Mgr. de Aartsbisschop een kostbaar en karakteristiek cadeau gekregen voor de Liefdadigheidsloterij, die binnenkort ten bate van het nieuwe Sint-Antoniusgasthuis te Utrecht zal plaats hebben. Namelijk een fraai, in verguldzilver gedreven en op mar meren voetstuk prijkend beeld van St. Wil- lebrord, den schutspatroon van ons vaderland, Niet minder opvallend was de eereplaats, die aan onze deputatie werd ingeruimd Zondagmiddag in St, Pieter, by de gods dienstplechtigheid ter eere der Zalige Mag- dalena Sofia Barat. De tribune E. onmiddellijk volgend op die van het^corps diplomatique en rechts van het hoogaltaar, waarvoor Z. H. op een bidstoel neerknielde, was bijna geheel voor onze deputatie gereserveerd, terwyi de kamerheer Laane, met zijn gewonen tact, nog gedaan kreeg, dat de heeren van de tribune mochten afdalen en plaats nemen vlak by het staketsel, dat heel vooraan nau welijks eene afscheiding van het priesterkoor heeten kon. De dames kregen zoodoende meer ruimte, en de heeren prachtige plaatsen, om alles van zoo naby mogelijk te zien. Deze avondplechtigheid duurde slechts een half uur, maar zy was onbeschryfelijk grootsch en treffend. De menigte, die haar bywoonde, kan veilig op 25.000 worden geschat. Be halve de 3000 Fransche pelgrims, die thans onder geleide van Mgr. Amette hier zyn, had de Congregatie du Sacré Coeur uit ver schillende landen tal van Zusters en kwee- kelingen afgevaardigd, om hij de Zaligver klaring van Mère Barat, hun geestelijke moeder, officieel tegenwoordig te zyn. Op de eerste tribune links zaten niet minder dan 900 »dames du Sacré Coeur» in haar eenvoudig zwart nonnenhabijt. Men kon het haar duidelijk aanzien, dat deze dag, waarop de stichteres harer Congregatie de eer der altaren waardig gekeurd werd, ook haar gloriedag was. Onder de aanwezige zusters werd vooral opgemerkt de bekende Mère Klippel, die als jong meisje op voorspraak der zalige Mère Barat miraculeus werd ge nezen, welk mirakel in de akten der Zalig verklaring is geconstateerd en op een der twee groote banieren, die expres voor deze plechtigheid tegen de muren van het priester koor zijn opgehangen, aanschouwelijk staat afgebeeld. Ruim 6000 electriiche lampen, met ryke verscheidenheid decoratief aangebracht, zetten het anders schemerachtige priester koor in een zee van licht. Boven het altaar der Cathedra hing, te midden eener vergulde reusenomiysting van wolken en «pelende Engeltjes, een gekleurd tableau, voorstellende Magdalena Sofia Barat in zielsverrukking neergeknield voor den troon van het godde lijk Lamde apotheose van haar nu op aarde plechtig afgekondigde, maar in den hemel eerst volkomen zaligheld. De H, Vader werd, bij hel komen en heengaan op de «Sedia gestatoria» gedragen, maar was niet in pontificaal gewaad. Ook zyn hofstoet ging in half gala. Want deze plechtigheid droeg slechts het voorloopig karakter van een zaligverklaring. Maar juist door haar ingehouden luister en gewilden eenvoud, zoo passend bij de Goede Herder figuur van Pius X, was zij niet minder over weldigend. Onze iandgenooten waren er één- parig over opgetogen en nemen ook van deze plechtigheid een onvergetelijke herin nering aan hun kortstondig verblijf te Rome naar het vaderland mee. KERKH1SUWS Kerkgewaden. Donderdagnamiddag werd te Rotterdam in het gesticht aan den Eendrachtsweg de Na tionale tentoonstelling van kerkgewaden, door Neerlands katholieken bijeengebracht ais feestgave voor het jubilé van Z. H. den Paus, plechtig geopend door Z. D. H, den Bisschop van Haarlem. De plechtige opening had plaats in tegen woordigheid van de afgevaardigden van alle Nederlandsche bisschoppen en een groot aantal eerw. heeren geestelijken, het hoofd bestuur der vereeniging van Eeuwigdurende Aanbidding en tot ondersteuning van arme keTken en talryke genoodigden. Z. D. H. werd welkom geheeten door den zeereerw. heer Bosman, kanunnik van het kathedraal kapittel te Haarlem, waarna de tentoonstelling door zijn Z. D. H. werd ge opend verklaard. Hierua werd het geSxpo- seerde, dat een zéér kostbaren indruk maakt, door Z. D. H. met belangstelling bezichtigd. Er zijn feestgaven bijeengebracht van alle afdeelingen der Vereen, v. Eeuwigd. Aanbid ding uit heel Nederland; verder van een aantal religieuze congregaties en van parti culieren, bestaande uit priestergewaden, kerk sieraden en henoodigdheden voor missiona rissen. De plechtige opening werd om half vier besloten met een pontificaal Lof in de ge- stichtskapel. 7 Juni .Zondag. ^Pinksteren. Evangelie: De Trooster zal u alle waar heid leeren. Joannes XVI: 23-31. 8 Maandag. 2e Pinksterdag. Evange lie: Gods liefde in het zen den van Zijn Zoon. Joan. Ill: 16-21. 9 Dinsdag. HH. Primus en Falicianus. 10 Woensdag. Quatertemper. Vastendag. H. Margaretha. 11 Donderdag. H. Barnabas. 12 Vrijdag. Quatertemper. Vastendag. H. Odniphus. 13 Zaterdag. Quatcrtemger. Vastendag. Eerste Zondag der Maand. Les uit de Handelingen der apostelen; II, 1-11. Toen de dagen van Pinksteren ver vuld werden, waren al de leerlingen te zamen in dezelfde plaats. En eensklaps ontstond er uit den hemel een geluid als van een opkomenden hevigen wind en vervulde het geheele huis, waar zij gezeten waren. En er verschenen hun verdeelde tongen als van vuur, en op ieder van hen zette het zich neder. En allen werden vervuld met den Heiligen Geest en begonnen te spreken in ver schillende talen, naar dat de Heilige Geest hun gaf uit te spreken. En er waren Joden, die te Jeruzalem hun verblijf hielden, godsdienstige mannen uit alle volken, die onder den hemel zjjn. Als nu dit geluid ontstond, kwam de menigte zamen en werd ontsteld, omdat iedereen hen in zijne eigene taal hoorde spreken. En allen stonden ver baasd en zeidenziet, zijn niet deze allen, die spreken, Galileërs P Hoe hooren wij dan ieder onze taal, waarin wij ge boren zijn Parthen en Mediërs en Ela- mieten en inwoners van Mesopotamia, Judea en Kappadocië, Pontus en Azië, Phrygië en Pamphylië, Egypte en de gewesten van Libye bij Cyrene, en die uit Rome gekomen zyn, Joden zoowel als proselieten, Kretenzen en Arabieren, wjj hoorden hen spreken in onze talen de groote werken Gods Evangelie volgens den H. Joannes XIV, 23-31. Te dien tijde sprak Jesus tot zijne leerlingenzoo iemand Mij liefheeft, hij zal mijn woord onderhouden; en mijn Vader zal hem liefhebben, en Wg zullen tot hem komen en ons verblijf bij hem houden. Die Mg niet liefheeft onder houdt mijne woorden niet. En het woord, dat gij gehoord hebt, is niet het mijne, maar des Vaders, die Mij gezonden heeft. Dit heb Ik tot u gesproken, terwijl Ik bij u verbleef. Doch de Vertrooster, de Heilige Geeet, dien de Vader in mijnen naam zenden zal, Hg zal u alles leeren en u alles indachtig maken, wat Ik u gezegd heb. Vrede laat Ik u, mijnen vrede geef Ik uniet gelijk de wereld dien geeft, geef Ik hem aan u. Dat uw hart niet verontrust worde noch vreeze Gij hebt gehoord, dat Ik u gezegd heb Ik ga heen, en Ik kom tot u. Indien gij Mij liefhadt, zoudt gij u zeker ver blijden, omdat Ik tot den Vader ga; want de Vader is grooter dan Ik. En au heb Ik het u gezegd, eer het ge schiedt, opdat gij, als het geschied is, gelooven moogt. Ik zal niet veel meer met u spreken. Want de vorst dezer wereld komt, en IH. Drie, door Christine Vetter, Uitgevers- Vennootschap „Putura", Leiden, Over dit boek met zijn ietwat zonder lingen titel zijn reeds heel veel goede dingen gezegd en men behoeft Zaterdags slechts De Voorhoede in te zien, om te wetèn te komen, wat de roomsehe bladen over dit boek zooal te vertellen hebben. De meeste recensies vloeien over van lof voor de schrijfster en uitbundig, zonder voorbehoud, worden hare drie novellen geprezen. Wij zullen die gemakkelijke me thode niet volgen, hoezeer zij ook te be grijpen is. Ziet eens aan. De Roomsehe boekenmarkt was, wat de ontspannings- lectuur voor het volk betreft, in de laatste jaren niet overvoerd; behalve de roman- en novellen-bibliotheek der Katholieke Illustratie, verscheen er weinig wat direct voor het gewone volk aangename en tevens nuttige lectuur kon heeten en terwijl er op godsdienstig sociaal, politiek en econo misch gebied lectuur in overvloed ver scheen, was de belletristische literatuur vrij zeldzaam. Daar komt Christine Vetter nu eensklaps met een bundel novellen, goede aangenaam te lezen verhalen, vol stichting en strekking, en is het nu wonder, dat een deel der Roomsehe pers uitbundig wordt in haar lot, prijst en aanbeveelt? Hoe hij heeft niets aan Mij; doch opdat de wereld erkenne, dat Ik den Vader lief heb en zóó doe als de Vader Mij be volen heeft. Les uit de Handelingen der apostelen; X, 42-48. In die dagen opende Petrus zijnen mond en sprak; mannen broeders! Ons heeft de lieer bevolen, den volke te prediken en te betuigen, dat Hij degene is, die door God gesteld is, tot Rechter vaD levenden en dooden. Van Hem getuigen al de profeten, dat allen, die in Hem gelooven, door zijnen naam vergiffenis van zonden verwerven. Terwijl Petrus deze woorden nog sprak, daalde de Heilige Geest neder over allen, die het woord hoorden. En de geloovigen uit de Jodeu, die met Petrus gekomen waren, stonden verbaasd, dat ook over de heidenen de genade des Heiligen Geestes werd uitgestort. Want zjj hoorden hen vreemde talen spreken en God ver heerlijken. Toen nam Petrus het woord kan wel iemand het water weren, dat deze niet zouden gedoopt worden, die den Heiligen Geest ontvangen hebben evenals wij? En hg gebood hen te doopen in den naam des Heeren Jesus Christus. Evangelie volgens den H. Joannes; III, 16-21. Te dien tijde sprak Jesus tot Niko domuszóó heeft God de wereld lief gehad, dat Hij zijnen éóngeborenen Zoon gaf, opdat al wie iD Hem gelooft niet verloren ga, maar het eeuwig leven hebbe. Immers heeft God zijnen Zoon niet in de wereld gezonden, opdat Hij de wereld oordeele, maar opdat de wereld door Hem behouden worde. Wie in Hem gelooft, wordt niet geoordeeldmaar wie niet gelooft is reeds geoordeeld, omdat hij niet gelooft in den naam van den ééngeborenen Zoon Gods. Dit nu is het oordeel: het licht is in de wereld ge komen, en de menachen hebben de duisternis meer bemind dan het licht; want hunne werken waren boos. Immers al wie kwaad doet, haat bet licht en komt niet tot het licht, opdat zijne werken niet bestraft worden; maar wie de waarheid doet komt tot het licht, opdat zjjne werken openbaar worden, dat zij in God gedaan zijn. i. EEN PAAR INVALLEN. Al lang klaar voor de lange reis. Een kort, scherp signaal. Daar gaan we. Ik wil wel weten, dat het me den eersten keer, toen de Roosendaalsche stationchef had «afge floten, verging, alsof ik het signaal gehoord had om geslacht, om geradbraakt te worden. Twee en dertig lange uren blijven zitten in eene onrustige, opgewonden stemming zooals nuHeere bewaar me, heb ik myn bagage wel allemaal hij mekaar? O, die vervelende koffer wil niet op zijn plaats biyven. Ik merk nu al dat ik hem best had kunnen thuis laten. Heeremylijd, waar heb ik myn spoorkaart gelaten Gut, mijn insigne zit scheef en aan den verkeerden kant gespeld. En zooala nu te moeten blijven zitten, twee en dertig uren lang, in een benauwde coupé gut, mensch, gooi dat raampie wat open en in zulk benauwend gezelschap wie maggen die twee heeren wel zyn en die twee dames tegenover me en die jonge heer, vlak naast, het ïykt wel een student. Maar ik wil de waarheid, de heele waar heid gaan zeggen. Ik wil gaan vertellen van den eersten keer 't was in 't jaar '98 dat ik de reis, de lange reis dan, naar gaarne ook wij hulde brengen aan de talentvolle schrijfster en hoogelijk waar- deeren de uitstekende bedoeling, welke bij haar moet hebben voorgezeten, toen ze deze novellen schreef, belet dit ons toch niet, om ook o. i. op enkele ernstige fouten in dit werk te wijzen. Beter gezegd, juist omd&t wij de intentie der schrijfster zoo zeer waardeeren, zullen wij ook ronduit zeggen, wat ons in Drie minder aanstaat. Drie titelde de schrijfster haar boek, wijl het bevat drie novellen nl. „Drank ellende", „Verdenking" en „Hebzucht". Alle drie spelen af in geheel Roomsch milieu en onder de volksklasse. „Drank ellende" is het droeve verhaal van een dronkaard die tot inkeer komt, maar wiens late bekeering toch niet kan beletten, dat zijne vrouw van hartzeer en verdriet om komt en wiens beide kinderen, door de dronkenschap van den vader erfelijk belast, een vroegen dood sterven. „Verdenking" schetst ons het leed eener vrouw, die door haar man en de wereld van diefstal ver dacht wordt, welke verdenking echter later ongegrond blijkt, doordat de ware dievegge wordt ontmaskerd. In „Hebzucht" schildert de schrijfster ons het leven van een man, die door om wisseling van een loterijbrieije, onrecht vaardig aan een zekere som geld komt, en daarna zijn geheele leven wordt gekweld door de gedachte aan zijn onrechtvaardig heid, totdat hij ten laatste van wroeging wegteert en op zijn sterfbed aan zijn zoon Lourdes meemaakte. Ik moet gaan spreken. Want ik geloof altijd nog aan den grondtrek van het karakter van den doodkalmen Hol lander, dat hy zich, meer dan door aan doeningen van het gemoed, door redeneering, door practische invallen laat beheerschen, en dus, mocht hij zelf plan hebben de reis te maken, voor een beetje goeden raad vat baar is. De eerste inval, dien ik kreeg eenmaal op reis zijnde, was al dadeiyk de allerkod- digste. Waar men gemeenlijk het meest zorg aan besteed heeft, daar heeft men het meeat last van. Ik bedoel het troetelkind van de bagage. En waar mén het minet aan gedacht heeft, omdat men het eenvoudig te voren niet kende, daar heeft men op reis het meest plezier van, n.l. het gezelschap. Koffers en valiezen zijn net lastige kin deren. Prettig gezelschap is het zonnetje op reis. Ik had me niet vergist, ik had goed geraden, het was werkelijk een student, dien ik naast me had, een Hagevelder die dit jaar zou overgaan naar Warmond, maar vóór de korte broek aanging, zijn gespaarde zak duitjes aan een reis naar Lourdes mocht versnoepen. Hy droeg niets mee op reis, geen koffer, geen valies, alleen zyn moppen trommel, waaruit hij al heel gauw het gezelechap ging trakteeren. Hij was maar zoo badineerde hy reiziger in knoops gaten. Hy kon lachen en praten, maar bidden ook, hoor. Hij was er het eerst by om te herinneren aan het reisgebed, nam zijn pelgrimsboekje en las er heel godvruchtig het Itinerarium. De twee heeren waren van buiten, dat wil zeggen niet uit Amsterdam. Een was boterkooper (dit heeft ons iater dikwijls op de wijs geholpen van »o Mar geriet, wat heb ja 'n lekkere boter»). De ander zaadhandelaar, die ons, wat betreft geestigheden en luimige invallen, op heel de verdere reis nooit op zwart zaad liet zitten. De twee dames, moeder en dochter, waren nit Amsterdam, «Kyk, moe, net als bij ons». »Nie waar, Christien, by ons doen ze zus en zeggen ze zoo». Dit was schering en inslag. Amsterdam is ons. En geen Amsterdam is buiten. Ik had intusschen gelegenheid gehad om me aan het gezelschap bekend te maken, maar het lag geheel aan my ik kon maar niet verzoend raken met me zeiven, of liever met myn bagage. Er mede verzoend raken, neen, dat wou ik ook niet, van mijn leven niet. Van myn eersten stap op reis af, dat ik moest zwoegen en zweten onder myn valies en myn koffer, heb ik een on- verzoenbaren haat gezworen aan alle koffers en alle valiezen en alle bagage en aan alle bagagedragers incluis. Een koffer, die niet sluiten wou en een valies dat al spoedig veel te groot en van verouderde kleur bleek te zyn wel, goede menschen, allen die ooit op reis gaat, ik zou 't wel willen uit schreeuwen, neemt geen valiezen mee, laat je koffers thuis, want die dingen zijn veel lastiger, honderdmaal vervelender op reis dan zeurige kinderen, dienen alleen om den pelgrim, die toch al vermoeid is, neer te halen, helpen den mensch het graf in. Tot om en bij Brussel ging het in ons kleine gezelschap het lag misschien weer aan mij (o, die koffers) erg stijf, gedwongen, verwonderiyk sti! toe. Eenige afgeknotte zinnetjes, als gedrochtelijke wilgenstammen, een paar vertelsels die vervloeiden en niet wilden opgaan, een enkele kwinkslag als een verschrikte vogel die even de lucht scheurt en weer stil wegschuilt daar bleef het by. De zon was nog niet door. De geweldige neerslag der eerste aandoening drnkte, zooals de regen de blaadjes doet. Hadden wy al gelegenheid gehad om te Roosendaal met den leider onzer bedevaart, die aan zyn insigne dadelijk te herkennen was, ons be vriend te maken, het ware toen vergeefsch werk geweest om den speurzin der opmerkers te prikkelen en hen te trekken naar de behendige manier van doen, waarmee onze directeur ieders plaats aanwees (wy waren met 170 pelgrim»), ieders spoorkaartje uit reikte en daarby nog ieders vragen beant woordde. Ook zelfs in het eerste uur na de afreis viel daar niet over te epreken. De gedachten waren nog te veel verdeeld, liepen te ver uiteen, waren te ver afgedwaald, misschien wel naar huis toe. Maar eenmaal de onrechtvaardige daad bekent. Nieuw zijn de.gegevens allerminst, zoo dat het op de uitwerking daarvan alléén aankomt. De eerste novelle, „Drankellende" achten wij het beste geslaagd. Natuurlijk van compositie, wist Christine Vetter dit verhaal goed uit te werken, zoodat het als een waarschijnlijk stuk menschenleven voor onzen geest komt te staan. De meeste menschen in dit verhaal zijn menschen van vleesch en bloed, geen speelpoppen, welke men laat dansen naar eigen wille keur en inzicht. De taal, welke ze spreken, is over het algemeen natuurlijk en frisch en het gewestelijke idioom geeft er een warmer tintje aan. Levendige tafereeltjes komen in „Drankellende" voor. Op haar best is de schrijfster, wanneer zij het gewone volk laat optreden. De taal, de redeneeringen welke die menschen erop nahouden, zijn goed beluisterd en zeer kenschetsend en natuurlijk weergegeven. Daar spreken wer kelijk menschen uit achterbuurten en gore steegjes, daar ziet men ze leven, in al hun doen en laten. Christine Vetter wachte zich echter voor overdrijving en hier raken wij een punt aan, dat voor alle drie novellen geldt. Wij weten wel, dat het niet op de eerste plaats de bedoeling was van de schrijfster, om letterkundig werk te leveren, maar dat zij voornamelijk door ontspanning wilde stich ten telkens immers komt de tendenz duidelijk voor den dag doch de schrijfster gebruikt als middel toch de novelle, een vorm der eigenlijke letterkunde dus, en daarom mogen er aan haar ook eischen gesteld worden voor dien letterkundigen vorm zelf. Een fout in de compositie vinden wij het, dat de schrijfster bijna zonder uitzondering de lichtzijden te fel belicht, wanneer zij een schaduwkant scherp wil doen uitkomen. Zij maakt in hare ver halen bijna een natuurlijk onderscheid tusschen goede en slechte menschen, het geen intusschen de natuurlijkheid niet be vordert. Aan dén eenen kant allemaal suikerzoete wezens, engelachtige menschen, aan den anderen kant minder brave sterve lingen. De priesters en kloosterzusters, welke Christine Vetter laat optreden, zijn allen heele, of minstens halve heiligen, hetgeen best waar kan zijn, doch dat uiterlijk dan toch niet steeds waarneembaar is. Dit is een verkeerde eigensehap der schrijfster, wijl alle overdrijving, ook in het goede, schade doet aan de natuurlijk heid en waarheid. Verder is Christine Vetter allesbehalve afkeerig van een melo dramatisch effectje! Of zij zich hiertoe liet verleiden, omdat zij w/Arverhalen schreef, of dat het een aangeleerd gebrek is, weten wij niet, doch een feit is, dat er te veel met het goedkoope, melodramatische effect wordt gewerkt. Drie bestaat uit drie no vellen en in die novellen gaan niet minder dan zeven menschen doodIn „Drank ellende" sterven moeder en de twee kin deren, in „Verdenking" moeder en dochter, in „Hebzucht" vader en moeder. Nu weten wij wel, dat met den, dood het aardsche leven gedaan is, maar een schrijver moet toch niet steeds het sterfbed noodig hebben, om een „einde" aan het verhaal te krijgen Vroeger nam men gewoonlijk het meer vroolijke slot te baat, dat „ze elkaar kregen", de moderne schrijver wake ervoor, dat hij niet in een ander, en dan op slot van zaken toch zeker droeviger uiterste vervalle, de dood! Doch genoeg critiek, want gelijk wij boven resds opmerkten, was het niet de bedoeling van Christine Vetter, om op de eerste plaats kunst te leveren. Zij wilde slechts stichten en gebruikte daartoe den verhaalvorm. Op den inhoud komt het dus meer aan dan op den vorm. De inhoud nu is boven allen lof verheven en wij kennen dan ook geen verhalen, welke meer nut zullen stichten dan deze drie novellen. Alle drie ademen zij een diep godsdien* stigen geest en de schrijfster is er goed in geslaagd, om hetgeen zij wilde leeren en waarvoor zij wilde waarschuwen, in pret- tigen vorm voor de lezers smakelijk te maken. Voor velen zal dit boek zijn eene ernstige waarschuwing en een aansporing tevens, om op christelijke wijze, rechtvaardig, door het leven te gaan, want deze grepen uit het leven, door Christine Vetter niet zelden fijn aangezet en breed uitgewerkt, spreken luide voor zich zelf. Dat is dan ook de grootste verdienste van Drie, daarom hopen wij ook, dat zeer velen deze verhalen zuÜen lezen en daarom roepen wij Christine Vetter een hartelijk tot weerziens toe!

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Ons Blad : katholiek nieuwsblad voor N-H | 1908 | | pagina 5